This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52005AE1264
Opinion of the European Economic and Social Committee on the Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions: Civil society dialogue between the EU and candidate countries (COM(2005) 290 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Dialoog tussen het maatschappelijk middenveld van de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten (COM(2005) 290 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Dialoog tussen het maatschappelijk middenveld van de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten (COM(2005) 290 final)
PB C 28 van 3.2.2006, p. 97–103
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
3.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 28/97 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's „Dialoog tussen het maatschappelijk middenveld van de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten”
(COM(2005) 290 final)
(2006/C 28/22)
De Europese Commissie heeft op 29 juni 2005 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over de bovengenoemde mededeling.
De gespecialiseerde afdeling „Externe betrekkingen”, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 10 oktober 2005 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Pezzini.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 421e zitting van 26 en 27 oktober 2005 (vergadering van 27 oktober) het volgende advies uitgebracht, dat met 99 stemmen vóór en 5 stemmen tegen, bij 9 onthoudingen, werd goedgekeurd.
1. Inhoud van de Mededeling
1.1 |
Bij alle uitbreidingen tot dusverre is gebleken dat de burgers slecht waren geïnformeerd en daarmee ook slecht waren voorbereid. Met het oog op de toekomstige uitbreidingen is het dan ook zaak de dialoog op het niveau van het maatschappelijk middenveld, de zgn. „derde pijler” (1), te intensiveren. |
1.2 |
Doel van deze versterkte dialoog moet zijn:
|
1.3 |
De Commissie presenteert in haar Mededeling een strategisch kader en pleit daarbij enerzijds voor een versterking van al lopende acties, waarbij zij o.m. verwijst naar de decennialange ervaring van het Comité, en anderzijds voor het opzetten van nieuwe acties, die de huidige dialoog moeten versterken en verdiepen. |
1.3.1 |
Wat de lopende acties betreft stelt zij voor om Kroatië en Turkije nauwer te betrekken bij de programma's Socrates, Leonardo en Youth en bij de acties Jean Monnet, Marie Curie en Cultuur en media. Verder wordt nog een programma ten behoeve van ngo's en andere maatschappelijke organisaties in het vooruitzicht gesteld. |
1.3.2 |
Het opzetten van nieuwe programma's vindt de Commissie bij uitstek een taak voor het maatschappelijk middenveld, wat niet wegneemt dat zij met een aantal eigen suggesties komt. Zo pleit zij voor:
|
1.3.3 |
Waar een visumverplichting geldt, moeten de procedures vereenvoudigd en de termijnen ingekort worden. |
1.4 |
Voor de tenuitvoerlegging van de geplande activiteiten op het vlak van de sociale dialoog wil de Commissie zo'n 40 mln euro uittrekken, wat het Comité aan de lage kant vindt. |
2. Opmerkingen
2.1 |
Uit de titel van het Commissiedocument zou men ten onrechte kunnen afleiden dat het document over de dialoog met álle kandidaat-lidstaten handelt, maar op één enkele verwijzing naar Kroatië na gaat het uitsluitend over Turkije. |
2.2 |
Het zou nuttig zijn geweest als ook de dialoog met het maatschappelijk middenveld in Kroatië, Servië en de Westelijke Balkan aan de orde was gekomen (3). |
2.3 |
Als oeverstaat van de Middellandse Zee is Turkije ook betrokken bij het Euro-mediterrane partnerschap. Het Comité zou graag zien dat de Commissie nagaat wat deze dubbele rol van Turkije — kandidaat-lidstaat en zuid-mediterrane partner — concreet met zich meebrengt. |
2.4 |
Sinds de jaren '90 van de vorige eeuw zijn de werknemers- en werkgeversorganisaties van de kandidaat-lidstaten aangesloten bij de Europese overkoepelende werknemers- en werkgeversorganisaties (EVV, UNICE, UEAPME, Eurochambres). Als zodanig hebben zij al aan diverse fasen van de sociale dialoog deelgenomen. Met name Turkije heeft zich daarbij niet onbetuigd gelaten. Volgens het Comité zou het nuttig zijn na te gaan wat een en ander concreet voor de Turkse vakbonden en ondernemers heeft opgeleverd. |
