Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012IE1566

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Maatregelen om de zelfredzaamheid en de maatschappelijke integratie van Roma in Europa te bevorderen” (vervolgadvies)

    PB C 11 van 15.1.2013, p. 21–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.1.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 11/21


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Maatregelen om de zelfredzaamheid en de maatschappelijke integratie van Roma in Europa te bevorderen” (vervolgadvies)

    2013/C 11/05

    Rapporteur: Ákos TOPOLÁNSZKY

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 17 januari 2012 besloten om overeenkomstig artikel 29A van de uitvoeringsbepalingen van zijn reglement van orde een vervolgadvies op te stellen over het thema:

    Maatregelen om de zelfredzaamheid en de maatschappelijke integratie van Roma in Europa te bevorderen

    (vervolgadvies).

    De afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 23 oktober 2012 goedgekeurd.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 14 en 15 november 2012 gehouden 484e zitting (vergadering van 14 november) onderstaand advies uitgebracht, dat met 127 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 12 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1

    Het EESC is ingenomen met de hoopgevende maatregelen die de Europese Commissie, het Europees Parlement, de Europese Raad, andere Europese organen en de lidstaten onlangs hebben genomen om de inclusie en integratie van de Europese Roma te bewerkstelligen. Hierbij zij met name gedacht aan het strategisch kader van de Commissie en de goedkeuring van de nationale integratiestrategieën voor de Roma door de lidstaten.

    1.2

    Tegelijkertijd zij erop gewezen dat „al die inspanningen tezamen echter nauwelijks hebben geholpen om de discriminatie waarmee veel Roma worden geconfronteerd, te verminderen en om hun levenskwaliteit en levenskansen te verbeteren.”

    1.3

    Reeds in zijn verkennend advies van 2011 (1) heeft het EESC zijn bezorgdheid geuit over het geringe animo van de maatschappelijke en Roma-organisaties voor de nationale integratiestrategieën voor de Roma, en heeft het verschillende aanbevelingen geformuleerd.

    1.4

    De conclusies van de door het EESC bestelde studie die op 27 lidstaten betrekking had, stroken met de conclusies van de studies die door de Coalitie voor een Europees Romabeleid (ERPC) en andere maatschappelijke organisaties zijn verricht en wijzen niet alleen op een gebrek aan informatie en op een algemene ontevredenheid maar ook op wijdverspreide frustratie en wantrouwen bij de vertegenwoordigers van de Romagemeenschap en hun maatschappelijke organisaties. De nationale strategieën zijn kennelijk niet tegemoet gekomen aan de stijgende verwachtingen en de oprechte hoop van de Roma dat via deze strategieën hun sociale integratie werkelijk bevorderd zou worden.

    1.5

    De instrumenten en middelen die voorhanden zijn om de strategieën ten uitvoer te leggen blijken ontoereikend te zijn om de aanhoudende negatieve impact van discriminatie en uitsluiting op het leven en de vooruitzichten van de betrokkenen te compenseren. Het Comité wijst er daarom op dat het van belang is de maatregelen te coördineren en te voorzien in middelen die op de nagestreefde doelstellingen zijn afgestemd.

    1.6

    Het Comité is van mening dat bij de planning en tenuitvoerlegging van de nationale integratietrategieën voor de Roma een op rechten gebaseerde benadering geboden is om de mensen- en grondrechten te waarborgen.

    1.7

    Het is volgens hem zaak prioriteit te geven aan de bestrijding van discriminatie op alle terreinen van het maatschappelijk leven.

    1.8

    Het EESC bevestigt andermaal dat een positieve benadering van de sociale situatie van de Roma meer algemeen ingang moet vinden en dat de tenuitvoerlegging van integratiemaatregelen voornamelijk afhangt van de vraag of de betrokkenen de nodige energie, instrumenten en macht hebben om hun eigen lot in handen te nemen.

