EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CN0044

Zaak C-44/16 P: Hogere voorziening ingesteld op 25 januari 2016 door Dyson Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 11 november 2015 in zaak T-544/13, Dyson Ltd/Europese Commissie

PB C 145 van 25.4.2016, p. 18–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.4.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 145/18


Hogere voorziening ingesteld op 25 januari 2016 door Dyson Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 11 november 2015 in zaak T-544/13, Dyson Ltd/Europese Commissie

(Zaak C-44/16 P)

(2016/C 145/23)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Dyson Ltd (vertegenwoordigers: E. Batchelor, M. Healy, solicitors, F. Carlin, barrister, A. Patsa, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het bestreden arrest van het Gerecht in zijn geheel vernietigen;

de bestreden verordening (1) in haar geheel nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in haar eigen kosten en in de kosten van Dyson van zowel de onderhavige procedure als de procedure voor het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Dyson stelt dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.

In de eerste plaats heeft het Gerecht Dyson’s middel ten onrechte opgevat als een kennelijke onjuiste beoordeling in plaats van een bevoegdheidsgebrek gelet op artikel 10, lid 1, van richtlijn 2010/30/EU (2).

In de tweede plaats heeft het Gerecht de grenzen van de gedelegeerde bevoegdheid van de Commissie op grond van artikel 10, lid 1, van richtlijn 2010/30/EU onjuist uitgelegd.

In de derde plaats heeft het Gerecht Dyson’s rechten van verdediging geschonden ten aanzien van feiten waarover Dyson haar standpunt niet naar voren heeft kunnen brengen.

In de vierde plaats heeft het Gerecht relevante bewijsmiddelen onjuist opgevat en/of daarmee geen rekening gehouden.

In de vijfde plaats heeft het Gerecht artikel 36 van het Statuut van het Hof van Justitie geschonden door ongemotiveerd: i) bij het toepasselijke juridisch criterium uit te gaan van een kennelijk onjuiste beoordeling; ii) vast te stellen dat de gegevens van Dyson „uiterst speculatief” waren; iii) zich lijkt te baseren op een ongespecificeerd deel van een ongeïdentificeerde „effectbeoordeling”, en iv) Dyson’s bewijs ten aanzien van de reproduceerbaarheid buiten beschouwing te laten.

In de zesde plaats heeft het Gerecht het juridisch criterium voor gelijke behandeling onjuist toegepast.

Dyson verzoekt het Hof de bestreden uitspraak te vernietigen en de vordering voor het Gerecht toe te wijzen, door verordening (EU) nr. 665/2013 van de Commissie („bestreden verordening”) nietig te verklaren, aangezien het Hof over voldoende informatie beschikt om ten gronde over de in eerste aanleg aangevoerde punten te beslissen.


(1)  Gedelegeerde verordening (EU) nr. 665/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 houdende aanvulling van richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van stofzuigers (PB L 192, blz. 1).

(2)  Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energiegerelateerde producten (PB L 153, blz. 1).


Top