Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CN0503

Zaak C-503/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Upper Tribunal (Administrative Appeals Chamber) (Verenigd Koninkrijk) op 4 december 2009 — Lucy Stewart/Secretary of State for Work and Pensions

PB C 37 van 13.2.2010, p. 23–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

13.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 37/23


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Upper Tribunal (Administrative Appeals Chamber) (Verenigd Koninkrijk) op 4 december 2009 — Lucy Stewart/Secretary of State for Work and Pensions

(Zaak C-503/09)

2010/C 37/28

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Upper Tribunal

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Lucy Stewart

Verwerende partij: Secretary of State for Work and Pensions

Prejudiciële vragen

1.

Is een prestatie met de kenmerken van een tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering voor jongeren een prestatie bij ziekte of een prestatie bij invaliditeit, in de zin van verordening nr. 1408/71 (1)?

2.

Indien het antwoord op vraag 1 luidt dat een dergelijke prestatie moet worden aangemerkt als een prestatie bij ziekte:

a)

Is een persoon als verzoeksters moeder, die wegens pensionering al haar werkzaamheden in loondienst of als zelfstandige heeft gestaakt, vanwege haar eerdere werkzaamheid in loondienst of als zelfstandige, niettemin nog „werkneemster” in de zin van artikel 19, of moeten de artikelen 27 tot en met 34 (pensioen- of rentetrekkers) worden toegepast?

b)

Is een persoon als verzoeksters vader, die sinds 2001 geen werkzaamheden in loondienst of als zelfstandige heeft verricht, vanwege zijn eerdere werkzaamheid in loondienst of als zelfstandige, niettemin een „werknemer” in de zin van artikel 19?

c)

Dient een aanvrager vanwege de verlening van een prestatie waarop aanspraak is verkregen overeenkomstig artikel 95 ter van verordening nr. 1408/71 te worden aangemerkt als een „pensioen- of rentetrekker” in de zin van artikel 28, niettegenstaande het feit dat de betrokken aanvrager (i) nooit „werknemer” in de zin van artikel 1, sub a, van verordening nr. 1408/71 is geweest; (ii) niet de leeftijd heeft bereikt waarop hij recht heeft op een staatspensioen; en (iii) enkel als gezinslid binnen de personele werkingssfeer van verordening nr. 1408/71 valt?

d)

Indien een pensioen- of rentetrekker onder artikel 28 van verordening nr. 1408/71 valt, kan dan een gezinslid van die pensioen- of rentetrekker dat steeds bij de pensioen- of rentetrekker en in dezelfde staat als hij heeft gewoond, krachtens artikel 28, lid 1, juncto artikel 29 aanspraak maken op een uitkering wegens ziekte, verleend door het bevoegde orgaan als bepaald volgens artikel 28, lid 2, wanneer deze uitkering (voor zover zij verschuldigd is) wordt uitbetaald aan het gezinslid (en niet aan de pensioen- of rentetrekker)?

e)

Is, in voorkomend geval (op grond van de antwoorden op de vragen a tot en met d supra), de toepassing van een voorwaarde van nationaal socialezekerheidsrecht die de eerste verwerving van het recht op een prestatie bij ziekte beperkt tot personen die een verplicht tijdvak van verblijf binnen een bepaalde voorafgaande periode in de bevoegde lidstaat hebben vervuld, verenigbaar met de artikelen 19 en/of 28 van verordening nr. 1408/71?

3.

Indien het antwoord op vraag 1 luidt dat een dergelijke prestatie moet worden aangemerkt als een prestatie bij invaliditeit, betekent dan de tekst van artikel 10 van verordening nr. 1408/71, die verwijst naar uitkeringen „verkregen op grond van een wettelijke regeling van één of meer lidstaten”, dat de lidstaten krachtens verordening nr. 1408/71 bevoegd blijven om voorwaarden te verbinden aan de eerste verkrijging van dergelijke prestaties bij invaliditeit die zijn gebaseerd op het hebben van een woonplaats in de lidstaat of op het bewijs dat de verplichte tijdvakken van voorafgaand verblijf in de lidstaat zijn vervuld, zodat een aanvrager de aanspraak op een dergelijke prestatie niet voor het eerst vanuit een andere lidstaat kan doen gelden?


(1)  Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 149, blz. 2),


Top