Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020AE1921

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de rol van het structuur- en cohesiebeleid van de EU om de transformatie van de economie op een innovatieve en slimme manier te stimuleren (verkennend advies)

    EESC 2020/01921

    PB C 429 van 11.12.2020, p. 153–158 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    11.12.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 429/153


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de rol van het structuur- en cohesiebeleid van de EU om de transformatie van de economie op een innovatieve en slimme manier te stimuleren

    (verkennend advies)

    (2020/C 429/21)

    Rapporteur:

    Gonçalo LOBO XAVIER

    Raadpleging

    18 februari 2020 — brief van Peter ALTMAIER, Duitse minister van Economische Zaken en Energie

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 van het VWEU

    Bevoegde afdeling

    Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

    Goedkeuring door de afdeling

    20.7.2020

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    18.9.2020

    Zitting nr.

    554

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    217/0/3

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) verzoekt de Europese Commissie het cohesiebeleid te benaderen als een onmisbaar instrument voor het aanpakken van de enorme uitdagingen die door de coronaviruspandemie zijn veroorzaakt. Het is absoluut noodzakelijk om snel te reageren, en de financiële middelen om de lidstaten te helpen en te ondersteunen moeten in overeenstemming met de relevante criteria worden ingezet, maar tegelijkertijd van moed getuigen. Europa heeft meer dan ooit behoefte aan een gedifferentieerde aanpak voor één enkele uitdaging.

    1.2.

    Door de impact van de coronacrisis zijn er sterke, duidelijke maatregelen nodig om de economie van Europa opnieuw op te bouwen. De gevolgen voor de volksgezondheid en acties op economisch, maatschappelijk en politiek vlak zijn lastig te meten en de effecten zullen per lidstaat verschillen. Het EESC stemt ermee in dat de prioriteiten van het Duitse voorzitterschap op deze nieuwe omstandigheden gericht moeten zijn en vraagt om actie om de werkgelegenheid en de sociale rechten in de gehele Unie te beschermen.

    1.3.

    Het EESC is van mening dat in een herstelplan voor Europa rekening moet worden gehouden met de gevolgen van deze crisis, met name de afhankelijkheid van Europa van andere economische gebieden voor specifieke producten en diensten. Het is duidelijk dat Europa moet nadenken over zijn handelsbeleid, innovatie een impuls moet geven en volop moet profiteren van zijn slimme-specialisatiestrategie die gebaseerd is op regio’s en een sectorale branchegerichte aanpak. Het cohesiebeleid was in het verleden essentieel om de juiste omstandigheden te creëren voor industrie, O & O en infrastructuur voor het ontwikkelen van oplossingen. Het EESC vindt dat de behoeften van dit moment een nog sterker beleid vereisen om industrieën te ondersteunen naar Europa terug te keren. Herindustrialisering is nodig en dit is het moment om dat te verwezenlijken.

    1.4.

    Het EESC vindt dat de digitalisering van diensten een prioriteit voor alle lidstaten moet blijven. De crisis heeft aangetoond dat er behoefte is aan simpelere, meer alomvattende diensten voor alle Europeanen, met name degenen die extra ondersteuning behoeven. Het is voor het EESC duidelijk dat er met betrekking tot digitalisering verschillende perspectieven en uitdagingen tussen de lidstaten bestaan. De bestaande infrastructuur is ontoereikend en meer investeringen in deze gebieden moeten prioriteit krijgen. De lidstaten moeten worden aangemoedigd in betere infrastructuur te investeren om de juiste omstandigheden voor nieuwe bedrijven en nieuwe diensten te creëren. Om dit mogelijk te maken, moeten financiële instrumenten creatief en eenvoudig zijn.

    1.5.

    Het EESC is het ermee eens dat er nog steeds geïnvesteerd moet worden in volledige breedbandsystemen om plattelandsgebieden in staat te stellen moderne landbouw- en toeristische activiteiten te ontwikkelen. Instrumenten in het kader van het cohesiebeleid zijn aan deze behoefte voorbijgegaan, of de lidstaten hebben zich laten afleiden door de bestaande mogelijkheden onder de financiële programma’s. De regeringen in de lidstaten moeten worden aangemoedigd in een breedbandinfrastructuur te investeren ten behoeve van de ontwikkeling van een nieuwe vorm van landbouw, nieuwe toeristische activiteiten en nieuwe industrieën.

    1.6.

