This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52009IP0118
Facing oil challenges European Parliament resolution of 11 March 2009 on possible solutions to the challenges in relation to oil supply (2008/2212(INI))
Uitdagingen in verband met de aardolievoorziening Resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2009 over oplossingen voor de uitdagingen in verband met de aardolievoorziening (2008/2212(INI))
Uitdagingen in verband met de aardolievoorziening Resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2009 over oplossingen voor de uitdagingen in verband met de aardolievoorziening (2008/2212(INI))
PB C 87E van 1.4.2010, p. 70–76
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
1.4.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 87/70 |
Woensdag, 11 maart 2009
Uitdagingen in verband met de aardolievoorziening
P6_TA(2009)0118
Resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2009 over oplossingen voor de uitdagingen in verband met de aardolievoorziening (2008/2212(INI))
2010/C 87 E/13
Het Europees Parlement,
onder verwijzing naar de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007 getiteld „Een energiebeleid voor Europa” (COM(2007)0001),
onder verwijzing naar de mededeling van de Commissie van 13 juni 2008 getiteld „Maatregelen tegen de stijgende aardolieprijzen” (COM(2008)0384),
onder verwijzing naar Richtlijn 73/238/EEG van de Raad van 24 juli 1973 betreffende de maatregelen ter vermindering van de gevolgen van moeilijkheden bij de bevoorrading met ruwe aardolie en aardolieproducten (1),
onder verwijzing naar Beschikking 77/706/EEG van de Raad van 7 november 1977 tot vaststelling van een communautaire doelstelling inzake een beperking van het verbruik van energie in geval van moeilijkheden bij de voorziening met ruwe aardolie en aardolieproducten (2),
onder verwijzing naar Richtlijn 2006/67/EG van de Raad van 24 juli 2006 houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden (3),
onder verwijzing naar het voorstel van de Commissie van 13 november 2008 voor een richtlijn van de Raad houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden (COM(2008)0775),
onder verwijzing naar de mededeling van de Commissie van 13 november 2008 over de „Tweede strategische toetsing van de energiesituatie – een EU-actieplan inzake energiebeleid en -solidariteit” (COM(2008)0781),
onder verwijzing naar het groenboek van 12 november 2008 getiteld „Naar een Europees energienetwerk voor een continue, duurzame en concurrerende energievoorziening” (COM(2008)0782),
onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 februari 2007 over de macro-economische gevolgen van de stijging van de energieprijzen (4),
onder verwijzing naar zijn resolutie van 29 september 2005 over de afhankelijkheid van aardolie (5),
onder verwijzing naar zijn resolutie van 19 juni 2008 over de crisis in de visserijsector wegens de gestegen prijs van dieselbrandstof (6),
onder verwijzing naar de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 15 en 16 oktober 2008 over de zekerheid van de energievoorziening,
onder verwijzing naar de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 19 en 20 juni 2008 over de gevolgen van de hoge levensmiddelen- en aardolieprijzen op het beleid,
gezien de „World Energy Outlook 2008” van het Internationaal Energie Agentschap (IEA),
gezien het verkennend advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 14 januari 2009 over de aanpak van de uitdagingen in verband met de aardolievoorziening (7),
gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A6-0035/2009),
A. |
overwegende dat op Europees niveau ter waarborging van een zekere energievoorziening in de komende decennia, waarin een diversifiëring van de energievoorzieningsroutes en -bronnen zal plaatsvinden, steeds meer aandacht zal moeten worden besteed aan energiebesparingen en een efficiënt energiegebruik, |
B. |
overwegende dat het steeds urgenter wordt een samenhangend en uitgebreid gemeenschappelijk energiebeleid te ontwikkelen om bij de toenemende afhankelijkheid van ingevoerde energie van de Europese Unie een ononderbroken voorziening te garanderen, |