2.5 |
De sociale dialoog, d.w.z. het overleg in de aanloop naar de toetredingsonderhandelingen, speelt een belangrijke rol in het acquis communautaire en in de strategieën van de Unie. Improvisatie is dan ook uit den boze. De Commissie dient dit terdege te beseffen en moet ervoor zorgen dat álle representatieve organisaties systematisch bij deze dialoog worden betrokken. |
2.5.1 |
Turkije telt een groot aantal culturele stichtingen en organisaties, waarbij ook tal van jongeren zijn aangesloten. Deze fora lenen zich uitstekend voor het uitdiepen van thema's van gemeenschappelijk belang en voor het zoeken naar de meest geschikte instrumenten om de samenleving in de gewenste richting te sturen. |
2.5.2 |
Ook samenwerkingsinitiatieven tussen lokale overheden, universiteiten en opleidingsinstituten moeten worden gestimuleerd en ondersteund. Deze bevorderen de uitwisseling van ervaringen en stellen op die manier de maatschappelijke actoren in staat de diverse mogelijke methoden voor het aanpakken en oplossen van culturele, sociale en economische problemen op hun merites te beoordelen. |
2.6 |
Om concrete resultaten te kunnen boeken zouden adequate mechanismen in het leven moeten worden geroepen om vertegenwoordigers van de kandidaat-lidstaten de kans te geven nú al deel te nemen aan de activiteiten van het DG Werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen en van de representatieve Europese organisaties. |
2.7 |
Er zouden ook initiatieven moeten worden genomen om de samenwerking tussen de verschillende godsdiensten, en met name tussen christenen en moslims, te stimuleren en te ondersteunen. |
2.8 |
Verder zou alles in het werk moeten worden gesteld om de dialoog tussen de diverse culturen te intensiveren. |
2.9 |
Het Comité hoopt ook dat het ngo-programma, dat binnenkort wordt gepubliceerd, nuttige en vooral concrete voorstellen bevat die tot een constructieve uitwisseling van ervaringen kunnen leiden. |
3. Activiteiten van het Comité
3.1 |
In nauwe samenwerking met de Commissie heeft het Comité sinds 1995 voor alle kandidaat-lidstaten een Gemengd Raadgevend Comité (GRC) opgericht. |
3.2 |
Ook voor de ACS-landen (landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan) beschikt het over een dergelijk comité, dat voor de Commissie een belangrijk aanspreekpunt is bij de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst van Cotonou en de economische partnerschapsovereenkomsten (EPA's). |
3.3 |
Verder heeft het een Follow-up-Comité voor Latijns Amerika opgericht om de sociaal-economische organisaties in de Latijns-Amerikaanse landen te versterken, hun deelname aan regionale integratieprocessen in de regio (Centraal-Amerikaanse Gemeenschappelijke Markt, Andesgemeenschap, Mercosur) te bevorderen en de tenuitvoerlegging of voorbereiding van de associatieovereenkomsten met Latijns-Amerikaanse landen op de voet te volgen. |
3.4 |
In de tweede helft van de jaren '90 van de vorige eeuw heeft het een Follow-up-Comité Euromed opgericht, dat de Commissie bijstaat bij de tenuitvoerlegging van haar sociaal-economisch beleid ten behoeve van de zuidelijke Middellandse-Zeelanden. |
3.4.1 |
Via het rondetafeloverleg EU-India en de Transatlantische Agenda draagt de Unie haar sociaal-cultureel model uit in de rest van de wereld. |
3.5 |
In 2004 is de Contactgroep voor de Westelijke Balkan opgericht. Deze heeft als taak de samenwerking tussen het Comité en de maatschappelijke organisaties in de Westelijke Balkan, incl. de Sociaal-Economische Raden waar die al bestaan (4), te bevorderen om het maatschappelijk middenveld in de regio te helpen mee de weg te effenen voor de integratie in en de toetreding tot de Europese Unie. |
3.5.1 |
Het Comité heeft zich al meermaals met Zuidoost-Europa beziggehouden en heeft al verschillende documenten over deze regio uitgebracht:
|
3.5.2 |
Het Comité heeft ook initiatiefadviezen over Bulgarije, Roemenië en Kroatië uitgebracht. |