    Het EESC is sterk van mening dat e-business van essentieel belang is voor het “nieuwe normaal” als gevolg van het effect van COVID-19 op de maatschappij en de economie. Het is noodzakelijk om zowel bedrijven als consumenten verschillende opties aan te bieden. Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) kunnen ook van deze nieuwe aanpak profiteren, dus moeten er structuurfondsen worden toegewezen om bedrijven de mogelijkheid te bieden nieuwe markten te ontdekken en nieuwe kansen te onderzoeken. Het EESC dringt er bij de Europese Commissie op aan flexibel te zijn in de aanpak van deze uitdagingen, zodat bedrijven de gelegenheid krijgen om “online te gaan” met partnerschappen en slimme investeringen, om niet alleen op de eengemaakte markt, maar ook wereldwijd te concurreren. Duurzamere netwerken van toeleveringsketens zijn hard nodig om bedrijven en consumenten beter te laten communiceren.

    1.7.

    Het EESC acht het absoluut noodzakelijk om kmo’s en hun duurzaamheid te beschermen. Derhalve moeten de gebruikelijke, bestaande Europese instrumenten, zoals het Europees Sociaal Fonds, op zeer creatieve doch eenvoudige wijze worden toegepast. Er bestaat geen enkele twijfel over de gevolgen van deze crisis voor de werkgelegenheidscijfers en het zal voor Europa lastig worden om te herstellen zonder goede strategie voor het opleiden en herintegreren van mensen op de arbeidsmarkt. Om diezelfde reden moet in de besluitvorming in verband met het gebruik van financiële instrumenten aandacht worden besteed aan het feit dat kmo’s nog steeds met heel veel administratieve rompslomp te maken hebben voordat ze van deze regelingen kunnen profiteren. Het EESC vraagt om actie om de lasten in dit geval te verlichten, zodat kmo’s verder kunnen.

    1.7.1.

    Ter ondersteuning van kmo’s in deze moeilijke periode, moeten er absoluut gunstige langdurige kredietvoorwaarden voor deze bedrijven worden gewaarborgd. Bovendien moeten we het cohesiefonds gebruiken voor het creëren van een snel reagerend, doeltreffend financieel instrument.

    1.7.2.

    Op dezelfde manier wil het EESC de aandacht vestigen op de noodzaak om de juiste omstandigheden te creëren en te stimuleren voor de ontwikkeling van overheidsinvesteringen in en mechanismen voor levenslange opleidingsprogramma’s waarmee mensen hun vaardigheden kunnen afstemmen op de behoeften van de huidige markt en de toekomstige generaties tegelijkertijd nieuwe vaardigheden kunnen worden aangeleerd.

    1.8.

    Het EESC is het er ook mee eens dat het Green Deal-programma ondersteund moet worden en dringt er bij de Europese Commissie op aan de lidstaten opheldering te verschaffen over, bijvoorbeeld, de wijze waarop de 40 miljard EUR in het Fonds voor een rechtvaardige transitie gebruikt kan worden om de economie koolstofvrij te maken. Dit is slechts één voorbeeld van een goed idee en concept dat bij de lidstaten gepromoot moet worden, maar het is nog steeds niet helemaal duidelijk hoe het in de praktijk moet worden gebracht.

    1.9.

    Het EESC staat achter het REACT-programma, in het kader waarvan 55 miljard EUR geïnvesteerd zal worden ter ondersteuning van het cohesiebeleid, maar verzoekt de Europese Commissie om de lidstaten spoedig in kennis te stellen van en opheldering te verschaffen over de voorwaarden en verdelingscriteria, rekening houdend met het feit dat deze fondsen voor het einde van 2022 toegewezen moeten zijn. Financiering uit REACT-EU wordt tussen de lidstaten verdeeld in overeenstemming met hun relatieve welvaart en de omvang van de effecten van de actuele crisis op hun economieën en samenlevingen, en op de werkloosheid onder jongeren. Om resultaten te bereiken zijn echter nauwkeurigere gegevens nodig. Vooralsnog moet de uitvoering worden gewaarborgd, beter gezegd een bepaald bedrag aan financiering. Europa heeft een flexibel, snel en eenvoudig programma met gemakkelijkere processen nodig waarmee de toegang tot financiering vereenvoudigd kan worden, ongeacht de omvang, herkomst of sector van een bedrijf, als met name werkgelegenheid en toegevoegde waarde van belang zijn.

