Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IP0179

    Resolutie van het Europees Parlement van 30 april 2015 over de vernieling van cultuurgoederen door ISIS/Da'esh (2015/2649(RSP))

    PB C 346 van 21.9.2016, p. 55–59 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.9.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 346/55


    P8_TA(2015)0179

    Vernieling van culturele locaties door IS/Da'esh

    Resolutie van het Europees Parlement van 30 april 2015 over de vernieling van cultuurgoederen door ISIS/Da'esh (2015/2649(RSP))

    (2016/C 346/09)

    Het Europees Parlement,

    gezien de vragen met verzoek om mondeling antwoord aan de Raad en de Commissie over de vernieling van cultuurgoederen door ISIS/Da’esh (O-000031/2015 — B8-0115/2015 en O-000032/2015 — B8-0116/2015),

    gezien artikel 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) waarin wordt bepaald dat „het optreden van de Unie erop [is] gericht de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen’, met name op het gebied van ‘instandhouding en bescherming van het cultureel erfgoed van Europees belang’ en dat ‘de Unie en de lidstaten de samenwerking met derde landen [bevorderen] en met de inzake cultuur bevoegde internationale organisaties”,

    gezien Verordening (EG) Nr. 116/2009 van 18 december 2008 van de Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (1),

    gezien Verordening (EG) Nr. 1210/2003 van 7 juli 2003 van de Raad betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96 (2),

    gezien Verordening (EU) Nr. 1332/2013 van de Raad van 13 december 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië (3), aangenomen op basis van Besluit 2013/760/GBVB van de Raad van 13 december 2013 houdende wijziging van Besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (4), en in het bijzonder artikel 11c betreffende de invoer, uitvoer of overdracht van Syrische cultuurgoederen,

    gezien gemeenschappelijk optreden van de Raad 2001/555/GBVB van 20 juli 2001 betreffende de oprichting van een satellietcentrum van de Europese Unie (5), zoals gewijzigd door gemeenschappelijk optreden van de Raad 2009/834/GBVB (6),

    gezien de resolutie van de Raad van oktober 2012 over het opzetten van een informeel netwerk van wetshandhavingsautoriteiten en expertise op het gebied van cultuurgoederen (EU-Cultnet), (14232/2012),

    gezien het Tweede Protocol bij Unesco-Verdrag van 1954 inzake de bescherming van cultuurgoederen in geval van een gewapend conflict, van 1999,

    gezien de Unesco-Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen te verbieden en te verhinderen van 14 november 1970,

    gezien het Unesco-Verdrag van 16 november 1972 inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld,

    gezien het Unesco-Verdrag van 17 oktober 2003 inzake de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed,

    gezien het Unesco-Verdrag van 20 oktober 2005 inzake de bescherming en bevordering van de verscheidenheid van culturele uitdrukkingsvormen,

    gezien het Unidroit-Verdrag van 1995 inzake de internationale terugkeer van gestolen en onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen,

    gezien resolutie 2199 van de VN-Veiligheidsraad van 12 februari 2015 over de bedreiging van de internationale vrede en veiligheid als gevolg van terroristische daden door Al-Qaida (7),

    gezien het Handvest van Venetië voor de restauratie en het behoud van monumenten en cultureel erfgoed van 1964, dat een internationaal kader schept voor de restauratie en het behoud van oude gebouwen,

    gezien het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof als aangenomen op 17 juli 1998, en met name artikel 8, lid 2, letter b) onder ix), waarin wordt bepaald dat „het opzettelijk richten van aanvallen op gebouwen gewijd aan godsdienst, onderwijs, kunst, wetenschap of caritatieve doeleinden, historische monumenten, ziekenhuizen en plaatsen waar zieken en gewonden worden samengebracht, voor zover deze niet worden gebruikt voor militaire doeleinden” wordt beschouwd als een oorlogsmisdaad,