3.5.3 |
Verder heeft het al twee documenten over het Europese nabuurschapsbeleid opgesteld (10). Momenteel is het alweer een nieuw (verkennend) advies over dit thema aan het voorbereiden (11). |
3.6 |
Anders dan de overige GRC's, die het met 6 of 9 EESC-vertegenwoordigers (2 of 3 per groep) moeten stellen, werd in het geval van het GRC EU-Turkije van meet af aan besloten zowel de Turkse als de EESC-delegatie uit 18 leden te laten bestaan vanwege de enorme omvang van dit land en de grotere complexiteit van de te verwachten problemen, een gevolg van het feit dat Turkije het eerste Islamitische land is dat om toetreding tot de Unie heeft verzocht. |
3.6.1 |
Het GRC is een paritair samengesteld orgaan, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de diverse geledingen van het Europese en het Turkse middenveld: kamers van koophandel, bedrijfsleven, ambachtelijke sector, handel, werkgevers, vakbonden, coöperaties, landbouwers, consumenten, ngo's, „derde sector” enz. |
3.6.2 |
De bijeenkomsten van het GRC (12) worden afwisselend in Brussel en in een Turkse stad gehouden. Tijdens iedere bijeenkomst wordt van gedachten gewisseld over thema's van sociaal-economisch belang. De 19e bijeenkomst heeft op 7 en 8 juli jl. in Istanbul plaatsgehad (13). |
3.6.3 |
In het GRC zijn al heel wat interessante thema's aan de orde gekomen, zoals met name:
|
3.7 |
Zoals uit deze opsomming blijkt zijn bij deze ontmoetingen nogal wat aspecten van het acquis aan bod gekomen. Verder zij erop gewezen dat bij deze bijeenkomsten, en dan vooral bij die in Turkije (14), tal van vertegenwoordigers van de meest representatieve Turkse middenveldorganisaties aanwezig waren. |
3.8 |
Vooral bij de bijeenkomsten in Turkije waren behalve de GRC-leden zelf ook tal van vertegenwoordigers van het Turkse middenveld aanwezig, wat beide partijen ruimschoots de gelegenheid heeft gegeven elkaar beter te leren kennen. |
3.9 |
Het GRC heeft zich onder meer sterk gemaakt voor de oprichting van een Turkse sociaal-economische raad, naar het voorbeeld van het EESC en de talrijke sociaal-economische raden in de Unie (15). |
3.10 |
De Commissie erkent in de Mededeling dat het Comité de afgelopen tien jaar in het kader van de betrekkingen met Turkije (16) een actieve rol heeft gespeeld. Zij spreekt de hoop uit dat het Comité van de Regio's hetzelfde doet door de banden met de Turkse lokale en regionale overheden nader aan te halen. |
4. Tenuitvoerlegging van de derde pijler en het nabijheidsbeginsel
4.1 |
De laatste jaren is niet alleen het subsidiariteitsbeginsel maar ook het nabijheidsbeginsel een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Er is zich een heuse „nabijheidscultuur” aan het ontwikkelen, die duidelijk het verlangen van de burger naar een eigen inbreng bij de sociale besluitvorming weerspiegelt. |
4.2 |
Met deze ontwikkeling hangen twee andere belangrijke fenomenen samen:
|
4.3 |
Vele burgers vinden dat hun nationale parlement te langzaam werkt en onvoldoende besluitvaardig is. Daarom moet dringend worden nagedacht over een nieuwe samenstelling en een nieuwe rol voor de nationale parlementen (17). |
4.3.1 |
De opgang van het subsidiariteitsbeginsel is vooral aan de Unie te danken. Uitgangspunt is dat besluiten op het meest geëigende bestuursniveau moeten worden genomen. Wat op nationaal of lokaal niveau beter kan worden gedaan moet niet in Brussel worden gedaan, en vice versa. |
4.4 |
Dankzij de nieuwe technologieën verspreidt kennis zich razendsnel en krijgen vele burgers voor het eerst toegang tot allerlei informatie, waardoor zij beter van alles op de hoogte zijn, meer gefundeerde keuzes kunnen maken en sterker het gevoel krijgen dat hun mening ertoe doet (18). |
4.4.1 |
Op deze verlangens, die een logisch uitvloeisel zijn van het feit dat de Europese samenleving mede dankzij de nauwe contacten met niet-EU-landen een cultureel ontwikkelingsproces ondergaat, kan het best worden ingespeeld in een democratie die op het nabijheidsbeginsel is gebaseerd. |
4.4.2 |
