Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0331

    Consolidatie van stabiliteit en welvaart in de westelijke Balkan Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2009 over de consolidatie van stabiliteit en welvaart in de westelijke Balkan (2008/2200(INI))

    PB C 184E van 8.7.2010, p. 100–106 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.7.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 184/100


    Vrijdag, 24 april 2009
    Consolidatie van stabiliteit en welvaart in de westelijke Balkan

    P6_TA(2009)0331

    Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2009 over de consolidatie van stabiliteit en welvaart in de westelijke Balkan (2008/2200(INI))

    2010/C 184 E/21

    Het Europees Parlement,

    gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Kopenhagen van 21-22 juni 1993,

    gezien de verklaring die is afgelegd tijdens de topbijeenkomst van de EU en de westelijke Balkan in Thessaloniki op 21 juni 2003,

    gezien de mededeling van de Commissie van 27 januari 2006 getiteld „De westelijke Balkan op weg naar de EU: consolidatie van stabiliteit en versterking van welvaart” (COM(2006)0027),

    gezien de verklaring van de topbijeenkomst EU-westelijke Balkan, die op 11 maart 2006 in Salzburg is goedgekeurd door alle ministers van Buitenlandse zaken van de lidstaten en alle ministers van Buitenlandse zaken van de westelijke Balkanlanden,

    gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raden van 14 december 2007 en van 19-20 juni 2008, alsmede de daaraan gehechte verklaring inzake de westelijke Balkan, en de conclusies van de Raden Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 10 december 2007, 18 februari 2008, en 8-9 december 2008,

    gezien de mededeling van de Commissie van 5 maart 2008 getiteld „De westelijke Balkan: versterking van het Europees perspectief” (COM(2008)0127),

    gezien de verklaring van Brdo over de plannen voor de westelijke Balkan, die op 29 maart 2008 door het voorzitterschap van de EU is uitgegeven en waarin de noodzaak wordt onderstreept een nieuwe impuls te geven aan de Thessaloniki-agenda en de verklaring van Salzburg,

    gezien de uitbreidingsstrategie van de Commissie en de individuele landenvoortgangsrapporten van november 2008,

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 december 2008 over ontwikkelingsperspectieven voor vredesopbouw en natievorming in post-conflictsituaties (1),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 januari 2009 over handel en economische betrekkingen met de westelijke Balkan (2),

    gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie internationale handel (A6-0212/2009),

    A.

    overwegende dat de westelijke Balkan onmiskenbaar deel uitmaakt van Europa en dat de toekomst van de in die regio gelegen landen afhangt van hun volledige integratie in de Europese Unie,

    B.

    overwegende dat het vooruitzicht op lidmaatschap van de EU en op de daaraan verbonden voordelen de sterkste garantie is voor stabiliteit en de belangrijkste motor achter de hervormingen in de landen van de westelijke Balkan, een deel van Europa dat in het verleden en de voorbije jaren geplaagd werd door oorlogen, etnische zuiveringen en autoritaire regimes,

    C.

    overwegende dat de erfenis van de oorlogen in de jaren negentig nog steeds een aanzienlijk obstakel is voor blijvende veiligheid en politieke stabiliteit in de regio; overwegende dat dit nieuwe en unieke uitdagingen inhoudt voor het uitbreidingsbeleid van de EU en dat de EU alle instrumenten van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)/Europees veiligheid- en defensiebeleid (EVDB) die haar tot beschikking staan, moet aanwenden als onderdeel van een globale aanpak op maat van de noden van post-conflictmaatschappijen,

    D.

    overwegende dat een aantal regionale partners van de EU onopgeloste problemen blijven hebben met hun buren; overwegende da de EU en de Westelijke Balkanlanden het erover eens zijn dat een goed nabuurschap en regionale samenwerking van wezenlijk belang blijven om het lidmaatschap van de EU dichterbij te brengen,

    1.