C. |
overwegende dat aardolie een hulpbron is waaraan een einde zal komen, |
D. |
overwegende dat met de aardoliewinning in de Europese Unie en Noorwegen in 2007 nog een bijdrage van meer dan 30 % aan de bevrediging van de binnenlandse vraag is geleverd, |
E. |
overwegende dat op dit moment een groot aantal, ook gemakkelijk te ontginnen, aardolievoorraden wegens milieumaatregelen of in het kader van het hulpbronnenbeheer in veel landen niet volledig toegankelijk zijn en dat de kosten van de aardoliewinning sinds 2005 wegens de algemeen gestegen grondstof- en materiaalkosten zijn verdubbeld, |
F. |
overwegende dat de wereldwijde vraag naar aardolie in 2030 volgens berekeningen van de „United States Energy Information Administration” meer dan een derde hoger zal zijn dan de vraag in 2006, dat de vraag in de Europese Unie tussen 2005 en 2030 vooral door een groeiende vraag in de vervoerssector per jaar met gemiddeld 0,25 % zal toenemen en dat daarmee in 2030 het aandeel van aardolie in de vraag naar primaire energie in de Europese Unie 35 % zal bedragen, |
G. |
overwegende dat de afhankelijkheid van de Europese Unie van ingevoerde aardolie vóór 2030 tot 95 % zal stijgen, dat tevens sprake zal zijn van een toenemende concentratie van de conventionele aardoliereserves op de staten van de strategische ellips en dat bij een toenemende concurrentie aan de vraagzijde onzekerheden in de voorziening kunnen ontstaan, |
H. |
overwegende dat op de lange termijn stijgende aardolieprijzen zijn te verwachten, |
I. |
overwegende dat de oplopende inflatie ten gevolge van hogere prijzen van belangrijke grondstoffen en prijspieken bij aardolie ten koste is gegaan van de koopkracht, |
J. |
overwegende dat de prijsschommelingen in 2008 niet uitsluitend verband houden met de vraag en het aanbod op bepaalde momenten in die periode en dat zij negatieve gevolgen voor de economie hebben, |
K. |
overwegende dat de ontwikkeling van nieuwe beleggingsinstrumenten op de markt voor olie en andere basisgrondstoffen, maar ook de beleggingen in grondstoffen door hedgefondsen, de prijsschommelingen van deze grondstoffen hebben versterkt; en overwegende dat gezorgd moet worden voor grotere transparantie op energiemarkten, |
1. |
constateert dat het aspect van de energievoorzieningszekerheid in de bovengenoemde mededeling van de Commissie over de tweede toetsing van de energiestrategie weer in het middelpunt is komen te staan; betreurt het echter dat de Commissie geen lering heeft getrokken uit de economische crisis, die aangetoond heeft dat alleen een volledige verandering van het energiebeleid van de EU zal leiden tot een oplossing op de punten zekere energievoorziening, solidariteit onder de lidstaten, werkgelegenheid, en ook in sociaal, milieutechnisch en economisch opzicht; betreurt verder het ontbreken van een duidelijke inzet ten behoeve van een verdere ontwikkeling in het energiebeleid en ten aanzien van de voorzieningsstructuur; |
2. |
wijst er met nadruk op dat afgezien van de maatregelen op korte termijn ten behoeve van continuïteit in de voorziening ook rekening moet worden gehouden met de ontwikkelingen op lange termijn; |
3. |
verzoekt de Commissie voorafgaand aan wetsvoorstellen in versterkte mate ook de indirecte gevolgen van voorgestelde maatregelen op de gegarandeerde energievoorziening en de kosten te analyseren; |
Ontsluiting van de beschikbare reserves
4. |
constateert dat volgens diverse prognoses ook in de toekomst nog voldoende aardolie kan worden gewonnen om aan de vraag te voldoen, al zullen nieuwe winningsmethoden waarschijnlijk tot hogere aardolieprijzen leiden; merkt op dat dit op zijn beurt energie-efficiënt gedrag zal stimuleren en alternatieve brandstoffen, zoals biobrandstoffen van de tweede generatie en waterstof, en het gebruik van elektrische auto's bevorderen; merkt ook op dat de investeringsvoorwaarden moeten worden verbeterd; onderstreept verder in dit verband dat de aanhoudende vraag naar aardolie het aanbod steeds verder naar de capaciteitsgrenzen heeft gedrukt; |
5. |
