This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52004AR0270
Opinion of the Committee of the Regions on the Proposal for a Decision of the European Parliament and of the Council Creating the ‘YOUTH IN ACTION’ programme for the period 2007-2013
Advies van het Comité van de Regio's over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma „Jeugd in Actie” voor de periode 2007/2013”
Advies van het Comité van de Regio's over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma „Jeugd in Actie” voor de periode 2007/2013”
PB C 71 van 22.3.2005, p. 34–39
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
22.3.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 71/34 |
Advies van het Comité van de Regio's over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma „Jeugd in Actie” voor de periode 2007/2013”
(2005/C 71/09)
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,
GEZIEN het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma „Jeugd in Actie” voor de periode 2007/2013 (COM(2004) 471 def. – 2004/0152 (COD)),
GEZIEN het besluit van de Commissie van 14 juli 2004 om het Comité van de Regio's in overeenstemming met het eerste lid van artikel 265 en artikel 149 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap over dit Commissievoorstel te raadplegen,
GEZIEN het besluit van zijn voorzitter op 27 januari 2004 om de commissie „Cultuur en opleiding” met de voorbereiding van het desbetreffende advies te belasten,
GEZIEN zijn advies over Europees vrijwilligerswerk voor jongeren (CDR 191/1996 fin (1)),
GEZIEN zijn advies over Europees vrijwilligerswerk voor jongeren – een actieprogramma (2) (CDR 86/1997 fin),
GEZIEN zijn advies over het Voorstel van de Commissie tot vaststelling van de tweede fase van de programma's SOCRATES en LEONARDO en tot vaststelling van het programma JEUGD (3) (CDR 226/1998 fin),
GEZIEN zijn advies over de Mededeling van de Commissie aan de Raad „Follow-up van het Witboek „Een nieuw elan voor Europa's jeugd” en het Voorstel tot gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie en informatie van jongeren naar aanleiding van de Resolutie van de Raad van 27 juni 2002 betreffende het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken” (4) (CDR 309/2003 fin),
GEZIEN zijn advies over het Witboek van de Commissie „Een nieuw elan voor Europa's jeugd” (5) (CDR 389/2001 fin),
GEZIEN zijn advies over het Voorstel van de Commissie voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende „Een enkel kader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties (Europass)” (6) (CDR 307/2003 fin),
GEZIEN zijn advies over de Follow-up van het Witboek „Een nieuw elan voor Europa's jeugd”; Voorstel tot gemeenschappelijke doelstellingen voor vrijwilligersactiviteiten door jongeren en over het Voorstel tot gemeenschappelijke doelstellingen voor een beter begrip en kennis van jongeren (7) (CDR 192/2004 fin),
GEZIEN Besluit nr. 1031/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2000 tot vaststelling van het communautaire actieprogramma „Jeugd” (8),
GEZIEN Besluit nr. 790/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau actief zijn op het terrein van jeugdzaken (9),
GEZIEN de op 27 juni 2002 goedgekeurde resolutie van de Raad en van de in de Raad verenigde vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten over het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (10),
GEZIEN de Mededeling van de Commissie aan de Raad „Follow-up van het Witboek „Een nieuw elan voor Europa's jeugd”- Voorstel tot gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie en informatie van jongeren naar aanleiding van de Resolutie van de Raad van 27 juni 2002 betreffende het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken” (COM(2003) 184 def.),
GEZIEN de resolutie van de Raad van 25 november 2003 over gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie en informatie van jongeren (11),
GEZIEN de resoluties van de Raad en van de in de Raad verenigde ministers van jeugdzaken over de participatie van jongeren (12), over de informele opvoedkundige dimensie van sportactiviteiten in de jeugdprogramma's van de Europese Gemeenschap (13), over de sociale integratie van jongeren (14) en over de stimulering van de ondernemingsgeest en creativiteit van jongeren (15),
GEZIEN de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement „Europees vrijwilligerswerk voor jongeren - een actieprogramma” (COM(96) 610 def. - 96/0318 (COD)),
GEZIEN de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 10 juli 2001 betreffende de mobiliteit op het grondgebied van de Europese Gemeenschap van studenten, personen die een opleiding volgen of vrijwilligerswerk doen, en leerkrachten en opleiders (16),
GEZIEN het verslag van de Commissie „Tussentijdse evaluatie van het programma „Jeugd” 2000-2006 (over de periode 2000-2003)” (COM(2004) 158 def.),
GEZIEN het Witboek over Europese governance (COM(2001) 428 def.),
GEZIEN de artikelen 13 en 149 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
GEZIEN het door zijn commissie „Cultuur en opleiding” op 22 september 2004 goedgekeurde ontwerpadvies (CDR 270/2004 rev.1) (rapporteur: de heer Ancisi, lid van de gemeenteraad van Ravenna, IT/EVP),
heeft tijdens zijn 57e zitting op 17 en 18 november 2004 (vergadering van 17 november) onderstaand advies uitgebracht.
