EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005AE1256

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (COM(2005) 108 final — 2005/033 (COD))

PB C 28 van 3.2.2006, p. 69–72 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

3.2.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 28/69


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Solidariteitsfonds van de Europese Unie

(COM(2005) 108 final — 2005/033 (COD))

(2006/C 28/14)

De Raad heeft op 27 september 2005 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over het bovengenoemde voorstel.

De gespecialiseerde afdeling „Economische en Monetaire Unie — economische en sociale samenhang”, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 3 oktober 2005 goedgekeurd. Rapporteur was de heer BARROS VALE.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 421e zitting van 26 en 27 oktober 2005 (vergadering van 27 oktober) het volgende advies uitgebracht, dat met 74 stemmen vóór en geen stemmen tegen, bij 3 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Inleiding

1.1

Het solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) is in 2002 opgericht om hulp te bieden aan EU-regio's of toetredingslanden die met grote rampen te maken krijgen.

1.2

Om onmiddellijke hulp aan getroffen regio's mogelijk te maken zou het SFEU zo flexibel en onbureaucratisch mogelijk moeten zijn.

1.3

In de periode 2002-2006 wordt er jaarlijks ongeveer een miljard euro voor het SFEU vrijgemaakt.

1.4

Dit advies gaat over de voorgestelde herziening van de SFEU-verordening, die eind 2006 haar beslag moet krijgen.

1.5

De huidige verordening heeft alleen betrekking op natuurrampen, waardoor het zeer moeilijk is om hulp te bieden bij industriële rampen, terroristische aanslagen of zelfs ernstige crises op het gebied van de volksgezondheid.

1.6

De financiële drempel om voor geld uit het SFEU in aanmerking te komen is nu nog zeer hoog (meer dan drie miljard euro aan directe schade of meer dan 0,6 % van het BBP). Hierdoor is in tweederde van de gevallen een beroep gedaan op een uitzonderingsclausule (uit hoofde waarvan maximaal 75 miljoen euro per jaar mag worden uitgekeerd) om toch hulp te kunnen verlenen.

2.   Het voorstel

2.1   Zaken van algemene aard

2.1.1

De geografische reikwijdte van het SFEU blijft hetzelfde: de huidige lidstaten en de toetredingslanden.

2.1.2

De thematische reikwijdte wordt uitgebreid; het SFEU moet voortaan niet alleen bij natuurrampen, maar ook bij industriële of technologische rampen, gevaar voor de volksgezondheid en terroristische aanslagen kunnen worden aangesproken.

2.1.3

Wil een door een ramp getroffen land voor hulp uit het SFEU in aanmerking komen, dan gelden er een kwantitatief criterium en een politiek criterium:

2.1.3.1

Kwantitatief: de financiële drempel gaat omlaag van 3 miljard euro naar 1 miljard euro, ofwel van 0,6 % naar 0,5 % van het BBP. Dit maakt het mogelijk vaker gebruik te maken van het SFEU.

2.1.3.2

Politiek: als er gegronde redenen voor zijn (vooral in gevallen waarin de omvang van de schade op het moment van het besluit nog niet helemaal kan worden overzien) kan de Commissie het SFEU aanspreken, ook al wordt niet voldaan aan het kwantitatieve criterium.

2.1.4

Buurlanden van een door een ramp getroffen land die de gevolgen van diezelfde ramp ondervinden komen ook in aanmerking voor hulpverlening.

2.1.5

Ook in het geval van het SFEU moet het subsidiariteitsbeginsel in acht worden genomen.

2.1.6

De Commissie overweegt de mogelijkheid om een door een ramp getroffen land onmiddellijk na diens verzoek om hulp een voorschot te geven, dat moet worden terugbetaald als mocht blijken dat het land eigenlijk niet voor hulp in aanmerking kwam (± 5 % van de totale verwachte kosten, tot een maximum van 5 miljoen euro).

2.1.7

Bij de hulpverlening dient het evenredigheidsbeginsel in acht te worden genomen en gelet te worden op ófwel de omvang van de schade, ófwel de grootte van het land in kwestie en de ernst van de gevolgen van de ramp.

2.1.8

Het land dat hulp krijgt is geheel en al verantwoordelijk voor het gebruik dat het hiervan maakt. Het dient naderhand een rapport over te leggen waarin met redenen omkleed staat hoe het geld is besteed. Dit rapport moet in overeenstemming zijn met de verordening.

2.1.9

Het bedrag dat de Commissie voorstelt voor het SFEU is ook nu 1 miljard euro per jaar.

2.1.10

De voor het SFEU bestemde middelen komen niet voor op de EU-begroting. Telkens als het fonds wordt aangesproken gebeurt dat door middel van een gewijzigde begroting.