    gezien zijn resolutie van 12 maart 2015 over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2013 en het beleid van de Europese Unie ter zake, waarin wordt bepaald, in paragraaf 211, dat „het opzettelijk vernietigen van cultureel en artistiek erfgoed, zoals thans gebeurt in Irak en Syrië, dient vervolgd te worden als oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid” (8),

    gezien de gezamenlijke mededeling van het Europees Parlement en de Raad van 6 februari 2015 over de regionale strategie voor Syrië en Irak en de dreiging die uitgaat van Da’esh (JOIN(2015)0002), waarin de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) de ernst van de vernieling en plundering van cultureel erfgoed inzagen bij de bestrijding van de crises en Syrië en Irak en onderkenden welke dreiging uitgaat van Da’esh,

    gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat diverse archeologische, religieuze en culturele plaatsen in Syrië en Irak onlangs het doelwit zijn geworden van doelgerichte vernielingen door extremistische groeperingen die voornamelijk gelieerd zijn aan de Islamitische Staat in Irak en Syrië (ISIS/Da'esh) en dat deze stelselmatige aanvallen op cultureel erfgoed door Irina Bokova, directeur-generaal van de Unesco, zijn bestempeld als „culturele zuivering”;

    B.

    overwegende dat volgens de Unesco de term „culturele zuivering” verwijst naar een bewuste strategie om culturele verscheidenheid te vernietigen door gerichte acties tegen personen wegens hun culturele, etnische of religieuze achtergrond, in combinatie met opzettelijke aanvallen op hun gebedsplaatsen, monumenten en scholen, en dat de strategie van culturele zuivering die kan worden gadegeslagen in Irak en Syrië, zich manifesteert in aanvallen op cultureel erfgoed, dat wil zeggen zowel op fysieke, tastbare en gebouwde cultuuruitingen, zoals monumenten en gebouwen, als op minderheden en immateriële cultuuruitingen zoals gewoontes, tradities en geloofsovertuigingen (9);

    C.

    overwegende dat sommige acties waarbij cultureel erfgoed werd vernield, onder bepaalde omstandigheden worden beschouwd als misdaden tegen de menselijkheid (10); overwegende dat zij, met name wanneer zij gericht zijn tegen leden van een religieuze of etnische minderheid, gelijkgeschakeld kunnen worden aan een misdaad van vervolging als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder h), van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof;

    D.

    overwegende dat dergelijke acties waarbij culturele en historische locaties en voorwerpen worden vernield, niet nieuw zijn en niet alleen plaatsvinden in Irak en Syrië; overwegende dat volgens de Unesco „cultureel erfgoed een belangrijke component is van de culturele identiteit van gemeenschappen, groepen en individuen en van sociale cohesie en dat de opzettelijke vernieling ervan negatieve gevolgen heeft voor de menselijke waardigheid en de mensenrechten” (11); het feit benadrukkende dat, zoals o.a. door de Unesco is verklaard, de opbrengst van het plunderen en smokkelen van culturele en religieuze goederen en objecten in Irak en Syrië door ISIS/Da'esh, wordt gebruikt om de terreurdaden van ISIS/Da'esh te helpen ondersteunen, met als gevolg dat artistieke en culturele goederen „oorlogswapens” worden;

    E.

    overwegende dat de Unesco, dankzij de financiering die wordt verstrekt door de Europese Unie, tezamen met andere strategische partners op 1 maart 2014 het driejarige project „Emergency Safeguarding of the Syrian Heritage” heeft opgestart, dat met name gericht is op de dringende bescherming van het Syrische culturele erfgoed;

    F.

    overwegende dat de Europese Unie de Conventie inzake de bescherming van de verscheidenheid van culturele inhoud en kunstzinnige expressie die op 20 oktober 2005 is aangenomen, heeft geratificeerd, het eerste internationale rechtsinstrument waarmee de tweeledige economische en culturele aard wordt erkend van cultureel erfgoed, dat derhalve niet mag worden beschouwd als iets dat louter handelswaarde heeft;