    1.9

    Het EESC steunt de oprichting van een netwerk van nationale contactpunten voor de Roma, zoals de Europese Commissie voorstelt. Dit netwerk moet over passende bevoegdheden beschikken en het maatschappelijk middenveld – en met name de organisaties van de Roma en de vertegenwoordigers van de belangen van deze gemeenschap – moet volledig betrokken worden bij het gehele tenuitvoerleggingsproces van de nationale integratiestrategieën voor de Roma (uitstippeling, tenuitvoerlegging, monitoring en evaluatie).

    1.10

    De monitoring en evaluatie van deze nationale strategieën, waarbij ook onafhankelijke waarnemers moeten worden betrokken, moet op een solide wetenschappelijke basis kracht worden bijgezet. Tegelijkertijd moet voorzien worden in mechanismen om de financiering van dit proces te verzekeren.

    2.   Achtergrond

    2.1

    In april 2011 heeft de Europese Commissie een belangrijk strategisch document over „Een EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma tot 2020” goedgekeurd (2). Voor het eerst in de geschiedenis van de EU worden in deze mededeling de belangrijkste strategische doelstellingen ter zake vastgesteld, in nauwe samenhang met de prioriteiten van de Europa 2020-strategie, de bepalingen van het Handvest van de grondrechten van de EU en de conclusies van het vademecum De 10 gemeenschappelijke grondbeginselen voor de integratie van de Roma  (3). De politieke uitdagingen zijn gebundeld in vier subcategorieën: toegang tot onderwijs, tot de arbeidsmarkt, tot gezondheidszorg en tot huisvesting. Er wordt bijzondere aandacht geschonken aan de samenwerking met middenveldorganisaties en organisaties van de Roma. Er wordt gepleit voor de uitwerking en tenuitvoerlegging van een mechanisme voor degelijke monitoring en evaluatie. Tegelijkertijd worden de lidstaten opgeroepen hun nationale strategische documenten voor te bereiden, goed te keuren en voor eind 2012 aan de Europese Commissie voor te leggen.

    2.2

    In zijn conclusies (4) geeft de Europese Raad zijn steun aan de mededeling van de Commissie (5) en stelt hij het volgende:

    „(De Raad is ingenomen met) de mededeling van de Commissie (…), waarin de lidstaten worden aangemoedigd (…) haalbare nationale doelstellingen te bepalen (…) alsook een toezichtmechanisme in te stellen en bestaande EU-fondsen toegankelijker te maken voor Roma-integratieprojecten”, en wijst hij op de noodzaak:

    „op passende wijze toe te zien op of een beoordeling te verrichten van het effect van [nationale] beleidsmaatregelen voor de integratie van de Roma of de geïntegreerde pakketten beleidsmaatregelen (…)” (punt 23);

    „meer betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en alle andere belanghebbenden aan te moedigen” (punt 41).

    3.   Het EESC heeft op 16 juni 2011 een verkennend advies gepubliceerd met als titel „Maatregelen om de zelfredzaamheid en de maatschappelijke integratie van Roma in Europa te bevorderen” (6). De hoofdpunten van dit advies kunnen als volgt worden weergegeven:

    3.1

    Het EESC is ingenomen met de hoopgevende maatregelen die het Europees Parlement, de Europese Commissie, de Europese Raad, andere Europese organen en de lidstaten hebben genomen om de sociale inclusie en integratie van de Europese Roma te bewerkstelligen, en stelt tevens met voldoening vast dat zij hun inspanningen ter zake recentelijk hebben geïntensiveerd.

    3.1.1

    Voorts wijst het erop dat „al die inspanningen tezamen echter nauwelijks hebben geholpen om de discriminatie waarmee veel Roma worden geconfronteerd, te verminderen en om hun levenskwaliteit en levenskansen te verbeteren. De situatie van de Roma is in sommige opzichten zelfs verder verslechterd.”

    3.1.2

    Er moet daarom een pan-Europese geïntegreerde strategie worden uitgestippeld, die gecoördineerd moet worden en de nodige samenhang moet vertonen, samen met een programma voor een kordaat en systematisch optreden op het niveau van de lidstaten op alle beleidsterreinen, waarmee de betrokken personen en gemeenschappen de bevoegdheden en de beslissingsmacht worden verleend om hun eigen lot in handen te nemen (zelfredzaamheid).