1. Standpunten van het Comité van de Regio's
1.1 |
Het Comité van de Regio's stelt voorop dat de bevordering van het Europees burgerschap en de integratie van jongeren in de samenleving één van zijn beleidsprioriteiten is, dat het op lokaal en regionaal niveau is dat jongeren concreet uiting geven aan actief burgerschap en dat onderhavig voorstel verband houdt met de prioriteiten van zijn commissie „Cultuur en opleiding” (zie punt 1.2 van het werkprogramma van de commissie EDUC voor 2004). |
1.2 |
Actief burgerschap van de jeugd, het gevoel bij Europa te horen, de ontwikkeling van een saamhorigheidsgevoel en de totstandbrenging van onderling begrip zijn van doorslaggevend belang voor de sociale samenhang in de Europese Unie en de vrede. |
1.3 |
De vijf acties die de Commissie voorstelt, met name waar het gaat om de consolidering van de actie „Jeugd voor Europa” en de actie „Europees vrijwilligerswerk” krijgen de instemming van het Comité vanwege de mogelijke invloed en het multiplicatoreffect daarvan op het jeugdbeleid van de lidstaten. |
1.4 |
Vooral de actie „Jeugd voor de wereld” moet worden toegejuicht, omdat daarin plaats is ingeruimd voor projecten inzake uitwisselingen van jongeren en vrijwilligerswerk van de buurlanden van het uitgebreide Europa. Hetzelfde geldt voor de acties „Jongerenwerkers en ondersteuningssystemen” en „Ondersteuning van beleidssamenwerking”, omdat daarin de nadruk is gelegd op systemen ter ondersteuning van de samenwerking tussen jongerenwerkers, organisaties van het maatschappelijk middenveld, bestuursinstanties en beleidsmakers die zich met jeugdzaken bezig houden. |
1.5 |
Ook de door de Commissie gekozen optie, nl. om rekening te houden met demografische, economische en sociaal-culturele veranderingen en het programma voor de leeftijdsgroep van jongeren tussen dertien en dertig jaar (in plaats van vijftien en vijfentwintig jaar) te bestemmen, valt in goede aarde. |
1.6 |
Ook wordt ingestemd met het voornemen om de open coördinatiemethode en het beginsel van complementariteit met het jeugdbeleid van de lidstaten toe te passen, maar dan wel op voorwaarde dat de lokale en regionale overheden daar volledig bij worden betrokken, dat hun doorslaggevende rol voor het succes van het programma recht wordt gedaan en dat de beginselen van subsidiariteit, burgerbetrokkenheid en evenredigheid in acht worden genomen. |
1.7 |
De Commissie merkt terecht op dat de programmalanden specifieke maatregelen moeten nemen om de belemmeringen voor de mobiliteit van de begunstigden van de programma's op te heffen en dat adequate nationale of Europese instrumenten moeten worden goedgekeurd om de vrijwilligersactiviteiten en niet-formele en informele opleidingen van deelnemende jongeren te erkennen, ook door het programma „Jeugd” aan de andere acties van de Gemeenschap te koppelen. |
1.8 |
Tenslotte moet bij de uitvoering van het programma rekening worden gehouden met de specifieke omstandigheden in de afzonderlijke landen. Er zouden mogelijkheden moeten komen voor de financiering van activiteiten die eigen zijn aan gemeenten. Ook moet het mogelijk zijn steun te verlenen aan reeds bestaande lokale initiatieven die hun nut hebben bewezen. |
1.9 |
In de toelichting en de bijlagen bij de tekst van het ontwerpbesluit is sprake van de mogelijkheid om partnerschappen met regionale of lokale instanties te financieren, met de bedoeling om op den duur projecten te ontwikkelen waarin diverse maatregelen van het programma gecombineerd zijn. Die financiering is dan bestemd voor de coördinatie van projecten en activiteiten. Verder is er ook nog sprake van partnerschappen met lokale en regionale overheden in het kader van de actielijn m.b.t. jongerenwerkers en ondersteuningssystemen. Die bepalingen zijn echter niet expliciet terug te vinden in de tekst van het besluit zelf. |
2. Aanbevelingen
a) |
Van belang is dat er nieuwe instrumenten worden vastgesteld om het programma eenvoudiger en flexibeler te maken, de procedures ervan doorzichtig en toegankelijk te maken en de informatie daarover onder de aandacht van mogelijk begunstigden te brengen. Daarbij moet ook worden nagedacht over mogelijkheden om de structuren verder te decentraliseren. |
b) |
Om het welslagen van het programma daadwerkelijk te garanderen, moet meer recht worden gedaan aan de rol van de lokale en regionale overheden, omdat jongeren op die bestuursniveaus concreet uiting kunnen geven aan hun actief burgerschap, een rol kunnen spelen in de burgermaatschappij en de politiek, vrijwilligerswerk kunnen doen en blijk kunnen geven van hun solidariteit. |
