EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009TN0149

Zaak T-149/09: Beroep ingesteld op 10 april 2009 — Dover/Parlement

PB C 141 van 20.6.2009, p. 53–53 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

20.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 141/53


Beroep ingesteld op 10 april 2009 — Dover/Parlement

(Zaak T-149/09)

2009/C 141/108

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Densmore Ronald Dover (Borehamwood, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: D. Vaughan, QC Barrister, M. Lester, Barrister, en M. French, Solicitor)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies

nietig verklaren het bestreden besluit;

overeenkomstig artikel 64 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg maatregelen tot organisatie van de procesgang gelasten, zoals nader omschreven in het verzoekschrift;

het Parlement verwijzen in de kosten van verzoeker.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep van verzoeker is gericht op nietigverklaring van besluit D (2009) 4639 van het Parlement van 29 januari 2009 betreffende de invordering van de vergoeding voor parlementaire medewerkers.

Verzoeker baseert zijn beroep op vijf middelen.

In de eerste plaats heeft het Parlement artikel 14 van de Regeling kosten en vergoedingen van de leden van het Europees Parlement (regeling KVL) onjuist uitgelegd en toegepast door onder meer te trachten aan verzoeker met terugwerkende kracht strenge eisen te stellen die ten tijde van de feiten voor geen enkel lid van het Europees Parlement golden en door niet exact aan te geven welke uitgaven ten onrechte zijn gedaan.

In de tweede plaats heeft het Parlement een beroep gedaan op een vermeend „belangenconflict” in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel doordat het heeft gehandeld op een wijze die onverenigbaar is met zijn eerdere praktijk en indruist tegen de regels die het heeft gepubliceerd, en zonder duidelijke en transparante maatstaven te formuleren. Volgens verzoeker ontbeert het besluit van het Parlement elke juridische of feitelijke grondslag.

In de derde plaats heeft het Parlement niet voldaan aan de wezenlijke vormvoorschriften van artikel 27 van de regeling KVL met betrekking tot onder meer de voorafgaande raadpleging van de quaestoren, de rechtvaardiging van „uitzonderlijke gevallen”, het horen van de verzoeker voordat een besluit wordt genomen en het vereiste van een door het bureau vastgesteld besluit.

In de vierde plaats heeft verweerder getracht zonder enige rechtsgrondslag btw terug te vorderen.

Ten slotte heeft het Parlement volgens verzoeker zijn geval prematuur, in strijd met zijn rechten van de verdediging en zonder rechtsgrondslag of rechtvaardiging naar OLAF verwezen.


Top