    wijst erop dat het hefboomeffect van de Europese Unie en haar vermogen om stabiliteit te brengen en de hervormingen in de westelijke Balkan aan te drijven, afhangt van hoe geloofwaardig haar inspanningen zijn om de in de regio gelegen landen die volledig voldoen aan de criteria van Kopenhagen, volledig lid te laten worden van de EU; benadrukt daarom dat de Commissie en de lidstaten zich gedecideerd aan hun belofte moeten houden om de Unie in de toekomst uit te breiden tot de Westelijke Balkan;

    2.

    wijst op de noodzaak dat de landen van de westelijke Balkan hun toenadering tot de Europese Unie zelf ter hand nemen; benadrukt dat het integratieproces van binnenuit moet worden voortgestuwd en dat een succesvolle toetreding afhangt van het bestaan van een krachtig maatschappelijk middenveld, een lage mate van corruptie en een algehele overgang naar een kenniseconomie en -samenleving;

    3.

    wijst erop dat, in afwachting van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, ook de huidige verdragen de vereiste institutionele aanpassingen met het oog op verdere uitbreidingen technisch mogelijk maken; is niettemin van mening dat de ratificering van het Verrag van Lissabon van essentiële betekenis is;

    4.

    beklemtoont dat lidstaten niet onterecht het opstellen van een advies van de Commissie ten aanzien van potentiële kandidaat-lidstaten die een aanvraag voor lidmaatschap hebben ingediend, dienen te vertragen, en dringt er bij de Raad en de Commissie op aan de huidige en toekomstige aanvragen voor lidmaatschap met de nodige snelheid te verwerken;

    5.

    benadrukt dat het toetredingsproces gebaseerd moet zijn op de eerlijke en strikte toepassing van het principe van conditionaliteit, wat inhoudt dat elk land uitsluitend beoordeeld wordt op het al dan niet voldoen aan de criteria van Kopenhagen, de voorwaarden van het stabilisatie- en associatieproces en alle vastgestelde benchmarks voor de verschillende stadia van de onderhandelingen, en dat, bijgevolg, het toetredingsproces van landen die aan de vastgestelde vereisten voldoen niet mag worden vertraagd of geblokkeerd;

    6.

    wijst erop dat er tijdens het toetredingsproces een duidelijk regionaal perspectief moet worden gehanteerd en dat er inspanningen moeten worden geleverd om te vermijden dat er in de regio nieuwe barrières ontstaan omdat niet alle landen even snel voortgang maken met de integratie, vooral op het gebied van visumliberalisatie; ondersteunt de rol van de Regionale Samenwerkingsraad in het versterken van de regionale inbreng (ownership) en als belangrijkste gesprekspartner van de EU voor alle zaken die betrekking hebben op de regionale samenwerking in Zuidoost-Europa;

    7.

    verzoekt de parlementen van de lidstaten om met spoed hun instemming te betuigen met alle stabilisatie- en associatieovereenkomsten waarvan het ratificatieproces thans gaande is;

    8.

    benadrukt dat alle betrokken partijen serieuze inspanningen moeten leveren om wederzijds aanvaarbare en de landen van de westelijke Balkan en tussen deze laatstgenoemde landen onderling; benadrukt in dit verband dat goede nabuurbetrekkingen en aanvaarding van elkaars culturele en historische erfgoed van uiterst groot belang zijn voor het bewaren van de vrede en het bevorderen van stabiliteit en veiligheid; is van mening dat het openen van toetredingsonderhandelingen met de landen van de westelijke Balkan en het openen en sluiten van afzonderlijke onderhandelingshoofdstukken niet mag worden tegengewerkt of geblokkeerd vanwege bilaterale geschillen en dat de landen om die reden nog voor het begin van de toetredingsonderhandelingen tot overeenstemming moeten komen over een procedure voor de oplossing van bilaterale problemen;

    9.

    wijst in dit opzicht op het besluit van bepaalde westelijke Balkanlanden om in verband met bilaterale geschillen een klacht in te dienen bij of een niet bindend advies te vragen aan het Internationaal Gerechtshof; is van oordeel dat de EU er alles aan moet doen om te helpen en een algehele en blijvende oplossing mogelijk te maken voor de lopende geschillen;

