EUR-Lex Prieiga prie Europos Sąjungos teisės

Grįžti į „EUR-Lex“ pradžios puslapį

Šis dokumentas gautas iš interneto svetainės „EUR-Lex“

Dokumentas 52020AE1450

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa (COM(2020) 103 final)

EESC 2020/01450

PB C 429 van 11.12.2020, p. 210—218 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

11.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 429/210


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa

(COM(2020) 103 final)

(2020/C 429/26)

Rapporteur:

Milena ANGELOVA

Corapporteur:

Panagiotis GKOFAS

Raadpleging

Europese Commissie, 22.4.2020

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Interne Markt, Productie en Consumptie

Goedkeuring door de afdeling

22.7.2020

Goedkeuring door de voltallige vergadering

18.9.2020

Zitting nr.

554

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

219/0/0

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met de langverwachte en noodzakelijke kmo-strategie. Het stelt de brede, systematische aanpak op prijs. Alle bestaande mechanismen, instrumenten en maatregelen die hun nut al hebben bewezen, worden op een rijtje gezet, bijgesteld en ingebed in een gemeenschappelijk, goed gecoördineerd kader. Het EESC verzoekt de Europese Commissie (hierna: EC) de strategie uit te voeren met behulp van een samenhangende, integrale en transversale aanpak waarin kleine en middelgrote ondernemingen (hierna: kmo’s) een centrale rol innemen bij alle belangrijke politieke beslissingen (zoals de Green Deal en de industriestrategie), bij het vaststellen van de EU-begroting en bij het invullen van het herstelplan voor Europa.

1.2.

Het EESC is bereid ertoe bij te dragen dat deze kmo-strategie snel op poten wordt gezet en pleit voor multilevelgovernance. Een taskforce voor kmo’s op EU-niveau waarbij meerdere directoraten-generaal betrokken zijn, moet ervoor zorgen dat:

het beginsel “Denk eerst klein” wordt toegepast op alle beleidsgebieden die kleine en middelgrote ondernemingen raken, met name het herstelplan voor Europa, het InvestEU-programma, het instrument voor solvabiliteitssteun en het Investeringsplan voor de Europese Green Deal;

de kmo-strategie 2.0 en de Small Business Act in het kader van het Europees Semester en het scorebord voor kmo’s naar behoren worden uitgevoerd en geëvalueerd;

de lidstaten zich naar behoren inspannen om de kmo-strategie uit te voeren, aangezien EU-beleid op dit gebied vaak heeft gefaald vanwege negatieve reacties, passiviteit, ontwijkend gedrag of overregulering op nationaal niveau; in dit verband moet bijzondere aandacht worden besteed aan de positie van de vrouw in de bedrijfsomgeving;

organisaties die kleine en middelgrote ondernemingen en sociale partners vertegenwoordigen een centrale, grotere rol toebedeeld krijgen en een constructieve bijdrage kunnen leveren, een aspect dat in het huidige voorstel van de EC enigszins onderbelicht is;

dat ecosystemen pas als financieringsprioriteit worden aangewezen na uitgebreide raadpleging van organisaties die kleine en middelgrote ondernemingen op EU-, nationaal en regionaal niveau vertegenwoordigen teneinde te waarborgen dat dit de werkelijke situatie van kmo’s weerspiegelt, aangezien dit nogal een drastische stap lijkt te zijn.

1.3.

Aangezien dit voorstel vóór de uitbraak van COVID-19 is uitgebracht, vraagt het EESC de EC om een kmo-strategie 2.0 uit te brengen en daarin de steunmaatregelen voor kmo’s mee te nemen die in het herstelplan voor Europa zijn voorzien om hen te helpen de negatieve gevolgen van de lockdown, afstandsregels en gezondheidsmaatregelen voor hun bedrijf te ondervangen en zich snel te herstellen. Het EESC is verheugd over de instelling van een nieuwe faciliteit voor herstel en veerkracht die aan de EU-begroting wordt gekoppeld, maar wil graag de zekerheid dat alle noodlijdende kmo’s hiermee worden bereikt, te weten door steunmaatregelen op maat te treffen. Dit vergt een bredere beleidsherziening en gerichtere, meer gedetailleerde voorstellen voor het opvoeren van de digitalisering, innovatiekracht en duurzaamheid bij kmo’s.

1.4.

De kmo-strategie 2.0 vergt een sterk uitvoeringskader en een sterke beleidssamenhang. Het EESC stelt voor dat de EC, de Raad, het EP, de overlegorganen en de EU-agentschappen/-bureaus samen een meerjarige routekaart voor de uitvoering opstellen. Die moet specifieke mijlpalen en een tijdlijn voor korte-, middellange- en langetermijndoelen bevatten.

1.5.

Het EESC dringt erop aan kmo-organisaties meer te betrekken bij de uitvoering van de kmo-strategie, onder meer door een EU-programma op te zetten dat kmo-organisaties en sociale partners capaciteitsopbouw en steun verstrekt voor gezamenlijke acties die fungeren als één loket voor informatie en technische bijstand, door hen nauw te betrekken bij het aanwijzen en monitoren van de kmo-gezanten, en door een monitoringsysteem in te voeren om na te gaan hoe doeltreffend deze gezanten zijn. Om de adviserende rol van het Enterprise Europe Network (EEN) voor kmo’s te vergroten, zoals de EC voor ogen staat, met name voor een duurzame transitie, moet het EEN ingrijpend worden hervormd aangezien dit in de meeste lidstaten de kmo’s niet bereikt, en ambachtelijke bedrijven in ieder geval niet. Het EESC meent dat de uitvoering en effectiviteit van de strategie op gezette tijden moet worden gemonitord en kritisch moet worden beoordeeld door een speciaal aan te wijzen onafhankelijk EU-waarnemingscentrum. Zo kunnen indien nodig meteen corrigerende maatregelen worden uitgewerkt en voorgesteld.