    G.

    overwegende dat de Unesco-Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen te verbieden en te verhinderen, die werd ondertekend op 17 november 1970, en het Unidroit-Verdrag inzake de internationale terugkeer van gestolen en onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen van 24 juni 1995 essentiële rechtsinstrumenten zijn voor een betere bescherming van het mondiale culturele erfgoed;

    H.

    overwegende dat illegale handel in cultuurgoederen nu de op twee na belangrijkste vorm van illegale handel is, na die in drugs en wapens, en dat deze illegale handel wordt gedomineerd door netwerken van de georganiseerde misdaad en dat de huidige nationale en internationale mechanismen noch voldoende zijn toegerust noch voldoende worden ondersteund om deze problematiek aan te pakken (12);

    I.

    overwegende dat de bestrijding van illegale handel in cultuurgoederen geen specifieke bevoegdheid is van de Europese Unie, in zoverre dat die niet is verankerd in de Verdragen, maar wel valt onder verschillende bevoegdheidsterreinen van de EU, zoals de interne markt, de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (RVVR), cultuur en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB);

    J.

    overwegende dat de bestrijding van illegale handel in cultuurgoederen dringend beter moet worden gecoördineerd en dat er meer moet worden samengewerkt om de bewustwording te bevorderen, informatie te delen en het wettelijk kader te versterken; overwegende dat er in de Conclusies van de Raad van december 2011 over de voorkoming en bestrijding van misdaden tegen cultuurgoederen onder meer is aanbevolen dat de lidstaten de samenwerking tussen de wetshandhavingsinstanties, culturele autoriteiten en particuliere organisaties intensiveren;

    K.

    overwegende dat in oktober 2012 met een resolutie van de Raad een informeel netwerk is gecreëerd van wetshandhavingsautoriteiten en expertise op het gebied van cultuurgoederen (EU-Cultnet), met als hoofddoel de informatie-uitwisseling met betrekking tot de preventie van illegale handel in cultuurgoederen te verbeteren en informatie te identificeren en te delen over criminele netwerken die ervan worden verdacht bij de illegale handel betrokken te zijn;

    L.

    overwegende dat Irina Bokova, directeur-generaal van de Unesco op zaterdag 28 maart 2015 in Bagdad de campagne #Unite4Heritage heeft gestart om wereldwijd steun te verwerven voor de bescherming van cultureel erfgoed, door gebruik te maken van sociale netwerken;

    1.

    veroordeelt de opzettelijke vernieling van culturele, archeologische en religieuze monumenten door ISIS in Syrië en Irak ten zeerste;

    2.

    verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) passende politieke maatregelen te nemen, in overeenstemming met resolutie 2199 van de VN-Veiligheidsraad van 12 februari 2015, om een eind te maken aan de illegale handel in culturele goederen die afkomstig zijn van het grondgebied van Syrië en Irak gedurende conflictperiodes in deze contreien, zodat deze goederen niet kunnen worden gebruikt als financieringsbron;

    3.

    verzoekt de VV/HV culturele diplomatie en interculturele dialoog in te zetten als instrument om de verschillende gemeenschappen met elkaar te verzoenen en de vernielde culturele locaties weer op te bouwen;

    4.

    verzoekt de VV/HV, de EU en de lidstaten veiligheidsmaatregelen te nemen aan de buitengrenzen van de EU om te voorkomen dat cultuurgoederen uit Syrië en Irak de Unie in worden gesmokkeld en verzoekt hen op doeltreffende wijze samen te werken in het kader van een gezamenlijk optreden tegen de handel in kunstwerken van Syrische of Iraakse herkomst in Europa, aangezien een groot deel van de handel in kunst uit het Midden-Oosten bestemd is voor de Europese markt, samen met de Verenigde Staten en het gebied rond de Golf;

    5.