    10.

    acht het noodzakelijk om de inter-etnische en interculturele dialoog te blijven bevorderen teneinde de last van het verleden en de spanningen in de verhoudingen tussen de landen op de Balkan te overwinnen; is van oordeel dat maatschappelijke organisaties en intermenselijke contacten (zowel tussen de landen van de westelijke Balkan onderling als tussen deze landen en de EU) kunnen bijdragen tot verzoening en het bevorderen vna onderling begrip en van een vreedzaam samenleven van de verschillende etnische groepen; roept de Commissie derhalve op om meer aandacht te besteden en meer financiele ondersteuning te geven aan initiatieven ter bevordering van verzoening, verdraagzaamheid en dialoog tussen de verschillende etnische groepen en de tenuitvoerlegging van overeenkomsten tussen etnische groepen te ondersteunen;

    11.

    verleent zijn volledige steun aan de EVDB-missies en de speciale vertegenwoordigers van de EU (EUSV) in de regio; deze zijn immers nog steeds belangrijk voor het handhaven van de stabiliteit en het opbouwen van goed functionerende staten die voldoen aan de criteria van Kopenhagen; benadrukt dat geen enkele EVDB-missie mag worden gestaakt of geen enkele EUSV-bureau mag worden gesloten voordat zij hun respectievelijke mandaten op ondubbelzinnige wijze hebben voltooid;

    12.

    staat volledig achter de inspanningen die bedoeld zijn om tegen 2010 een algeheel investeringskader voor de westelijke Balkan vast te stellen voor de coördinatie van de subsidies en leningen die door de Commissie, internationale financiële instellingen en individuele landendonoren worden verstrekt; juicht de faciliteit voor infrastructuurprojecten toe (IPF) en wijst erop dat infrastructuurprojecten op het gebied van transport, milieu, energie en de sociale sector moeten worden ontwikkeld en uitgevoerd vanuit een duidelijk regionaal gezichtspunt; benadrukt het belang van betere coördinatie met als doel te zorgen voor effectieve complementariteit, samenhang en efficiëntie van de steun aan de westelijke Balkanlanden; is van mening dat deze gecoördineerde subsidies/leningen in het bijzonder bedoeld moeten zijn voor potentiële kandidaat-lidstaten die niet in aanmerking komen voor de middelen uit de vijf componenten van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (3); benadrukt het belang van regionale samenwerking op het gebied van goede praktijken aangaande het aantrekken van pre-toetredingsmiddelen;

    13.

    brengt in herinnering dat het geschil inzake de gaslevering tussen Rusland en de Oekraïne in januari 2009 voor een ernstige verstoring van de energielevering aan de westelijke Balkanlanden heeft gezorgd; pleit voor spreiding van de doorvoerroutes en betere onderlinge verbindingen van de energienetwerken in de regio met behulp van EU-financiering;

    14.

    herinnert eraan dat de vervoersinfrastructuur belangrijk is voor de economische ontwikkeling en de sociale samenhang; dringt er daarom bij de Commissie op aan om steun te geven aan de verwezenlijking van een adequaat intermodaal vervoerssysteem tussen de Europese Unie en de in het gebied van de westelijke Balkan gelegen landen en om binnen dit gebied, een snel en vrij verkeer van goederen en personen te bevorderen,met name via de verwezenlijking van de Pan-Europese vervoerscorridor VII;

    15.

    juicht de nieuwe, in het kader van het IPA vastgestelde, faciliteit voor het maatschappelijk middenveld en de daaruit voortvloeiende verdrievoudiging van de financiële middelen voor organisaties van het maatschappelijk middenveld toe; dringt er bij de Commissie op aan om de lokale inbreng bij de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld te versterken en mogelijkheden te scheppen voor regelmatig contact en overleg met de lokale middenveldorganisaties mogelijk te maken teneinde rekening te houden met hun standpunten en hun behoeften bij het plannen en programmeren van de verschillende stadia van de pretoetredingssteun; dringt er bij de Commissie op aan om de oprichting te bevorderen van een nieuw regionaal discussieforum gevormd door maatschappelijke organisaties, als middel om de goede praktijken met betrekking tot de toegang tot pretoetredingsmiddelen te propageren;

