This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014XG0204(01)
Council conclusions on the contribution of sport to the EU economy, and in particular to addressing youth unemployment and social inclusion
Conclusies van de Raad betreffende de bijdrage van sport aan de economie van de EU en in het bijzonder aan het aanpakken van jongerenwerkloosheid en sociale insluiting
Conclusies van de Raad betreffende de bijdrage van sport aan de economie van de EU en in het bijzonder aan het aanpakken van jongerenwerkloosheid en sociale insluiting
PB C 32 van 4.2.2014, p. 2–5
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
4.2.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 32/2 |
Conclusies van de Raad betreffende de bijdrage van sport aan de economie van de EU en in het bijzonder aan het aanpakken van jongerenwerkloosheid en sociale insluiting
2014/C 32/03
DE RAAD EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,
I. ZICH BEWUST VAN DE ERNST VAN HET JONGERENWERKLOOSHEIDSPROBLEEM IN EUROPA EN DE GEVOLGEN ERVAN:
1. |
Jongerenwerkloosheid blijft een belangrijke uitdaging voor de EU en haar lidstaten. De jongerenwerkloosheid bedroeg in augustus 2013 23,3 % in de EU 28 (1), met grote onderlinge verschillen tussen lidstaten en tussen regio's binnen lidstaten (2). |
2. |
Jongeren zijn onevenredig hard door de economische crisis getroffen. In alle lidstaten van de EU is het werkloosheidspercentage onder jongeren over het algemeen veel hoger dan in andere leeftijdsgroepen. Eind 2012 was het percentage werkloze jongeren 2,6 keer zo hoog als het totale werkloosheidspercentage (3). |
3. |
Deze ontwikkelingen hebben verstrekkende gevolgen, niet alleen voor de betrokkenen, maar ook voor de maatschappij en de economie in ruimere zin. Langdurige werkloosheid kan marginalisering in de hand werken, en zo tot armoede en een groter risico op sociale uitsluiting leiden. Er zijn ook grote risico's voor gemeenschappen aan verbonden, aangezien het niet deelnemen aan de arbeidsmarkt voor sommige jongeren de aanleiding is om zich uit het maatschappelijk leven terug te trekken, wat tot nog meer sociale fragmentatie kan leiden. |
4. |
Een van de belangrijkste problemen waarvoor jongeren in Europa zich als gevolg van de crisis geplaatst zien, is het gebrek aan banen en werkervaring. Er is ook een groeiende kloof tussen de vaardigheden waarnaar bepaalde werkgevers op zoek zijn, en de vaardigheden waarover veel potentiële werknemers beschikken. |
II. ERAAN HERINNEREND DAT DE EUROPESE RAAD:
5. |
De bestrijding van de jongerenwerkloosheid als een „bijzondere, onmiddellijke doelstelling” heeft bestempeld, en heeft benadrukt dat het belangrijk is „voldoende aandacht (te besteden) aan de deelname aan de arbeidsmarkt van groepen kwetsbare jonge mensen met specifieke problemen” (4). |
III. BENADRUKKEN HET POTENTIEEL VAN SPORT OM DEZE UITDAGINGEN AAN TE PAKKEN:
6. |
Via betrokkenheid bij sport verwerven jongeren specifieke persoonlijke en professionele vaardigheden die hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt ten goede komen. Voorbeelden daarvan zijn leren leren, sociale en burgerschapscompetenties, leiderschap, communicatie, teamwerk, discipline, creativiteit, ondernemerschap. Sport biedt ook beroepsmatige kennis en vaardigheden in domeinen zoals marketing, management, openbare veiligheid en beveiliging. Al deze vaardigheden en competenties dragen actief bij aan de participatie, ontwikkeling en progressie van jongeren in onderwijs, opleiding en werk, op een voor de arbeidsmarkt relevante en toepasselijke, en door werkgevers gevraagde en gewaardeerde manier. |
7. |