    3.1.3

    „De lidstaten zouden een realistisch, haalbaar en op gecoördineerde wijze uit te voeren integratiebeleid voor Roma dat specifiek maar niet uitsluitend is afgestemd op de aard van de problemen van deze bevolkingsgroep en is geënt op strategische richtsnoeren voor de oplossing daarvan, op de volgende drie pijlers kunnen baseren:

    a)

    ras- en etniciteitsneutraal integratiebeleid - en terugdringing van extreme armoede en ontbering;

    b)

    beleid ter bevordering van de zelfredzaamheid van personen die zichzelf als lid van een Romagemeenschap beschouwen, en waardering voor de sociale integratie die zij al hebben bereikt;

    c)

    algemeen antiracismebeleid en voorlichting.”

    3.2

    „Ook is het absoluut noodzakelijk vertegenwoordigers en leden van de Romabevolking en -gemeenschappen actief te betrekken bij de planning en tenuitvoerlegging van beleid op alle niveaus (EU, nationaal, regionaal en lokaal).”

    3.3

    Het EESC „zou graag willen bijdragen aan de evaluatie van deze maatregelen, gelet op het mandaat dat het van het maatschappelijk middenveld heeft gekregen en zijn eigen contacten met maatschappelijke organisaties in de lidstaten. Het beoogt immers een brug te vormen tussen de EU-instellingen en het maatschappelijk middenveld. Daarom zou het ook actief willen deelnemen aan het Europees platform voor integratie van de Roma, en aan andere overlegstructuren.”

    4.   Studies en peilingen

    4.1   Gelet op het voorgaande wordt met dit advies beoogd de kennis, ervaringen en standpunten te bundelen die over de kaderstrategie en de nationale integratiestrategieën voor de Roma reeds geruime tijd zijn vergaard door waarnemers van hoog niveau, de bevoegde diensten van de Europese Commissie, verenigingen van Roma, middenveldorganisaties die de belangen van de Romagemeenschap verdedigen alsook van pressiegroepen en andere bewegingen. Het lijdt geen twijfel dat de uitkomst van deze inspanning van grote invloed zal zijn op de kans dat de in de kaderstrategie vastgestelde doelstellingen op het niveau van de lidstaten verwezenlijkt zullen worden. De verschillende analyses betreffen met name:

    de verschillende documenten van de Europese Commissie m.b.t. het proces van opstelling van de nationale strategieën en hun inhoud;

    de documenten over de rol van OSI als deelnemer en waarnemer en zijn activiteiten op het gebied van informatieverspreiding, met name in de nieuwe lidstaten (7);

    de enquêtes van de ERPC;

    de verslagen van middenveldorganisaties die actief betrokken zijn bij Roma-kwesties als ERIO (Europees informatiecentrum over de Roma) of het Centre Amalipe, over de inhoud en het proces van opstelling van de strategieën;

    en de antwoorden op de voor het EESC georganiseerde online-enquête m.b.t. de 27 lidstaten.

    4.2   De Europese Commissie heeft een summiere evaluatie gemaakt van de nationale strategieën die haar werden voorgelegd (8). Over het algemeen onderschrijft het EESC de mild kritische opmerkingen van de Commissie (9) en met name dat deze strategieën ervoor moeten zorgen dat de territoriale gemeenschappen meer bij een en ander worden betrokken, dat nauwer wordt samengewerkt met het maatschappelijk middenveld, dat wordt voorzien in middelen die beter zijn afgestemd op de taken en doelstellingen, dat de maatregelen beter worden gemonitord en adequaat worden geëvalueerd, en dat fenomenen van discriminatie kordater worden bestreden.

    4.3   De ERPC heeft bijna tegelijkertijd met de op verzoek van het EESC georganiseerde enquête, aan de hand van een soortgelijke methode en vragen ook een enquête gelanceerd. De resultaten zijn samen met een evaluatie van de nationale integratiestrategieën voor de Roma gepubliceerd in een gemeenschappelijke studie (10).