    16.

    dringt er verder bij de Commissie op aan om meer aandacht te hebben voor de promotie van kleine tot middelgrote en niet-stedelijke middenveldorganisaties, met name door aan deze organisaties meer steun te verlenen, door de aanvraagprocedures voor EU-financiering te vergemakkelijken en door de regels te herzien en cofinanciering voor projecten van kleine en middelgrote middenveldorganisaties te verhogen;

    17.

    benadrukt het belang van de liberalisatie van de Schengen-visumregeling voor de burgers van de landen van de westelijke Balkan zodat de mensen uit die regio kennis kunnen maken met de Europese Unie; juicht de dialoog over visumliberalisatie toe en dringt er bij de Raad en de Commissie op aan het proces zo transparant mogelijk en met duidelijke benchmarks te doen verlopen, teneinde extern toezicht en meer publieke verantwoording mogelijk te maken;

    18.

    wijst erop dat een moeizaam proces van visumverstrekking, versterkt door gebrek aan personeel in de consulaten en ambassades in de regio, kan leiden tot vijandigheid van de burgers in de regio ten opzichte van de Europese Unie, op een moment dat de populariteit van de Unie impliciet de voornaamste stimulans voor de hervormingen vormt;

    19.

    dringt bij de landen van de westelijke Balkan aan op bespoediging van hun inspanningen om de aan de in hun afzonderlijke routekaarten vastgestelde eisen te voldoen, zodat de visumregelingen ten aanzien van hun landen zo spoedig mogelijk kunnen worden opgeheven; is van oordeel dat het nakomen van deze voorwaarden van essentiële betekenis is voor de bespoediging van het proces van toetreding tot de Europese Unie; is in dit verband van oordeel dat de IPA de inspanningen moet steunen die de begunstigde landen zich getroosten om te voldoen aan de vereisten die zijn vastgelegd in de routekaart voor liberalisering van de visumregeling;

    20.

    staat volledig achter de verhoging van de financiële middelen en studie- en onderzoeksbeurzen in de EU voor studenten en onderzoekers uit de westelijke Balkan in het kader van het Erasmus Mundus-programma, om zo mensen en instellingen in de westelijke Balkanlanden te laten wennen aan de EU-agenda en de educatieve vaardigheden een impuls te geven; dringt er bij de begunstigde landen op aan de nodige regelingen te treffen, met inbegrip van publiciteits- en voorlichtingscampagnes, zodat hun burgers deze kansen volledig kunnen benutten; dringt er bij de desbetreffende landen op aan hun voorbereidende bestuurlijke maatregelen op te voeren, zodat kan worden voldaan aan de toelatingscriteria van het programma voor Permanente Educatie;

    21.

    benadrukt de centrale rol van onderwijs en opleidingen binnen de hedendaagse kenniseconomieën; onderstreept in deze context de noodzaak om op alle onderwijsniveaus de ondernemende en innovatieve vaardigheden te versterken en te bevorderen;

    22.

    staat volledig achter de deelname van de landen van de westelijke Balkan in communautaire programma's en agentschappen; wijst er in het bijzonder op dat zij het Verdrag tot oprichting van een energiegemeenschap hebben ondertekend en van plan zijn om ook het Verdrag tot oprichting van een vervoersgemeenschap te ondertekenen en dat dit voorbeelden zijn van hoe (potentiële) kandidaat-lidstaten, in een vroeg stadium van het toetredingsproces, zich volledig integreren in de communautaire structuren en hun wetgeving in overeenstemming brengen met het acquis communautaire;

    23.