    1.10.

    Het EESC stelt voor om maatschappelijke organisaties te raadplegen en intensief te betrekken bij de vaststelling van regionaal beleid om te profiteren van de echte en relevante kennis van belanghebbenden, waarmee een impuls kan worden gegeven aan de uitvoering van de strategie. De tijd is gekomen om de sociale partners bij de vaststelling en uitvoering van beleid te betrekken om een partnerschapsbenadering te garanderen waarmee echt een verschil kan worden gemaakt.

    2.   Algemene opmerkingen

    2.1.

    Het Duitse voorzitterschap van de Europese Unie vindt plaats onder zeer bijzondere omstandigheden en zal een enorme uitdaging voor het Europese project met zich meebrengen. Veel van de doelstellingen van het voorzitterschap moeten mogelijk worden herzien vanwege de situatie rond het coronavirus, wat gevolgen zal hebben voor de ontwikkeling van mensen, bedrijven en industrieën, en de veerkracht van Europa na de pandemie op de proef zal stellen.

    2.2.

    Hoewel prioriteiten altijd veranderd kunnen worden, kunnen bepaalde belangrijke ideeën ondanks de huidige situatie behouden blijven. Digitalisering, begrotingsrisico’s en een slimme en op groei gerichte economie zijn uitdagingen die al veel aandacht kregen.

    2.3.

    Digitalisering deelt de schijnwerpers met gegevensbeleid, artificiële intelligentie en een digitale eengemaakte markt. Het open karakter van de eengemaakte markt moet gewaarborgd blijven, een ambitie die begrepen kan worden in de context van het debat over het herstelplan voor Europa. De digitale eengemaakte markt wordt verder ontwikkeld om het concurrentievermogen van Europa te verbeteren. De EU heeft zich toegelegd op interoperabiliteit, standaardisering en opensourcetechnologie.

    2.4.

    De huidige situatie houdt ook het risico in dat de economische en sociale verschillen, met onder meer regionale en territoriale ongelijkheden tussen en binnen de lidstaten, nog groter worden. Verschuivingen in de vraag en het vermogen van het bedrijfsleven om zich te herstellen zullen zich ten gevolge van verschillen in sectorspecialisatie asymmetrisch laten voelen in regio’s en gebieden binnen lidstaten. Diensten die rechtstreeks contact met consumenten vereisen, zullen naar verwachting echter te lijden krijgen, met name door dalende omzet en werkgelegenheid in kmo’s.

    2.5.   Herindustrialisering in plattelandsgebieden

    2.5.1.

    Lidstaten met veel budgettaire ruimte kunnen het zich veroorloven meer en langdurige steun te bieden aan bedrijven en huishoudens. Zij zullen ook beter in staat zijn hogere overheidstekorten en -schulden op te vangen, terwijl de behoefte om te voorzien in kwaliteitsvolle gezondheidszorg en blijvende sociale voorzieningen voor de slachtoffers van de crisis almaar groter wordt. Meer in het algemeen zullen lidstaten in uiteenlopende mate bekwaam zijn om de investeringen te bekostigen die nodig zijn voor de heropstart van hun economie en voor de financiering van de groene en digitale transitie. Deze verschillen zouden kunnen leiden tot een verstoring van het speelveld van de eengemaakte markt en tot grotere verschillen in de levensstandaard.

    2.6.

    Jean-Claude Juncker verwoordde het ooit zo: “Er zit niet genoeg Europa in deze Unie. En er zit niet genoeg eenheid in deze Unie”. De huidige crisis heeft eens te meer duidelijk gemaakt dat wanneer het lastig wordt, het ieder voor zich is. De tijdelijke uitvoerverboden voor beschermde goederen van bepaalde lidstaten, en de grenssluitingen waar we nu mee te maken hebben, zijn uitgesproken nationale antwoorden op een wereldwijde crisis. Dit moet reden tot zorg geven. Het cohesiebeleid zou deze effecten kunnen corrigeren.

    3.   Het cohesiebeleid als de kracht van Europa om de eengemaakte markt een impuls te geven

    3.1.

    De eengemaakte markt vormt de kern van het Europese project. Een efficiënt functionerende eengemaakte markt moet ervoor zorgen dat de EU-burgers kunnen genieten van een ruimere keuze aan diensten en producten en betere kansen op werk. De eengemaakte markt moet handel en concurrentie bevorderen, wat van fundamenteel belang is voor het verwezenlijken van de groene en digitale transformaties van de EU. Een passend en evenwichtig cohesiebeleid is van essentieel belang voor de voltooiing van de eengemaakte markt.