    4.3.1   Door tevens gebruik te maken van de mogelijkheden die door zijn eigen netwerk worden geboden heeft de ERPC 90 bruikbare antwoorden (waarvan 78 uit de lidstaten) gekregen op de vragenlijsten die het had toegestuurd aan een groot aantal Roma-organisaties en organisaties die de belangen van deze gemeenschap verdedigen. Hoewel er van land tot land verschillen konden worden waargenomen, beklaagden de respondenten er zich over het algemeen over dat ze nauwelijks bij de opstelling van de strategieën waren betrokken en dat wanneer dit wel het geval was, er nauwelijks van enige impact sprake was. Volgens de ERPC-enquête zou deze lage graad van betrokkenheid en impact te wijten zijn aan het feit dat in de meeste lidstaten zowel het proces van opstelling van de strategieën als de resultaten ervan weinig bekendheid krijgen en een gebrek aan transparantie vertonen (11).

    4.3.2   Om een ruimere en doeltreffender deelname van het maatschappelijk middenveld te bevorderen beveelt de ERPC aan op alle niveaus een cultuur van permanente dialoog te bewerkstelligen, die verder gaat dan een eenvoudige verplichting tot raadpleging, alsook te voorzien in adequate deelnamemechanismen, een hoge graad van transparantie van het overheidsoptreden en regelmatige feedback over de genomen besluiten. In de conclusies wordt gesteld dat uit de nationale integratiestrategieën voor de Roma blijkt dat er duidelijke en zorgwekkende verschillen bestaan in politieke wil om de strijd aan te gaan tegen de discriminatie en vooroordelen waarvan de Roma het slachtoffer zijn, alsook om het nationale beleid aan te passen met het oog op een grotere deelname van de Roma aan alle collectieve samenlevingsgebieden.

    4.4   Resultaten van de voor het EESC georganiseerde online-enquête  (12)

    4.4.1   De online-enquête, waarbij de vragen in aparte categorieën waren opgedeeld, werd door de onderzoekers toegestuurd aan nagenoeg 2 000 middenveldorganisaties en personen die zich met de Roma-problematiek bezighouden (13). Zoals bij de ERPC-enquête, was de respons bijzonder laag (14).

    4.4.2   Wat de tevredenheid over de inhoud van de nationale en EU-strategieën betreft, die voor 14 analytische criteria (15) op een schaal van 5 punten kon worden geëvalueerd, werd gemiddeld een evaluatiecijfer van minder dan 2 gegeven (16). Voor de meeste respondenten zijn de nationale integratiestrategieën voor de Roma dus vooralsnog geen succes en getuigen ze evenmin van een uitgesproken politieke wil. Deze zeer negatieve mening vormt hoogstwaarschijnlijk ook een verklaring voor de geringe respons.

    4.4.3   Door de band wijst deze enquête niet alleen op een groot gebrek aan informatie en een algemene ontevredenheid, maar ook op een zekere frustratie en wantrouwen bij een groot aantal woordvoerders van de Romagemeenschap, de middenveldorganisaties en hun vertegenwoordigers; de nationale integratiestrategieën voor de Roma zijn niet tegemoet gekomen aan de stijgende verwachtingen en de oprechte hoop dat de strategie de maatschappelijke integratie van de Roma aanzienlijk zou kunnen verbeteren. De geringe respons en tevredenheid maken ook duidelijk dat er, ondanks de intentieverklaringen, niet genoeg is gedaan om de relevante organisaties bij de strategische planning te betrekken en er geen werk is gemaakt van doeltreffende participatiemechanismen. Ook hebben de huidige inspanningen, wegens de soms eeuwenlange discriminatie en uitsluiting, niet het nodige vertrouwen kunnen wekken bij de vertegenwoordigers van de betrokkenen.

    4.4.4   De resultaten van dit onderzoek bevestigen en ondersteunen in ruime mate de aanbevelingen die het EESC m.b.t. een versterking van de deelname van het maatschappelijk middenveld in zijn verkennend advies formuleert.

