Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992R2080

Verordening (EEG) nr. 2080/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een communautaire steunregeling voor bosbouwmaatregelen in de landbouw

PB L 215 van 30.7.1992, p. 96–99 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 02/07/1999; opgeheven door 399R1257

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1992/2080/oj

31992R2080

Verordening (EEG) nr. 2080/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een communautaire steunregeling voor bosbouwmaatregelen in de landbouw

Publicatieblad Nr. L 215 van 30/07/1992 blz. 0096 - 0099
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 43 blz. 0234
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 43 blz. 0234


VERORDENING (EEG) Nr. 2080/92 VAN DE RAAD van 30 juni 1992 tot instelling van een communautaire steunregeling voor bosbouwmaatregelen in de landbouw

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 42 en artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de bebossing van landbouwgrond niet alleen uit een oogpunt van grondgebruik en milieubescherming, maar ook als bijdrage tot de verkleining van het tekort aan bosbouwprodukten in de Gemeenschap en als complement van het op beheersing van de landbouwproduktie gerichte beleid van de Gemeenschap bijzonder belangrijk is;

Overwegende dat de ervaring op het gebied van de bebossing van landbouwgrond door landbouwers leert dat de bestaande steunregelingen ter bevordering van de bebossing ontoereikend zijn en dat de bebossing van aan de landbouwproduktie onttrokken grond in de afgelopen jaren weinig bevredigende resulaten heeft opgeleverd;

Overwegende dat het derhalve dienstig blijkt om de in titel VIII van Verordening (EEG) nr. 2328/91 van de Raad van 15 juli 1991 betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur (4) ingestelde maatregelen te vervangen door geschikter maatregelen om de bebossing van landbouwgrond op doeltreffende wijze te stimuleren;

Overwegende dat de voor financiering in aanmerking komende bedragen van de bebossingskosten moeten worden vastgesteld op een niveau dat overeenkomt met de in de Gemeenschap geconstateerde werkelijke bebossingskosten;

Overwegende dat de toekenning van een degressieve premie voor de eerste vijf jaar om de kosten van onderhoud van de nieuw beboste percelen te helpen dekken, de bebossing in belangrijke mate kan stimuleren;

Overwegende bovendien dat, om te bereiken dat in het belang van de ombuiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) meer landbouwgrond wordt bebost, premies moeten worden ingesteld om het inkomensverlies in de periode waarin de beboste landbouwpercelen van de landbouwers niet produktief zijn, te compenseren;

Overwegende dat in vele gevallen andere particulieren dan landbouwers landbouwgrond kunnen bebossen, en het wenselijk blijkt om op die categorie gerichte stimulerende maatregelen vast te stellen; dat derhalve een premie per hectare moet worden ingevoerd voor bebossing van landbouwgrond door andere particulieren dan landbouwers;

Overwegende dat in vele gebieden van de Gemeenschap landbouwgrond kan worden bebost door de overheid, en met name de gemeenten; dat bebossing voor rekening van de overheid bijgevolg moet worden gesteund en geïntensiveerd;

Overwegende dat aanplantingen van snelgroeiende soorten met korte omloop over het algemeen vrij rendabel zijn; dat derhalve bij aanplant van deze soorten kan worden volstaan met de toekenning van een communautaire bijdrage in de kosten van bebossing door hoofdberoepslandbouwers;

Overwegende dat verbetering van de beboste percelen op landbouwbedrijven kan bijdragen tot een betere inkomenssituatie voor degenen die in de landbouw werkzaam zijn; dat in verband met de structuur en de specifieke problemen van de kurkproduktie de maatregelen voor het behoud, de verdichting en de verbetering van de bestaande kurkeikopstanden moeten worden geïntensiveerd;

Overwegende dat de Gemeenschap, aangezien zij bijdraagt in de financiering van de actie, zich ervan moet kunnen vergewissen dat de door de Lid-Staten ter uitvoering van de actie vastgestelde bepalingen aan de doelstellingen van de actie beantwoorden; dat daartoe in het bij Beschikking 89/367/EEG van de Raad (5) ingestelde Permanent Comité voor de bosbouw een structuur voor samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie moet worden gecreërd;

Overwegende dat de voor de tenuitvoerlegging van deze verordening beschikbare middelen dienen te worden toegevoegd aan die welke zijn uitgetrokken voor de tenuitvoerlegging van de acties in het kader van de voorschriften betreffende de structuurfondsen, en met name de acties die betrekking hebben op de regio's die onder de in artikel 1, onder 1 en 5 b), van Verordening (EEG) nr. 2052/88 (6) omschreven doelstellingen vallen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel van de steunregeling

Een door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, medegefinancierde communautaire steunregeling wordt ingesteld ten einde

- de wijzigingen in de marktordeningen te flankeren,

- bij de dragen tot een verbetering, op termijn, van het bosbouwbestand,

- bij te dragen tot een natuurbeheer dat beter in overeenstemming is met het milieubehoud,

- het broeikaseffect te bestrijden en kooldioxyde te absorberen.