    3.2.

    Ondanks de vele ongelijkheden tussen de lidstaten, blijft het cohesiebeleid een belangrijk mechanisme om ontwikkeling in evenwicht te brengen, kansen te creëren en normen op te trekken. We moeten niet vergeten dat het cohesiebeleid gestoeld is op Europese solidariteit en effect heeft op alle lidstaten: zowel de lidstaten die financiering ontvangen als de lidstaten die “nettobetalers” zijn.

    3.3.

    Het is ook belangrijk dat er specifieke maatregelen worden genomen in antwoord op een uitdaging die in verschillende lidstaten verschillende effecten heeft. Europa heeft meer dan ooit behoefte aan een gedifferentieerde aanpak voor één enkele uitdaging. De lidstaten hebben dus verschillende steunniveaus nodig, en dit is het grootste voordeel van een doeltreffend cohesiebeleid: slimme en doeltreffende maatregelen om verschillende effecten aan te pakken, zoals die zich met de COVID-19-crisis hebben voorgedaan.

    3.4.

    Het EESC stelt dat een goed gecoördineerd Europees industriebeleid van essentieel belang is om zowel de huidige problemen in verband met de COVID-19-crisis en de uitdagingen in de periode daarna aan te pakken, als om aandacht te besteden aan aspecten als digitalisering en duurzaamheid.

    3.4.1.

    Cruciale bedrijfstakken en sectoren moeten in kaart worden gebracht en worden ondersteund, zowel qua personeel als in termen van onderzoek, en dit moet resulteren in een Europees industriebeleid dat deze strategische sectoren beschermt tegen de markt en dat de voorzieningszekerheid van essentiële goederen als beademingsapparatuur, mondmaskers en andere producten in een pandemische situatie waarborgt.

    3.4.2.

    Europa moet activiteiten financieren op basis van twee criteria: ten eerste moet er sprake zijn van het terughalen van strategische productie om Europa onafhankelijk te maken, vooral waar het gaat om de bescherming van de volksgezondheid en de respons op gezondheidscrises, waarbij hoogwaardige banen worden gecreëerd; ten tweede moet de focus liggen op duurzame investeringen die maatschappelijk verantwoord en milieuvriendelijk zijn. Kmo’s kunnen, net als grote bedrijven en sociale ondernemingen, een cruciale rol spelen bij de herstructurering van het Europese productiesysteem.

    3.5.

    Kmo’s en maatschappelijke organisaties moeten centraal staan in de aandacht die aan veerkracht en herstel wordt geschonken. Cohesieprogramma’s moeten op een veel eenvoudigere en doeltreffendere wijze geherstructureerd worden, opdat middelgrote en kleine begunstigden hier echt van kunnen profiteren.

    3.6.

    Toerisme en cultuur zijn twee belangrijke sectoren die hard door de pandemie zijn getroffen. Europese fondsen moet gericht zijn op het vaststellen van instrumenten ter ondersteuning van bedrijven die werkzaam zijn op het gebied van toerisme en cultuur, door middel van innovatie, digitale transformatie en sectoroverschrijdende samenwerking.

    4.   Het cohesiebeleid en de situatie na COVID-19

    4.1.

    De ongebruikelijke omstandigheden van de COVID-19-crisis stellen het cohesiebeleid op ongekende wijze op de proef. De herstelplannen van de lidstaten moeten meer dan ooit een afspiegeling zijn van de waarden van territoriale cohesie, zoals digitalisering, de strijd tegen klimaatverandering en sociale inclusie. Een systematisch en sterk herstelplan voor Europa en alle EU-lidstaten is grotendeels afhankelijk van dit beleid, ongeacht de omvang of andere eigenschappen van een land.

    4.2.

    Een van de meest kritieke aspecten van de herstelstrategie is het financiële kader voor het cohesiebeleid. De pandemie heeft meer dan ooit de ongelijkheden tussen burgers en tussen de lidstaten onderling aan het licht gebracht en zelfs verergerd. Iedereen wordt in gelijke mate blootgesteld aan het virus, maar de specifieke wijze waarop burgers, samenlevingen en de lidstaten ermee omgaan verschilt. De zwakke financiële situatie die uit deze crisis voortvloeit, zal dramatische gevolgen hebben voor bepaalde landen en onderdelen van de samenleving, en daar moet rekening mee worden gehouden in een Europese reactie.

