EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003AE1394

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees centrum voor ziektepreventie en –bestrijding" (COM(2003) 441 def. — 2003/0174 (COD))

PB C 32 van 5.2.2004, p. 57–60 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52003AE1394

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees centrum voor ziektepreventie en –bestrijding" (COM(2003) 441 def. — 2003/0174 (COD))

Publicatieblad Nr. C 032 van 05/02/2004 blz. 0057 - 0060


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees centrum voor ziektepreventie en -bestrijding"

(COM(2003) 441 def. - 2003/0174 (COD))

(2004/C 32/11)

De Raad heeft op 5 september 2003 besloten, overeenkomstig de bepalingen van art. 152 van het EG-Verdrag, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De gespecialiseerde afdeling "Werkgelegenheid, sociale zaken en burgerschap", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 6 oktober 2003 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Bedossa.

Het Comité heeft tijdens zijn 403e zitting op 29 en 30 oktober 2003 (vergadering van 29 oktober) het volgende advies uitgebracht, dat met 125 stemmen vóór, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. De Europese Commissie heeft haast gemaakt met dit voorstel tot oprichting van een Europees centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, en wel om twee redenen.

1.1.1. Ten eerste is daar het vooruitzicht van de goedkeuring van het ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa, waarin gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van de volksgezondheid worden aangegeven als een domein waarvoor de communautaire bevoegdheden aanzienlijk versterkt moeten worden.

1.1.2. Ten tweede wordt onze planeet nu al ruim twintig jaar voortdurend opgeschrikt door nieuwe gezondheidsproblemen, gaande van de ontdekking en razendsnelle verspreiding van muterende virussen als HIV in het begin van de jaren tachtig, tot het wereldwijde alarm - van China tot Canada - over de mutatie van het coronavirus begin dit jaar en de uitbraak van SARS (Severe Acute Respiratory Syndrome), waarvan de gevolgen verstrekkend en nog grotendeels onbekend zijn.

1.2. En dan is er ook nog de dreiging van bioterrorisme, die sinds het eind van de jaren tachtig vrijwel gelijktijdig in Japan en de VS is ontstaan.

1.3. Wanneer men de recente geschiedenis van deze pandemieën bekijkt, valt op dat de gehele aardbol in no time risicogebied is: HIV, dat zonder twijfel bij de Congo-rivier is ontstaan, duikt voor het eerst op in Norfolk in de VS en de mutatie van het coronavirus "reist" in nog geen drie maanden tijd van Quandong (China) naar Toronto, Canada.

De verspreiding van ziekten over de wereld wordt dus duidelijk aanzienlijk versneld door internationale reizen en contacten.

1.4. Bovendien speelt nog een andere factor een rol: de Europese burgers eisen, zelfs bij zeer uiteenlopende stelsels van sociale bescherming, dat de overheid hen steeds meer beschermt tegen gezondheidsrisico's en dat de autoriteiten bij hun reacties en besluiten op het gebied van de volksgezondheid de beginselen van voorzorg, vroegtijdig ingrijpen, voorlichting en doorzichtigheid hoog in het vaandel dragen, hoe moeilijk dat ook kan zijn.

1.4.1. De Europese Unie kent grote verschillen: sommige landen beschikken over moderne en aangepaste voorzieningen, andere landen moeten het met veel minder doen. Na de uitbreiding van de EU dreigen die verschillen nog groter te worden; dat een efficiënt werkend orgaan als dit Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding noodzakelijk is, behoeft dus verder geen betoog.

1.5. Sinds 1999 beheert de Europese Commissie een netwerk voor overdraagbare ziekten, dat echter is gebaseerd op ad-hocsamenwerking - en derhalve ontoereikend is.

Wil de Europese Unie overdraagbare ziekten doeltreffend kunnen bestrijden, dan zal er toch het één en ander moeten veranderen. Overigens heeft ook de Europese Raad van Göteborg in juni 2001 om de oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding gevraagd.

Begin juni 2003, na de uitbraak van de SARS-epidemie, heeft het plan om een dergelijk centrum op te richten brede steun gekregen van de lidstaten.

2. Algemene opmerkingen

2.1. De bestrijding van overdraagbare ziekten en andere ernstige gezondheidsbedreigingen dient op gestructureerde en systematische wijze te worden aangepakt. Vandaar het belang van preventie, een woord dat terecht voorkomt in de naam van het Europees Centrum en in de taakomschrijving die daarvan in art. 3 van het Commissievoorstel wordt gegeven.

Achtereenvolgende voedselcrises ten gevolge van BSE, de ziekte van Creutzfeldt-Jacob, de "gekkeschapenziekte" en kippengriep zijn wijdverbreide en ernstige bedreigingen geweest.

2.2. Op milieugebied worden de snelle groei van het aantal ziekte- en sterfgevallen als gevolg van blootstelling aan asbest of andere chemische bestanddelen, het ontstaan van aandoeningen aan de luchtwegen als gevolg van de vervuiling en het hoge aantal sterfgevallen tijdens de hittegolf van afgelopen zomer, d.w.z. de stijgende temperaturen, voortaan ook beschouwd als ernstige crises in de gezondheidszorg, die eveneens epidemische kenmerken vertonen. De preventie en bestrijding van deze nieuwe crises in de gezondheidszorg vergen een aanpassing van het epidemiologisch model dat uitsluitend op overdraagbare ziekten van toepassing is, te meer daar ook voor deze ziekten de milieufactoren een steeds grotere rol spelen. Uit die ontwikkelingen blijkt het belang van onderzoek naar de interactie tussen meerdere risicofactoren en de mogelijkheid dat die risicofactoren zich opstapelen, waardoor zich zelfs ernstige ziekten en gezondheidsproblemen kunnen gaan voordoen. Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding moet worden toegerust met de nodige materiële en structurele middelen om complexe onderzoeken naar dergelijke interacties te kunnen verrichten.