wijst erop dat er onzekerheid bestaat over de vraag wanneer en in hoeverre er een gat tussen de groeiende vraag en het dalende aanbod zal vallen; is er bezorgd over dat deze onzekerheid in toenemende mate het gevaar van een sterk schommelende aardolieprijs in de hand zal werken; is er derhalve van overtuigd dat alle maatregelen die de vraag naar fossiele brandstoffen kunnen verminderen nadrukkelijk in overweging moeten worden genomen; |
6. |
steunt het voorstel van de Commissie voor kortetermijnmaatregelen die genomen kunnen worden om toekomstige pieken van de olieprijs te temperen; roept de lidstaten op financiële steun te bieden aan investeringen in alternatieve energiebronnen zoals hernieuwbare energie, en een prioriteit te maken van maatregelen ter vergroting van het consumentenbewustzijn, die de aankoop van energie-efficiënte goederen en diensten stimuleren, zodat de kosten op de lange termijn tot een minimum worden beperkt en een toekomstige afname van de olietoevoer kan worden opgevangen; |
7. |
wenst dat er intensiever naar gestreefd wordt niet-conventionele aardoliereserves commercieel te exploiteren en zo een bijdrage aan de diversifiëring te leveren, op voorwaarde dat milieuvriendelijke winningstechnieken worden ontwikkeld en vervolgens gebruikt; onderstreept dat een levenscyclus-benadering van de emissies van broeikasgassen van op de EU-markt gebrachte brandstoffen – zoals reeds beoogd met het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en de invoering van een mechanisme voor het toezien op en de vermindering van de emissies van broeikasgassen afkomstig van het gebruik van brandstoffen voor het wegvervoer en tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad betreffende de kwaliteit van brandstoffen die gebruikt worden door vaartuigen van de binnenvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/12/EEG (COM(2007)0018) – een werkelijke stimulans voor de aardolie-industrie zal zijn haar deel van de impact op klimaatverandering door een verbetering van haar productieprocessen te verminderen; |
8. |
gelooft dat het gebruik van olie en andere koolstofintensieve energiebronnen moet worden beperkt door doelmatiger energiegebruik en door over te stappen op meer koolstofneutrale oplossingen, zoals kernenergie en energie uit duurzame bronnen; |
9. |
is van mening dat de ontginning van de beschikbare reserves steeds meer de negatieve gevolgen ondervindt van politieke factoren als politieke instabiliteit, een ontoereikende rechtsbescherming, maar ook milieubeleidsmaatregelen en hulpbronnenbeheer; vraagt de Commissie daarom op alle niveaus een intensievere dialoog met de aardolieproducerende landen aan te gaan en in het belang van beide partijen naar pragmatische conflictoplossingen te zoeken; |
10. |
vraagt de Commissie in een dialoog met de aardolieconcerns en de producerende landen te zoeken naar wegen om de investeringen ondanks fluctuerende prijzen en winsten te consolideren; |
11. |
verwacht dat oliemaatschappijen hun enorme recente winsten zullen herinvesteren in de opsporing en ontginning van nieuwe oliereserves en in het bevorderen van energiebesparende technologie en onderzoek naar vervangende brandstoffen (met name voor transporttoepassingen); |
12. |
dringt aan op een dynamischere relatie tussen de Europese Unie en de olieproducerende landen, die gepaard gaat met een wederzijdse bereidheid om te geven en te nemen en gericht is op een stabielere en gelijkmatigere aanbod- en prijsomgeving voor olie, waarbij alle betrokken partijen en de gehele wereldeconomie gebaat zouden zijn; |
13. |
is ingenomen met het initiatief van de Commissie voor een wereldwijde politieke dialoog in de vorm van een topconferentie op hoog niveau tussen olieverbruikende en olieproducerende landen om een fair evenwicht vast te stellen tussen vraag en aanbod op de oliemarkt en de olieproducerende landen ervan te weerhouden de olieprijzen op een kunstmatig hoog niveau te houden; |
Transparantie van de markt en prijsvorming
14. |
is bezorgd over de toenemende en zich in 2008 nadrukkelijk manifesterende volatiliteit van de aardolieprijs, waarvan een nadelige invloed op de gehele economie van de Europese Unie en haar consumenten uitgaat; |