    4.3.

    Samenwerking is cruciaal om iets te bereiken. Dit is niet het moment om kritiek te leveren op beslissingen uit het verleden. We moeten juist kijken naar het heden en ons richten op de toekomst, met overeengekomen belangrijke doelstellingen die zelfs onder deze kritieke omstandigheden gehandhaafd kunnen worden.

    4.4.

    De schade die door de COVID-19-crisis aan het Europese project en aan de wereld is toegebracht, zal de schade als gevolg van de terugtrekking van het VK uit de EU versterken. Dit zou kunnen betekenen dat na de pandemie de verschillen tussen de EU-landen op het gebied van economische ontwikkeling, sociale bescherming en welvaartsniveau zullen toenemen.

    4.5.

    Er bestaat niet één enkele oplossing voor de crisis, maar een passend en evenwichtig cohesiebeleid is in het verleden succesvol gebleken voor het wegwerken van verschillen en het creëren van solidariteit tussen alle lidstaten.

    4.6.

    Het herstel van Europa moet gebaseerd worden op het solidariteitsbeginsel, maar er zijn nog steeds fouten uit het verleden die nog gecorrigeerd moeten worden. lidstaten met extreem hoge overheidsschulden moeten worden geholpen om een duurzaam herstel te bespoedigen, maar voor deze steun moet een sterk beleid gecombineerd worden met evenwichtige maatregelen op basis van de landspecifieke aanbevelingen van het Europees Semester. Het is nu tijd om met moed te handelen en niet om na te denken over politieke dividenden op nationaal niveau.

    4.7.

    De Green Deal blijft belangrijk en het EESC is van mening dat de belangrijkste doelstellingen ervan van essentieel belang zijn om Europa op veel gebieden van de mondiale uitdaging toonaangevend te maken.

    4.8.

    In dat verband verwelkomt en steunt het EESC volledig de door de Europese Commissie ingediende voorstellen: het plan “Next Generation EU”, met inbegrip van REACT-EU, en de algemene EU-begroting voor 2021-2027. Met REACT-EU worden het antwoord op de crisis en de herstelmaatregelen van het nieuwe cohesiebeleid voortgezet en verder uitgebreid, en daarom beveelt het EESC sterk aan om op het niveau van zowel nationale als Europese overheidsdiensten alle mogelijke administratieve belemmeringen en lasten weg te nemen, zodat de inspanningen gericht kunnen worden op het afhandelen van problemen in verband met de epidemie.

    4.9.

    Het EESC is daarom sterk van mening dat met REACT-EU investeringen en financiële steun vrijgemaakt zullen worden in de cruciale eerste jaren van herstel door aanvullende middelen in te zetten in de reële economie. Het behoud en de schepping van banen, met name voor jongeren, en investeringssteun voor kmo’s zijn cruciale sectoren waarvoor steun nodig is uit aanvullende financiering van REACT-EU.

    4.10.

    Met de investeringsprioriteiten in de periode na COVID-19 moet rekening worden gehouden met het onevenredige effect dat de pandemie heeft gehad op bepaalde bevolkingsgroepen, met name ouderen, mensen met een handicap, migranten en vluchtelingen en de Roma-gemeenschap. Het is van het allergrootste belang om deze gemeenschappen te helpen hun stabiliteit te hervinden en ervoor te zorgen dat ze niet worden achtergelaten in het herstel van de ontstane crisis, net zoals na de meest recente financiële crisis van Europa.

    5.   Het Europees Semester en landspecifieke aanbevelingen

    5.1.

    Door de huidige crisis is het nog belangrijker geworden dat de vele uitdagingen die het Europees Semester het hoofd moet bieden, worden aangepakt. Uitdagingen die moeten worden aangepakt, zijn onder meer het gebrek aan verantwoordelijkheid voor de voorgestelde hervormingen en de trage uitvoering van landspecifieke aanbevelingen.

    5.2.

    Het is derhalve van fundamenteel belang dat het maatschappelijk middenveld bij het Europees Semester wordt betrokken, want als hervormingen echt ook vanuit de belanghebbenden zelf komen, dan helpt dat om de implementatie ervan te verbeteren en om positieve resultaten te behalen.