2.   Algemene opmerkingen en een toekomstgerichte aanpak

2.1.

Het EESC verzoekt de EC en de lidstaten met klem toe te zien op een effectieve uitvoering van maatregelen ter bevordering van het concurrentievermogen en de innovatiekracht van kleine en middelgrote ondernemingen en ter verbetering van hun totale factorproductiviteit, alsook hun dagelijkse bedrijfsvoering te ondersteunen. Gelet op het belang van innovatie en digitalisering wijst het EESC erop dat de meeste kmo’s in de EU dringend steun nodig hebben om hun technologie te moderniseren, hun HR-problematiek op te lossen en hun prestaties te verbeteren.

2.2.

Het EESC waardeert de intentie van de EC om maatregelen te treffen die op de specifieke behoeften van alle subgroepen van kmo’s toegespitst zijn, zoals waardescheppende bedrijven, micro-, kleine, overheids-, familie- en traditionele bedrijven, bedrijven die in afgelegen gebieden actief zijn, zelfstandigen en ambachtelijke bedrijven, alsook kmo’s in de sociale economie. Dit is namelijk een belangrijke succesfactor.

2.3.

Alle componenten van het Europese herstelfonds die op kmo’s gericht zijn, moeten systematisch worden gemonitord om er zeker van te zijn dat deze ondernemingen hieruit de nodige steun ontvangen, zoals uit het nieuwe instrument voor solvabiliteitssteun.

2.4.

Het EESC verzoekt de EC om een realistische meerjarige routekaart voor de uitvoering op te stellen, bestaande uit de nodige middelen en maatregelen, raadplegingen, gezamenlijke actie met de sociale partners, een onafhankelijk voortgangsrapport, monitoring en effectbeoordelingsmechanismen. De digitale transitie heeft alleen kans van slagen wanneer de ambitieuze voorstellen voor een digitaal Europa en de Horizon Europa-programma’s in het volgende meerjarig financieel kader beter zijn toegespitst op kmo’s en een eerlijkere geografische spreiding hebben. Het EESC benadrukt hoe belangrijk het is dat financierings- en steunmaatregelen op efficiënte wijze hun weg vinden naar micro-ondernemingen, waaronder traditionele bedrijven.

3.   Pijler 1

3.1.

Het EESC is ermee ingenomen dat de noodzaak wordt onderkend om de steunmaatregelen op kmo’s toe te spitsen, teneinde hen te helpen om op een klimaatneutrale, bronnenefficiënte, digitaal vaardige en slagvaardige manier te floreren. Duurzaamheidsadviseurs en digitale vrijwilligers kunnen kmo’s helpen digitaal vaardig te worden, hun technologie bij te werken, zich op een geslaagde transitie naar duurzaamheid voor te bereiden en om bronnenefficiënte, klimaatneutrale oplossingen te vinden. Hun rol en verantwoordelijkheden moeten door EU-, nationale en regionale kmo-organisaties worden gefaciliteerd en verruimd.

3.2.

Het EESC waardeert de speciale rol die de sociale partners toebedeeld krijgen en hoopt dat het partnerschapsbeginsel verder wordt versterkt en dat de lidstaten dit effectiever zullen toepassen. EU-, nationale en lokale kmo-organisaties moeten er mede voor zorgen dat kmo’s niet alleen weet hebben van de voor hen bestemde steunmaatregelen, maar ook begrijpen wat deze inhouden. Denk daarbij met name aan (de grote meerderheid) kmo’s die uit traditionele bedrijven en/of micro-ondernemingen bestaan en/of in afgelegen of plattelandsgebieden actief zijn, en die de digitale revolutie moeten zien bij te houden. Het EESC is bereid zijn steun te verlenen om deze organisaties en de sociale partners in het kader van de sociale dialoog op te nemen in een netwerk voor het verzamelen en uitwisselen van goede praktijken en ideeën voor steunmaatregelen en specifiek sociaal overleg.

3.3.

Het EESC is verheugd over de diversiteit aan mechanismen voor het faciliteren van de overgang van kmo’s naar een duurzame/circulaire economie en de naleving van de desbetreffende wetgeving. Het EESC benadrukt hoe belangrijk het is dat het CEAP (Circular Economy Action Plan, Actieplan voor de circulaire economie) snel zijn beslag krijgt en dat een ambitieuze koolstofbodemprijs wordt ingevoerd, alsook een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens. Het EESC onderstreept de steun die het mechanisme voor een rechtvaardige transitie kan bieden ten behoeve van de opkomst van een nieuwe economie en adviseert bij negatieve gevolgen zo nodig sociale en steunmaatregelen te nemen om te voorkomen dat de meest kwetsbare groepen onder de crisis en de transitie naar een koolstofarme circulaire economie lijden, waaronder steun voor het bedrijfsleven, met name voor kmo’s. Om kleine en middelgrote ondernemingen aan te sporen groener te worden, moet hun potentieel voor radicale, disruptieve innovatie worden aangesproken, zodat de groene transitie gestalte krijgt. Met de juiste materiële en wettelijke ondersteuning kunnen kmo’s veel sneller dan grote bedrijven munt slaan uit innovatieve, duurzame praktijken.

3.4.