15. |
is van mening dat de schommelingen van de olieprijzen wijzen op het stijgen van de vraag, toenemende uitputting van de oliereserves en veranderingen in demografische en urbanisatietrends, met name in opkomende economieën, waar de stijging van het gemiddelde inkomen leidt tot een groei van de vraag, speculatie op de grondstoffenmarkten en algemene economische cycli; wijst erop dat olie en andere grondstoffen ten gevolge van de waardedaling van de VS-dollar steeds vaker zijn gebruikt om portefeuilles te diversifiëren; |
16. |
spreekt haar bezorgdheid uit over de schommelende olieprijzen en de invloed hiervan op de economische en financiële stabiliteit; erkent weliswaar de voordelen van actieve markten in olie en andere energieproducten, maar verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor het hoogst haalbare niveau van transparantie in energiemarkten; |
17. |
erkent dat ook de economieën van de aardolie-exporterende landen schade ondervinden van dergelijke sterke prijsschommelingen en dat een stabilisering van de aardolieprijzen derhalve in het belang van alle betrokkenen is; |
18. |
neemt met instemming kennis van de mededeling van de Commissie van 13 juni 2008 over maatregelen tegen de stijgende olieprijzen en deelt haar zorg over de recente onbestendigheid van de olieprijzen en het negatieve effect hiervan op inflatie, concurrentievermogen, handel en economische groei; |
19. |
ziet als belangrijkste oorzaak voor de stijging van de aardolieprijzen in de afgelopen acht jaar de sterke groei van de vraag die tot knelpunten bij de aardoliewinning, het vervoer en de raffinage heeft geleid en tot grote, uitzonderlijke winsten van enkele grote oligopolies in de aardoliesector; erkent dat duidelijk gestegen grondstoffenprijzen en speculatieve transacties op de financiële markten de ontwikkeling van de aardolieprijzen nog hebben aangewakkerd; |
20. |
benadrukt de noodzaak om prioriteit te verlenen aan toezicht op de concurrentie bij de verwerking en verkoop van olie en aardolieproducten, en de transparantie van gegevens over commerciële olievoorraden te vergroten; |
21. |
acht het ter stabilisering van de olieprijs absoluut noodzakelijk dat de doorzichtigheid van de markt wordt verbeterd; verzoekt de Commissie om het Parlement en de Raad hierover voorstellen voor te leggen; wijst erop dat de transparantie ook in de producerende landen dringend moet worden verbeterd en dat vooral ook de productiehoeveelheden en de omvang van de reserves op doorzichtige wijze openbaar moeten worden gemaakt; vraagt van de Commissie en de lidstaten om in hun dialogen met de productielanden naar een verbeterde transparantie te streven; |
22. |
is in dit verband verheugd over de voorgestelde studie over het nut en de kosten van een wekelijkse publicatie van de omvang van die voorraden; dringt er bij de Commissie op aan om bij haar verdere wetgevingsvoorstellen voor minimale olievoorraden rekening te houden met de resultaten van deze studie; onderstreept tevens dat er een wereldwijde transparantie in dat verband moet worden bereikt; |
23. |
wijst erop dat uiteenlopende technische specificaties voor aardolieproducten in de belangrijkste aardolieverbruikende landen een versnippering van de markt tot gevolg hebben die bij het wegvallen van leveranties een sterke prijsopdrijvende werking kan hebben; verzoekt de Commissie om voorstellen over de wijze hoe aan dergelijke beperkingen van de toegang tot de markt een einde kan worden gemaakt; |
24. |
ziet als doel van de strategische voorraden het opvangen van fysieke knelpunten als gevolg van weggevallen leveranties; wijst daarom, en ook met het oog op een duurzaam begrotingsbeleid, alle pogingen van de hand om de sterke schommelingen in de aardolieprijs door het gebruik van deze voorraden op te vangen; |
25. |