Het organiseren, beheren en uitvoeren van sportactiviteiten in Europa berusten van oudsher op vrijwillige inzet. Volgens een Eurobarometer-enquête uit 2011 (5), is bijna een vierde van degenen die aan vrijwilligerswerk doen (24 %) op het gebied van sport actief. Vrijwilligerswerk in de sport, dat vooral op basisniveau en in clubverband gebeurt, is in sociaal, economisch en democratisch opzicht waardevol. |
8. |
Sport heeft een universele aantrekkingskracht en kent geen culturele of sociaaleconomische grenzen. Zij heeft een internationaal karakter en trekt een veelheid en verscheidenheid van mensen aan. Sportactiviteiten zijn daarom een uitstekend middel voor het integreren van minderheden en gemarginaliseerde groepen. Sport is emotioneel verheffend en kan in belangrijke mate bijdragen tot een gevoel van samenhorigheid; zij kan zo helpen stabiliteit, samenhang en vrede in gemeenschappen te brengen. |
9. |
De sportsector, en met name het vrijwilligerswerk in de sport, heeft een meetbare, belangrijke economische en sociale waarde in nationale economieën. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat sport een significante bijdrage levert aan de Europese economie en in belangrijke mate een motor is van groei en werkgelegenheid, daarbij tevens zorgt voor sociale cohesie en welzijn en aldus een onmiskenbare bijdrage levert aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie (6). |
10. |
Volgens een recente studie voor de gehele EU betreffende economische groei en werkgelegenheid (7) komt het aandeel van de met sport verbonden toegevoegde waarde in de EU neer op 1,76 % (8). Het aandeel van sportgerelateerde werkgelegenheid in de EU bedraagt 2,12 %. Wordt met multiplicatoreffecten rekening gehouden, dan loopt het aandeel van sport zelfs op tot 2,98 % van de totale bruto toegevoegde waarde in de EU. Volgens deze studie is het aandeel van sport in de Europese toegevoegde waarde daarom vergelijkbaar met dat van de landbouw-, bosbouw- en visserijsectoren samen, en is elke zestigste euro die in de EU wordt gegenereerd en verdiend, sportgerelateerd. |
11. |
Sport is een veerkrachtige economische sector. De participatiegraad blijft in de verschillende fasen van de economische cyclus vrij stabiel. Sport wordt gestructureerd via een systeem van door sportorganisaties ingerichte sportevenementen en -activiteiten, van het basisniveau tot aan de top. Deze evenementen blijven vooral bij jonge mensen populair, ook in moeilijke economische omstandigheden. Hoewel sportevenementen door economische fluctuaties kunnen worden beïnvloed, blijft het kader voor sportevenementen en -activiteiten stabiel. |
12. |
Sport kan werkgelegenheid scheppen en de lokale economische ontwikkeling ondersteunen via de bouw en het onderhoud van sportvoorzieningen, de organisatie van sportevenementen, de marktactiviteiten van de sportgoederen en -dienstensector, en verwante activiteiten in andere sectoren. Wanneer infrastructuur voor sportevenementen en -activiteiten (op plaatselijk niveau) zorgvuldig wordt gepland, in een multifunctioneel perspectief en met een duidelijke visie op de toekomstige functie ervan, kan zij de economie helpen stabiliseren en stimuleren. |
13. |
Sport heeft overloopeffecten op andere sectoren. Sportevenementen en -kampioenschappen hebben over het algemeen positieve effecten op sectoren als toerisme, cultuur, transport, media, openbare infrastructuur, etc. Zij kunnen ook mensen samenbrengen, en een gevoel van erbij te horen en van gedeeld succes scheppen. Sport kan daarom een substantiële bijdrage leveren tot de inspanningen van de EU om de huidige economische moeilijkheden te boven te komen. |
IV. BENADRUKKEN DE VOLGENDE ESSENTIËLE BELEIDSBOODSCHAPPEN:
14. |
De sportsector is belangrijk voor de economie en biedt jonge mensen — ook zeer kwetsbare en kansarme jongeren — mogelijkheden om nuttige vaardigheden en kennis te verwerven. Daarom kan sport een belangrijke rol spelen in het aanpakken van het nijpende probleem van de jongerenwerkloosheid, en een impuls geven aan het economisch herstel. Er is een breed scala van acties nodig, waarbij diverse belanghebbenden worden aangesproken, om de hiervoor geschetste uitdagingen aan te pakken. |