Een effectief beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten (Intellectual Property Rights, IPR) is van doorslaggevend belang voor het succes van innovatieve bedrijven, vooral van kmo’s en start-ups. IPR, waaronder octrooien, handelsmerken, auteursrechten en andere vormen van knowhow, dienen bij veel kmo’s standaard deel uit te gaan maken van hun bedrijfsstrategie. Bedrijven hebben een degelijk en betrouwbaar IPR-kader nodig dat bij het digitale tijdperk past. Het eengemaakte EU-octrooisysteem moet snel operationeel worden, zodat dit rechtszekerheid biedt en kmo’s in staat stelt om hun uitvindingen tegen redelijke kosten en geringe administratieve lasten te ontwikkelen en te beschermen. Een gezamenlijke aanpak van de EC, de lidstaten en het Europees Octrooibureau (EOB) om de diensten voor het aanvragen van octrooien (inclusief financiële bijstand) uit te breiden, de toegang van kmo’s tot de rechter bij octrooiinbreuken te verbeteren, met name door middel van een preventief verzekeringssysteem, en om de beroepsprocedure bij het EOB te herzien, is van essentieel belang om de ontwikkeling en bescherming van de knowhow van kmo’s verder te versterken.

3.5.

Ondernemingsgeest is de drijvende kracht van kleine en middelgrote ondernemingen. Het EESC verzoekt de EC om zich meer te richten op het bevorderen, verbeteren en cultiveren van initiatieven van ondernemers, ondernemingsgeest en het nemen van weloverwogen risico’s, alsook op het verbeteren van het imago van ondernemers in financiële nood. Voorlichting en cursussen voor ondernemers zijn weliswaar in alle vormen belangrijk, maar het is ook nodig meer aandacht te schenken aan maatschappelijke waardering voor de rol van ondernemer, bijvoorbeeld door goede voorbeelden en rolmodellen voor het voetlicht te brengen. Bijscholing en cursussen voor ondernemers moeten worden aangemoedigd. De strategie kan maatregelen behelzen voor de verdere bevordering van arbeidsmobiliteit binnen de EU en met derde landen, alsook andere instrumenten naast de vereenvoudigde EU-visumregeling onderzoeken. De EC moet samen met de lidstaten voorzien in een op innovatie gerichte infrastructuur voor kleine en middelgrote ondernemingen, dat wil zeggen laboratoria, ICT-faciliteiten, kantoorgebouwen, wettelijke steun en steun op het gebied van de intellectuele eigendom. Dit kan drempelverlagend werken voor start-ups en ondernemers in deeltijd. De EC kan ook overheidsinstanties aanmoedigen om te zorgen voor omgevingen waar kleine en middelgrote ondernemingen hun prototypes kunnen testen. Dit komt de financiering van innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen ten goede omdat het technische risico voor investeerders minder hoog is. Bovendien is het belangrijk invloed uit te oefenen op het onderwijsprogramma van scholen teneinde kennis over effectieve vaardigheden te vergaren.

3.6.

HR (human resources) is een belangrijke beslissende factor voor het concurrentievermogen, zeker van kmo’s omdat zij qua organisatie, management en financiën meestal minder goed toegerust zijn om gekwalificeerd personeel aan te trekken, te motiveren en aan zich te binden. Het EESC benadrukt dan ook dat het zeer belangrijk is kmo’s te helpen bij het werven van ervaren en bekwaam personeel, ook in financieel opzicht, en rekent erop dat dit wordt opgenomen in het specifieke onderdeel voor kmo’s van het toekomstige pact voor vaardigheden. Het EESC onderschrijft de gedeelde verantwoordelijkheid van de overheid, werkgevers, regio’s en werknemers voor bij-/omscholing. Beroepsonderwijs en -opleiding moet een eersteklasoptie worden, samen met het bevorderen van tertiair onderwijs, ter ondersteuning van de transitie voor de arbeidsmarkt. Het is belangrijk onderwijsprogramma’s op het gewenste eindresultaat te oriënteren aangezien dit bijdraagt aan een tijdige en effectieve transitie.

3.7.

De digitale capaciteiten van kmo’s verbeteren is van cruciaal belang. Dit moet als eerste worden aangepakt bij de kmo’s die het minst voorbereid zijn, te weten micro-ondernemingen en zeer traditionele bedrijven die niet of nauwelijks ervaring met digitalisering hebben. Zij vormen de doelgroep van digitale stoomcursussen, zowel de ondernemers zelf als hun werknemers. Hun verdere behoeften moeten worden meegenomen bij het inrichten van de digitale-innovatiehubs (DIH’s) zodat zij hun beroepsvaardigheden kunnen uitbreiden en aanscherpen en bedreven technologiegebruikers worden. Deze DIH’s moeten voldoende toegerust zijn om kleine en middelgrote ondernemingen te helpen bij de uitvoering van risicobeoordelingen en moeten gegevens efficiënt kunnen beschermen. Het EESC staat achter de aangekondigde Europese datastrategie, bedoeld om gegevens breder toegankelijk te maken en dataverkeer tussen bedrijven en overheden te faciliteren. Vrij verkeer van gegevens moet gewaarborgd zijn. Gegevensuitwisseling tussen bedrijven moet worden aangemoedigd om de samenwerking binnen waardeketens te verbeteren en kansen te scheppen om onze economie te versterken met beter beschikbare en beter toegankelijke gegevens (bij de overheid of in de waardeketen) over datadeling en -portabiliteit.

3.8.

Het breedbandnetwerk in de EU — als essentiële randvoorwaarde voor digitalisering — moet op alle fronten worden uitgebreid, zodat bedrijven verder kunnen digitaliseren en niemand wordt uitgesloten. De EU boekt nog steeds te weinig vooruitgang hiermee, vooral in plattelandsgebieden met veel kmo’s. Daarom moet dit bij andere EU-brede initiatieven meteen vanaf het begin in aanmerking worden genomen zodat daar met concrete maatregelen op kan worden geanticipeerd.

3.9.