    benadrukt dat de bescherming van het milieu een belangrijk onderdeel van duurzame ontwikkeling in de westelijke Balkanregio vormt; roept derhalve de regeringen in de westelijke Balkan op om zich te scharen achter de beginselen en doelstellingen van de Energiegemeenschap van Zuidoost-Europa teneinde krachtige milieubeleidsmaatregelen en milieustrategieën op te zetten, met name op het gebied van hernieuwbare energie, conform de milieunormen en het beleid inzake klimaatverandering van de EU;

    24.

    steunt de interparlementaire dialoog op regionaal niveau en benadrukt hoe belangrijk het is om de nationale parlementen van de landen van de westelijke Balkan volledig te betrekken bij het proces van Europese integratie; is ervan overtuigd dat het Europees Parlement en de parlementen van de lidstaten belangrijk zijn voor het op gang brengen van een dialoog en samenwerking met de parlementen van de landen van de westelijke Balkan; is ervan overtuigd dat de opzet van de interparlementaire vergaderingen van het Europees Parlement moet worden verbeterd teneinde te zorgen voor een een operationele en efficiënte structuur voor de organisatie van specifiekere, praktijkgerichte debatten en workshops;

    25.

    benadrukt het belang van het verminderen van tarifaire en niet-tarifaire handelsbelemmeringen in de regio en tussen de Westelijke Balkan en de EU als wezenlijke prioriteit om economische ontwikkeling, regionale integratie en contacten tussen de mensen te bevorderen; onderstreept de centrale rol van de Midden-Europese vrijhandelsovereenkomst (CEFTA) in de verdere liberalisering van de handel in de regio en juicht de financiële steun van de Commissie aan het secretariaat van CEFTA toe;

    26.

    betuigt zich solidair met de landen van de westelijke Balkan in de mondiale economische crisis en bevestigt nogmaals de economische en sociale versterking van de regio te zullen steunen; verwelkomt daarom het recente voorstel van de Commissie om haar Europese Economisch herstelplan totde westelijke Balkan uit te breiden, maar dringt er wel op aan dat zij waakzaam te blijft en, waar nodig, passende maatregelen neemt om een soepele voortzetting van het stabiliteits- en associatieproces te waarborgen;

    27.

    dringt er bij de verdragsluitende partijen van CEFTA op aan inspanningen te blijven leveren om alle niet-tarifaire belemmeringen en alle tarieven en quota's voor de handel in landbouwproducten te verminderen; roept de leden van de pan-euro-mediterrane zone op om te blijven ijveren voor een oplossing van onopgeloste kwesties die thans een uitbreiding van de pan-euro-mediterrane regeling inzake diagonale cumulatie tot de landen van de westelijke Balkan in de weg staan;

    28.

    verzoekt de Raad en de Commissie alle passende maatregelen te nemen ten einde een sterkere integratie van de landen van de westelijke Balkan in het internationale systeem voor handel en economie aan te moedigen, met name door de toetreding tot de WTO; benadrukt dat het liberaliseren van de handel gepaard moet gaan met de bestrijding van armoede en werkloosheid, het bevorderen van economische en sociale rechten en met respect voor het milieu; verzoekt de Commissie tijdig alle nieuwe voorstellen tot verlening van uitzonderlijke begrotingssteun aan de staten van de westelijke Balkan ter goedkeuring aan het Parlement voor te leggen;

    29.

    roept de staten in de regio op hoge prioriteit te geven aan de strijd tegen corruptie, aangezien corruptie een ernstige belemmering voor sociale vooruitgang vormt; roept deze staten op alle nodige maatregelen te nemen om de georganiseerde criminaliteit en de smokkel van mensen en drugs te bestrijden;

    30.

    dringt erop aan dat de EU regionale samenwerkingsinitiatieven op het gebied van justitie en binnenlandse zaken (JBZ) en inspanningen die wettelijke en gerechtelijke harmonisatie beogen, zoals, onder meer, het politiesamenwerkingsverdrag voor Zuidoost-Europa, het Zuidoost-Europees centrum voor wetshandhaving (SELEC) en de Zuidoost-Europese raadgevende groep van procureurs (SEEPAG) blijft steunen; neemt kennis van de huidige en van de geplande financiële steun aan het Zuidoost-Europese netwerk van procureurs (PROSECO) en aan de oprichting van coördinatie-eenheden voor internationale wetshandhaving (ILECU), en dringt er bij de Commissie op aan om deze projecten te coördineren met de genoemde initiatieven;