Nu de laatste uitbreidingsronde zo goed als afgesloten is en er alweer een paar nieuwe kandidaat-lidstaten — Turkije en Kroatië — hun opwachting maken, is het de hoogste tijd dat dit sociaal-culturele model overal in de Unie wordt uitgedragen. |
4.5 |
De essentie van dit model is dat de visies van alle geledingen van de samenleving (zaken- en bedrijfsleven, sociale partners, zelfstandige professionals…) worden geïntegreerd in één gemeenschappelijk beleidsconcept. |
4.5.1 |
Integratie van de diverse visies. De talrijke sociaal-economische categorieën hebben elk hun eigen visie op de manier waarop de problemen moeten worden aangepakt. Ook al komen de eisen van de verschillende categorieën vandaag de dag grotendeels overeen, de instrumenten en methoden om deze almaar ambitieuzere wensen en verlangens te realiseren lopen nog steeds sterk uiteen. Door toedoen van de politiek — in casu de staatshoofden en regeringsleiders — worden de verschillende visies uiteindelijk samengesmolten tot een gemeenschappelijke beleidskoers. |
4.5.2 |
De laatste tijd zijn er echter steeds meer tekenen van ontevredenheid en vervreemding tegenover de politieke klasse en de categorale verenigingen. Er is dringend behoefte aan een andere aanpak — een aanpak die niet tot vervlakking leidt, maar waarmee meer recht wordt gedaan aan de verschillende visies die bij de „basis” leven. Beter zou zijn dat de diverse geledingen van het maatschappelijk middenveld samen op zoek gaan naar de tendensen die het grootste potentiële draagvlak hebben. |
4.5.3 |
Eén gemeenschappelijk beleidsconcept. De verschillende visies kunnen op uiteenlopende manieren in het beleid worden geïntegreerd, en wórden er ook al op uiteenlopende manieren in geïntegreerd. Daarbij moet echter systematisch en methodisch te werk worden gegaan. De meest succesvolle aanpak tot nu toe — zowel op Europees als op nationaal niveau — is een indeling in drie groepen (19), resp. bestaande uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, vertegenwoordigers van de werknemers en vertegenwoordigers van de vrije beroepen, ngo's, comités voor gelijke behandeling, consumentenorganisaties en sociale basisorganisaties. |
4.6 |
Verschillende niveaus. Bij een dergelijke aanpak moeten de vaak complexe problemen op verschillende niveaus — regionaal, nationaal en Europees — worden aangepakt. Daarom voorzag het Verdrag van Rome, dat aan de basis ligt van de Europese Unie, ook in de oprichting van een Economisch en Sociaal Comité. |
4.6.1 |
Keuze van het meest geschikte niveau. Welke niveaus het meest geschikt worden bevonden wordt bepaald door het culturele ontwikkelingsproces dat onze samenleving doormaakt, en door de vooruitgang die wordt geboekt bij de uitbouw van een grassroots-democratie. |
4.7 |
Actieve dialoog binnen en met het maatschappelijk middenveld. In een volwassen democratie is er een permanente dialoog binnen en met het maatschappelijk middenveld. Deze bevordert de verspreiding van kennis en informatie onder de burgers en maakt het op die manier mogelijk de problemen — ook de meest complexe — met kennis van zaken en zonder ideologische vooringenomenheid aan te pakken. |
4.7.1 |
Continuïteit van de dialoog. Belangrijk is dat deze dialoog geen occasioneel maar een permanent karakter heeft. Een occasionele dialoog houdt nogal wat beperkingen in, terwijl een permanente en gestructureerde dialoog onverhoopte resultaten kan opleveren, vooral bij complexere problemen. |
4.8 |
Snelle en voor iedereen aanvaardbare oplossingen dankzij interactie (20). Continue en methodische samenwerking leidt automatisch tot interactie. Gezamenlijk uitgewerkte oplossingen zijn solider en houden langer stand. Bij het opstellen van adviezen kan het dan gebeuren dat partijen met sterk verschillende meningen naar elkaar toegroeien en uiteindelijk op dezelfde golflengte komen te zitten. |
4.9 |
In de regel is dit de methode die in parlementen wordt gevolgd, maar bij het parlementaire overleg zijn geen vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld betrokken. Als men erin slaagt ook op regionaal niveau een dergelijke permanente, gestructureerde en methodische dialoog in te voeren, betekent dit een nieuwe stap op weg naar een meer volwassen grassroots-democratie. |