c) |
Verder zijn het ook de lokale en regionale overheden die het meest doeltreffend de informatie over het programma kunnen verspreiden, ook onder kansarme jongeren, en die vernieuwende initiatieven, alsmede de oprichting van ngo's voor jeugdzaken en hun vermogen om Europa-wijde projecten op te zetten, kunnen bevorderen. Ook kunnen lokale en regionale overheden de beste praktijkvoorbeelden testen en uitwisselen. |
d) |
De hierna volgende drie knelpunten waarop de Commissie in haar tussentijdse evaluatie van het programma „Jeugd” heeft gewezen, zijn het waard om voortdurend in het oog te worden gehouden:
|
e) |
Ten slotte is het belangrijk om niet alleen steun te geven aan in Europa werkzame ngo's en het Europees Jeugdforum, maar ook aan nationale fora die in netwerken zouden moeten worden ondergebracht. Daarnaast zouden jongeren die lokale initiatieven ontplooien en kleine organisaties die op lokaal niveau Europese projecten promoten, de nodige kansen moeten worden geboden. |
Aanbeveling 1
Artikel 3, lid 5 (aanhef)
De door de Commissie voorgestelde tekst |
De daarop door het CvdR voorgestelde wijziging |
In het kader van de algemene doelstelling „Stimulering van de Europese samenwerking op het terrein van het jeugdbeleid”: |
In het kader van de algemene doelstelling „Stimulering van de Europese samenwerking op het terrein van het jeugdbeleid”, met bijzondere aandacht voor het lokale en regionale bestuursniveau: |
Motivering
Met deze wijziging wordt er rekening mee gehouden dat de beste methoden om het actief burgerschap van jongeren te bevorderen, op lokaal niveau tot ontwikkeling komen. Daar worden jongeren gestimuleerd om een rol te spelen in de maatschappij en de representatieve democratie, en met participatie vertrouwd gemaakt.
Aanbeveling 2
Artikel 8, lid 2
De door de Commissie voorgestelde tekst |
De daarop door het CvdR voorgestelde wijziging |
De Commissie en de programmalanden nemen passende maatregelen voor de ontwikkeling van structuren op Europees, nationaal – en voor zover van toepassing – op regionaal of lokaal niveau ter verwezenlijking van de doelstellingen van het programma en ter optimale benutting van de acties van het programma. |
De Commissie en de programmalanden nemen passende maatregelen voor de ontwikkeling van structuren op Europees, nationaal – en voor zover van toepassing – op , regionaal of lokaal niveau ter verwezenlijking van de doelstellingen van het programma en ter optimale benutting van de acties van het programma. |
Motivering
De doelstellingen van het programma kunnen alleen worden bereikt als alle jongeren en jongerenwerkers toegang hebben tot de informatie over de door het programma geboden mogelijkheden, als ngo's ook op lokaal en regionaal niveau steun krijgen voor hun projecten en als maatregelen worden uitgevaardigd om jongeren die initiatieven ontplooien, de helpende hand te bieden.
Aanbeveling 3
Artikel 8, lid 3
De door de Commissie voorgestelde tekst |
De daarop door het CvdR voorgestelde wijziging |
De Commissie en de programmalanden nemen passende maatregelen ter bevordering van de erkenning van het niet-formele en informele onderwijs aan jongeren, met name door afgifte van een getuigschrift of certificaat van nationaal of Europees niveau, waarmee met name de door de begunstigden verworven ervaring en de directe deelname van jongeren of jongerenwerkers aan een actie van het programma wordt erkend. |
De Commissie en de programmalanden nemen passende maatregelen ter bevordering van de erkenning van het niet-formele en informele onderwijs aan jongeren, met name door afgifte van een getuigschrift of certificaat van nationaal of Europees niveau, waarmee met name de door de begunstigden verworven ervaring en de directe deelname van jongeren of jongerenwerkers aan een actie van het programma of aan een soortgelijke door de EU erkende actie wordt erkend. Die doelstelling kan kracht worden bijgezet door de complementariteit met andere communautaire instrumenten, waarvan sprake is in artikel 11. |
Motivering
Voor de verwezenlijking van de doelstelling, nl. erkenning van het niet-formele en informele onderwijs aan jongeren die deelnemen aan vrijwilligersactiviteiten, acties van solidariteit, participatieve activiteiten en uitwisselingen, moet gebruik worden gemaakt van de complementariteit met andere communautaire instrumenten op gebieden als onderwijs, beroepsopleiding en cultuur (artikel 11), en van de complementariteit met nationale beleidsmaatregelen en instrumenten (artikel 12).
