Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31993R3491

    Verordening (EG) nr. 3491/93 van de Raad van 13 december 1993 houdende een aantal uitvoeringsbepalingen van de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid- Staten, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds

    PB L 319 van 21.12.1993, p. 1–3 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1993/3491/oj

    31993R3491

    Verordening (EG) nr. 3491/93 van de Raad van 13 december 1993 houdende een aantal uitvoeringsbepalingen van de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid- Staten, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds

    Publicatieblad Nr. L 319 van 21/12/1993 blz. 0001 - 0003
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 23 blz. 0195
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 23 blz. 0195


    VERORDENING (EG) Nr. 3491/93 VAN DE RAAD van 13 december 1993 houdende een aantal uitvoeringsbepalingen van de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Overwegende dat op 16 december 1991 te Brussel een Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds, is ondertekend;

    Overwegende dat, in afwachting van de inwerkingtreding van de Europa-Overeenkomst, de in deze Overeenkomst vervatte bepalingen inzake de handel en aanverwante zaken sinds 1 maart 1992 worden toegepast krachtens de op 16 december 1991 te Brussel ondertekende Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds (1);

    Overwegende dat, naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad te Kopenhagen van 21 en 22 juni 1993 met betrekking tot nieuwe handelsconcessies ten voordele van de landen in Midden- en Oost-Europa, sinds 1 juli 1993 een Aanvullend Protocol bij de Interimovereenkomst en de Europa-Overeenkomst (2) wordt toegepast, in afwachting van de afronding van de sluitingsprocedure;

    Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 519/92 (3) voorziet in procedures voor de toepassing van de Interimovereenkomst;

    Overwegende dat het nodig is de uitvoeringsbepalingen vast te stellen voor verschillende bepalingen van de Europa-Overeenkomst, waarbij de in Verordening (EEG) nr. 519/92 vervatte bepalingen worden overgenomen;

    Overwegende dat het ten aanzien van de maatregelen inzake handelsbescherming wenselijk is bijzondere bepalingen vast te stellen met betrekking tot de algemene voorschriften die met name zijn vastgelegd in Verordening (EEG) nr. 288/82 van de Raad van 5 februari 1982 inzake de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (4) en in Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (5), voor zover zulks op grond van de bepalingen van de Europa-Overeenkomst noodzakelijk is;

    Overwegende dat, bij het beraad om vast te stellen of er een vrijwaringsmaatregel moet worden genomen, rekening dient te worden gehouden met de verbintenissen welke in de Europa-Overeenkomst zijn neergelegd;

    Overwegende dat de procedures met betrekking tot de in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bedoelde vrijwaringsclausules eveneens van toepassing zijn;

    Overwegende dat in Protocol nr. 1 bij de Europa-Overeenkomst bijzondere voorschriften betreffende de vrijwaringsmaatregelen voor textielprodukten zijn opgenomen;

    Overwegende dat het wenselijk is een aantal bijzondere procedures voor de toepassing van vrijwaringsmaatregelen in de landbouwsectoren in te voeren,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    TITEL I Landbouwprodukten

    Artikel 1

    Voor de onder bijlage II bij het Verdrag vallende landbouwprodukten waarvoor in het kader van de gemeenschappelijke marktordening een heffingsregeling geldt, alsmede voor de produkten van de GN-codes 0711 90 50 en 2003 10 10 worden de uitvoeringsbepalingen van artikel 20, leden 2 en 4, van de Europa-Overeenkomst, hierna de "Overeenkomst" genoemd, vastgesteld volgens de procedure van artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 (1) of van de overeenkomstige bepalingen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten. Deze bepalingen kunnen voorzien in de invoering van een regeling van invoercertificaten in de sectoren waarvoor de gemeenschappelijke marktordening niet in dergelijke certificaten voorziet.

    TITEL II Beschermende maatregelen

    Artikel 2

    De Raad kan, volgens de procedure van artikel 113 van het Verdrag, besluiten zich tot de bij de Overeenkomst ingestelde Associatieraad te wenden met betrekking tot de maatregelen bedoeld in de artikelen 28 en 117, lid 2, van de Overeeenkomst. In voorkomend geval stelt de Raad maatregelen vast volgens dezelfde procedure.

    De Commissie kan de daartoe strekkende voorstellen uit eigen beweging of op verzoek van een Lid-Staat indienen.