    5.   Algemene aspecten

    5.1   De jongste jaren hebben de EU-organen en -instellingen omvangrijke inspanningen geleverd en offers gebracht om de maatschappelijke integratie van de Roma te versterken en paal en perk te stellen aan de uitsluiting en extreme armoede waar ze vaak het slachtoffer van zijn. Doelstelling daarbij was de politieke, economische en maatschappelijke integratie van de Roma in de samenleving, als volwaardige en volledig rechtsbekwame Europese en nationale onderdanen.

    5.2   Tot nog toe hebben al deze inspanningen slechts geleid tot resultaten die in het beste geval beperkt kunnen worden genoemd. De analyses van de nationale integratiestrategieën voor de Roma lijken er eenduidig op te wijzen dat het hier om een absoluut noodzakelijk maar volkomen ontoereikend proces gaat: enerzijds zijn de betrokkenen onvoldoende geïnformeerd en – in grote mate – argwanend op dit vlak, anderzijds zijn ze meestal ontevreden over de doelstellingen en over de kansen om deze te verwezenlijken. De goedkeuring van strategische programma's zou dan ook als het begin van een integratieproces moeten worden beschouwd, niet als het resultaat ervan.

    5.3   Onze voorstellen zijn er over het algemeen op gericht op EU- en nationaal niveau – net als op lokaal en regionaal niveau – institutionele mechanismen te ontwikkelen die op een breed principeakkoord en een duidelijke politieke consensus zijn gebaseerd. Om tot Roma-integratie te komen moeten deze mechanismen op verschillende beleidsterreinen worden geïntegreerd en transparant zijn, op duidelijke gegevens berusten, op een rationele en voorspelbare manier tot resultaten leiden, een voorspelbare werking hebben en een aanzienlijke maatschappelijke participatie garanderen, met name door de Roma en de sociale actoren die hen steunen.

    5.4   Er moet rekening worden gehouden met het feit dat, hoewel de meeste strategieën passende doelstellingen inhouden, ze niet lijken te voorzien in krachtige instrumenten en voldoende middelen om deze doelstellingen te realiseren en een halt toe te roepen aan de negatieve impact van discriminatie en uitsluiting op het leven en de kansen van de betrokkenen. Dit is in het bijzonder het geval in tijden van economische en maatschappelijke crisis, die vooral negatieve gevolgen heeft voor de meest kansarmen: dit spreekt voor zich, maar wordt ook in de feiten bevestigd. Voor de betrokken groepen neemt de uitsluiting dermate grote vormen aan dat hun levenskwaliteit en maatschappelijke kansen onbestaande en van geen betekenis zijn.

    5.5   Beleidsaanbevelingen

    5.5.1

    In de EU bestaat er een ernstig risico op onderbenutting van de huidige positieve politieke bereidheid m.b.t. Romavraagstukken en op een nieuwe mislukking op dit gebied, die zware gevolgen zou kunnen hebben. Volgens het EESC is het dan ook bijzonder belangrijk dat de nationale integratiestrategieën voor de Roma binnen het overheidsbeleid voortdurend gemonitord en geëvalueerd worden, zodat eventuele negatieve – en zelfs rampzalige – gevolgen niet de overhand krijgen op de beoogde voordelen. Er moeten dus doeltreffende coördinatie- en bijsturingsmechanismen voor het beleid worden ingevoerd.

    5.5.2

    Uit de beoordeling van de nationale integratiestrategieën voor de Roma blijkt dat er zorgwekkende discrepanties bestaan tussen, enerzijds, de uitgesproken politieke bereidheid om een einde stellen aan de discriminatie en sociale uitsluiting van Roma en, anderzijds, de doeltreffendheid van de ter beschikking gestelde instrumenten, middelen en mechanismen. Het EESC beveelt aan krachtdadiger dan vroeger op te treden tegen het politiek uitbuiten van deze kwestie.