5. Het maatschappelijk middenveld en de toetredingsonderhandelingen
5.1 |
Zoals bekend verplichten de criteria van Kopenhagen, waarop het hele uitbreidingsproces stoelt, kandidaat-lidstaten ertoe het acquis volledig over te nemen en in praktijk te brengen. Mede daarom kan het Comité de publicatie van de Mededeling alleen maar toejuichen en kan het zich volledig met het standpunt van de Commissie verenigen. |
5.2 |
Het is van oordeel dat alle stereotiepe voorstellingen achterwege moeten worden gelaten en dat de Unie en Turkije moeten worden gezien zoals zij werkelijk zijn. Nagegaan moet worden op welke manier kan worden gezorgd voor een beter onderling begrip en een efficiënter werkende grassroots-democratie. |
5.3 |
Het verheugt zich erover dat een nieuwe wet over de hervorming van de Turkse Sociaal-Economische Raad in de maak is en dat bij de voorbereiding hiervan ook een aantal vertegenwoordigers van het Turkse middenveld betrokken zijn, waaronder verscheidene leden van het GRC. |
5.3.1 |
De nieuwe wet voorziet enerzijds in een versterking van de rol en representativiteit van de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld in de Turkse Sociaal-Economische Raad en anderzijds in een beperking van de rol van de overheid. |
5.4 |
Het Comité hoopt dat deze wet zo spoedig mogelijk wordt goedgekeurd en van kracht wordt, en benadrukt nogmaals dat de nieuwe instelling haar taak autonoom en met voldoende financiële en personele middelen moet kunnen vervullen. |
5.5 |
Het is van het grootste belang dat de betrekkingen tussen de Unie en Turkije worden gekenmerkt door transparantie, participatie en verantwoordelijkheid. |
5.6 |
Gelet op de specifieke kenmerken van de betrekkingen tussen de Unie en Turkije, en in het licht van de recente ervaringen met de nieuwe lidstaten, heeft het Comité via het GRC een aantal concrete voorstellen gedaan om het maatschappelijk middenveld bij de toetredingsonderhandelingen te betrekken. |
5.6.1 |
Als de organisaties uit het maatschappelijk middenveld bij het consultatieproces betrokken willen betrokken, moeten zij over de nodige capaciteiten beschikken en moeten zij bijgevolg financiële en andere steun krijgen om deze capaciteit op te bouwen. |
5.6.2 |
Deze steun moet in de eerste plaats van de Turkse overheid komen, maar ook de EU-instellingen en de maatschappelijke organisaties in de huidige lidstaten dienen het hunne bij te dragen. |
5.7 |
In het kader van dit capacity building-proces zou het ook nuttig zijn dat de Turkse maatschappelijke organisaties nauwere contacten onderhouden met hun Europese evenknieën en dat zij deelnemen aan Europese transnationale projecten. |
5.7.1 |
Ook de leden van het GRC kunnen een nuttige bijdrage leveren. Hun organisaties worden verzocht programma's op te zetten om de dialoog met het Turkse middenveld te intensiveren, het wederzijds begrip te verbeteren, de onderlinge samenwerking te stimuleren en de uitwisseling van best practices te bevorderen. |
5.8 |
Het Comité pleit ervoor om in studiegroepen die zich bezighouden met de tenuitvoerlegging van Europees beleid, zoals b.v. het proces van Luxemburg, systematisch ook vertegenwoordigers van de Turkse organisaties op te nemen. |
5.9 |
Tijdens de discussies in het GRC is gebleken dat de visaprocedures van de lidstaten de verdere uitbouw van de betrekkingen op het niveau van het maatschappelijk middenveld bemoeilijken. Het Comité dringt er dan ook op aan dat de lidstaten hun visaprocedures vereenvoudigen. Dit zou het mogelijk maken:
|
5.10 |
Er moet meer vaart worden gezet achter de oprichting van een — autonome — Turkse Sociaal-Economische Raad, omdat een dergelijke instelling een geschikt forum vormt voor een permanente dialoog tussen de overheid en de diverse geledingen van het maatschappelijk middenveld. |
5.10.1 |