benadrukt dat het belangrijk is dat men zich er actief voor inzet nieuwe alternatieve energie toegankelijk te maken voor kleine bedrijven om deze minder gevoelig voor fluctuaties van de olieprijs te maken; erkent het belang van kleine en middelgrote bedrijven voor de productie van biobrandstoffen en andere vormen van hernieuwbare energie; is bezorgd over de belemmeringen op technisch en regelgevingsgebied die nog steeds voor de productie en de verkoop van deze producten bestaan en verzoekt de Commissie ernaar te streven dat het op de markt brengen van deze brandstoffen gemakkelijker wordt gemaakt; |
26. |
onderstreept dat een effectief emissiehandelssysteem en de aanneming van een breed scala aan andere energiebesparende maatregelen belangrijke instrumenten zouden moeten zijn om de ontwikkeling van een markt voor energie-efficiënte technologieën en producten te bevorderen; onderstreept ook het belang van de toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt; herinnert eraan dat hoe groter het aantal landen dat een dergelijk beleid invoert, des te kleiner de invloed van dit beleid op het sectorale concurrentievermogen; |
Investeringen in de productie en verwerking van aardolie
27. |
constateert dat volgens het IEA tot 2020 jaarlijkse investeringen ten bedrage van 350 miljard USD in de aardolie-industrie noodzakelijk zijn om de continuïteit in de aardolievoorziening te waarborgen; vraagt de Commissie en de lidstaten in hun beleid te voorzien in investeringsstimulansen, met name ook binnen de Europese Unie; onderstreept daarbij de rol van zekerheid op het gebied van investeringen op de lange termijn; wijst het echter van de hand dat in plaats van particuliere investeringen en particulier kapitaal van overheidsgeld gebruik wordt gemaakt; |
28. |
is bezorgd over de gevolgen van de huidige kredietcrisis voor de investeringsmogelijkheden van de aardolie-industrie en verzoekt de Commissie en de lidstaten hun maatregelen ter bestrijding van deze crisis nauwkeurig op elkaar af te stemmen; |
29. |
is verheugd over de bijdrage die van een intensiever gebruik van biobrandstoffen in de vervoerssector, met name voor een verhoogde voorzieningszekerheid, verwacht zou kunnen worden; constateert dat hierdoor een consolidering en herstructurering in de aardolieverwerkende industrie zal plaatsvinden; stelt verder vast dat er aanvullende structurele maatregelen in de vervoerssector vereist zijn om de vraag naar aardolie te verminderen; |
30. |
dringt er bij de lidstaten en de exploitanten op aan om er ondanks deze ontwikkelingen voor te zorgen dat er voldoende reservecapaciteiten in de Europese Unie blijven bestaan om knelpunten, bijvoorbeeld als gevolg van natuurrampen, op te kunnen vangen; |
31. |
verzoekt de lidstaten, de Commissie en de aardolieconcerns te zorgen voor een toereikende opleiding van de deskundigen die voor de exploratie van aardoliereserves en voor de aardoliewinning noodzakelijk zijn; |
Vervoersroutes
32. |
is ingenomen met de in het kader van het INOGATE-programma bereikte successen, met name op het gebied van vertrouwenwekkende maatregelen; verzoekt de Commissie een strategie te ontwerpen die uiteenzet hoe dergelijke projecten door begeleidende maatregelen kunnen worden ondersteund en beter gecoördineerd; |
33. |
wijst op het grote belang van goede buurbetrekkingen onder de transitolanden alsmede tussen deze landen en hun buurlanden en vraagt de lidstaten en de Commissie om hun bemoeiingen in dit opzicht te intensiveren; |
34. |
constateert dat aardoliepijpleidingen van de trans-Europese energienetwerken zijn uitgesloten en verzoekt de Commissie en de lidstaten om met het oog op de actuele ontwikkelingen, vooral de dalende eigen productie met de bijbehorende toenemende afhankelijkheid van ingevoerde energie en de behoefte aan nieuwe vervoerscapaciteit, te onderzoeken of de aardolie-infrastructuur niet in de trans-Europese energienetwerken (TEN-E) kan worden opgenomen; |
35. |
verzoekt de Commissie en de lidstaten om zich vooral in de door politieke instabiliteit bedreigde aardolieproducerende landen in het kader van het gemeenschappelijke buitenlands, handels- en veiligheidsbeleid op een stabilisering te richten, aangezien stabiliteit de basis van investeringen en welvaart vormt; |
36. |
onderstreept dat nieuwe olie-infrastructuurprojecten, zoals de pijpleidingen van Odessa naar Gdansk en van Constanta naar Triëst, projecten van hoog prioritair belang voor de EU dienen te blijven; |