    stelt de Commissie in dit verband voor om zich in overeenstemming met paragraaf 17 van resolutie 2199 van de VN-Veiligheidsraad van 12 februari 2015 te concentreren op de bestrijding van de illegale handel in culturele kunstwerken, met name in goederen die deel uitmaken van het cultureel erfgoed en die sinds 6 augustus 1990 op illegale wijze uit Irak en sinds 15 maart 2011 uit Syrië zijn weggehaald; verzoekt de Commissie een gecoördineerde benadering uit te stippelen voor de bestrijding van die illegale handel, daarbij samenwerkend met degenen die op nationaal niveau verantwoordelijk zijn voor de opsporingsdiensten en in nauwe samenwerking met de Unesco en andere internationale organisaties zoals de Icom (Internationale Raad van Musea), het Internationaal Blauwe Schild Comité (ICBS) van de Icom, Europol, Interpol, Unidroit (Internationaal Instituut voor de eenmaking van het privaatrecht), de WCO (Werelddouaneorganisatie), de Icomos (Internationale Raad voor Monumenten en Landschappen) en het Iccrom (Internationaal Centrum voor de Studie tot het behoud en de restauratie van culturele goederen);

    6.

    verzoekt de VV/HV het Satellietcentrum van de Europese Unie in Torrejón erbij te betrekken, dat de besluitvormng van de Unie in het kader van het GBVB ondersteunt door materiaal te verstrekken dat afkomstig is uit de analyse van satellietbeelden, om archeologisch en cultureel erfgoed in Syrië en Irak in de gaten te houden en bij te houden op een lijst en om de werkzaamheden van Syrische archeologen te steunen, teneinde verdere plunderingen te voorkomen en het leven van burgers te beschermen;

    7.

    verzoekt de Commissie een snelle en veilige uitwisseling van informatie en het delen van optimale werkmethoden tot stand te brengen tussen de lidstaten om de strijd aan te binden tegen de illegale handel in culturele kunstwerken die onrechtmatig zijn weggehaald uit Irak en Syrië, en er bij de lidstaten op aan te dringen gebruik te maken van internationale hulpmiddelen voor politie- en douanefunctionarissen tegen de illegale handel in cultuurgoederen, zoals de speciale database „I-24/7” van Interpol voor gestolen kunstwerken, en het online communicatiemedium van het programma Archeo van de Werelddouaneorganisatie (WCO);

    8.

    verlangt dat er wordt nagedacht over het opzetten van Europese opleidingsprogramma's voor rechters, politie- en douanefunctionarissen, overheidsinstanties en marktdeelnemers in het algemeen, om degenen die betrokken zijn bij de bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen, in staat te stellen hun expertise te vergroten en te verbeteren, en initiatieven zoals de e-cursus voor Syrische erfgoedspecialisten, die in januari 2013 werd aangeprezen door de Icomos, lesmateriaal over risicobeheer bij rampen, eerstehulpmaatregelen voor culturele collecties en documentatietechniek te omarmen;

    9.

    verzoekt de Commissie zich te verbinden aan internationale projecten uit het maatschappelijk middenveld voor de bescherming en signalering van cultuurgoederen die gevaar lopen, zoals het AAAS-project voor geospatiale technologie, en de activiteiten van onderzoeksgemeenschappen te blijven ondersteunen, zoals Project Mosul dat is ontwikkeld door het Initial Training Network for Digital Cultural Heritage (gefinancierd met een subsidie voor Marie Skłodowska-Curie-acties);

    10.

    verzoekt de Commissie meer steun te verlenen aan het internationaal waarnemingscentrum voor de illegale handel in cultuurgoederen van de Icom, dat een noodlijst heeft opgesteld van Syrische en Iraakse antiquiteiten, bedoeld als hulpmiddel voor musea, douanebeambten, politieagenten en kunsthandelaren en -verzamelaars en waarbij naar verwachting satellietbeelden zullen worden gebruikt om de situatie ter plaatse te observeren, in samenwerking met Unitar;

    11.