Deze instelling, die een belangrijke bijdrage kan leveren aan de totstandbrenging van een grassroots-democratie, moet ervoor zorgen dat tegemoet wordt gekomen aan de legitieme verlangens en verwachtingen van het hele middenveld en dat de maatschappelijke organisaties kunnen bijdragen tot een succesvolle integratie van hun land in het EU-bestel. |
5.10.2 |
Om een zo breed mogelijk draagvlak te verkrijgen zou de Turkse Sociaal-Economische Raad ook regionale afdelingen moeten hebben en zou hij tijdig en permanent over álle onderdelen van het acquis moeten worden geraadpleegd. |
5.11 |
Voor het welslagen van de onderhandelingen is het absoluut noodzakelijk dat zowel in Turkije als in de Unie het nodige begrip wordt gekweekt voor het samenlevingsmodel en de culturele tradities van de tegenpartij. Belangrijk is vooral dat de beeldvorming over de tegenpartij overeenstemt met de werkelijke situatie. |
5.11.1 |
Dit doel kan het best worden nagestreefd door de organisaties uit het maatschappelijk middenveld, zowel in de Unie als in Turkije, de mogelijkheid te geven om degelijke voorlichtingscampagnes op te zetten. |
5.12 |
Het Comité zet zich al sinds jaar en dag in — ook in het kader van de talrijke, grootschalige activiteiten van het GRC — om:
|
5.12.1 |
Het Comité en het GRC kunnen daarbij gebruikmaken van de ervaring van de leden uit de nieuwe lidstaten. Zij kunnen lering trekken uit de manier waarop deze destijds de bij de onderhandelingen gerezen problemen hebben opgelost. |
5.12.2 |
De bedoeling is om alle Turkse maatschappelijke organisaties een stem in het kapittel te geven en op die manier een grassroots-democratie tot stand te brengen — een doel dat de politieke klasse alléén nooit gerealiseerd zou krijgen. |
5.13 |
Met Turkije hebben, vanwege de omvang van het land en de complexiteit van de problemen, al méér contacten en uitwisselingen van ervaringen plaatsgehad dan met andere kandidaat-lidstaten, maar dat wil niet zeggen dat men op zijn lauweren kan gaan rusten. |
5.14 |
Het is absoluut noodzakelijk om meer middelen uit te trekken, een extra inspanning te leveren, nog meer ontmoetingen en uitwisselingen te organiseren en preciezer aan te geven welke maatschappelijke en beroepsgroepen bij het overleg moeten worden betrokken. |
6. Conclusies
6.1 |
Het Comité vindt het wenselijk om, in overleg en in samenwerking met de Turkse Sociaal-Economische Raad, een permanent orgaan bestaande uit vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld in het leven te roepen en dit ermee te belasten de toetredingsonderhandelingen op de voet te volgen en erop toe te zien dat de onderhandelingen wel degelijk leiden tot een effectieve en integrale toepassing van het acquis (21). |
6.1.1 |
Gelet op de omvang en de culturele heterogeniteit van Turkije zou dit orgaan de mogelijkheid moeten krijgen om niet alleen op nationaal maar ook op regionaal niveau te opereren. |
6.2 |
Het is van groot belang dat de resultaten van dit streven naar overeenstemming tussen de diverse culturen en de voordelen van de overname van het acquis niet alleen Istanbul, Ankara en de andere grote steden, maar ook de minder grote steden en het platteland ten goede komen. |
6.3 |
De organisaties uit het maatschappelijk middenveld fungeren als klankbord voor de burgers, die er met hun verlangens en frustraties terecht kunnen. Daarom moeten zij een centrale rol toebedeeld krijgen bij de planning en uitvoering van de voorlichtingscampagne in het kader van de voorbereiding van Turkijes toetreding tot de Unie. |
6.3.1 |
Het Comité vindt het van groot belang dat een gemeenschappelijke communicatiestructuur (22) — een forum — in het leven wordt geroepen om verenigingen en ngo's die de situatie goed kennen de kans te geven de problemen in kaart te brengen en samen naar een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te zoeken. |
6.4 |
In het kader van het pretoetredingsproces wordt via allerlei programma's financiële en andere steun verleend. In vele gevallen zijn maar weinig personen — vaak alleen degenen die er rechtstreeks bij betrokken zijn — op de hoogte van de procedures, termijnen en mogelijkheden. Daarom moet voor duidelijke informatie worden gezorgd, die onder alle organisaties moet worden verspreid en als basis voor de uit te werken projecten en voorstellen moet dienen. |