Deze communautaire steunregeling beoogt:

a) het alternatief gebruik van landbouwgrond door bebossing,

b) de ontwikkeling van de bosbouw in landbouwbedrijfsverband.

Artikel 2

Steunregeling

1. De steunregeling kan omvatten:

a) steun ter dekking van de bebossingskosten;

b) een jaarlijkse premie per beboste hectare, ter dekking van de kosten voor het onderhoud van de beboste oppervlakte gedurende de eerste vijf jaar;

c) een jaarlijkse premie per hectare om inkomensverliezen ten gevolge van bebossing van landbouwgrond te compenseren;

d) steun voor investeringen ter verbetering van bospercelen, zoals de aanleg van windsingels, brandstroken, bluswatervoorzieningen en bosbedrijfswegen, en ter verbetering van kurkeikopstanden.

2. a) De in lid 1, onder a) en b), bedoelde steun kan worden verleend aan alle natuurlijke of rechtspersonen die landbouwgrond bebossen.

b) De in lid 1, onder c), bedoelde steun komt echter alleen voor financiering in aanmerking als hij wordt toegekend aan:

- landbouwbedrijfshoofden die geen steun ontvangen in het kader van de regeling inzake vervroegde uittreding als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2079/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een communautaire steunregeling voor vervroegde uittreding in de landbouwsector (7);

- elke andere natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon.

c) Voor aanplantingen van snelgroeiende soorten die op korte termijn kunnen worden geëxploiteerd, komt voor financiering alleen in aanmerking steun als bedoeld in lid 1, onder a), die wordt toegekend aan hoofdberoepslandbouwers welke voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2328/91 en op voorwaarde dat deze aanplantingen aangepast zijn aan de plaatselijke omstandigheden en verenigbaar zijn met het milieu.

d) Kerstsparaanplantingen komen niet voor financiering in aanmerking.

e) De in lid 1, onder d), bedoelde steun komt alleen voor financiering in aanmerking als hij wordt toegekend aan landbouwbedrijfshoofden of verenigingen van landbouwbedrijfshoofden.

3. Bovendien kan de regeling voorzien in een communautaire bijdrage in de kosten van door de bevoegde overheidsinstanties van de Lid-Staten uitgevoerde bebossing van landbouwgrond.

Artikel 3

Steunbedragen

Voor de in artikel 2 bedoelde steun worden de maximumbedragen die voor financiering in aanmerking komen, vastgesteld op:

a) met betrekking tot bebossingskosten:

- 2 000 ecu/ha voor de aanplant van eucalyptus;

- 3 000 ecu/ha voor de aanplant van naaldhout;

- 4 000 ecu/ha voor de aanplant van loofbomen of gemengde opstanden met ten minste 75 % loofbomen;

b) met betrekking tot de kosten voor onderhoud:

- 250 ecu/ha/jaar de eerste twee jaar en 150 ecu/ha/jaar de volgende jaren, voor naaldhoutopstanden;

- 500 ecu/ha/jaar de eerste twee jaar en 300 ecu/ha/jaar de volgende jaren, voor loofhoutopstanden of gemengde opstanden met ten minste 75 % loofbomen.

De Lid-Staten mogen de onder a) en b) genoemde steunbedragen samenvoegen en dit totaalbedrag verspreid over vijf jaar uitbetalen, op voorwaarde dat het onderhoud van de nieuwe aanplant veilig wordt gesteld;

c) met betrekking tot de premie ter compensatie van inkomensverliezen:

- 600 ecu/ha/jaar bij bebossing door een landbouwbedrijfshoofd of een groep van landbouwbedrijfshoofden die de grond voor de bebossing exploiteerde,

- 150 ecu/ha/jaar bij bebossing door een andere in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde begunstigde,

gedurende maximaal 20 jaar na de eerste aanplant;

d) met betrekking tot de kosten voor verbetering van bospercelen:

- 700 ecu/ha voor verbetering van bospercelen en aanleg van windsingels,

- 1 400 ecu/ha voor vernieuwing en verbetering van kurkeikopstanden,

- 18 000 ecu/km voor bosbedrijfswegen,

- 150 ecu/ha bospercelen voorzien van brandstroken en bluswatervoorzieningen.

Als hierboven bedoelde verbeteringskosten worden ook de kosten voor het aanpassen van landbouwmachines met het oog op de uitvoering van bosbouwwerkzaamheden in aanmerking genomen.

Wanneer een Lid-Staat daartoe een met redenen omkleed verzoek indient, kan de Commissie, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, volgens de procedure van artikel 5 besluiten de maximumbedragen voor verbetering van bospercelen en vernieuwing en verbetering van kurkeikopstanden te verhogen tot ten hoogste 1 200 ecu, respectievelijk 3 000 ecu.