2.1.11

Mocht het jaarlijkse bedrag worden overschreden, dan kan het budget voor het volgende jaar worden gebruikt als daar gegronde redenen voor zijn. Op die manier is de hulpverlening altijd gegarandeerd.

3.   Algemene en bijzondere opmerkingen

3.1

Het EESC kan zich vinden in het streven van de Commissie om het toepassingsgebied van het SFEU te verbreden en ervoor te zorgen dat meteen kan worden ingespeeld op crisissituaties.

3.2

Wel moet het Commissievoorstel hier en daar worden verbeterd om het efficiënter te maken. Op die manier wordt het SFEU een krachtig, flexibel EU-instrument en kan de bevolking van de landen die onder de verordening vallen bij rampen daadwerkelijk rekenen op solidaire hulpverlening via het SFEU. Dit instrument, dat qualitate qua zo onbureaucratisch mogelijk is en kan worden ingezet bij allerlei soorten rampen (ongeacht hun oorzaak), in uiterst moeilijke tijden voor de gedupeerden, moet niet alleen de economie en het dagelijks leven weer op gang helpen brengen, maar is ook een duidelijk politiek signaal van Europa aan de bevolking in door rampen geteisterde gebieden.

3.3

Het voorgestelde budget lijkt te zijn afgestemd op de verzoeken om hulpverlening die de afgelopen jaren zijn gedaan. De vraag is echter of dit bedrag wel genoeg is als zich een grote ramp mocht voordoen, zoals een zware aard- of zeebeving, een Europese pandemie of een ongeluk of aanslag met massavernietigingswapens. Voor zulke uitzonderlijke situaties dient de EU over een al even uitzonderlijk instrument te kunnen beschikken.

3.4

De regels om voor het SFEU in aanmerking te komen moeten eenvoudig, duidelijk en zo onbureaucratisch mogelijk zijn, maar dienen ook voor een transparante werkwijze te zorgen. Aan de hand van deze regels moet achteraf kunnen worden nagegaan of de redenen waarom een land geld heeft gekregen voldoen aan de criteria om voor hulpverlening in aanmerking te komen.

3.5

Gezien de stand van de EU-begroting en de economische situatie waarin Europa zich momenteel bevindt, heeft het EESC geen bezwaar tegen de door de Commissie voorgestelde variabele budgettering met een van tevoren vastgelegde bovengrens. Zodra mogelijk zou het SFEU echter moeten worden omgewerkt tot een permanent onafhankelijk fonds met een vast, eigen jaarlijks budget, waarvan eventuele jaarlijkse overschotten gebruikt zouden kunnen worden als reserve voor grote rampen.

3.6

Wat de regels voor gebruikstermijnen betreft gaat het voorstel in de goede richting. Ook het voorgestelde instrument om snel op rampen te reageren is een goede zaak, omdat het de EU de mogelijkheid biedt om meteen na een ramp het SFEU in stelling te brengen.

3.7

Gezien de grote omvang van de rampen die onder de voorgestelde verordening vallen, is het in geval van zo'n ramp niet eenvoudig om een idee te krijgen van de schade. De kans op fouten is dan logischerwijs erg groot, omdat er zoveel verschillende kostenposten en gedupeerden zijn. Het gaat namelijk niet alleen om schade aan publieke eigendommen, maar ook om schade aan particuliere bezittingen. Door de korte termijn waarbinnen de Commissie om steunverlening moet worden verzocht en het grote aantal uiteenlopende schadegevallen, is een overschatting of onderschatting van de gevolgen van een ramp niet denkbeeldig. Daarom moeten steunaanvragen aan een gedegen evaluatie worden onderworpen, waarbij deskundigen worden ingeschakeld, historische gegevens en registers worden gebruikt en gekeken wordt naar het prijsniveau in de betrokken landen.

3.8

Het EESC kan zich vinden in de in artikel 4 van het verordeningsvoorstel opgenomen lijst van maatregelen die voor cofinanciering via het SFEU in aanmerking komen, maar zou er wel het volgende aan toegevoegd willen zien: „andere maatregelen van algemeen belang om het dagelijkse leven en de economie in de getroffen gebieden weer op gang te brengen, waarbij het hele maatschappelijk middenveld conform nog vast te stellen voorwaarden en voorzorgsmaatregelen in aanmerking moet kunnen komen voor SFEU-hulp”. De situaties waarvoor het SFEU is bedoeld zijn namelijk altijd onvoorspelbaar, en dankzij deze toevoeging krijgen de verantwoordelijken meer armslag bij het nemen van besluiten in situaties waarin het dagelijks leven en de economie moeilijk weer op gang zijn te brengen als particuliere schade niet vergoed kan worden.