6.4.1 |
Het Comité dringt erop aan dat de procedures zoveel mogelijk worden vereenvoudigd en dat de organisaties er duidelijk over worden geïnformeerd. |
6.5 |
Met de steun en de ervaring van het GRC, het Comité en het Comité van de Regio's kan de delegatie van de Commissie in Turkije een belangrijke aanzet geven tot de totstandbrenging van een concrete en gestructureerde dialoog tussen vertegenwoordigers van de diverse geledingen van het maatschappelijk middenveld in Turkije — m.i.v. de deelnemers aan de sociale dialoog — en tussen het Europese en het Turkse middenveld (23). Belangrijk is dat de voor het versterken van het maatschappelijk middenveld uitgetrokken middelen ook worden gebruikt om de Europese en Turkse sociale partners de mogelijkheid te geven gezamenlijke opleidingsprojecten op te zetten op de talrijke gebieden die in de 31 hoofdstukken van het acquis aan bod komen. |
6.6 |
Het Comité pleit ervoor om de Turkse organisaties te helpen bij hun capacity building, onder meer door hun informatie te verstrekken over hun Europese evenknieën, en met name over de functie en de rol van dergelijke organisaties in een grassroots-democratie. |
6.6.1 |
Met het oog op de overname van het acquis is het verder ook belangrijk dat de problematiek rond dergelijke organisaties bij wet wordt geregeld en dat de desbetreffende wetgeving zowel wat de letter als wat de geest betreft nauw aansluit bij de Europese regelgeving ter zake. |
6.7 |
Turkije moet, mede met het oog op het acquis, zijn wetgeving op verenigingen en organisaties zodanig aanpassen dat de bestaande belemmeringen voor de ontwikkeling van ngo's verdwijnen. |
6.8 |
Wat de genderproblematiek betreft, dringt het Comité er bij de Commissie op aan erop toe te zien dat vrouwen een adequate rol toebedeeld krijgen bij alle samenwerkingsactiviteiten, in alle overlegmechanismen en bij alle geplande acties. |
6.9 |
Het Comité is van oordeel dat de Turkse organisaties de nodige steun moeten krijgen, zodat zij op korte termijn kunnen aansluiten bij de Europese en internationale organisaties in de betrokken sectoren. |
6.10 |
De deelname van Turkije aan onderwijs- en opleidingsprogramma's moet op alle mogelijke manieren worden gestimuleerd, onder meer door naast de bestaande programma's nog andere specifieke programma's op te zetten. |
6.10.1 |
Universitaire stages in het kader van het (uit te breiden) Erasmus-programma zouden studenten de kans geven elkaar te ontmoeten en beter te leren kennen. |
6.11 |
Het Comité is ervan overtuigd dat een groot deel van de administratieve rompslomp waarmee Turkse ondernemers of andere economische actoren te maken krijgen wanneer zij iets willen organiseren in een ander Europees land, kan worden verminderd of zelfs afgeschaft. |
6.12 |
De contacten tussen vertegenwoordigers van verwante organisaties uit Turkije en de Unie moeten worden gestimuleerd omdat zulks de uitwisseling van ervaringen bevordert en uiteindelijk tot een zekere culturele homogeniteit leidt. |
6.13 |
Er moet alles aan worden gedaan om zo veel mogelijk Europeanen de kans te geven de Turkse bevolking beter te leren kennen, en vice versa. |
Brussel, 27 oktober 2005
De voorzitter
van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Anne-Marie SIGMUND
(1) Met „eerste pijler” wordt de politieke hervorming bedoeld, met „tweede pijler” de toetredingsonderhandelingen en met „derde pijler” de dialoog op het niveau van het maatschappelijk middenveld.
(2) Sociale partners (vakbonden en werkgeversorganisaties), sociaal-economische organisaties in brede zin (b.v. consumentenverenigingen), ngo's, grass-roots-organisaties (b.v. jongeren- en gezinsorganisaties), religieuze gemeenschappen, media, kamers van koophandel…
(3) Onder „Westelijke Balkan” wordt verstaan: het grondgebied van het voormalige Joegoslavië (m.u.v. Slovenië) en Albanië, d.w.z. Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Servië, Montenegro (incl. Kosovo), de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Albanië.