15. |
Vrijwilligerswerk kan betaalde arbeid weliswaar niet vervangen, maar kan burgers toch nieuwe vaardigheden aanreiken en zo positief bijdragen tot hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en hun gevoel van bij de maatschappij te horen, versterken. Jonge mensen kunnen door te participeren in sport, met name op basisniveau, hetzij als actieve deelnemer, hetzij als organisator of in een faciliterende rol, essentiële persoonlijke vaardigheden en competenties ontwikkelen. Vrijwillige activiteiten in sport zijn een vorm van niet-formeel en informeel leren, en helpen jonge mensen vaardigheden en competenties verwerven die complementair zijn met formeel onderwijs. |
16. |
Sport biedt een context waarin jonge mensen deze vaardigheden kunnen aanscherpen, om zo hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en hun toekomstige productiviteit te verbeteren, in een tijd waarin de omstandigheden op de arbeidsmarkt erg moeilijk zijn, de vooruitzichten op een baan schaars, en de kansen voor het ontwikkelen van vaardigheden op de werkplek beperkt. |
17. |
Het betrokken zijn bij sport, in het bijzonder op basisniveau, stelt jonge mensen in staat hun energie, hoop en aangeboren enthousiasme te kanaliseren op een wijze die constructief is en bijdraagt tot de gemeenschap waarin zij leven. Sport biedt jongeren, vooral diegenen zonder baan of zonder kansen op relevant onderwijs en opleiding, een positief, constructief, en gemeenschapsgericht perspectief en kan zo helpen maatschappelijke problemen binnen lidstaten, waaronder sociale fragmentatie en vooroordelen ten aanzien van specifieke groepen, tegen te gaan. |
18. |
Kleinschalige investeringen van overheidsgeld in lokale sportfaciliteiten en steun voor gemeenschapsgerichte sportclubs kunnen aanzienlijke baten opleveren in de vorm van sterkere, veiligere en hechtere gemeenschappen. |
19. |
Deelname aan het organiseren van nationale en internationale sportevenementen, en betrokkenheid bij het ontwikkelen en onderhouden van sportinfrastructuur, lokaal of internationaal, kan een van de sleutelfactoren zijn voor het scheppen van werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren. |
V. VERZOEKEN DE LIDSTATEN OM, ALS ANTWOORD OP DE BELANGRIJKE BELEIDSBOODSCHAPPEN, EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:
20. |
Goede ervaringen en praktijken uit te wisselen betreffende:
|
21. |
Beleidsmaatregelen te propageren die erop gericht zijn via sport voor de arbeidsmarkt relevante vaardigheden te ontwikkelen; in dit opzicht vrijwilligersorganisaties en/of sportclubs, alsmede sportactiviteiten en/of -evenementen te ondersteunen, op basis- en/of professioneel niveau. |
22. |
Manieren te onderzoeken om onderwijstrajecten voor toekomstige professionals en vrijwilligers in sport te verbeteren, en werkplekleren te bevorderen, ter ontwikkeling van vaardigheden die binnen nationale kwalificatiekaders kunnen worden erkend. Deze nationale kwalificatiekaders kunnen eventueel worden afgestemd op het Europees kwalificatiekader, teneinde de internationale transparantie te verbeteren en de mobiliteit van de betrokken jongeren te verhogen. Ook dient de mogelijke erkenning van vaardigheden die via informeel en non-formeel leren in sportverband verworven zijn, te worden onderzocht. |
23. |
Strategische investeringen in sport aan te moedigen, met gebruik — waar passend — van de mogelijkheden die worden geboden door EU-financieringsinstrumenten, waaronder de EU-structuurfondsen (met name het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling), en door financiële instrumenten van de EU, zoals financiering door de Europese Investeringsbank. |
