Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CN0644

    Zaak C-644/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden (Nederland) op 15 december 2016 — Synthon BV tegen Astellas Pharma Inc.

    PB C 86 van 20.3.2017, p. 9–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    20.3.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 86/9


    Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden (Nederland) op 15 december 2016 — Synthon BV tegen Astellas Pharma Inc.

    (Zaak C-644/16)

    (2017/C 086/11)

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Hoge Raad der Nederlanden

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekster: Synthon BV

    Verweerster: Astellas Pharma Inc.

    Prejudiciële vragen

    1.

    a.

    Moet artikel 6 van de Handhavingsrichtlijn (1) aldus worden uitgelegd dat bij de aan te leggen maatstaf voor toewijsbaarheid van een exhibitievordering onderscheid moet worden gemaakt al naargelang de partij van wie exhibitie wordt verlangd, een (beweerdelijke) inbreukmaker is of een derde?

    b.

    Indien het antwoord op deze vraag bevestigend luidt, in welk opzicht verschillen dan die maatstaven?

    2.

    a.

    Indien tegen een exhibitievordering een verweer wordt gevoerd dat inhoudt dat het recht van intellectuele eigendom op grond waarvan de exhibitie wordt verlangd, nietig is (of niet langer bestaat), dient dan de gegrondheid van dat verweer aan de hand van dezelfde maatstaf te worden beoordeeld als die welke geldt voor de vraag naar de aannemelijkheid van de gestelde inbreuk (aangenomen dat het ingeroepen recht van intellectuele eigendom bestaat)?

    b.

    Indien het antwoord op deze vraag ontkennend luidt, in welk opzicht verschillen dan die maatstaven?

    c.

    Dient bij de beantwoording van vragen 2.a. en 2.b. onderscheid te worden gemaakt al naargelang het betrokken recht van intellectuele eigendom is verleend nadat het op geldigheid is onderzocht (zoals een Europees octrooi), dan wel van rechtswege is ontstaan (zoals een auteursrecht)?


    (1)  Richtlijn 2004/48/CE van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PB 2004, L 157, blz. 45).


    Top