(4) Twee landen hebben al een Sociaal-Economische Raad, nl. Kroatië en Montenegro.
(5) Informatief rapport, rapporteur: Sklavounos, CESE 1025/1998 fin
(6) Initiatiefadvies, rapporteur: Sklavounos, PB C 193 van 10 juli 2001, blz. 99
(7) Initiatiefadvies, rapporteur: Wilkinson, PB C 208 van 3 september 2003, blz. 82
(8) Verkennend advies, rapporteur: Confalonieri, PB C 80 van 30 maart 2004, blz. 158
(9) Initiatiefadvies, rapporteur: Strasser, PB C 112 van 30 april 2004, blz. 68
(10) Toegespitst op Midden- en Oost-Europa (advies, rapporteur: Alleweldt, PB C 80 van 30 maart 2004, blz. 148) en het Middellandse-Zeegebied (informatief rapport, rapporteur: Cassina, CESE 520/2005 fin)
(11) Rapporteur: Cassina (REX/204)
(12) Tot dusverre is het GRC EU-Turkije 19 keer bijeengekomen.
(13) De eerste bijeenkomst heeft op 16 november 1995 in Brussel plaatsgehad, in aanwezigheid van de heer Ozulker, ambassadeur van Turkije bij de Europese Unie.
(14) In totaal hebben in Turkije negen GRC-bijeenkomsten plaatsgehad, waarvan drie in Istanbul, één in Gaziantep, twee in Ankara, één in Trabzon, één in Izmir en één in Erzurum.
(15) De volgende landen hebben een sociaal-economische raad: België, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Luxemburg, Malta, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Spanje, Bulgarije en Roemenië (bron: EESC)
(16) COM(2005) 290 van 29 juni 2005, pt. 2.2.2
(17) Over deze problematiek heeft Jacques Delors tijdens zijn bezoek aan het Comité in 1999 een interessante uiteenzetting gegeven.
(18) Het concept „grassroots-democratie” verruimt en concretiseert het participatiebeginsel. Kenmerkend voor dit concept is het georganiseerde en gestructureerde overleg via allerlei mechanismen en organen (zoals het EESC en de nationale en regionale sociaal-economische raden), die een belangrijke rol spelen bij het oplossen van problemen en het zoeken naar adequate oplossingen voor de grote sociale en economische veranderingen in de samenleving. Een typisch voorbeeld van dit soort veranderingen is de liberalisatie van de diensten-, de energie- en de gasmarkt in de EU-lidstaten, waarbij met name de problematiek rond de diensten van algemeen belang bijzondere aandacht verdient.
(19) Deze indeling treft men ook aan, zij het met kleine onderlinge verschillen, bij de 15 sociaal-economische raden die de Unie inmiddels telt.
(20) Bij interactie heeft men te maken met mentale velden waarvan het ene het andere impliceert of die isomorf zijn, d.w.z. die analogieën en punten van overeenkomst in het denkproces trachten te vinden (Bron: Alberoni e.a.).
(21) Doel is de totstandbrenging van een horizontaal en verticaal partnerschap met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld (horizontaal) en de diverse bestuursniveaus (verticaal), zoals in de NUTS II-regio's van doelstelling 1. In het kader van doelstelling 1 hebben de raadpleging van en informatieverstrekking aan de diverse betrokken partijen het mogelijk gemaakt de situatie van regio's met een ontwikkelingsachterstand aanzienlijk te verbeteren. Zie in dit verband de documenten van het DG Regionaal beleid over de ROP's en de regionale EPD's.
(22) Een overlegstructuur
(23) Er bestaat al een soort dialoog, maar deze is nog onvoldoende gestructureerd. Zo komen vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en zeer kleine ondernemingen al geregeld bijeen om te praten over zaken als de rol van vakbonden, werkgelegenheid, financiële aangelegenheden, beroepsopleiding en commercialisering en internationalisering van producten. Deze ontmoetingen hebben ofwel in Brussel (bij UNICE, UEAPME, EVV…) of in Turkije plaats. Wat de textielproblematiek betreft werd, met de medewerking van het DG Ondernemingen, een bijeenkomst over de Euro-mediterrane vrijhandelszone en over het beantwoorden van de concurrentie uit China met de vervaardiging van kwaliteitsproducten gehouden.