    5.3.

    In dit verband zal het Europees Semester een steeds belangrijkere rol gaan spelen bij het toezicht op en de evaluatie van de maatregelen die in het kader van “Next Generation EU” worden genomen. Het EESC is daarom van mening dat de economische en sociale partners en maatschappelijke organisaties een belangrijke rol in dit proces moeten spelen.

    5.4.

    Maatschappelijke partners, lokale actoren en verenigingen moeten, samen met het Europees Parlement, betrokken worden bij alle uitgavenbeslissingen met betrekking tot de herstelfondsen, alsook bij verificatie achteraf dat geld goed besteed is in het belang van het Europese publiek. Verplichte betrokkenheid is cruciaal om te waarborgen dat middelen terechtkomen bij projecten die de Europese economie helpen er weer bovenop te komen en te herstellen.

    6.   Doeltreffende instrumenten in het kader van het cohesiebeleid

    6.1.

    Het cohesiebeleid is een modern, doeltreffend en flexibel investeringsbeleid van de EU. Enerzijds biedt het dankzij de meerjarige programmering een antwoord op langdurige uitdagingen. Anderzijds kan het uitermate flexibel zijn in situaties van crisisbeheer, zoals de huidige situatie als gevolg van COVID-19, waarin snelle veranderingen van het uitvoeringssysteem van het beleid inhouden dat steun ten belope van 8 miljard EUR (als uitgangspunt) naar de lidstaten wordt gekanaliseerd.

    6.1.1.

    Het cohesiebeleid heeft een aanzienlijke invloed op de economieën van de lidstaten. Het bbp in de EU-13 zal aan het einde van de uitvoeringsperiode naar verwachting ongeveer 3 % hoger liggen, dankzij maatregelen in het kader van het cohesiebeleid voor 2014-2020. Het effect op de minder ontwikkelde regio’s in de EU is eveneens aanzienlijk. Aan het einde van de programmeringsperiode zal het bbp in sommige van de minder ontwikkelde regio’s van Hongarije naar verwachting bijvoorbeeld meer dan 8 % hoger zijn dan het zonder het cohesiebeleid zou zijn geweest.

    6.1.2.

    EU-middelen speelden reeds in de nasleep van de economische en financiële crisis een stabiliserende rol om een hoger niveau van overheidsinvesteringen op vele beleidsterreinen te waarborgen, van grote infrastructuurprojecten tot de financiering van kmo’s en de opleiding van werknemers en werklozen.

    6.1.3.

    In de periode 2021-2027 zal het cohesiebeleid steun blijven verlenen aan alle regio’s in alle lidstaten, door een breed scala aan investeringen te blijven financieren waarmee regio’s in de EU worden geholpen de dubbele transitie van technologische verandering en klimaatdoelstellingen op doeltreffende wijze aan te pakken, waaronder met gloednieuwe initiatieven zoals het Fonds voor een rechtvaardige transitie.

    6.2.

    Het voorstel voor het toekomstige cohesiebeleid is gebaseerd op drie kernbeginselen:

    6.2.1.

    Een beleid voor alle regio’s: driekwart van de investeringen in het kader van het cohesiebeleid is gericht op de minst ontwikkelde regio’s, maar er blijven bepalingen bestaan voor regio’s die een industriële overgang doormaken en voor de ultraperifere gebieden van de EU. Daarnaast is de grensoverschrijdende samenwerking geïntensiveerd en is de rol van steden, hoofdstedelijke gebieden en lokale initiatieven versterkt, met een nieuwe prioriteit om Europa dichter bij de burgers te brengen. Ondanks de algemene verlaging van de EU-begroting moeten middelen op de armste lidstaten en regio’s gericht blijven. In het voorstel van de Commissie wordt de nadruk hier nog sterker op gelegd dan in de huidige periode en krijgen de armste lidstaten nog steeds veel meer dan de meer ontwikkelde lidstaten. Steun gaat naar de gebieden waar die het meest nodig is, 62 % van de middelen voor de doelstelling inzake banen en groei is bestemd voor de minder ontwikkelde regio’s (in de periode 2014-2020 was dit 52 %). Ondanks budgettaire restricties was het mogelijk om in reële termen grotere toewijzingen te waarborgen voor de minder ontwikkelde regio’s (+ 8 %) en de overgangsregio’s (+ 17 %), gemeten ten opzichte van de prijzen van 2018. Dat is de essentie van het cohesiebeleid: het solidariteitsbeginsel in de praktijk brengen.