    5.6   Antidiscriminatiebeleid en voorlichting door de overheid

    5.6.1

    Voor het EESC is het van essentieel belang dat het uitgangspunt in nationale integratiestrategieën voor de Roma altijd de rechtsbescherming is, zodat wordt gewaarborgd dat alle burgers in de lidstaten dezelfde grondrechten ten volle kunnen uitoefenen, conform de Europese wetgeving en de internationale verdragen en overeenkomsten inzake mensenrechten.

    5.6.2

    De strijd tegen discriminatie dient als een prioriteit te worden beschouwd op alle gebieden van het maatschappelijke leven. Het antidiscriminatiebeleid van de EU en de lidstaten zou het nog vaker mogelijk moeten maken gevallen van discriminatie aan het licht te brengen en ze in overeenstemming met de Europese rechtstradities te bestraffen.

    5.6.3

    Het is noodzakelijk de mensenrechten van Romamigranten te verdedigen en ervoor te zorgen dat ze volledig worden toegepast. Daartoe dient ook te worden gedacht aan het recht op onderwijs en het recht op gezondheidszorg van een passend niveau. T.a.v. Romamigranten uit EU-lidstaten, die EU-burgers zijn, zou er in de mate van het mogelijke een evenwichtiger integratiebeleid moeten worden gevoerd, in de plaats van een uitwijzingsbeleid.

    5.6.4

    Er moeten bijzondere inspanningen worden geleverd om de Roma overal in de media, het schoolwezen en andere terreinen van het openbare leven te integreren. Via programma's moeten de Romageschiedenis en -cultuur worden bekendgemaakt, met bijzondere aandacht voor de problemen die Roma ondervinden op het vlak van discriminatie en uitsluiting. Het is belangrijk dat de Roma zelf aan dit voorlichtingsproces in de samenleving deelnemen.

    5.6.5

    Binnen een samenhangende aanpak moeten alle gevallen van racisme en xenofobie aan het licht worden gebracht en moeten er in voorkomend geval juridische sancties worden opgelegd. Op dit vlak hebben opiniemakers, met name de politieke en media-elite, een heel bijzondere verantwoordelijkheid.

    5.6.6

    Men dient zich ervoor te hoeden de Roma als etnische groep te stigmatiseren en hen systematisch met negatieve maatschappelijke fenomenen in verband te brengen (criminaliteit, gedragspatronen die in de samenleving niet gangbaar zijn enz.). Uitlatingen in die zin moeten worden bestreden, met name in het strafrecht en in de media.

    5.6.7

    Het EESC is het ermee eens dat een positieve benadering van de maatschappelijke situatie van de Roma algemene ingang moet vinden. De EU-instellingen en hun netwerken zouden dan ook moeten vermijden dat de Roma en hun gemeenschap enkel in een problematische maatschappelijke context en als „dragers” van problemen ter sprake komen. De aandacht zou veeleer moeten worden gevestigd op Roma-individuen en -gemeenschappen in Europa die succes boeken, een model van sociale opwaardering en integratie van Roma vormen en als Roma naar buiten treden.

    5.6.8

    Een beslissende vereiste voor de tenuitvoerlegging van integratiebeleid is dat individuen over de kracht, instrumenten en macht beschikken om hun eigen lot in handen te nemen. Het beleid dient er dan ook toe bij te dragen, zowel in het algemeen als op specifieke actieterreinen, dat de betrokkenen over hun eigen lot kunnen beschikken – binnen de grenzen van de rechtsstaat – en dat een meerderheid van de samenleving dit aanvaardt op grond van gedeelde belangen.

    5.7   Deelname

    5.7.1

    Het maatschappelijk middenveld mag geen passieve, opsmukkende rol spelen in de nationale integratiestrategieën voor de Roma, maar moet er een actieve speler in zijn.

    5.7.2

    Het EESC steunt de oprichting van een netwerk van nationale contactpunten voor de Roma, zoals de Europese Commissie voorstelt, maar beklemtoont dat dit enkel zin heeft als het over passende bevoegdheden en – met name financiële – middelen beschikt. De contactpunten dienen in elk geval nauw en binnen een institutioneel kader samen te werken met de maatschappelijke organisaties.

