Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009TN0145

    Zaak T-145/09: Beroep ingesteld op 6 april 2009 — Bredenkamp e.a./Commissie

    PB C 141 van 20.6.2009, p. 51–51 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    20.6.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 141/51


    Beroep ingesteld op 6 april 2009 — Bredenkamp e.a./Commissie

    (Zaak T-145/09)

    2009/C 141/105

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partijen: John Arnold Bredenkamp, Alpha International (PTV) Ltd (Camberley, Verenigd Koninkrijk), Breco (Asia Pacific) Ltd. (Douglas, Isle of Man, Verenigd Koninkrijk), Breco (Eastern Europe) Ltd. (Douglas, Isle of Man, Verenigd Koninkrijk), Breco (South Africa) Ltd. (Douglas, Isle of Man, Verenigd Koninkrijk), Breco (UK) Ltd. (Ascot, Verenigd Koninkrijk), Breco Group, Breco International (St. Helier, Jersey, Verenigd Koninkrijk), Breco Nominees Ltd. (Ascot, Verenigd Koninkrijk), Breco Services Ltd. (Ascot, Verenigd Koninkrijk), Corybantes Ltd. (Ascot, Verenigd Koninkrijk), Echo Delta Holdings (Reading, Verenigd Koninkrijk), Masters International Ltd. (Ascot, Verenigd Koninkrijk), Piedmont (UK) Ltd. (Ascot, Verenigd Koninkrijk), Raceview Enterprises (Private) Limited, Scottlee Holdings (PTV) Ltd., Scottlee Resorts Ltd., Timpani Exports Ltd. (Douglas, Isle of Man, Verenigd Koninkrijk), Tremalt Ltd. (vertegenwoordigers: D. Vaughan, QC, P. Moser, barrister en R. Khan, solicitor)

    Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

    Conclusies

    verordening (EG) nr. 77/2009 van de Commissie van 26 januari 2009 tot wijziging van verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad betreffende bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe, nietig verklaren voor zover zij elk van verzoekers betreft;

    voorts of subsidiair, verordening (EG) nr. 77/2009 van de Commissie nietig verklaren voor zover zij betrekking heeft op de eerste verzoeker en elke entiteit in bijlage III waarvan wordt verklaard dat zij „eigendom” van de eerste verzoeker is, door de vermelding van de eerste verzoeker en alle vermeldingen van die entiteiten uit bijlage III te verwijderen;

    bijgevolg verklaren dat genoemde verordening van de Commissie van 26 januari 2009 niet van toepassing is op verzoekers;

    de Commissie in de kosten verwijzen.

    Middelen en voornaamste argumenten

    In het onderhavige geval vorderen verzoekers gedeeltelijke nietigverklaring van verordening (EG) nr. 77/2009 van de Commissie van 26 januari 2009 tot wijziging van verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad betreffende bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (1), voor zover verzoekers zijn opgenomen op de lijst van natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen in overeenstemming met die regeling zijn bevroren.

    Verzoekers voeren ter ondersteuning van hun vorderingen vijf middelen aan.

    Ten eerste stellen verzoekers dat voor de bestreden verordening een rechtsgrondslag ontbreekt.

    Ten tweede stellen zij dat de Commissie in strijd met de uit de vaste rechtspraak voor haar voortvloeiende verplichting geen overtuigende redenen heeft gegeven voor de bevriezing van de tegoeden van verzoekers.

    Ten derde stellen verzoekers dat de bestreden verordening inbreuk maakt op hun rechten van de verdediging, zowel het recht om te worden gehoord als het recht op een effectieve rechtsbescherming, aangezien zij volgens verzoekers is vastgesteld zonder dat hun enige garantie is geboden dat het voor hen belastende bewijs zou worden meegedeeld of dat zij hierover zouden worden gehoord, of ten aanzien van hun eigen ontlastende bewijs.

    Ten vierde stellen verzoekers dat de bestreden verordening is vastgesteld in strijd met artikel 1 van het Eerste protocol bij het EVRM en inbreuk maakt op hun fundamentele eigendomsrechten.

    Ten vijfde verklaren zij dat de bestreden verordening, voor zover zij op hen betrekking heeft, is gebaseerd op een kennelijk onjuiste beoordeling van de feiten. Zij betogen voorts dat de Commissie heeft nagelaten om bewijs te leveren voor de beweerde gronden die in het licht van de relevante wetgeving de bevriezing van de fondsen van verzoekers rechtvaardigen, en om welbepaalde inlichtingen of serieuze en geloofwaardige aanwijzingen te verstrekken als grondslag voor haar verordening, waardoor zij niet is tegemoetgekomen aan de bewijslast.


    (1)  PB 2009 L 23, blz. 5.


    Top