3.8.1

Wat de openstelling van het SFEU voor het hele maatschappelijk middenveld betreft is het volgende van belang: het geplande budget zal lang niet volledig kunnen worden aangesproken, vooral doordat er als gevolg van de voorbehoudsclausule beperkingen gelden voor de overheidsuitgaven. Hierdoor kan er geen gebruik worden gemaakt van het SFEU in situaties die daar wel voor in aanmerking komen.

3.8.2

Ook over het idee van een drempel moet nog eens goed nagedacht worden; bij besluiten om het SFEU aan te spreken zouden plaatselijke omstandigheden en de regionale dimensie van bepaalde natuurverschijnselen een belangrijke rol moeten spelen.

3.9

Het geld uit het SFEU moet uiteindelijk via de voor financiering in aanmerking komende maatregelen de bevolking van de EU ten goede komen. Louter en alleen uit logistieke en organisatorische overwegingen gaat dit geld eerst naar de landen in kwestie. Om dezelfde reden zouden niet uitsluitend overheidsorganisaties deze SFEU-middelen moeten krijgen, maar ook de organisaties van het maatschappelijk middenveld die bij noodmaatregelen worden betrokken. Zonder hun hulp zijn landelijke overheden namelijk in het algemeen niet in staat om de gevolgen van grote rampen het hoofd te bieden. Brandweerkorpsen, vrijwilligersorganisaties uit het maatschappelijk middenveld, NGO's op het gebied van volksgezondheid of sociale bijstand en andere organisaties uit het maatschappelijk middenveld dienen schadeloos gesteld te worden voor hun inspanningen, toewijding en gemaakte kosten, aangezien hun eigen budget meestal te laag is voor dit soort uitzonderlijke gebeurtenissen.

3.10

Niet alleen de directe buurlanden van een door een ramp getroffen land, maar ook andere lidstaten zouden voor SFEU-hulp in aanmerking moeten komen. Deze landen kunnen namelijk eveneens met de gevolgen van grootschalige rampen (bijvoorbeeld een kernramp) worden geconfronteerd. In dat geval moeten zij net als de directe buurlanden kunnen profiteren van het SFEU, zelfs als ze niet allemaal voldoen aan het in artikel 2 van het verordeningsvoorstel genoemde criterium.

3.11

Ook landen buiten de EU — al dan niet kandidaat-lidstaten — kunnen door hun relatieve nabijheid worden geconfronteerd met de gevolgen van een ramp op het grondgebied van de EU of van een kandidaat-lidstaat. Na een dergelijke ramp zouden deze buurlanden er eveneens op moeten kunnen rekenen dat de EU zich via het SFEU of andere instrumenten voor internationale samenwerking solidair met hen betoont. Voorwaarde is wel dat de samenwerkingsprogramma's hierdoor niet aan kracht inboeten.

3.12

Bij rampen die het gevolg zijn van een gestage ontwikkeling waarvan de verschillende fasen niet direct als alarmerend werden beschouwd (bijvoorbeeld ernstige droogte), dienen de gedupeerde landen eveneens in aanmerking te komen voor SFEU-hulp. Hierbij moet wel duidelijk zijn vanaf welk ogenblik deze rampen als zodanig kunnen worden aangemerkt. De klimaatveranderingen waarvan we momenteel getuige zijn en die tot op zekere hoogte worden veroorzaakt door de opwarming van de aarde waarvoor de hele EU medeverantwoordelijk is, treffen het ene land harder dan het andere. Het zou niet redelijk en evenmin solidair van de EU zijn als zij haar plicht verzaakte bij de aanpak van de oorzaken en de gevolgen van dit probleem.

3.12.1

Tijdens zijn studiereis naar Spanje en Portugal van 14 tot en met 16 september 2005 heeft het EESC zelf kunnen vaststellen dat er bij de aanpak van problemen vaak behoefte is aan:

het SFEU, dat snel ingezet kan worden en zo een oplossing kan bieden voor urgente problemen van menselijke of materiële aard;

de meer structurele fondsen, die op de lange termijn een oplossing kunnen bieden voor problemen die dieper gaan; hierbij valt te denken aan de aanleg van infrastructuur ter bestrijding van de droogte, herbebossing en het opstarten van alternatieve vormen van bedrijvigheid als bosbranden te veel schade hebben aangericht.

3.12.2

De Commissie zou een project sneller in aanmerking voor SFEU-hulp moeten laten komen als er ook langetermijnmaatregelen van meer structurele aard voor gepland zijn. Op die manier bereikt men een betere wisselwerking tussen het SFEU en de structuurfondsen.

