This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62016CB0167
Case C-167/16: Order of the Court of Justice (First Chamber) of 3 July 2019 (request for a preliminary ruling from the Juzgado de Primera Instancia No 2 de Santander — Spain) — Banco Bilbao Vizcaya Argentaria SA v Fernando Quintano Ujeta, María Isabel Sánchez García (Reference for a preliminary ruling — Consumer protection — Directive 93/13/EEC — Articles 6 and 7 — Unfair terms in consumer contracts — Accelerated repayment clause of a mortgage loan contract — Article 99 of the Rules of Procedure of the Court of Justice — Question identical to a question on which the Court has already ruled or where the reply to such a question may be clearly deduced from existing case-law — Declaration that the clause is unfair in part — Powers of a national court when dealing with a term regarded as ‘unfair’ — Replacement of the unfair term with a provision of national law — Article 53(2) of the Rules of Procedure of the Court of Justice — Question manifestly inadmissible)
Zaak C-167/16: Beschikking van het Hof (Eerste kamer) van 3 juli 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia no 2 de Santander - Spanje) – Banco Bilbao Vizcaya Argentaria SA/Fernando Quintano Ujeta, María Isabel Sánchez García (Prejudiciële verwijzing – Bescherming van de consument – Richtlijn 93/13/EEG – Artikelen 6 en 7 – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Beding inzake vervroegde opeisbaarheid van een hypothecaire lening – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Vraag die identiek is aan een vraag waarover het Hof reeds uitspraak heeft gedaan of waarop het antwoord duidelijk uit de rechtspraak kan worden afgeleid – Vaststelling van het deels oneerlijke karakter van het beding – Bevoegdheden van de nationale rechter met betrekking tot een als „oneerlijk” gekwalificeerd beding – Vervanging van het oneerlijke beding door een bepaling van nationaal recht – Artikel 53, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Kennelijk niet-ontvankelijke vraag)
Zaak C-167/16: Beschikking van het Hof (Eerste kamer) van 3 juli 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia no 2 de Santander - Spanje) – Banco Bilbao Vizcaya Argentaria SA/Fernando Quintano Ujeta, María Isabel Sánchez García (Prejudiciële verwijzing – Bescherming van de consument – Richtlijn 93/13/EEG – Artikelen 6 en 7 – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Beding inzake vervroegde opeisbaarheid van een hypothecaire lening – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Vraag die identiek is aan een vraag waarover het Hof reeds uitspraak heeft gedaan of waarop het antwoord duidelijk uit de rechtspraak kan worden afgeleid – Vaststelling van het deels oneerlijke karakter van het beding – Bevoegdheden van de nationale rechter met betrekking tot een als „oneerlijk” gekwalificeerd beding – Vervanging van het oneerlijke beding door een bepaling van nationaal recht – Artikel 53, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Kennelijk niet-ontvankelijke vraag)
PB C 19 van 20.1.2020, p. 3–3
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
20.1.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 19/3 |
Beschikking van het Hof (Eerste kamer) van 3 juli 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia no 2 de Santander - Spanje) – Banco Bilbao Vizcaya Argentaria SA/Fernando Quintano Ujeta, María Isabel Sánchez García
(Zaak C-167/16) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Bescherming van de consument - Richtlijn 93/13/EEG - Artikelen 6 en 7 - Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten - Beding inzake vervroegde opeisbaarheid van een hypothecaire lening - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Vraag die identiek is aan een vraag waarover het Hof reeds uitspraak heeft gedaan of waarop het antwoord duidelijk uit de rechtspraak kan worden afgeleid - Vaststelling van het deels oneerlijke karakter van het beding - Bevoegdheden van de nationale rechter met betrekking tot een als „oneerlijk” gekwalificeerd beding - Vervanging van het oneerlijke beding door een bepaling van nationaal recht - Artikel 53, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Kennelijk niet-ontvankelijke vraag)
(2020/C 19/03)
Procestaal: Spaans
Verwijzende rechter
Juzgado de Primera Instancia no 2 de Santander
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Banco Bilbao Vizcaya Argentaria SA
Verwerende partijen: Fernando Quintano Ujeta, María Isabel Sánchez García
Dictum
De artikelen 6 en 7 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moeten aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat een als oneerlijk aangemerkt beding inzake vervroegde opeisbaarheid van een hypothecaire lening gedeeltelijk wordt gehandhaafd mits de onderdelen waardoor dat beding oneerlijk is, door de nationale rechter worden geschrapt. Die artikelen staan er evenwel niet aan in de weg dat de nationale rechter de nietigheid van een dergelijk oneerlijk beding waarvan de bewoordingen geïnspireerd zijn op een wettelijke bepaling die van toepassing is wanneer de contractanten dit zijn overeengekomen, verhelpt door dit beding te vervangen door de nieuwe tekst van de wettelijke bepaling die na de sluiting van de overeenkomst is ingevoerd, voor zover de overeenkomst in kwestie niet kan voortbestaan wanneer dat oneerlijke beding wordt geschrapt en de consument door de nietigverklaring van de overeenkomst in haar geheel wordt geconfronteerd met uiterst nadelige consequenties.