Artikel 4

Steunprogramma's

1. De Lid-Staten leggen de in artikel 2 bedoelde steunregeling ten uitvoer via nationale of regionale meerjaren-programma's die de in artikel 1 vermelde doelstellingen beogen en waarin met name worden aangegeven:

- de bedragen en de looptijd van de in artikel 2 bedoelde steun op basis van de werkelijke uitgaven voor de bebossing en het onderhoud van de voor de bebossing gebruikte boomsoorten of -typen, of op basis van het inkomensverlies,

- de voorwaarden voor de toekenning van de steun, met name die welke de bebossing betreffen,

- de maatregelen die zijn genomen met het oog op de evaluatie van en de controle op de gevolgen voor het milieu en de verenigbaarheid met de criteria voor de ruimtelijke ordening,

- de aard van de reeds getroffen of overwogen begeleidende maatregelen,

- de maatregelen die zijn genomen met het oog op een doeltreffende voorlichting van landbouw- en plattelandskringen,

2. De Lid-Staten kunnen eveneens zoneplannen voor bebossing ten uitvoer leggen, waarin de verscheidenheid aan milieusituaties, natuurlijke omstandigheden en landbouwstructuren tot uiting komt.

De zoneplannen voor bebossing hebben met name betrekking op:

- de vaststelling van een bebossingsdoelstelling,

- de voorwaarden ten aanzien van de ligging en de groepering van de te bebossen percelen,

- de bosbouwpraktijken die moeten worden nageleefd,

- de selectie van boomsoorten die zijn aangepast aan de plaatselijke omstandigheden.

Artikel 5

Procedure voor het onderzoek van de programma's

1. De Lid-Staten stellen de Commissie vóór 30 juli 1993 in kennis van de ontwerpen van de in artikel 4 bedoelde nationale of regionale programma's en van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die reeds bestaan of die zij voornemens zijn vast te stellen ter uitvoering van deze verordening, vergezeld van een raming van de jaarlijkse uitgaven voor de tenuitvoerlegging van de programma's.

2. De Commissie onderzoekt de medegedeelde ontwerpen ten einde:

- na te gaan of deze, gelet op de doelstellingen van deze verordening en op het verband tussen de verschillende maatregelen, in overeenstemming zijn met deze verordening,

- te bepalen welke maatregelen voor medefinanciering in aanmerking komen,

- het totaalbedrag van de voor medefinanciering in aanmerking komende uitgaven vast te stellen.

3. De Commissie neemt op grond van de in lid 2 genoemde elementen een besluit over de goedkeuring van de nationale of regionale programma's. Daartoe dient de vertegenwoordiger van de Commissie een ontwerp-besluit in bij het bij Beschikking 89/367/EEG ingestelde Permanent Comité voor de bosbouw.

Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de Voorzitter kan bepalen naar gelang van de urgentie van het vraagstuk. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het door het Comité uitgebrachte advies, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval:

- kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten tot ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen.

- kan de Raad binnen de in de voorgaande alinea genoemde termijn met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

4. De Lid-Staten delen de Commissie de in artikel 4, zesde streepje, bedoelde bebossingsplannen mee.

Artikel 6

Percentage van de communautaire financiering

Het percentage van de communautaire medefinanciering bedraagt 75 % in de regio's die vallen onder de doelstelling bepaald in artikel 1, punt 1, van Verordening (EEG) nr. 2052/88 en 50 % in de overige regio's.

Artikel 7

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie stelt, in voorkomend geval, de uitvoeringsbepalingen van deze verordening vast volgens de procedure van artikel 5.

Artikel 8

Slotbepalingen

1. De artikelen 25, 26 en 27 van Verordening (EEG) nr. 2328/91 worden ingetrokken. Zij blijven evenwel van toepassing voor steun die is toegekend vóór de inwerkingtreding van de in artikel 4 van de onderhavige verordening bedoelde programma's.

2. Deze verordening doet niets af aan de mogelijkheid voor de Lid-Staten om te voorzien in bijkomende steun waarvan de toekenningsvoorwaarden of -bepalingen verschillen van die welke bij deze verordening zijn vastgesteld of waarvan de bedragen de in deze verordening vastgestelde maxima overschrijden, op voorwaarde dat deze steunmaatregelen in overeenstemming zijn met de artikelen 92, 93 en 94 van het Verdrag.

3. Drie jaar na de datum van inwerkingtreding in de Lid-Staten legt de Commissie een balans van de toepassing van deze verordening aan het Europese Parlement en de Raad voor.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 30 juni 1992.

Voor de Raad

De Voorzitter

Arlindo MARQUES CUNHA

(1) PB nr. C 300 van 21. 11. 1991, blz. 12.(2) PB nr. C 94 van 13. 4. 1992.(3) PB nr. C 98 van 21. 4. 1992, blz. 25.(4) PB nr. L 218 van 6. 8. 1991, blz. 1.(5) PB nr. L 165 van 15. 6. 1989, blz. 14.(6) PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 9.(7) Zie bladzijde 91 van dit Publikatieblad.

Top