Het EESC roept op tot gerichte steunmaatregelen voor de digitalisering en verregaande connectiviteit van sectoren als de gezondheidszorg, het onderwijs, openbaar bestuur, levensmiddelen en landbouw, productie en vervoer. Wanneer we bedrijfsmodellen, processen, software en systemen anders gaan inrichten, moet deze digitale transformatie gestoeld zijn op openheid (dat wil zeggen niet-afhankelijkheid), eenvoud, data, automatisering, vertrouwen en beveiliging. Dit staat aan de basis van de leidende positie van de EU op klimaatgebied en bij het economisch herstel. De EU moet versneld investeren in energie-efficiëntie, vervoer, koolstofarme gebouwen en industriële processen, waar een sleutelrol is weggelegd voor digitalisering.

3.10.

Het EESC adviseert een versnelde implementatie van alomtegenwoordige, goed beveiligde hogecapaciteitsnetwerken, het aanmoedigen van particuliere investeringen en het verhogen van de financiering voor plattelands- en dunbevolkte gebieden. Geplande frequentietoewijzingen die door de COVID19-crisis wellicht zijn uitgesteld, moeten alsnog versneld plaatsvinden zodra de normale gang van zaken weer wordt hervat. Dat is ook het moment waarop regeringen voorrang moeten geven aan nieuwe frequentietoewijzingen — zowel met als zonder licentie — om draadloze connectiviteit verder te versterken.

4.   Pijler 2

4.1.

Het EESC is verheugd over de speciale aandacht voor kmo’s en de strikte toepassing van het eenmaligheidsbeginsel en het “digitaal als de norm”-beginsel. Het EESC verzoekt de EC om de nieuwe strategie ook uit te voeren op basis van het “Small Business Act”-beginsel en wijst erop dat elke vertraging in de uitvoering van steunmaatregelen voor kmo’s contraproductief zou zijn. Kleine en middelgrote ondernemingen hebben momenteel immers met meer uitdagingen te kampen dan ooit tevoren: de negatieve gevolgen van de COVID-19-uitbraak, felle concurrentie, een tekort aan gekwalificeerde arbeidskrachten, nieuwe arbeids- en consumptiepatronen, steeds complexere en intensievere informatiestromen, beperkte innovatiemogelijkheden, constante uitholling van de rol van ondernemers, wispelturige financiële markten, financieringsproblemen, sterke afhankelijkheid van de externe omgeving en een verzwakte onderhandelingspositie. Wat betreft de beoordeling van de impact van te sterk regulerende maatregelen op kmo’s, herhaalt het EESC zijn standpunt dat streefdoelen voor de beperking van de regelgevende lasten gebaseerd moeten zijn op een uitgebreide kmo-evaluatie, degelijke effectbeoordelingen en een alomvattende beoordeling, met inbegrip van een dialoog met het maatschappelijk middenveld en belanghebbenden. Het bestaande niveau van bescherming van burgers, consumenten, werknemers, investeerders en het milieu in een lidstaat mag niet ter discussie worden gesteld bij de uitvoering van de EU-wetgeving.

4.2.

De kwestie van betalingsachterstanden blijft een punt van aandacht. De geplande herziening van de richtlijn inzake betalingsachterstand is een belangrijke stap waarvoor belanghebbenden van kmo’s moeten worden geraadpleegd. Het kan nuttig zijn om op cultureel niveau in te grijpen teneinde het gewenste gedrag te stimuleren. Er kan bijvoorbeeld een speciale website worden opgezet waar bedrijven zich kunnen vastleggen op een aantal beginselen betreffende tijdige betalingen. Om kmo’s in bescherming te nemen tegen de sterkere onderhandelingspositie van grotere ondernemingen stelt het EESC de EC voor haar bepalingen voor oneerlijke b2b- en p2b-handelspraktijken uit te breiden en aan te scherpen, en deze tot alle sectoren uit te strekken, mogelijk als onderdeel van de mededingingswetgeving van de EU, met de optie dat kmo’s een vertrouwelijke klacht kunnen indienen bij een centrale autoriteit, waarvoor in het geval van de EU het DG Concurrentie de aangewezen dienst is.

4.3.

In het verlengde van eerdere adviezen spreekt het EESC zijn twijfel uit over het feitelijke nut van het netwerk van kmo-gezanten, dat lang niet in alle lidstaten volledig operationeel is, en over de werkelijke meerwaarde van dit netwerk. Het verdient eerder aanbeveling de rol van kmo-organisaties te verstevigen dan om een nieuwe rol te scheppen in de vorm van een EU kmo-gezant die evenmin garantie op kmo-vriendelijke bepalingen biedt. Het EESC stelt voor de nationale kmo-gezant te benoemen in overleg met de nationale kmo-organisaties, die nauwe contacten met de gezant moeten onderhouden en de gezant regelmatig verantwoording moeten laten afleggen. De uitvoering van de kmo-strategie 2.0 en de Small Business Act moeten in het Europees Semester en het scorebord voor kmo’s worden opgenomen.

4.4.

Regelgevingszandbakken zijn een nuttig instrument gebleken. Het EESC roept er dan ook toe op om deze vaker te gebruiken bij het invoeren van nieuwe bepalingen voor kmo’s en om deze meer onder de aandacht te brengen bij nationale wetgevers. De EC kan aangeven hoe, waar en waarom deze regelgevingszandbakken kunnen worden toegepast. Het kmo-gedeelte in de effectbeoordeling behoeft nog steeds verbetering teneinde ervoor te zorgen dat alle voorgestelde wetgeving kmo-vriendelijk is. Het nieuwe Fit for Future-platform van de EC moet vooral worden ingezet om te controleren op potentiële obstakels voor de sociaal-economische wederopbouw. De EU moet ook regelgevingszandbakken op EU-niveau opzetten. Dit moet de eengemaakte markt en de harmonisatie ten goede komen en innovatoren in heel Europa rechtszekerheid bieden voor innovatieve oplossingen. De EU heeft meer start-ups en innovatieve kmo’s dan de VS of China, maar diverse studies tonen aan dat deze bedrijven hun innovatieve oplossingen liever buiten Europa op de markt brengen. Daar hebben zij vele redenen voor, onder meer het gebrek aan financiële prikkels in Europa en de versnipperde eengemaakte markt. Op dit punt kunnen regelgevingszandbakken uitkomst bieden. Bedrijven krijgen dan meer impulsen om in Europa te blijven en hopelijk op lange termijn uit te groeien tot toonaangevende Europese ondernemingen.