    31.

    dringt er bij de Commissie op aan om prioritaire projecten te identificeren en om te verduidelijken welke vereisten zij aan de verschillende nationale en regionale instellingen stelt wat betreft samenwerking tussen de landen en de instellingen op het gebied van JBZ; benadrukt het belang van initiatieven op het gebied van e-justitie als onderdeel van de steun van de EU aan initiatieven inzake e-overheid teneinde de samenwerking te verbeteren en de gerechtelijke procedures en interne bestuurlijke systemen transparanter te maken;

    32.

    uit kritiek op de van kracht zijnde constitutionele en/of wettelijke bepalingen in alle landen van ex-Joegoslavië die een verbod inhouden op de uitlevering van eigen staatsburgers die in andere landen van de regio in staat van beschuldiging dreigen te worden gesteld en op de wettelijke obstakels die een belemmering vormen voor de overdracht van strafvervolging voor ernstige feiten tussen de rechtbanken in de verschillende landen van de regio; verzoekt de Raad en de Commissie om de landen in de regio aan te sporen stappen te zetten om op een gecoördineerde manier al deze verbodsbepalingen en wettelijke obstakels af te schaffen;

    33.

    wijst erop dat door wettelijke bepalingen die op het uitzetten beperken, zware misdrijven, met inbegrip van misdaden tegen de menselijkheid, schendingen van de oorlogswetten en -gebruiken, georganiseerde transnationale misdaad, illegale smokkel, terrorisme en corruptie, onbestraft kunnen blijven en dat dergelijke bepalingen een van de belangrijkste oorzaken zijn van de processen in absentia, een praktijk die het voorwerp vormt van wijdverbreide kritiek maar desondanks blijft voortbestaan; ondersteunt de inspanningen van de nationale procureurs om deze wettelijke obstakels te ondervangen door pragmatische samenwerkingsregelingen; looft de inspanningen van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) ter bevordering van een betere samenwerking, en moedigt de landen in de regio aan om de wederzijdse gerechtelijke ondersteuning en het uitzetten onder volledige naleving van de standaarden voor mensenrechten en internationale wetgeving, verder te vergemakkelijken;

    34.

    benadrukt dat volledige samenwerking met het Internationaal Strafhof voor ex-Joegoslavië (ICTY), zowel op het gebied van de arrestatie en uitlevering van de aangeklaagden die nog steeds op de vlucht zijn en de overdracht van bewijsmateriaal, als op het gebied van volledige medewerking vóór en tijdens het proces, een wezenlijke vereiste is voor het toetredingsproces; dringt er bij de Commissie op aan om samen met het ICTY, OVSE en de regeringen in de regio, initiatieven te ondersteunen die ertoe strekken de capaciteit en de doeltreffendheid te versterken van de nationale rechtbanken die moeten vaststellen wie verantwoordelijk is voor oorlogsmisdaden en overige minder zware misdaden, en ervoor te zorgen dat processen op onafhankelijke en onpartijdige wijze worden afgehandeld, overeenkomstig de standaarden en normen van het internationaal recht;

    35.

