This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012AE1689
Opinion of the European Economic and Social Committee on the ‘Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: EU State Aid Modernisation (SAM)’ COM(2012) 209 final
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — De modernisering van het EU-staatssteunbeleid (COM(2012) 209 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — De modernisering van het EU-staatssteunbeleid (COM(2012) 209 final)
PB C 11 van 15.1.2013, p. 49–53
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
15.1.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 11/49 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — De modernisering van het EU-staatssteunbeleid
(COM(2012) 209 final)
2013/C 11/11
Rapporteur: Emmanuelle BUTAUD-STUBBS
De Europese Commissie heeft op 8 mei 2012 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te raadplegen over de
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – De modernisering van het EU-staatssteunbeleid
COM(2012) 209 final.
De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 25 oktober 2012 goedgekeurd.
Het Comité heeft tijdens zijn op 14 en 15 november 2012 gehouden 484e zitting (vergadering van 14 november 2012) het volgende advies uitgebracht, dat met 128 stemmen vóór, bij 5 onthoudingen, is goedgekeurd.
1. Conclusie en aanbevelingen
1.1 |
Binnen een geglobaliseerde en erg concurrentiegevoelige economie is het Europese staatssteunbeleid van strategisch belang. |
1.2 |
De in de Commissiemededeling voorgestelde hervorming dient volgens het EESC te worden gesteund, aangezien ze erop gericht is
|
1.3 |
Het EESC is het met de Commissie eens dat er samenhang bestaat tussen doeltreffende staatssteun enerzijds en de doelstelling duurzame en inclusieve ontwikkeling anderzijds. Deze samenhang moet worden versterkt. Via een gericht staatssteunbeleid zal het mogelijk zijn innovatie (waaronder sociale innovatie) te stimuleren, groene technologieën in te zetten, menselijk kapitaal te ontwikkelen en milieuschade te vermijden. Middels een doelgericht en dynamisch beleid inzake overheidssteun kan actief worden bijgedragen tot een hoog niveau van werkgelegenheid en sociale samenhang. |
1.4 |
Deze hervorming – die zowel qua doelstellingen, modaliteiten en tijdsschema ambitieus is – dient echter op een aantal punten te worden gepreciseerd. |
1.5 |
Het EESC verzoekt de Commissie een aantal begrippen in de Mededeling te verduidelijken.
|
1.6 |
De geplande hervormingen roepen bij het EESC een aantal vragen op.
|
1.7 |
Tot slot stelt het EESC een aantal aanpassingen voor die het net als de Commissie en de Raad nodig acht om het mkb te ondersteunen nu het wordt geconfronteerd met concurrentiedruk uitgaande van bedrijven in derde landen, waar de rechtstreekse en onrechtstreekse steun omvangrijker is en op een minder transparante manier wordt toegekend. |
1.7.1 |
Aangezien de-minimissteun betekent dat via kleine bedragen een positief effect wordt bereikt voor het mkb en de microbedrijven, terwijl de interne markt er weinig gevolgen van ondervindt, stelt het EESC voor om het maximumbedrag voor de-minimissteun, die gedurende een onafgebroken periode van drie jaar aan een bedrijf wordt toegekend, permanent op te trekken van 200 000 euro naar 500 000 euro, net als onlangs voor de diensten van algemeen economisch belang is besloten. |
1.7.2 |
Aangezien het Europese mkb steun nodig heeft om zijn internationale marktactiviteiten uit te bouwen, stelt het EESC voor artikel 27, lid 3 van Verordening (EG) nr. 800/2008 (Algemene Groepsvrijstellingsverordening) aan te passen teneinde steun voor mkb-deelname aan vakbeurzen en tentoonstellingen gedurende een tot drie jaar beperkte periode verenigbaar te verklaren met de gemeenschappelijke markt. |
1.8 |
Op basis van zijn ervaring formuleert het EESC drie praktische aanbevelingen aan de Commissie.
|
2. Inhoud van de Mededeling
2.1 |
De Commissie is voornemens het Europese staatssteunbeleid op drie belangrijke punten te hervormen:
|
2.2 |
Deze hervorming vindt haar oorsprong in een gemengde beoordeling van het huidige beleid.