4.5.

Overheidsopdrachten toegankelijker en kmo-vriendelijker maken voorkomt grensoverschrijdende criminaliteit en marktmisbruik. Door kleine en middelgrote ondernemingen aan te sporen zich actiever in solidaire, strategische en essentiële sectoren te bewegen, zoals de gezondheidszorg, goederen/diensten op het gebied van veiligheid, de luchtvaart en defensie, krijgen zij meer vaste grond aan de voeten in waardeketens. Dit past ook bij de gedachte van een open handelssysteem ter bestrijding van opkomend protectionisme. Bovendien heeft de COVID-19-uitbraak aangetoond hoe belangrijk het is om gediversifieerde toeleveringsketens te hebben én om deze binnen het eigen grondgebied te hebben. Het is van essentieel belang dat we kmo’s helpen om een plaats in dit proces te veroveren. We hebben tijdens de crisis ook op allerlei gebieden kunnen zien hoe kwetsbaar de eengemaakte markt nog steeds is. We hebben een actieplan nodig om ervoor te zorgen dat elke sector soepel draait, wat van groot belang is voor kmo’s, alsook om deze ondernemingen aan te sporen hun activiteiten actief naar externe markten uit te breiden.

4.6.

De EC moet zich ambitieuzere inspanningen getroosten om openbare aanbestedingen open te stellen voor kmo’s, om openbare aanbestedingen samen met openbaredienstverleners transparanter te maken en om erop toe te zien dat overheidsopdrachten aan de regels van de eengemaakte EU-markt voldoen. Het EESC stelt voor dit met name te doen door:

de participatie van kmo’s op te schroeven en voortdurend te monitoren;

administratieve procedures te vereenvoudigen en betere openbare en digitale diensten te bieden;

in elk land een centraal aanspreekpunt aan te wijzen waar klachten over of problemen met openbare aanbestedingen kunnen worden geregistreerd en gemonitord;

de toegang tot beroepsprocedures voor de uitslag van aanbestedingsprocedures te verbeteren.

4.7.

Evenzo moet de EU bij het onderzoeken van handelsbeschermingsinstrumenten blijven streven naar meer transparantie en nauwere samenwerking met het Europese bedrijfsleven in zijn algemeenheid en naar het faciliteren van de toegang van kleine en middelgrote ondernemingen tot deze instrumenten.

4.8.

Het EESC maakt zich zorgen om de problemen in de detailhandel, vooral tijdens de lockdowns vanwege COVID-19, en roept op tot gerichte steun- en bevorderingsmaatregelen.

4.9.

De enkele digitale toegangspoort moet kmo’s, samen met de éénloketsystemen in de lidstaten, van informatie en steun voorzien waarbij nationale en regionale kmo-organisaties hen kunnen helpen bij het vinden van passende oplossingen.

4.10.

Het faciliteren van de overdracht van bedrijven is zeer belangrijk, aangezien dit een hele generatie over de streep kan trekken om de continuïteit van hun familiebedrijf te verzekeren. Bovendien wordt het zo makkelijker om een bedrijf in andere handen te laten overgaan als de eigenaar/eigenaren niet de vaardigheden, middelen en ideeën heeft/hebben om het bedrijf draaiende te houden. In zulke gevallen valt ook te denken aan de uitkoop van bedrijven door werknemers via de oprichting van een coöperatie en andere vormen van eigendom van werknemers. Het is bijzonder belangrijk onderscheid te maken tussen de twee verschillende typen bedrijfsoverdrachten, aangezien de wetgeving op elke type een andere weerslag heeft. Het gaat enerzijds om de overdracht van bedrijven binnen de familie en anderzijds om de overdracht van bedrijven aan een externe partij. Beide hebben een eigen definitie. Het wetgevingskader moet flexibeler zijn zodat het makkelijker wordt om een bestaand bedrijf te kopen, waarmee momenteel grote risico’s, aanzienlijke kosten en ingewikkelde procedures gemoeid zijn. Grensoverschrijdende overdrachten van kmo’s verdienen extra aandacht. Deze transacties kampen met hoge kosten en grote verschillen tussen de wettelijke bepalingen in de betrokken lidstaten. Het EESC adviseert daarnaast om een Europees bedrijf 2.0 voor kmo’s in het leven te roepen in de vorm van een vernieuwde Europese besloten vennootschap (Societas Privata Europaea, SPE) teneinde grensoverschrijdende uitbreiding en schaalvergroting door kmo’s te vergemakkelijken.

4.11.

Om kmo’s in staat te stellen om alle vruchten van handelsovereenkomsten te plukken, pleit het EESC ervoor om voortaan bij bilaterale handelsbesprekingen tussen de EU en derde landen standaard een hoofdstuk aan kmo’s te wijden en om kmo-comités op te zetten voor het ontplooien van initiatieven voor het delen van informatie over vrijhandelsakkoorden en technische normen met kleine en middelgrote ondernemingen en voor het monitoren van het gebruik van vrijhandelsakkoorden door kmo’s in zowel de EU als in de andere bij het akkoord betrokken landen. Het EEN als steunmechanisme voor de internationalisering van kmo’s moet worden verbeterd, net als de samenwerking en synergieën met nationale dienstverleners en sectorale en nationale kmo-federaties.