    Artikel 3

    1. In geval van praktijken die toepassing door de Gemeenschap van de in artikel 62 van de Overeenkomst bedoelde maatregelen kunnen rechtvaardigen, spreekt de Commissie zich, na behandeling van het dossier, op eigen initiatief of op verzoek van een Lid-Staat, uit over de verenigbaarheid van deze praktijken met de Overeenkomst. In voorkomend geval stelt zij aan de Raad voor vrijwaringsmaatregelen te nemen. De Raad beslist volgens de procedure van artikel 113 van het Verdrag; indien het evenwel gaat om subsidies waarop Verordening (EEG) nr. 2423/88 van toepassing is, worden genoemde vrijwaringsmaatregelen genomen overeenkomstig de in die verordening vastgestelde procedures. Maatregelen worden alleen genomen onder de voorwaarden vermeld in artikel 62, lid 6, van de Overeenkomst.

    2. In geval van praktijken die de Gemeenschap zouden kunnen blootstellen aan door Hongarije overeenkomstig artikel 62 van de Overeenkomst genomen maatregelen, spreekt de Commissie zich, na behandeling van het dossier, uit over de verenigbaarheid van deze praktijken met de beginselen neergelegd in de Overeenkomst. Zij neemt in voorkomend geval passende besluiten op basis van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de artikelen 85, 86 en 92 van het Verdrag.

    Artikel 4

    In geval van praktijken op grond waarvan door de Gemeenschap de in artikel 29 van de Overeenkomst bedoelde maatregelen kunnen worden toegepast, wordt volgens de in Verordening (EEG) nr. 2423/88 vastgestelde voorschriften en met inachtneming van de procedure van artikel 33, lid 2 en lid 3, onder b) of d), van de Overeenkomst, besloten tot de instelling van anti-dumpingmaatregelen.

    Artikel 5

    1. Wanneer een Lid-Staat de Commissie verzoekt om toepassing van vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 30 of artikel 31 van de Overeenkomst, verstrekt hij de Commissie alle nodige inlichtingen ter staving van zijn verzoek. Indien de Commissie besluit geen vrijwaringsmaatregelen toe te passen, stelt zij de Raad en de Lid-Staten binnen een termijn van vijf werkdagen na de datum van ontvangst van het verzoek van de Lid-Staat daarvan in kennis.

    Iedere Lid-Staat kan de door de Commissie genomen beslissing binnen een termijn van tien werkdagen na de mededeling van die beslissing aan de Raad voorleggen.

    Indien de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen zijn voornemen te kennen geeft een andere beslissing te nemen, deelt de Commissie Hongarije dit onverwijld mede en stelt zij dat land in kennis van de opening van het in artikel 33, leden 2 en 3, van de Overeenkomst bedoelde overleg in het kader van de Associatieraad.

    De Raad kan binnen 20 werkdagen na de beëindiging van het overleg met Hongarije in het kader van de Associatieraad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andere beslissing nemen.

    2. De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie, hierna "Comité" genoemd.

    Het Comité komt bijeen op uitnodiging van zijn voorzitter. Deze verstrekt de Lid-Staten zo spoedig mogelijk alle dienstige inlichtingen.

    3. Wanneer de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van een Lid-Staat, constateert dat er vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 30 of artikel 31 van de Overeenkomst dienen te worden toegepast

    - stelt zij de Lid-Staten daarvan onverwijld in kennis wanneer zij op eigen initiatief optreedt, of binnen een termijn van vijf werkdagen na de datum van ontvangst van dit verzoek, indien zij optreedt op verzoek van een Lid-Staat,

    - raadpleegt zij het Comité,

    - stelt zij daarvan tegelijkertijd Hongarije in kennis en deelt zij de Associatieraad mede dat het in artikel 33, leden 2 en 3, van de Overeenkomst bedoelde overleg wordt geopend,

    - verstrekt zij de Associatieraad tegelijkertijd alle voor dit overleg vereiste inlichtingen.

    4. Het overleg in de Associatieraad wordt in ieder geval als beëindigd beschouwd bij het verstrijken van een termijn van 30 dagen vanaf de in lid 1, vierde alinea, of in lid 3 bedoelde mededeling.

    Na het overleg of, in voorkomend geval, bij het verstrijken van de termijn van 30 dagen, kan de Commissie, indien er geen andere regeling kon worden getroffen, na raadpleging van het Comité, passende maatregelen voor de tenuitvoerlegging van artikel 30 of artikel 31 van de Overeenkomst nemen.