    5.7.3

    Het Europees platform voor Roma-integratie moet bij de evaluatie van strategische programma's worden betrokken. Daarvoor is het nodig zijn werking te versterken.

    5.7.4

    Het georganiseerd maatschappelijk middenveld, waaronder de Roma-organisaties en -belangengroepen, dienen ten volle mee te werken aan de nationale integratiestrategieën voor de Roma (planning, tenuitvoerlegging, monitoring en evaluatie), en niet enkel op nationaal, maar ook op regionaal en lokaal niveau. Deze benadering dient op alle beslissingsniveaus te worden gevolgd, met vastgelegde werkprocedures, fora voor raadpleging, transparantieregels, instrumenten en middelen.

    5.7.5

    Er dient een beleid te worden gevoerd waardoor burgers die zich tot deze of gene Romagemeenschap rekenen, zich makkelijker maatschappelijk kunnen engageren en hun sociale integratie kunnen uitdragen. Ook hiertoe dient er in een ondersteuningsmechanisme te worden voorzien.

    5.8   Monitoring en evaluatie

    5.8.1

    In nationale integratiestrategieën voor de Roma zijn monitoring en evaluatie meestal niet of onvoldoende aanwezig. Het EESC pleit er dan ook voor dat elke lidstaat zijn eigen programma op dit vlak aanvult en bepaalt welke eenheden binnen zijn organisatorisch bestel verantwoordelijk zijn, welke institutionele procedures worden toegepast, welke indicatoren m.b.t. deze doelstelling worden gehanteerd, welke evaluatiemethode wordt gevolgd, hoe informatie wordt verzameld enz.

    5.8.2

    De nationale integratiestrategieën voor de Roma moeten ook worden herzien en aan permanente monitoring worden onderworpen. Daarbij moet worden nagegaan of ze binnen de vijf grote actiegebieden van het strategisch kader een omvattend en samenhangend beleid vooropstellen, de bestaande onvolledige kaders aanvullen en op deze vlakken passende actieprogramma's en de vereiste financiële middelen garanderen.

    5.8.3

    Lidstaten moeten ervoor zorgen dat nationale integratiestrategieën voor de Roma aansluiten bij het nationale, regionale en lokale ontwikkelingsbeleid en dat mogelijke negatieve gevolgen van dit beleid voor de doelstellingen van de nationale integratiestrategieën voor de Roma kunnen worden afgeremd of tegengegaan.

    5.8.4

    Het EESC beveelt aan dat de Commissie in elke lidstaat een netwerk van onafhankelijke deskundigen opricht om over te gaan tot een gemotiveerde evaluatie van de nationale integratiestrategieën voor de Roma. Bovendien pleit het EESC ervoor dat lidstaten middelen uittrekken, ook in operationele programma's, voor monitoring op EU-niveau en voor (onafhankelijke) evaluatie door maatschappelijke organisaties. Bij de financiering van programma's dient verplicht rekening te worden gehouden met het aspect „monitoring en evaluatie”.

    5.8.5

    Naast de coördinatie door Eurostat zouden deskundigen van de nationale bureaus voor de statistiek indicatoren moeten uitwerken die nodig zijn voor een monitoring die op relevante aspecten van de Romastrategieën is gebaseerd. Daarbij zou ook een uniforme statistische methode voor de definitie van de indicatoren moeten worden vastgelegd.

    5.9   Middelen

    5.9.1

    Het EESC onderstreept dat er binnen verschillende begrotingslijnen dient te worden voorzien in middelen waarmee de in de beleidsdocumenten vastgelegde doelstellingen kunnen worden gerealiseerd.

    5.9.2

    Door de crisis worden de meest kwetsbare personen eerst getroffen. Met het oog op de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen moeten zowel middelen als prioriteiten beter op de veranderende situatie worden afgestemd. Over deze aanpassingen moet echter op een transparante manier worden beslist, binnen een besluitvormingsproces waarin de consensus met vertegenwoordigers van de belanghebbenden wordt gegarandeerd.