4.12.

De EC dient de optie van een Europese vennootschapsrechtsvorm voor kmo’s te onderzoeken en kan daarvoor putten uit het werk dat al voor de voorgestelde Europese besloten vennootschap is verricht. De EC voorziet in haar kmo-strategie in een beoordeling van de behoefte aan aanvullende maatregelen op het gebied van het vennootschapsrecht om grensoverschrijdende uitbreiding en schaalvergroting door kmo’s te vergemakkelijken. Een gericht voorstel om dergelijke doelen te bereiken is het instellen van een Europese vennootschapsrechtsvorm voor kmo’s, zoals hiervoor genoemd. Slechts 2 % van alle Europese kmo’s doet investeringen in het buitenland door zich daar te vestigen. Dat is te wijten aan taalkundige, administratieve en wettelijke verschillen tussen de lidstaten die het lastig maken om daar vestigingen te openen. Daarom dient te worden onderzocht of er behoefte is aan een wettelijk mechanisme dat bedrijven beter in staat stelt om hun activiteiten naar andere EU-landen uit te breiden.

4.13.

De bevordering van de handel valt in wezen onder de bevoegdheid van nationale regeringen. Dat betekent dat een geslaagde uitvoering van vrijhandelsakkoorden uiteindelijk afhangt van de capaciteit, het vermogen en de bereidheid van elke lidstaat om EU-handelsakkoorden bij het binnenlandse bedrijfsleven onder de aandacht te brengen. Het EESC verzoekt de 27 lidstaten en de EC om zich aan de hand van een Europees uitvoeringsactieplan vrijwillig en overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden vast te leggen op het uitvoeren van specifieke maatregelen en activiteiten in hun land, in aanvulling op de “externe” uitvoeringsroutekaarten die binnen de EU naast de EU-vrijhandelsakkoorden zijn uitgestippeld. Dergelijke actieplannen moeten bijdragen tot effectieve monitoring van de werkelijke omzetting van de overeengekomen afspraken in het vrijhandelsakkoord in het desbetreffende derde land, alsook tot de monitoring en benchmarking van specifieke maatregelen die regeringen en bedrijven op nationaal en regionaal niveau nemen.

5.   Pijler 3

5.1.

Het EESC herhaalt zijn voorstel om de lidstaten aan te moedigen om een netwerk van financiële ombudsmannen op te zetten en uit te werken, gecoördineerd door de EU. Met de steun van de voorgestelde kmo-liquiditeitstaskforce moet dit netwerk gebruikmaken van passende methodologieën om toe te zien op de uitvoering van de nieuwe maatregelen van de EC voor de kortetermijnsliquiditeit van micro-kleine en middelgrote ondernemingen die op EU- en lidstaatniveau zijn voorgesteld. Dit netwerk kan niet alleen kmo’s dagelijks helpen om toegang tot fondsen te krijgen, maar ook de EC van dienst zijn bij het verzamelen en analyseren van kwalitatieve gegevens om inzicht te krijgen in de manier waarop banken financiële instrumenten benutten om die ondernemingen te bereiken die de grootste behoefte aan financiële middelen hebben en waarom zij geen kredieten krijgen, overeenkomstig de beginselen voor feedback van banken. Dit netwerk moet ook overkoepelende geschillen tussen kmo’s en banken, andere financiële dienstverleners en kapitaalverstrekkers beslechten.

5.2.

Het EESC is ingenomen met de gerichte inspanningen om de financieringsbronnen voor kmo’s te diversifiëren door kapitaalfinanciering en de inzet van kmo-groeimarkten te bevorderen en door alternatieve noteringsopties te vinden. Het EESC verzoekt de EC om met actieve bijstand van kmo-organisaties te onderzoeken of het mogelijk is specifieke maatregelen te treffen om managers voor te lichten over de voordelen en kansen die de diverse financieringsopties bieden en hen te helpen de optie te kiezen die het beste bij hun behoeften past, alsook om andere maatwerkoplossingen van deskundigen te bevorderen.

5.3.

Conform eerder ingenomen standpunten om vrouwelijk ondernemerschap aan te moedigen en te stimuleren, juicht het EESC met name het voorstel van de EC toe om een genderbewust financieringsinitiatief te starten om de financiering van door vrouwen geleide bedrijven en fondsen te bevorderen en zo vrouwelijk ondernemerschap een solide basis te geven. Een grotere en sterkere aanwezigheid van vrouwen, ook in het bedrijfsleven, is immers een absolute noodzaak voor de verwezenlijking van het Europa van de toekomst.

5.4.

Het EESC is verheugd over de ontwikkeling van een op de beursgang gericht privaat-publiek fonds en staat volledig achter het instellen van andere financieringsinstrumenten voor extra vermogen, quasi-vermogen, durfkapitaal en risicodeling ten behoeve van kmo’s. Het EESC acht de bevordering en beschikbaarheid van deze instrumenten met name belangrijk voor innovatieve kleine ondernemingen en midcapbedrijven.

5.5.

Hoewel het EESC erkent dat een beursnotering kleine en middelgrote ondernemingen kansen biedt, moet gezegd worden dat dit niet voor alle bedrijven geldt, gelet op de daarmee gemoeide administratieve lasten en kosten. Het gebruik van aandelen zonder stemrecht kan een goed middel zijn om kmo’s, met name familiebedrijven, aan te moedigen om aan kapitaal te komen zonder de controle over het bedrijf te verliezen. Kapitaalfinanciering op dezelfde manier als schuldfinanciering benaderen is ook een van de uitdagingen.

5.6.