|
2.3 |
Om hiervoor een oplossing te vinden waarbij alle mogelijkheden van de interne markt (energie, transport, digitale technologieën) worden benut, stelt de Commissie een hervorming voor die zowel qua doelstellingen, modaliteiten en tijdsschema ambitieus is. |
2.4 |
De doelstellingen van de hervorming zijn ambitieus omdat het de bedoeling is, enerzijds, om de groei in Europa te bevorderen via een van de oudste en meest geïntegreerde Europese beleidsgebieden en, anderzijds, om in de procedures vrij radicale verbeteringen door te voeren, al bevat de Mededeling geen cijfers of verdere details in dit verband. |
2.5 |
De voorgestelde hervorming is ambitieus wat haar modaliteiten betreft aangezien de Commissie in één keer en binnen een „geïntegreerde strategie” een samenhangend geheel van aanpassingen wil doorvoeren:
|
2.6 |
De kalender van de voorgestelde hervorming is ambitieus omdat de Commissie de voorstellen inzake de herziening van de Procedureverordening en de Machtigingsverordening tegen het najaar van 2012 goedgekeurd zou willen zien, terwijl de andere onderdelen van het „pakket” zouden moeten zijn goedgekeurd vóór eind 2013, d.w.z. vóór de financiële vooruitzichten voor 2014-2020 een aanvang kunnen nemen. |
3. Algemene opmerkingen
3.1 Staatssteuntoezicht binnen het algemene kader van het Europese mededingingsrecht
3.1.1 |
Het EESC schaart zich achter de in de Commissiemededeling geformuleerde doelstellingen om „het makkelijker [te] maken om steunmaatregelen te behandelen die goed ontworpen zijn, toegesneden zijn op het aanpakken van marktfalen en doelstellingen van gemeenschappelijk belang”, met name door het handhavingsbeleid toe te spitsen op de zaken die de grootste impact op de interne markt hebben, door regels te stroomlijnen en de besluitvorming te versnellen. Deze benadering sluit aan bij een meer algemene ontwikkeling van het mededingingsrecht, zowel op het vlak van concurrentieverstorende activiteiten (kartels en misbruik van machtsposities) als wat betreft de controle op concentraties. |
3.1.2 |
Concurrentieverstorende activiteiten: de via Verordening (EG) nr. 1/2003 (1) gerealiseerde „modernisering van het mededingingsrecht” en de hiermee verband houdende teksten hebben de weg geëffend voor een gedecentraliseerde toepassing van het mededingingsrecht, met name door het systeem van voorafgaande aanmelding af te schaffen. Op deze manier kan de Commissie haar inspanningen concentreren op de strijd tegen de ernstigste inperkingen en misbruiken, in het bijzonder kartelvorming. De modernisering is gepaard gegaan met een versterkte samenwerking tussen enerzijds een netwerk van nationale mededingingsautoriteiten en anderzijds de Commissie. |
3.1.3 |
Controle op concentraties: commissaris Almunia heeft onlangs aangekondigd dat het Europees systeem inzake controle op concentraties zou kunnen worden herzien, vooral omdat de Commissie zich zo zou kunnen toespitsen op de concentraties waarbij de kans op marktimpact het grootst is (2). Op korte termijn zouden de minst problematische gevallen op een eenvoudigere manier moeten worden behandeld – via een verbeterde „vereenvoudigde procedure” – en zou de procedure voor voorafgaande kennisgeving moeten worden herzien. Op langere termijn zou het systeem voor controle op concentraties zelf voor herziening in aanmerking kunnen komen, door niet-controlerende minderheidsacquisities te onderzoeken en ervoor te zorgen dat systemen op nationaal en Europees niveau m.b.t. bestaande drempels en verwijzingen beter op elkaar worden afgestemd. |
3.2 Criteria voor een algemeen raamwerk inzake staatssteun
3.2.1 |
Het EESC herhaalt dat het voorstander is van een algemeen raamwerk inzake staatssteun, waarbij wordt ingezet op een steunbeleid dat (3):
|
3.3 Meer verantwoordelijkheid voor de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van staatssteunregels
3.3.1 |
Het EESC is zich ervan bewust dat, als de Commissie haar handhavingsbeleid op de meest problematische zaken toespitst, dit onder meer betekent dat de van verplichte aanmelding vrijgestelde steunmaatregelen worden uitgebreid. Hierdoor zou automatisch een grotere verantwoordelijkheid bij de lidstaten komen te liggen. Het EESC wijst er echter op dat er in dit verband rekening moet worden gehouden met de bijzondere aard van het staatssteunrecht. Staten en – meer in het algemeen – alle overheidslichamen die steun kunnen toekennen, zijn in zekere zin terzelfder tijd „rechter en partij”. |
3.3.2 |
Als lidstaten op het vlak van staatssteuntoezicht meer verantwoordelijkheden krijgen, bestaat het risico dat ze de regels ook op een subjectieve manier toepassen, elkaar oneerlijk behandelen en opnieuw hun toevlucht nemen tot een zeker economisch patriottisme, waardoor bedrijven uiteindelijk met grotere rechtsonzekerheid worden geconfronteerd. |
3.3.3 |
Er zijn verschillende oplossingen mogelijk om dit type risico zo veel mogelijk te beperken.