    wijst op de fundamentele rol van de programmering en de structuren van het onderwijs bij het bevorderen van inclusiviteit en het verminderen van de inter-etnische spanningen; en dringt er daarom bij de regeringen van de landen van de westelijke Balkan op aan om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, door burgerrechten, mensenrechten en democratische rechten als Europese waarden van fundamentele betekenis op te nemen in de daarvoor in aanmerking komende schoolprogramma's en om een einde te maken aan de segregatie op de scholen; wijst erop dat, indien men blijvende resultaten wil behalen op het vlak van de bevordering van verzoening en de verbetering van interetnische betrekkingen, het geschiedenisonderwijs op scholen en universiteiten in de westelijke Balkan uit moet gaan van gedocumenteerd onderzoek en een weerslag moet vormen van de verschillende gezichtspunten van de diverse nationale en etnische groepen in de regio; verleent zijn volledige steun aan initiatieven zoals het Gezamenlijk geschiedenisproject van de Stichting Center for Democracy and Reconciliation in Southeast Europe, dat gericht is op het schrijven en verspreiden van gezamenlijk geschiedenislesmateriaal dat vanuit meerdere gezichtspunten verslag doet van de geschiedenis van de Balkan, en roept de bevoegde ministeries, onderwijsautoriteiten en onderwijsinstellingen in de regio op het gebruik van gezamenlijk geschiedenismateriaal te ondersteunen; roept de Commissie op dergelijke initiatieven financieel en politiek te ondersteunen;

    36.

    benadrukt hoe belangrijk het is een effectief kader te hebben voor de bevordering, bescherming en waarborging van de rechten van etnische en nationale minderheden in een regio met een multicultureel karakter en een verleden van wijdverbreid en stelselmatig etnisch gemotiveerd geweld; roept de regeringen in de regio op om meer inspanningen te doen om ervoor te zorgen dat alle wetten op het gebied van minderheden en mensenrechten in de praktijk ook naar behoren worden nageleefd en dat er passende maatregelen worden genomen wanneer er inbreuk wordt gemaakt op deze rechten; dringt erop aan dat er meer inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat initiatieven die bedoeld zijn om de inclusie van minderheden en de situatie van benadeelde minderhedengroepen (in het bijzonder de Roma) te verbeteren, naar behoren worden gefinancierd en uitgevoerd;

    37.

    onderstreept de noodzaak van de uitwerking en uitvoering van programma's voor het ontwikkelen van de gelijkheid van man en vrouw en versterking van de rol van vrouwen in de maatschappij, als waarborg voor democratie en het onderschrijven van Europese waarden;

    38.

    wijst erop dat de regeringen in de regio meer inspanningen moeten leveren om, in overeenstemming met de verklaring van Sarajevo die werd afgelegd naar aanleiding van de regionale ministerconferentie over de terugkeer van vluchtelingen van 31 januari 2005, de duurzame terugkeer van vluchtelingen en binnenlands ontheemden te garanderen; verzoekt de Raad en de Commissie om er op aan te dringen dat de regeringen in de regio programma's ontwikkelen en uitvoeren om teruggekeerde personen toegang te geven tot een woning en sociale diensten en hun inspanningen op drijven om de discriminatie van terugkerende minderheden te bestrijden; is van oordeel dat deze maatregelen reeds moeten zijn ingevoerd wanneer deze landen zich in het stadium van kandidaat-lidstaat bevinden en resoluut moeten worden uitgevoerd en voltooid tijdens het toetredingsproces;

    39.

    drukt zijn bezorgdheid uit over de politieke inmenging waar de media in alle westelijke Balkanlanden onder te lijden hebben en over de verstrengeling van zakelijke, politieke en mediabelangen, alsmede het klimaat van bedreigingen en intimidatie van onderzoeksjournalisten; roept de westelijke Balkanlanden op de rechten van journalisten en onafhankelijke media als legitieme macht binnen een democratische Europese staat volledig te respecteren;

    40.

    verzoekt zijn Voorzitter om deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regeringen en parlementen van Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Kosovo, de voormalige Joegoslavische Republiek van Macedonië, Montenegro en Servië, de fungerende voorzitter van de OVSE, de voorzitter van de Parlementaire Vergadering van de OVSE, de voorzitter van het Comité van Ministers van de Raad van Europa, de voorzitter van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, het secretariaat van de Regionale Samenwerkingsraad, het Internationaal Strafhof voor ex-Joegoslavië en het secretariaat van de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst.


    (1)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0639.

    (2)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0005.

    (3)  Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82).


    Top