Terwijl de volgende EU-begroting logischerwijs gericht zal zijn op de inzet van gelden voor investeringen, mag de waarde van het financieren van pan-Europese activiteiten voor de capaciteitsopbouw van kmo’s en gezamenlijke acties niet worden onderschat; dat is juist in de huidige situatie zeer relevant. De EU-begroting is vooral belangrijk voor maatregelen die gericht zijn op het ontplooien van vaardigheden, internationalisering, het bevorderen van de circulaire economie, ondernemingsgeest, steun voor bedrijven in moeilijkheden en toegang tot openbare diensten. Dergelijke initiatieven kunnen de belastingbetaler in de EU én de kmo’s die er direct van profiteren een enorm investeringsrendement opleveren. Ze moeten dan ook beslist in het herziene MFK worden ingecalculeerd.

5.7.

Wat het gebruik van cryptoactiva en digitale tokens door kmo’s betreft, verzoekt het EESC de EC om, in samenwerking met de representatieve kmo-organisaties, nauwlettend toe te zien op het gebruik ervan, aangezien cryptoactiva unieke kenmerken hebben die afwijken van de traditionele financiële activa en als zodanig nieuwe uitdagingen met zich meebrengen voor bedrijven (met inbegrip van kmo’s), met name ten aanzien van veiligheid en interne controles. Kmo’s zouden daarom eerst inzicht moeten krijgen in de risico’s en voordelen van cryptoactiva en een doeltreffende controleomgeving moeten ontwerpen die een veilig gebruik ervan kan garanderen. Aangezien cryptoactiva zeer ongereguleerd zijn, kunnen kmo’s bovendien te maken krijgen met fraudeonderzoeken als hun investeerders een klacht tegen hen indienen.

6.   Uitvoering door en inzet van lidstaten

6.1.

De onverdeelde steun en inzet van de lidstaten is een belangrijke succesfactor voor de snelle uitvoering van de maatregelen van deze strategie. Het EESC is van mening dat deze maatregelen tot concrete resultaten zullen leiden wanneer het partnerschapsbeginsel wordt toegepast en wanneer nauw wordt samengewerkt met de ambassadeurs voor strategisch ondernemerschap, dankzij de verwachte meerwaarde van hun werk. Het EESC benadrukt nogmaals hoe belangrijk het is om bij dit proces ook de organisaties te betrekken die kmo’s op EU-, nationaal en regionaal niveau vertegenwoordigen. Zij hebben immers een directe link met het bedrijfsleven.

6.2.

Het EESC heeft begrip voor de redenen van de EC om de definitie van kmo niet aan te passen, hoewel de meningen uiteenlopen over in hoeverre de definitie nog geschikt is voor het beoogde doel. Het EESC is verheugd over de toezegging om de specifieke kwesties die bij het raadplegingsproces aan de orde zijn gesteld, nader te onderzoeken en er verslag over uit te brengen. In het verlengde van eerdere adviezen verzoekt het EESC de EC om de lidstaten te helpen flexibel te zijn bij hun keuze van de uitvoeringsmethode.

7.   Kleine en middelgrote ondernemingen worstelen en bloeien in coronatijd

7.1.

De tragische en groeiende impact van COVID-19 op economische stelsels heeft kleine en middelgrote ondernemingen het hardst getroffen, vooral micro-ondernemingen. Deze enorme negatieve impact betekent een fundamentele bedreiging van de systemische rol van kmo’s in de economie en heeft aangetoond hoe belangrijk het is om de sociale partners en relevante organisaties uit het maatschappelijk middenveld volledig en systematisch te betrekken bij alle stadia van het besluitvormingsproces en bij het vaststellen van het rescEU-kennis- en trainingsnetwerk onder het huidige Uniemechanisme voor civiele bescherming, zoals reeds voorgesteld door het EESC.

7.2.

Het EESC is bereid de nieuwe voorgestelde aanpak van de EC om eerder ecosystemen dan bedrijven te steunen (afhankelijk van hun omvang) nader te bespreken. Het EESC merkt op dat de EC momenteel 14 ecosystemen benoemt en onderstreept de behoefte aan effectieve communicatie en governance, zodat de stem van alle belanghebbenden in deze ecosystemen wordt gehoord en de betrokkenheid van alle organisaties die kmo’s op EU-, nationaal en regionaal niveau vertegenwoordigen, is gewaarborgd.

7.3.

Urgente noodmaatregelen op korte termijn, die voor kmo’s en vooral voor micro-ondernemingen onontbeerlijk zijn, moeten bestaan uit de transparante, tijdige verstrekking van liquide middelen tegen een redelijke rente, met de hulp van financiële tussenpersonen en zonder onnodige obstakels en onredelijke administratieve banklasten. Tegelijkertijd verdienen kmo’s die concluderen dat hun bedrijfsmodel achterhaald is, hulp bij de ordentelijke afhandeling van de liquidatie van hun bedrijf en bij het opzetten van een nieuw bedrijf.

7.4.

EU-steunmaatregelen dienen kleine en middelgrote ondernemingen zo snel en effectief mogelijk te bereiken. De uitvoering daarvan dient nauwlettend te worden beoordeeld en gemonitord op EU- en lidstaatniveau, gebaseerd op een passend gezamenlijk feedbackmechanisme waar kmo-organisaties, financiële tussenpersonen, banken en kredietgarantieverstrekkers gegevens kunnen delen. Het is de bedoeling te voorkomen dat de dringende liquiditeitsbehoeften van ambachtelijke bedrijven en kmo’s te maken krijgen met onterechte vertragingen en arbitraire, discretionaire beslissingen, die wellicht te wijten zijn aan verschillen in de uitvoering van dergelijke maatregelen door nationale kredietstelsels en financiële tussenpersonen.

7.5.