|
3.4 Gestroomlijnde en transparante procedures
3.4.1 |
Tijdens de economische en financiële crisis (2008-2011) hebben de Commissie en de lidstaten blijk gegeven van reactievermogen door een pakket specifieke documenten goed te keuren (5). Met name de grotere samenwerking vanwege de lidstaten en de talrijke inspanningen van de diensten van de Commissie hebben het mogelijk gemaakt om snel beslissingen te nemen, tot tevredenheid van de lidstaten en de bedrijfswereld. |
3.4.2 |
Algemeen gesproken blijven de procedures voor de betrokken partijen echter buitensporig lang en ingewikkeld. Het EESC onderschrijft dus het voornemen van de Commissie om voor een snellere behandeling van dossiers te zorgen, door de administratieve procedures te verbeteren en de lidstaten op hun verantwoordelijkheid te wijzen en zo transparantie en efficiëntie te garanderen. Het is belangrijk dat de behandeling van dossiers zo veel mogelijk het ritme van de economische activiteit volgt. |
3.4.3 |
De „vereenvoudigde procedure” voor de behandeling van bepaalde soorten staatssteun (6) zou dan ook kunnen worden uitgebreid, mits dit binnen een welomlijnd kader gebeurt. Binnen deze procedure onderzoekt de Commissie enkel of een steunmaatregel met de bestaande regelingen en praktijken overeenstemt. |
3.5 Een betere toepassing van het recht („better enforcement”)
3.5.1 |
Het is van fundamenteel belang dat het staatssteunrecht op een doeltreffende manier wordt toegepast. Toch stelt het EESC vast dat nationale rechterlijke instanties vaak niet in staat zijn om dit te garanderen, met name in het geval van bedrijven die het slachtoffer zijn van de toekenning van illegale steun aan concurrerende ondernemingen. Hiervoor zijn meerdere redenen te vinden, waaronder de onvoldoende kennis van het Europese mededingingsrecht bij magistraten en de procedurele beperkingen inherent aan elke rechtszaak. |
3.5.2 |
Het is nodig oplossingen te zoeken om de toepassing van het staatssteunrecht in de praktijk te versterken. Zowel bedrijven als nationale rechterlijke instanties zouden over doeltreffendere instrumenten en procedures moeten beschikken. |
4. Specifieke opmerkingen
4.1 Verduidelijking van het begrip „marktfalen”
4.1.1 |
Het EESC schaart zich achter de doelstelling enkel steunmaatregelen goed te keuren die (i) bijdragen tot groei door marktfalen aan te pakken (staatssteun moet inderdaad een aanvulling zijn op – en geen vervanging van – particuliere middelen) en (ii) een stimulerend effect hebben en de begunstigde er met andere woorden toe aanzetten om activiteiten te ontplooien die hij/zij zonder de steun niet had ontplooid. |
4.1.2 |
In deze context moet het begrip „marktfalen” noodzakelijkerwijs worden verduidelijkt en toegelicht aan de hand van voorbeelden uit verschillende sectoren, met name aan de hand van de bestaande Europese rechtspraak. Op deze manier kunnen zowel overheidsinstanties als bedrijven dit begrip op een uniforme manier interpreteren en het in aanmerking nemen bij de vormgeving van steunmaatregelen. |
4.2 Uitdieping en actualisering van internationale vergelijkingen inzake staatssteun
4.2.1 |
In paragraaf 16 en 17 van de Mededeling wordt verwezen naar het mededingingsbeleid van derde landen: de Commissie besluit dat de EU over een transparanter kader voor vergelijkbare steunvolumes beschikt. Hiervoor baseert de Commissie zich echter op een vergelijkende WTO-studie uit 2006. Het EESC vraagt de Commissie de WTO om een actuelere studie te verzoeken, aangezien verschillende WTO-leden die niet tot de EU behoren door de crisis hun toevlucht hebben genomen tot massale subsidies, vooral in industriële sectoren. Het is immers wenselijk dat het toekomstige mededingingsbeleid vanaf 2013 gebaseerd wordt op een actueel en nauwkeurig beeld van de situatie die zich – nu de wereldwijde crisis de economische concurrentie heeft versterkt – laat optekenen in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, China, India en Brazilië. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de steun die op deelstaatniveau wordt toegekend. |
4.2.2 |