24. |
Doeltreffende interne samenwerking binnen overheidsautoriteiten te bevorderen tussen sectoren die te maken hebben met sociale zaken, jongeren, werkgelegenheid en economische zaken, teneinde de bewustwording van de maatschappelijke en economische rol van sport te verhogen. |
VI. VERZOEKEN DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE, IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:
25. |
De sectoroverschrijdende dialoog met deskundigen inzake onderwijs, opleiding, jongeren en werkgelegenheid te bevorderen, met het oog op het onderzoeken van de ontwikkeling van vaardigheden en competenties. |
26. |
Ten volle gebruik te maken van het Erasmus+-programma als een kans voor het ontwikkelen van persoonlijke en beroepsmatige vaardigheden en competenties. |
27. |
Na te gaan hoe sport, ter bevordering van sociale inclusie en werkgelegenheid voor jongeren, uit de structuurfondsen (met name het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) of andere financieringsmechanismen van de EU, zoals middelen van de Europese Investeringsbank, kan worden gefinancierd; het gaat daarbij vooral om het ontwikkelen, en in voorkomend geval onderhouden, van kleinschalige sportinfrastructuur voor openbaar gebruik in gemeenten en steden, met bijzondere aandacht voor sociale achterstandsgebieden. Zo'n kleinschalige infrastructuur kan bijdragen tot het behalen van talrijke maatschappelijke doelstellingen, zoals het scheppen van werkgelegenheid, sociale inclusie en verbetering van de volksgezondheid. |
28. |
De dialoog en gezamenlijke initiatieven met essentiële belanghebbenden te verbeteren, in het bijzonder sportorganisaties, de sportgoederensector en jeugdorganisaties, teneinde voort te bouwen aan een gunstig klimaat om jongeren naar de sportsector aan te trekken. |
29. |
Na te denken over hoe de bijdrage van sport aan het ontwikkelen van vaardigheden bij jonge mensen, en aan het handhaven van sociaal inclusieve gemeenschappen in tijden van hoge jongerenwerkloosheid, het meest doeltreffend kan worden aangepakt in het kader van toekomstige werkzaamheden op EU-niveau inzake sport. |
VII. VERZOEKEN DE COMMISSIE OM ALS ANTWOORD OP DE BELANGRIJKE BELEIDSBOODSCHAPPEN:
30. |
Een sectoroverschrijdende studiebijeenkomst op hoog niveau te organiseren over de bijdrage van sport aan het scheppen van werkgelegenheid en het aanpakken van werkloosheid, in het bijzonder jongerenwerkloosheid, in de EU. |
31. |
Een studie uit te voeren, op basis van de lopende EU-samenwerking op deskundigenniveau, over de bijdrage van sport aan de inzetbaarheid van jongeren op de arbeidsmarkt, in het kader van de Europa 2020-strategie. |
(1) De jongerenwerkloosheid bedraagt in sommige lidstaten meer dan 50 % en in sommige regio's meer dan 70 %; in enkele andere regio's bedraagt ze daarentegen zelfs minder dan 5 %.
(2) http://epp.eurostat.ec.europa.eu/cache/ITY_PUBLIC/3-30082013-BP/EN/3-30082013-BP-EN.PDF
(3) Vgl. voetnoot 2.
(4) Conclusies van de Europese Raad (27 en 28 juni 2013) — EUCO 104/2/13 REV 2.
(5) Bijzondere Eurobarometer betreffende vrijwilligerswerk en solidariteit tussen de generaties, oktober 2011.
(6) Studie van de Commissie over „de bijdrage van sport aan economische groei en werkgelegenheid in de EU” (2012).
(7) Studie naar de bijdrage van sport aan economische groei en werkgelegenheid in de EU, in opdracht van de Europese Commissie; Consortium geleid door SportsEconAustria; Eindverslag van november 2012.
(8) Volgens de definitie van sport van Vilnius — brede definitie: alle activiteiten die het bestaan van sport vereisen, plus alle activiteiten die sport mogelijk maken, plus de statistische definitie van sport overeenkomstig NACE 92.6 Rev 1.1.