    6.2.2.

    Een moderner beleid: driekwart van de investeringen is bestemd voor het voorbereiden van regio’s op de dubbele transitie naar een digitale, moderne economie en een klimaatneutrale, circulaire economie, de belangrijkste uitdagingen waartegenover onze samenleving zich het komende decennium gesteld zal zien. Deze noodzakelijke doelgerichtheid wordt overgebracht met behulp van verschillende maatregelen om de kwaliteit en het effect van investeringen te verbeteren, bijvoorbeeld door randvoorwaarden te creëren die zijn afgestemd op de investering, zodat aan de vereisten voor succes wordt voldaan.

    6.2.3.

    Een eenvoudiger en dynamischer beleid: er zijn 80 administratieve vereenvoudigingen voorgesteld om de regels te stroomlijnen voor alles vanaf de opzet van programma’s tot de audit- en terugbetalingsprocedures, om duidelijke en eenvoudige regels te garanderen voor zeven EU-fondsen die onder gedeeld beheer worden uitgevoerd in één rulebook. Dit unieke rulebook maakt alles gemakkelijker voor zowel programmabeheerders als begunstigden en maakt synergieën mogelijk tussen de zeven fondsen en tevens met andere instrumenten in het kader van de EU-begroting, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het innovatieprogramma Horizon Europa, het EU-instrument voor leermobiliteit (Erasmus+) en LIFE, het programma voor het milieu en klimaatactie.

    6.3.

    Dit alles zal samen met de voortzetting van administratieve capaciteitsopbouw een snellere en betere start van de nieuwe programma’s mogelijk maken.

    6.4.

    Kort samengevat zal het nieuwe cohesiebeleid doelgerichter zijn en de EU meer toegevoegde waarde opleveren, zodat het niet alleen om omvang, maar ook om resultaten gaat.

    6.5.

    Tegelijkertijd zullen lokale overheden zich meer inspanningen moeten getroosten door meer eigen verantwoordelijkheid te nemen bij het invoeren van door de EU gefinancierde projecten. Dit houdt in dat het niveau van nationale medefinanciering terugkeert naar de niveaus van voor de crisis. Het afnemende medefinancieringspercentage zou gezien kunnen worden als een potentiële trigger voor spanningen met betrekking tot de overheidsbegroting, maar kan ook worden gezien als een kans op betere projecten en een sterker gevoel van eigendom over projecten en van verantwoordingsplicht. Hetzelfde geldt voor de eerder genoemde versterkte thematische focus op belangrijke beleidsdoelstellingen, in overeenstemming met Europese prioriteiten en uitdagingen zoals een slim en groen Europa.

    6.6.

    Eén belangrijke voorwaarde voor het bovengenoemde is dat Europa iets moet doen aan het gebrek aan doeltreffende communicatie over het cohesiebeleid, waar te vaak sprake van is rond projecten die in het kader van dat beleid gefinancierd worden. Hoewel het EESC de diverse door de Commissie opgestelde communicatierichtsnoeren erkent, is het voor het EESC duidelijk dat deze verre van toereikend zijn. Vaak is men er te weinig of niet van op de hoogte dat bepaalde projecten hebben plaatsgevonden en/of zelfs dat de EU feitelijk de financiering ervoor verstrekt. Dit resulteert in weinig of geen waardering voor het cohesiebeleid.

    6.7.

    Het EESC roept de Commissie op om haar inspanningen met betrekking tot de herziening van de huidige publicatieverplichtingen voort te zetten en deze in grote mate bij te werken, rekening houdend met de moderne digitale communicatiemiddelen die volledig in de digitale agenda zijn opgenomen. Projecten in verband met beste praktijken moeten meer worden gebruikt als concreet voorbeeld, om te bevorderen dat de middelen meer en doeltreffender benut worden.

    6.8.

    Het EESC verzoekt de Commissie om samen met alle partners, waaronder maatschappelijke organisaties, lokale actoren en het publiek, een strategisch communicatieplan uit te werken. Het is nu noodzakelijker dan ooit dat de lidstaten en begunstigden zorgen voor meer doeltreffende communicatie over en gemakkelijkere toegang tot de beste praktijken.

    Brussel, 18 september 2020.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Luca JAHIER


    Top