    verzoekt de EU en de lidstaten bewustmakingscampagnes te ontwikkelen om de aankoop en verkoop van cultuurgoederen die afkomstig zijn van illegale handel vanuit oorlogsgebieden, te ontmoedigen;

    12.

    verzoekt de lidstaten de nodige stappen te ondernemen om universiteiten, onderzoeksinstanties en culturele instellingen te betrekken, onder andere via regels inzake beroepsethiek, bij de strijd tegen de illegale handel in cultuurgoederen uit oorlogsgebieden;

    13.

    dringt er bij de Commissie op aan de #Unite4Heritage-campagne van de Unesco te ondersteunen door een voorlichtingscampagne te starten die gericht is op Irak en Syrië, om de bewustwording te vergroten van het belang van het daar aanwezige cultureel erfgoed, van de manier waarop de opbrengst van plunderingen worden ingezet om onderdrukking door de regering en terreurdaden te financieren en van de mogelijke straffen voor de illegale invoer van cultuurgoederen die afkomstig zijn uit deze landen, of uit derde landen;

    14.

    verzoekt de Commissie de werking te versterken en te verbeteren van het informele netwerk van wetshandhavingsautoriteiten en expertise op het gebied van cultuurgoederen (EU-Cultnet) dat is opgezet met de resolutie van de Raad van oktober 2012, waarvan het doel is om de uitwisseling van informatie in verband met de preventie van de illegale handel in cultuurgoederen te verbeteren en de totstandbrenging van een aanvullend instrument te beogen om de invoer van cultuurgoederen die onrechtmatig door Syrië en Irak naar de EU zijn verplaatst, te controleren;

    15.

    verzoekt de Raad de Eurojust- en Europolafdelingen te versterken die zich bezighouden met het ondersteunen van de lopende onderzoeken, de preventie en de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot de illegale handel in cultuurgoederen;

    16.

    is tevreden met de heropstarting van de acties van het Internationaal Blauwe Schild Comité van de Icom;

    17.

    verzoekt de Europese Unie de nodige stappen te ondernemen, in samenwerking met de Unesco en het Internationaal Strafhof, om binnen het internationaal recht de categorie „misdaden tegen de menselijkheid” uit te breiden tot daden waardoor het cultureel erfgoed van de mensheid opzettelijk op grote schaal wordt beschadigd of vernield;

    18.

    dringt er bij de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan op aan de Unesco-Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen te verbieden en te verhinderen van 1970, de Unidroit-Overeenkomst van 1995 en het Haags Verdrag inzake de bescherming van cultuurgoederen in geval van een gewapend conflict van 1954, alsmede het Tweede Protocol hierbij van 1999, te ratificeren;

    19.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de directeur-generaal van de Unesco, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten en de regeringen en parlementen van de lidstaten.


    (1)  PB L 39 van 10.2.2009, blz. 1.

    (2)  PB L 169 van 8.7.2003, blz. 6.

    (3)  PB L 335 van 14.12.2013, blz. 3.

    (4)  PB L 335 van 14.12.2013, blz. 50.

    (5)  PB L 200 van 25.7.2001, blz. 5.

    (6)  PB L 297 van 13.11.2009, blz. 18.

    (7)  http://www.refworld.org/docid/54ef1f704.html

    (8)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0076.

    (9)  http://www.unesco.org/new/en/media-services/single-view/news/ conference_report_heritage_and_cultural_diversity_at_risk_in_iraq_and_syria/

    (10)  International Criminal Tribunal for Yugoslavia, Kordić & Čerkez, 26 februari 2001, IT-95-14/2; punten 207 en 208.

    (11)  UNESCO Declaration on Intentional Destruction of Cultural Heritage (Verklaring van de Unesco over de opzettelijke vernieling van cultureel erfgoed), 2003.

    (12)  http://www.africa-eu-partnership.org/newsroom/all-news/morocco-africa-eu-workshop-fight-against-illegal-trafficking-cultural-goods


    Top