Door de staatssteunregels toe te passen moet de concurrentiepositie van bedrijven op de interne markt en op internationaal vlak kunnen worden versterkt. Europese bedrijven worden echter geconfronteerd met concurrentie vanwege ondernemingen uit derde landen, die in hun wetgeving soms geen enkele beperking op staatssteun kennen. Dit kan ertoe leiden dat de mededinging ernstig wordt verstoord ten nadele van de Europese bedrijven, zoals ook in de Commissiemededeling wordt vastgesteld (7). |
4.2.3 |
Met inachtneming van haar bevoegdheden onderneemt de Commissie stappen om wereldwijd gelijke concurrentievoorwaarden te creëren, met eerlijke mededinging als centraal begrip. De herziening van het staatssteunrecht dient dus te worden gecoördineerd met het optreden van de Commissie inzake de instrumenten van het handelsbeleid (WTO-regels, bilaterale vrijhandelsakkoorden). |
4.3 Herziening van het standpunt inzake exportsteun
4.3.1 |
In het Voorstel voor een verordening tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen (2014 - 2020) (COM(2011) 834 final) erkent de Commissie dat het mkb moet worden ondersteund om zowel binnen de EU als naar alle andere landen te kunnen uitvoeren en zo groeimogelijkheden te vinden. Met het oog daarop wordt gepland via het Entreprise Europe Network te voorzien in steun en ondersteunende diensten voor kleine en middelgrote ondernemingen met groeiperspectieven. |
4.3.2 |
Toch lijkt de benadering van de Commissie terzelfder tijd te restrictief. Zo worden in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 800/2008 (6 augustus 2008) bijvoorbeeld verschillende cumulatieve voorwaarden gesteld voor de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen aan beurzen en salons: de steunintensiteit mag niet meer dan 50 % van de in aanmerking komende kosten bedragen, de steun wordt enkel toegekend aan kleine en middelgrote ondernemingen die voldoen aan de EU-definitie van deze term en de steun wordt slechts toegekend voor de eerste deelname aan een vakbeurs of tentoonstelling. |
4.3.3 |
Dit criterium van de eerste deelname past niet binnen een internationale ontwikkelingsstrategie waarbij een aanwezigheid van minstens drie jaar op dezelfde markt nodig is vooraleer de precieze ontwikkelingsstrategie (vertegenwoordiger, vestiging, verdeler) kan worden bepaald. Het EESC stelt dan ook voor om in artikel 27, lid 3 het criterium van de „eerste deelname” te vervangen door het criterium van de „eerste drie opeenvolgende jaren dat een onderneming aan een bepaalde vakbeurs of tentoonstelling deelneemt”, waarbij de andere twee criteria ongewijzigd blijven. |
4.4 Staatssteun laten bijdragen tot duurzame en inclusieve groei
4.4.1 |
De EU zal moeten garanderen dat via staatssteun een aanzet wordt gegeven tot innovatie (ook vanuit sociaal oogpunt, via de steun voor sociale innovatie die in de „Innovatie-Unie” al erkend is), tot gebruik van groene technologieën en tot ontplooiing van het menselijk kapitaal binnen een model van duurzame ontwikkeling. Het EESC stelt tevreden vast dat steun voor sociale innovatie gaandeweg erkend wordt als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt (8) en hoopt dat dit in de toekomst nog vaker het geval zal zijn naarmate het staatssteunbeleid verder wordt gemoderniseerd. |
4.4.2 |
Het EESC schaart zich ook achter staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling m.b.t. het vormgeven, realiseren en in de handel brengen van producten, programma's en diensten ten behoeve van kwetsbare groepen in de samenleving (met name gehandicapten) (9). |
Brussel, 14 november 2012
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Staffan NILSSON
(1) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.
(2) http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=SPEECH/12/453&format=HTML&aged=0&language=EN
(3) PB C 65 van 17.3.2006, blz. 1, paragraaf 3.1
(4) http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/intm/132797.pdf
(5) Zie de voorlopige regels inzake staatssteun die werden vastgelegd als reactie op de economische en financiële crisis.
(6) PB C 136 van 16.6.2009, blz. 3.
(7) Zie paragraaf 17 van de mededeling.
(8) COM(2010) 546 final; COM(2011) 609 final; PB L 7 van 11.1.2012, blz. 3.
(9) PB C 24 van 28.1.2012, blz. 1.