Het is van vitaal belang een geharmoniseerd en snel EU-liquiditeitssysteem uit te werken en in gebruik te nemen, gericht op micro-ondernemingen en kleine bedrijven. Het EESC stelt de EC voor een blijvende liquiditeitstaskforce van deskundigen op hoog niveau voor micro-ondernemingen en kleine bedrijven in het leven te roepen. Deze taskforce heeft tot taak de liquiditeitsstromen van kmo’s te faciliteren, gebaseerd op analyses van onafhankelijke gegevens die regelmatig uit onafhankelijke bronnen worden aangeleverd, alsook te achterhalen hoe bestaande obstakels voor de liquiditeit van kmo’s het beste kunnen worden weggenomen. Het onafhankelijke kmo-waarnemingscentrum kan de taak worden toevertrouwd om periodiek de economische en financiële gegevens en praktijken te beoordelen.

7.6.

Het EESC vraagt de EC na te denken over herziening van bijlage III van de btw-richtlijn zodat de lidstaten de btw-tarieven voor enkele van de zwaarst getroffen sectoren (zoals toerisme, de daarmee nauw verwante horeca, zelfstandigen, de ambachtelijke sector enz.) tijdelijk kunnen verlagen. Het EESC steunt dergelijke maatregelen mits zij niet tot oneerlijke concurrentie leiden, en meent dat aan deze voorwaarde wordt voldaan, gezien hun tijdelijke karakter.

7.7.

Er zijn speciale steunmaatregelen nodig om mensen weer aan het werk te krijgen, vooral degenen die werkzaam zijn in kmo’s. Deze maatregelen omvatten een “geel paspoort”, steun om kleinschalige lokale openbare werken meteen op te starten, informatie en advies aan burgers over het gewenste gedrag en het volgen van de hygiëne-, gezondheids- en veiligheidsmaatregelen om het COVID-19-besmettingsrisico in te dammen en een COVID-19-risicobeoordeling door nationale en externe organen die zich bezighouden met de gezondheid en veiligheid op de werkplek teneinde erop toe te zien dat dergelijke maatregelen naar behoren worden uitgevoerd en dat de daarmee gemoeide lasten en kosten binnen de perken blijven. Het is van cruciaal belang de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen te verstrekken zodat mensen weer aan het werk kunnen, en de productiecapaciteit van kmo’s die deze middelen maken op te schroeven door middel van directe investeringen en technische bijstand, alsook door geharmoniseerde normen vast te stellen. Kmo-organisaties hebben een belangrijke ondersteunende rol te vervullen bij het uitwisselen van protocollen en praktijken tussen hun leden teneinde het herstel te faciliteren en iedereen weer zo snel mogelijk aan het werk te krijgen.

7.8.

Nog een verzoek van de Europese sociale partners is ingewilligd door een recente aanpassing van de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen. Hoewel daarbij rekening is gehouden met de speciale voordelen die bedrijven tijdens de COVID-19-crisis zijn verleend, zoals uitstel van belastingen en leningen, is de algemene de-minimisregel gehandhaafd. Afgelegen en plattelandsgebieden en eilanden profiteren van oudsher van vervoerssubsidies die makkelijk de bulk van het de-minimisbedrag vormen. In de nasleep van de COVID-19-crisis komen er niet of nauwelijks toeristen naar dergelijke regio’s, die dan ook de herstelde goederenhandel moeten aangrijpen om zich te herstellen.

7.9.

Een effectief herstel vergt een enorme publieke en particuliere investering om de twee transities te financieren, het concurrentievermogen van bedrijven op peil te houden en de oprichting van nieuwe bedrijven mogelijk te maken. Kleine en middelgrote ondernemingen hebben echter moeite zich bij de transitie aan te passen aan veranderingen en ingewikkelde bepalingen. Om dergelijke uitzonderlijke investeringen mogelijk te maken, dient de EU de bestaande financieringsinstrumenten te verruimen (het MFK, InvestEU, het Cohesiefonds, de structuurfondsen, Horizon Europa, Digitaal Europa enz. en financiële steun van de EIB-groep plus de inzet van het ESM), de flexibiliteit van deze instrumenten op lange termijn te verzekeren en een blijvend herstelfonds in te stellen om de lidstaten te helpen de komende uitdagingen het hoofd te bieden. Om in financiële moeilijkheden verkerende kmo’s in heel Europa te steunen, is het van het allergrootste belang dat de lidstaten de richtlijn betreffende insolventie en preventieve herstructureringsstelsels uitvoeren en kmo’s deskundige ondersteuning bieden zodat ze een levensvatbare koerswijziging kunnen maken of een herkansing kunnen krijgen.

7.10.

Het EESC roept op tot een EU-programma dat kmo-organisaties van de nodige capaciteitsopbouw en steun voorziet voor gezamenlijke acties om dienst te doen als éénloketsysteem voor informatie en technische bijstand, iets waaraan na de exitfase dringend behoefte zal zijn. Het is evenzeer belangrijk dat de EU de financiering verstrekt voor vrij toegankelijke, meertalige databases van levenscyclusanalyses van productgroepen, zodat kmo’s, die deze gegevens niet direct kunnen genereren, groener kunnen produceren.

7.11.

Al voor de crisis waren kmo-organisaties betrokken bij het ontwikkelen en aanbieden van diverse diensten om in financiële moeilijkheden verkerende kmo’s te helpen, waaronder het initiatief Early Warning Europe. Aan dergelijke ondersteuning zal de komende maanden en jaren nog meer behoefte zijn. De instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing zoals bedoeld in de richtlijn betreffende insolventie moeten versneld worden ingevoerd om de toegang tot effectieve ondersteuning voor bedrijven in nood te waarborgen.

Brussel, 18 september 2020.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


Į viršų