Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009AE1193

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de Raad van een aantal besluiten waarop de procedure van artikel 251 van het Verdrag van toepassing is, wat de regelgevingsprocedure met toetsing betreft — Aanpassing aan de regelgevingsprocedure met toetsing — Vijfde deel (COM(2009) 142 definitief — 2009/0048 (COD))

    PB C 317 van 23.12.2009, p. 72–74 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    23.12.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 317/72


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de Raad van een aantal besluiten waarop de procedure van artikel 251 van het Verdrag van toepassing is, wat de regelgevingsprocedure met toetsing betreft — Aanpassing aan de regelgevingsprocedure met toetsing — Vijfde deel

    (COM(2009) 142 definitief — 2009/0048 (COD))

    (2009/C 317/12)

    Algemeen rapporteur: de heer RETUREAU

    De Raad heeft op 14 mei 2009 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 152 van het EG-Verdrag om advies te vragen over het

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de Raad van een aantal besluiten waarop de procedure van artikel 251 van het Verdrag van toepassing is, wat de regelgevingsprocedure met toetsing betreft – Aanpassing aan de regelgevingsprocedure met toetsing – Vijfde Deel

    COM(2009) 142 final – 2009/0048 (COD).

    Het bureau van het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 12 mei 2009 besloten de gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden te belasten.

    Overeenkomst artikel 20 van zijn reglement van orde heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité tijdens zijn op 15 en 16 juli 2009 gehouden 455e zitting (vergadering van 16 juli) de heer Retureau als algemeen rapporteur aangewezen en vervolgens onderstaand advies uitgebracht, dat met 122 stemmen vóór en twee stemmen tegen werd goedgekeurd.

    1.   Conclusies

    1.1.   Het Comité kan zich met het voorstel van de Europese Commissie verenigen, maar vraagt zich af of er geen specifieke procedure zou moeten worden ingevoerd voor wijzigingen die weliswaar het doel en de opzet van het wetgevingsbesluit in kwestie ongemoeid laten, maar toch niet als „niet-essentieel” kunnen worden beschouwd en bovendien niet-onaanzienlijke gevolgen hebben op sociaal en economisch gebied en voor de volksgezondheid.

    1.2.   Het is van oordeel dat de regelgevingsprocedure met toetsing het Europees Parlement voor organisatorische problemen stelt.

    1.3.   De meerwaarde van de regelgevingsprocedure met toetsing is voor de burgers niet helemaal duidelijk, want door de opeenvolgende wijzigingen van de oorspronkelijke regeling wordt het voor de middenveldorganisaties die bij deze extra procedure betrokken zijn alsmaar moeilijker om door de bomen nog het bos te zien.

    2.   In 2007 en 2008 doorgevoerde aanpassingen van wetgevingsbesluiten aan de regelgevingsprocedure met toetsing

    2.1.   De toepassing door het Europees Parlement van de regelgevingsprocedure met toetsing is de laatste twee jaar in een stroomversnelling geraakt door de groepsgewijze aanpassing (door middel van zgn. „omnibus”-verordeningen) van een aantal wetgevingsbesluiten die destijds volgens de normale „comitologieprocedure” zijn vastgesteld. Als de voorwaarden voor toepassing van de procedure met toetsing niet zijn vervuld, blijft de normale comitologieprocedure van toepassing.

    2.2.   Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Europese Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden werd gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG van de Raad van 17 juli 2006, waarbij een nieuwe comitologieprocedure – „regelgevingsprocedure met toetsing” – werd ingevoerd (nieuw artikel 5 bis). De nieuwe procedure verleent het Europees Parlement recht van controle op de wijzigingen die door de Commissie en het desbetreffende comité in de betrokken besluiten werden aangebracht, althans voorzover het niet-essentiële wijzigingen betreft of alleen maar gaat om het toevoegen of schrappen van bepalingen of elementen van niet-essentiële aard.

    2.3.   De voor de vaststelling van uitvoeringsbepalingen ingestelde comitologieprocedures hebben er daarmee een optie bij gekregen. Deze geeft het Europees Parlement meer mogelijkheden om toezicht uit te oefenen op de manier waarop de Europese Commissie gebruik maakt van de uitvoeringsbevoegdheden die haar bij het wetgevingsbesluit in kwestie worden verleend. De nieuwe procedure geldt voor bepaalde besluiten die onder de medebeslissingsprocedure, artikel 251 van het Verdrag of de Lamfalussy-procedure (financiële aangelegenheden) vallen (1).