37. |
is bezorgd over de toenemende piraterij die de internationale scheepvaart en daarmee het aardolievervoer bedreigt en is ingenomen met het gemeenschappelijke optreden van de Raad (8) in dat verband; |
38. |
is verder bezorgd over de bedreiging van de vervoerswegen en de strategische infrastructuur door het terrorisme en verzoekt de Commissie en de lidstaten om een intensievere dialoog met de belangrijkste betrokkenen aan te gaan; |
Vervoer en gebouwen
39. |
wijst op het energiebesparingspotentieel in de gebouwensector dat bij benutting zou kunnen leiden tot een geringere vraag naar fossiele energiedragers zoals aardolie en gas en is verheugd over de inspanningen die de Commissie en de lidstaten zich op dit moment getroosten om nog meer van dit potentieel gebruik te maken; |
40. |
is verheugd over het streven van de Europese Unie naar diversifiëring van de energiebronnen in de vervoerssector; geeft er de voorkeur aan om bij de introductie van nieuwe technologieën uit te gaan van toepassingen of producten waaraan op de markt behoefte bestaat; erkent dat de prijs de beste indicator vormt voor het concurrentievermogen van nieuwe technologieën; betreurt echter het gebrek aan ambitie bij het benutten van het potentieel van energie-efficiënte, beter geconstrueerde, lichtere voertuigen; |
41. |
uit zijn twijfel over de vraag of biobrandstoffen van de eerste generatie op de middellange en lange termijn als aardolievervangers zullen kunnen dienen; dringt aan op sterkere inspanningen bij het onderzoek naar synthetische brandstoffen; |
42. |
is ervan overtuigd dat de groei van het aardolieverbruik in de vervoerssector op de middellange en lange termijn alleen kan verminderen als de Europese Unie en de lidstaten extra maatregelen nemen die een verschuiving van het goederenvervoer en de mobiliteit bewerkstelligen naar meer duurzame middelen van vervoer die geen of weinig aardolie verbruiken, zoals het vervoer per rail en over water, en ook naar intermodale mobiliteitsketens in stedelijke gebieden (te voet, op de fiets, openbaar vervoer en carpools); is er verder van overtuigd dat aanzienlijke energiebesparingen mogelijk zijn door meer gebruik te maken van moderne verkeersgeleidingssystemen die wachttijden en omwegen in het verkeer over de weg, door de lucht of over het water beperken, en als de groene logistiek nadrukkelijke wordt bevorderd; |
Betrekkingen met landen met een toenemend aardolieverbruik
43. |
vindt dat in de gemeenschappelijke externe betrekkingen van de Europese Unie met landen die een sterk toenemend aardolieverbruik kennen meer rekening moet worden gehouden met onderwerpen op het gebied van het energiebeleid en dat de Europese Unie ernaar moet streven dat overheidssubsidies voor aardolieproducten geleidelijk worden afgeschaft; |
44. |
verzoekt de Commissie in haar gemeenschappelijk beleid op het gebied van externe betrekkingen, handel en nabuurschap maatregelen op te nemen die ertoe kunnen bijdragen dat in de gehele wereld economische groei wordt losgekoppeld van het aardolieverbruik; |
45. |
wijst er met name op dat de Europese Unie tot dusver nog niet voldoende aandacht en discussies heeft gewijd aan de geopolitieke effecten van de veranderingen in de globale voorwaarden voor de internationale energiezekerheid en de gevolgen van de toekomstige global governance; is van mening dat het vasthouden aan nationale oplossingen plaats moet maken voor nieuwe en nauwe vormen van samenwerking tussen de Europese Unie, de Verenigde Staten, Rusland en China, die op middellange termijn ook geïnstitutionaliseerd moeten worden; |
*
* *
46. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsook aan de regeringen en parlementen van de lidstaten. |
(1) PB L 228 van 16.8.1973, blz. 1.
(2) PB L 292 van 16.11.1977, blz. 9.
(3) PB L 217 van 8.8.2006, blz. 8.
(4) PB C 287 E van 29.11.2007, blz. 548.
(5) PB C 227 E van 21.9.2006, blz. 580.
(6) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0308.
(7) PB C 182 van 4.8.2009, blz. 60.
(8) Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33).