    Brussel, 14 november 2012

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Staffan NILSSON


    (1)  EESC-advies van 16 juni 2011 over Maatregelen om de zelfredzaamheid en de maatschappelijke integratie van Roma in Europa te bevorderen (PB C 248 van 25.8.2011, blz.16).

    (2)  Een EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma tot 2020 (COM(2011) 173 final).

    (3)  De tien gemeenschappelijke grondbeginselen voor de integratie van de Roma werden gepresenteerd op de eerste bijeenkomst van het Platform op 24 april 2009. „Uitdrukkelijke maar niet-exclusieve gerichtheid”, een interculturele benadering en „het reguliere als doel” zijn belangrijke aandachtspunten daarbij.

    (4)  http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/lsa/122100.pdf

    (5)  Conclusies van de Raad over een EU-kader voor nationale strategieën inzake integratie van de Roma tot 2020.

    (6)  EESC-advies van 16 juni 2011 over „Maatregelen om de zelfredzaamheid en de maatschappelijke integratie van Roma in Europa te bevorderen”, (PB C 248 van 25.8.2011, blz. 16).

    (7)  Review of EU Framework NRIS (Herziening van het EU-kader inzake de nationale strategieën voor de integratie van de Roma), OSI, 2012, http://www.soros.org/sites/default/files/roma-integration-strategies-20120221.pdf.

    (8)  „Nationale strategieën voor integratie van de Roma: eerste stap van de uitvoering van het EU-kader” (COM(2012) 226); en SWD (2012) 133, 21 mei 2012

    (9)  „… blijkt dat de meeste lidstaten zich inzetten om een brede aanpak van de integratie van de Roma te ontwikkelen. Er moet op nationaal niveau echter nog veel meer gebeuren. De sociaal-economische integratie van de Roma blijft allereerst de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Zij zullen zich sterker moeten inspannen om zich van die taak te kwijten, namelijk door meer concrete maatregelen te treffen, door uitdrukkelijke streefcijfers vast te stellen zodat de resultaten meetbaar zijn, door op nationaal niveau voor duidelijke financiering te zorgen en door een solide nationaal stelsel voor monitoring en evaluatie op te zetten.”

    (10)  „Analysis of National Roma Integration Strategies” (Analyse van de nationale strategieën voor de integratie van de Roma), ERPC, maart 2012.

    (11)  „(…) de meerderheid van de respondenten in de lidstaten beschrijft het proces van opstelling van de nationale strategieën voor de integratie van de Roma als weinig transparant. In de meeste gevallen heerst er onduidelijkheid over de deelname van de betrokken partijen en met name de Roma wat de tenuitvoerlegging van de nationale integratiestrategieën betreft.”

    (12)  Een studie over de deelname en activiteiten van de Roma en/of de niet-gouvernementele organisaties bij de ontwikkeling en goedkeuring van de nationale strategieën voor integratie van de Roma. Kontra Ltd., Boedapest 2012. Manuscript.

    (13)  De naar ca. 800 adressen opgestuurde vragenlijsten zijn door een „sneeuwbaleffect” bij nagenoeg 2 000 adressen terechtgekomen, die door de onderzoekers driemaal zijn aangespoord te antwoorden.

    (14)  In beide gevallen zijn in totaal 78 antwoorden ontvangen. Er zijn antwoorden gekomen uit alle lidstaten, maar wat het totale aantal antwoorden betreft, zijn er relatief grote verschillen tussen de lidstaten. Algemeen blijkt dat er meer antwoorden zijn gekomen uit landen met een grotere Roma-bevolking.

    (15)  In de vragen werd gepeild naar de tevredenheid over de inhoud van de belangrijkste actiegebieden van de strategieën, alsook over de transparantie van het proces van opstelling ervan en de verschillende mogelijkheden tot deelname.

    (16)  Naargelang van de vragen werd gemiddeld een cijfer gegeven gaande van 1,6 tot 2,7.


    Top