    5. De in lid 4 bedoelde beslissing wordt onmiddellijk medegedeeld aan de Raad, aan de Lid-Staten en aan Hongarije; er wordt eveneens kennisgeving van gedaan aan de Associatieraad.

    Zij is onmiddellijk van toepassing.

    6. Iedere Lid-Staat kan de in lid 4, tweede alinea, bedoelde beslissing van de Commissie aan de Raad voorleggen binnen een termijn van tien werkdagen na de mededeling van die beslissing.

    7. Indien de Commissie tien werkdagen na het einde van het overleg in de Associatieraad of, in voorkomend geval, het verstrijken van de termijn van 30 dagen, geen beslissing in de zin van lid 4, tweede alinea, heeft genomen, kan iedere Lid-Staat die een verzoek overeenkomstig lid 3 bij de Commissie heeft ingediend, de kwestie aan de Raad voorleggen.

    8. In de gevallen genoemd in de leden 6 en 7 kan de Raad binnen twee maanden met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andere beslissing nemen.

    Artikel 6

    1. In geval van uitzonderlijke omstandigheden in de zin van artikel 33, lid 3, onder d), van de Overeenkomst kan de Commissie onmiddellijk vrijwaringsmaatregelen treffen in de in artikel 30 of artikel 31 van de Overeenkomst bedoelde gevallen.

    2. Indien een Lid-Staat een verzoek voorlegt aan de Commissie, beslist deze hierover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek.

    De Raad en de Lid-Staten worden in kennis gesteld van de beslissing van de Commissie.

    3. Iedere Lid-Staat kan de beslissing van de Commissie volgens de in artikel 5, lid 6, omschreven procedure voorleggen aan de Raad.

    De in artikel 5, leden 7 en 8, omschreven procedure is van toepassing.

    Indien de Commissie binnen de in lid 2 vermelde termijn geen beslissing heeft genomen, kan elke Lid-Staat die een verzoek aan de Commissie heeft voorgelegd, de kwestie overeenkomstig de in de eerste en tweede alinea van dit lid omschreven procedures aan de Raad voorleggen.

    Artikel 7

    De in de artikelen 5 en 6 vermelde procedures zijn niet van toepassing op de produkten waarop Protocol nr. 1 bij de Overeenkomst van toepassing is.

    Artikel 8

    Wanneer het op grond van de omstandigheden noodzakelijk is maatregelen voor landbouwprodukten uit hoofde van artikel 21 of artikel 30 van de Overeenkomst of van de bepalingen in de bijlagen met betrekking tot deze produkten te nemen, worden deze maatregelen, in afwijking van de artikelen 5 en 6, vastgesteld volgens de procedures van de verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten en van de specifieke voorschriften die zijn vastgesteld op de grondslag van artikel 235 van het EG-Verdrag en die gelden voor goederen verkregen door verwerking van landbouwprodukten, onder voorbehoud van de naleving van de voorwaarden die zijn gesteld in artikel 21 of artikel 33, leden 2 en 3, van de Overeenkomst.

    Artikel 9

    De Commissie verricht namens de Gemeenschap de in de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan de Associatieraad.

    Artikel 10

    Deze verordening vormt geen beletsel voor de toepassing van de in het Verdrag, met name in de artikelen 109 H en 109 I, bedoelde vrijwaringsmaatregelen volgens de daarbij vastgestelde procedures.

    Artikel 11

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Europa-Overeenkomst.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 13 december 1993.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    Ph. MAYSTADT

    (1) PB nr. L 116 van 30. 4. 1992, blz. 2.

    (2) PB nr. L 195 van 4. 8. 1993, blz. 43.

    (3) PB nr. L 56 van 29. 2. 1992, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2234/93 (PB nr. L 200 van 10. 8. 1993, blz. 4).

    (4) PB nr. L 35 van 9. 2. 1982, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2875/92 (PB nr. L 287 van 2. 10. 1992, blz. 1).

    (5) PB nr. L 209 van 2. 8. 1988, blz. 1.

    (6) Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (PB nr. L 181 van 1. 7. 1992, blz. 21). Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2193/93 van de Commissie (PB nr. L 196 van 5. 8. 1993, blz. 22).

    Top