    De Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement hebben in een gemeenschappelijke verklaring aangegeven welke wetgevingsbesluiten dringend aan het gewijzigde besluit moeten worden aangepast (vervanging van de oorspronkelijke procedure door de nieuwe regelgevingsprocedure met toetsing). Bovendien wordt in de verklaring bepaald dat, overeenkomstig de beginselen van goede wetgeving, aan de Europese Commissie uitvoeringsbevoegdheden van onbeperkte duur dienen te worden verleend.

    2.4.1.   De Europese Commissie heeft besloten om de betrokken wetgevingsbesluiten aan de nieuwe procedure aan te passen door middel van zgn. „omnibus”-verordeningen, d.w.z. verordeningen die voor een hele reeks wetgevingsbesluiten gelden, in plaats van voor elk besluit een afzonderlijke verordening op te stellen.

    2.4.2.   Eind 2007 zijn de eerste drie reeksen gepubliceerd, op 11 februari 2008 de vierde (2). Deze vier reeksen bevatten alle wetgevingsbesluiten die volgens de Europese Commissie aan de nieuwe regelgevingsprocedure met toetsing moesten worden aangepast. In sommige gevallen werd ook voorgesteld om beperkingen van de geldigheidsduur van de aan de Europese Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden te schrappen.

    2.5.   Op 23 september 2008 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen waarin het de Europese Commissie aanbeveelt om nog 14 andere wetgevingsbesluiten, die onder de regelgevingsprocedure zónder toetsing vallen, aan de regelgevingsprocedure mét toetsing aan te passen. Het onderhavige advies heeft betrekking op het voorstel van de Europese Commissie dat daaruit is voortgevloeid.

    2.6.   Bovendien vindt het Europees Parlement de praktische uitvoering van Besluit 1999/468/EG, met uitzondering van de bepalingen met betrekking tot de nieuwe regelgevingsprocedure met toetsing, „hoogst onbevredigend”, met name vanwege de manier waarop de comitologiedatabank functioneert. Documenten worden „onsystematisch en zonder duidelijke aanduiding van hun status verstuurd”. Zo staan er soms misleidende vermeldingen op, zoals bijvoorbeeld de vermelding recht van controle in plaats van recht van informatie op nog niet goedgekeurde ontwerp-uitvoeringsmaatregelen, waardoor onduidelijk is welke termijnen van toepassing zijn (3).

    3.   Voorstellen van de Europese Commissie

    3.1.   De Europese Commissie stelt voor om twee van de 14 door het Europees Parlement vermelde wetgevingsbesluiten aan te passen aan de regelgevingsprocedure met toetsing. In de andere gevallen wijst zij een aanpassing aan deze procedure om juridische redenen van de hand. Door hun specifieke aard zouden de besluiten in kwestie daar niet voor in aanmerking komen.

    Het gaat hier om de volgende 14 besluiten:

    Instrumenten die al zijn aangepast of waarvan de aanpassing al is voorgesteld

    Richtlijn 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2000 houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad (4).

    Richtlijn 2001/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 houdende wijziging van Richtlijn 92/23/EEG van de Raad (5).

    Richtlijn 2004/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot wijziging van de Richtlijnen 70/156/EEG en 80/1268/EEG van de Raad (twee Richtlijnen die volgens de Europese Commissie automatisch werden onderworpen aan de regelgevingsprocedure met toetsing) (6).

    Richtlijn 2005/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (7).

    Richtlijn 2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad (8).

    Richtlijn 2005/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG (9).

    Instrument dat niet onder de medebeslissingsprocedure valt

    Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (10).

    Instrument dat na de inwerkingtreding van de hervorming van 2006 werd goedgekeurd

    Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 (verordening die na 23 juli 2006, de datum van inwerkingtreding van de hervorming waarmee de regelgevingsprocedure met toetsing werd ingesteld, werd goedgekeurd en bijgevolg niet hoeft te worden aangepast) (11).

    Instrumenten die geen bepaling bevatten die betrekking heeft op de regelgevingsprocedure met toetsing

    Richtlijn 2001/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2001 houdende wijziging van Richtlijn 95/53/EG van de Raad en de Richtlijnen 70/524/EEG, 96/25/EG en 1999/29/EG van de Raad (12).

    Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2002 tot wijziging van de Richtlijnen 90/425/EEG en 92/118/EEG van de Raad (13).

    Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 houdende intrekking van bepaalde richtlijnen inzake levensmiddelenhygiëne en tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG en 92/118/EEG van de Raad en van Beschikking 95/408/EG van de Raad (14).

    Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 (15).