Aanbeveling 4
Artikel 8, na lid 6 b)
|
Door het CvdR voorgestelde invoeging van een lid 6 b) bis |
|
kunnen (17) bepalen dat de nationale agentschappen een aantal van hun taken naar het lokale of regional bestuursniveau overhevelen. |
Motivering
Decentralisering van een aantal taken van de nationale agentschappen naar het lokale of regionale bestuursniveau kan ertoe leiden dat het programma toegankelijker wordt en dichter bij de begunstigden komt te staan. Het nut daarvan zou vooral zijn dat ook kleine ngo's steun krijgen (voorlichting, promotie, kandidaatstelling en evaluatie van projecten) en dat kansarme jongeren worden bereikt.
Aanbeveling 5
Artikel 12, lid 1
De door de Commissie voorgestelde tekst |
De daarop door het CvdR voorgestelde wijziging |
De programmalanden kunnen een Europese kwaliteitsmerk ontvangen voor nationale of regionale acties die met de in artikel 4 bedoelde acties overeenkomen. |
De programmalanden kunnen een Europees kwaliteitsmerk ontvangen voor nationale of, regionale of lokale acties die met de in artikel 4 bedoelde acties overeenkomen. |
Motivering
Jongeren nemen in de eerste plaat op lokaal bestuursniveau deel aan de democratie en aan vrijwilligerswerk. Niet-formele en informele vormen van opleiding ontwikkelen zich ook meestal op dat niveau.
Aanbeveling 6
Art. 4, lid 4
De door de Commissie voorgestelde tekst |
De daarop door het CvdR voorgestelde wijziging |
4) Jongerenwerkers en ondersteuningssystemen Deze actie beoogt de ondersteuning van de op Europees niveau op jeugdgebied werkzame organisaties, met name de werking van niet-gouvernementele organisaties en het opzetten van netwerken daarvan, de uitwisseling, opleiding en oprichting van netwerken van jongerenwerkers, de stimulering van de innovatie en de kwaliteit van de maatregelen, de informatie van jongeren en de invoering van voor de verwezenlijking van de programmadoelstellingen benodigde structuren en activiteiten. |
4) Jongerenwerkers en ondersteuningssystemen Deze actie beoogt de ondersteuning van de op Europees niveau op jeugdgebied werkzame organisaties, met name de werking van niet-gouvernementele organisaties en het opzetten van netwerken daarvan, de uitwisseling, opleiding en oprichting van netwerken van jongerenwerkers, de stimulering van de innovatie en de kwaliteit van de maatregelen, de informatie van jongeren, en de invoering van voor de verwezenlijking van de programmadoelstellingen benodigde structuren en activiteiten en de bevordering van partnerschappen met regionale en lokale overheden. |
Motivering
Beoogd wordt ook in de tekst van het besluit de aandacht te vestigen op het streven naar de bevordering van partnerschappen met regionale en lokale overheden, zoals in de toelichting en de bijlagen betreffende actie 4 reeds werd aangegeven.
Brussel, 17 november 2004
De voorzitter
van het Comité van de Regio's
Peter STRAUB
(1) PB C 42 van 10 februari 1997, blz. 1
(2) PB C 244 van 11 augustus 1997, blz. 47 (COM(96) 610 def. – 96/0318 (COD))
(3) PB C 51 van 22 februari 1999, blz. 77 (COM(98) 329 def., COM(98) 330 def. en COM(98) 331 def.)
(4) PB C 22 van 24 januari 2001, blz. 7 (COM(2003) 184 def.)
(5) PB C 373 van 2 december 1998, blz. 20 (COM(2001) 681 def.)
(6) COM(2003) 796 def.
(7) COM(2004) 336 def. en COM(2004) 337 def.
(8) PB L 117 van 18 mei 2000, blz. 1
(9) PB L 138 van 30 april 2004, blz. 24
(10) PB C 168 van 13 juli 2002, blz. 2
(11) PB C 295 van 5 december 2003, blz. 6
(12) PB C 42 van 17 februari 1999, blz. 1
(13) PB C 8 van 12 januari 2000, blz. 5
(14) PB C 374 van 28 december 2000, blz. 5
(15) PB C 196 van 12 juli 2001, blz. 2
(16) PB C 613 van … 2001
(17) Noot van de vertaler: in de aanhef van dit artikel wordt echter het werkwoord „moeten” gebruikt.