3.12.3

Bij overstromingen, tornado's en hevige stortregens kan het SFEU nu al worden aangesproken, en dit laatste zou voortaan ook mogelijk moeten zijn om in geval van droogte of een hittegolf de watervoorziening, de werking van de infrastructuur en de (medische) hulp aan de bevolking in goede banen te leiden. De verordening dient deze situaties te bestrijken en duidelijk aan te geven vanaf welk ogenblik ze precies voor SFEU-hulp in aanmerking komen. Het gaat immers niet om plotselinge gebeurtenissen waarvan het rampzalige karakter meteen vaststaat, maar om een gestage verslechtering van een bepaalde (al dan niet klimatologische) toestand.

3.13

In dit verband zou een regeling kunnen worden ingevoerd waarbij een ramp pas voor SFEU-hulp in aanmerking komt als de met waterbeheer belaste nationale instantie eerst aan de hand van uniforme, objectieve criteria een „Officiële verklaring van ernstige droogte” heeft afgegeven.

3.14

Verder dienen de lidstaten en de EU duidelijke regels op te stellen die verzekeringsmaatschappijen verplichten om een dekking te verlenen voor bepaalde risico's die zij gewoonlijk liever niet verzekeren. Dit is des te meer van belang omdat het SFEU en de financiële steun van de betrokken landen niet voldoende zijn om alle door particulieren geleden schade te vergoeden. Deze schadebedragen liggen doorgaans namelijk veel hoger dan de kosten die overheden volgens hun eigen inschatting gedwongen zijn te maken om collectieve problemen aan te pakken.

3.15

Ten slotte moet in de plannen die klaarliggen om de gevolgen van rampen op te vangen, meer aandacht worden besteed aan preventie. Het is zaak vooruit te lopen op bepaalde gebeurtenissen, rampen te voorkomen en mechanismen voor een snelle reactie op te zetten, om zo de bevolking de infrastructuur en materiële of immateriële goederen te beschermen. Wat dit betreft zou het zeker niet te ver gaan om in de voorgestelde verordening een clausule op te nemen op grond waarvan SFEU-hulp kan worden beperkt of geweigerd als blijkt dat een door een ramp getroffen land te weinig preventieve maatregelen heeft genomen, tenzij dat land zelf financieel niet in staat is om het hoofd te bieden aan de gevolgen van zo'n ramp. In zo'n geval zou het mogelijk moeten zijn om SFEU-gelden niet zonder meer te schenken, maar te lenen aan een land dat volgens de EU nalatig is geweest. Per slot van rekening is het SFEU uiteindelijk bedoeld om de door een ramp getroffen mensen zelf hulp te bieden. Als landen die verzuimd hebben voorzorgsmaatregelen te nemen in geval van een ramp niettemin op geldelijke steun van de EU kunnen rekenen, dan ontstaat er een klimaat waarin achteloosheid en gebrek aan verantwoordelijkheid de boventoon voeren en neemt de kans op bepaalde, soms vermijdbare rampen toe.

4.   Conclusies

4.1

Het EESC wijst er eens te meer op dat de betrokken landen er zelf alles aan moeten doen om rampen te voorkomen, maar acht het niettemin van groot belang dat er zoiets als het SFEU bestaat. De Commissie zou er echter wel goed aan doen dit instrument aan te passen en daarbij de hierboven in paragraaf 3 („Algemene en bijzondere opmerkingen”) verwoorde kritiek en suggesties ter harte te nemen.

4.2

De verbeteringen die de Commissie in de voorgestelde verordening heeft aangebracht verdienen op zichzelf bijval, maar er zijn er nog meer nodig om het potentieel van het SFEU ten volle te kunnen benutten.

4.3

Het voorstel van de Commissie zou in drie verschillende opzichten beter moeten worden afgestemd op de werkelijke behoeften:

a)

het toepassingsgebied moet ook andere rampen, zoals droogte, omvatten;

b)

de relatieve drempels met betrekking tot de omvang van de vastgestelde schade moeten verlaagd worden (de meeste rampen van de afgelopen tijd zouden door deze hoge drempels niet voor SFEU-hulp in aanmerking zijn gekomen) en/of de Commissie moet de politieke ruimte krijgen om ook rampen met ernstige regionale effecten voor SFEU-hulp in aanmerking te laten komen;

c)

de Commissie zou in een nieuwe, ruimer geformuleerde alinea moeten aangeven dat ook een beroep op het SFEU mag worden gedaan voor andere relevante kosten die niet worden genoemd in de huidige alinea's over in aanmerking voor subsidie komende noodoperaties.

4.4

Om de problemen in kwestie te helpen oplossen zou het EESC bovendien zo snel mogelijk een initiatiefadvies kunnen opstellen over de „Beoordeling van de beginselen en de werking van het Solidariteitsfonds en de afstemming hiervan op de behoeften van de lidstaten en de regio's”.

Brussel, 27 oktober 2005

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Anne-Marie SIGMUND


Top