    3.3.   Tot slot erkent de Europese Commissie dat de volgende basisbesluiten een aantal bepalingen bevatten die aan de regelgevingsprocedure met toetsing moeten worden aangepast:

    Richtlijn 2000/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 2000 tot wijziging van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (16).

    Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (17).

    3.4.   Doel van de voorgestelde verordening is de laatste twee basisbesluiten aan de regelgevingsprocedure met toetsing aan te passen.

    4.   Algemene opmerkingen

    4.1.   Het Comité heeft de toepassing van de nieuwe comitologieprocedure, de „regelgevingsprocedure met toetsing”, met belangstelling gevolgd.

    4.2.   Het kan zich met het voorstel van de Europese Commissie verenigen, maar vraagt zich af of er geen specifieke procedure zou moeten worden ingevoerd voor wijzigingen die weliswaar het doel en de opzet van het wetgevingsbesluit ongemoeid laten, maar toch niet onder de noemer „niet-essentiële wijzigingen” vallen en bovendien niet-onaanzienlijke gevolgen hebben op sociaal en economisch gebied en voor de volksgezondheid (men denke in dit verband aan de AEEA-Richtlijn).

    4.3.   Het beschouwt de invoering van de regelgevingsprocedure met toetsing als een belangrijke stap naar een democratische controle op het vaststellen en wijzigen van de uitvoeringsbepalingen van bepaalde rechtsinstrumenten. Bovendien maakt deze procedure meer omslachtige procedures die de instellingen extra belasten, zoals een herziening van het besluit in kwestie, overbodig. Nadeel is wel dat de toetsingsprocedure het Europees Parlement voor organisatorische problemen stelt.

    4.4.   Voor de burgers is niet duidelijk welke meerwaarde de regelgevingsprocedure met toetsing biedt. Door de opeenvolgende wijzigingen van het oorspronkelijke besluit wordt het voor de betrokken middenveldorganisaties immers alsmaar moeilijker om door de bomen nog het bos te zien.

    4.5.   De zaak ligt nog een stuk ingewikkelder als het gaat om wijzigingen die niet van „niet-essentiële” aard zijn – een vaag en daardoor in sommige gevallen onwerkbaar criterium. Dit is bijvoorbeeld het geval met de nieuwe regeling inzake toxische stoffen in afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. De toevoeging of schrapping van toxische stoffen wordt voorgesteld volgens de procedure met toetsing, maar het Comité heeft er in zijn advies (18) op aangedrongen dat bij wijziging van de lijst de betrokken bedrijven en werknemers en de consumentenverenigingen worden geraadpleegd en een effectbeoordeling wordt opgesteld omdat het in dit geval om essentiële wijzigingen gaat.

    4.6.   Met bovengenoemd voorbehoud, dat voor een aantal praktische gevallen geldt en waaraan kan worden tegemoetgekomen zonder dat de huidige regels behoeven te worden gewijzigd, kan het Comité zich met het voorstel van de Europese Commissie verenigen.

    Brussel, 16 juli 2009

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Mario SEPI


    (1)  De bij artikel 5 bis van het gewijzigde Besluit 1999/468/EG ingevoerde procedure is van toepassing op "maatregelen van algemene strekking tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van een volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag aangenomen basisbesluit„, incl. wijzigingen waarbij "sommige van deze niet-essentiële onderdelen worden geschrapt” of waarbij „het besluit met nieuwe niet-essentiële onderdelen wordt aangevuld”.

    (2)  COM(2008) 71 final, COM(2007) 740 final, COM(2007) 741 final, COM(2007) 822 final en COM(2007) 824 final, PB C 224 van 30 augustus 2008.

    (3)  EP, commissie Constitutionele zaken, rapporteur: mevr. Frassoni, A6-0107/2008, ontwerpbesluit, considerans B

    (4)  PB L 173 van 12 juli 2000.

    (5)  PB L 211 van 4 augustus 2001.

    (6)  PB L 49 van 19 februari 2004.

    (7)  PB L 310 van 25 november 2005.

    (8)  PB L 161 van 14 juni 2006.

    (9)  PB L 191 van 22 juli 2005.

    (10)  PB L 210 van 31 juli 2006.

    (11)  PB L 378 van 27 december 2006.

    (12)  PB L 234 van 1 september 2001.

    (13)  PB L 315 van 19 november 2002.

    (14)  PB L 157 van 30 april 2004.

    (15)  PB L 108 van 24 april 2002.

    (16)  PB L 105 van 3 mei 2000.

    (17)  PB L 204 van 11 augustus 2000.

    (18)  COM(2008) 809 final en CESE 1032/2009 van 10 juni 2009.


    Top