3. Gevaren voor de volksgezondheid

3.1. Gevaren voor de volksgezondheid kunnen in de toekomst overal vandaan komen: zowel ontwikkelde delen van de wereld als ontwikkelingsregio's met een beperkte gezondheidsinfrastructuur kunnen worden getroffen. Men denke daarbij bijvoorbeeld aan vormen van de dodelijke hemorragische koorts (zoals die welke door het ebolavirus wordt veroorzaakt), waartegen geen geneesmiddel bestaat.

De dreiging van een ernstige griepepidemie is, zeker gezien de constante evolutie van de griepvirussen, reëel aanwezig.

3.2. Voeg daar nog de "gewone" chemische stoffen, gif of bacteriën aan toe en de dreiging van het opzettelijke gebruik daarvan (bioterrorisme), in de vorm van sarin-gas in Japan, miltvuur in de VS, botulismegif en zenuwgas in Irak en het plaatje is compleet.

3.3. Twee punten verdienen de aandacht:

- De tijd en de snelheid waarmee, dank zij de aanwezigheid van werkbare coördinatiestructuren, op een ernstige gezondheidscrisis kan worden gereageerd, zijn van essentieel belang; de SARS-crisis is daarvan het meest recente voorbeeld.

- Het toekomstige systeem van surveillancenetwerken moet ook met andere internationale netwerken, zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en m.n. met het Amerikaanse Center for Disease Control and Prevention (CDC) in Atlanta, zijn verbonden.

3.4. Een gezondheidscrisis heeft niet alleen gevolgen voor de volksgezondheid (de angst onder het publiek moet worden weggenomen) maar ook voor de economie: zo heeft de economie van veel Aziatische landen, en in mindere mate ook de Europese toerisme- en vervoerssector, een flinke tik gekregen van de SARS-epidemie.

3.5. Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Europese Gemeenschap is een middel om een einde te maken aan de huidige verwarring op dit gebied.

3.6. Veel EU-landen beschikken weliswaar over deugdelijke en efficiënte structuren maar van onderlinge coördinatie is nauwelijks sprake. Surveillance, mechanismen voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen op Europees niveau zijn noodzakelijk, en als dit het "netwerk van netwerken" - de basis voor het functioneren van het communautaire netwerk - moet vormen, is een follow up van de technische maatregelen en interventies geboden.

3.7. Hiervoor is echter een forse, langdurige verhoging van de financiële middelen nodig.

Wetenschappelijke adviezen en coördinatie van het volksgezondheidsbeleid om aan deze vele voorwaarden en dit zware eisenpakket te voldoen, vergen een aanzienlijke financiële inspanning, zeker als men in de toekomst nog meer onafhankelijke wetenschappelijke adviezen wil uitbrengen en tot een doeltreffende operationele samenwerking wil komen.

3.8. De fragmentering van de huidige structuren is schadelijk; er moeten nieuwe structuren en regelingen komen om de lidstaten en de Commissie bij het vervullen van hun taken te ondersteunen.

Met de toetreding van tien nieuwe lidstaten, die hiervoor merendeels onvoldoende uitgerust zijn, kunnen de surveillanceactiviteiten in de lidstaten hun doeltreffendheid verliezen.

3.9. De lidstaten van de EU, en hun desbetreffende structuren, moeten voortdurend alert zijn op alle mogelijke bedreigingen van de gezondheid van hun ingezetenen: door permanent in contact te staan met de WHO en andere gespecialiseerde instanties in de wereld wordt een constante uitwisseling van informatie tussen de netwerken gewaarborgd en kunnen snel de nodige middelen worden ingezet om gevaren, van welke soort dan ook, af te wenden.

3.10. De gezondheidscrises die de EU-landen de laatste tien jaar hebben doorgemaakt, hebben de Europese beleidsmakers, de lidstaten en de inwoners wakkergeschud: inmiddels bestaat een consensus om alles in het werk te stellen voor de bestrijding van dergelijke crises.

4. Bijzondere opmerkingen

4.1. Aangezien de Europese burgers steeds hogere eisen stellen wanneer zich gezondheidscrises van uiteenlopende en soms diverse oorsprong voordoen, moet ieder EU-land zelf over de nodige bevoegdheden, kennis en ervaring beschikken om met gespecialiseerde en gecoördineerde kennis van zaken te werk te kunnen gaan.

4.2. Het beoogde netwerk dient:

- over voldoende geschoold en bekwaam personeel te beschikken;

- er rekening mee te houden dat de bestaande epidemiologische instituten een vooraanstaande plaats innemen bij deze samenwerking, en erop toe te zien dat hun preventie- en bestrijdingsmodellen worden aangepast aan de ontwikkeling van het risicoprofiel en meer oog krijgen voor milieufactoren;

- een bron van informatie te zijn voor alle partners. De wetenschappelijke adviezen van het centrum moeten gezaghebbend zijn en de Commissie helpen bij het formuleren van allerlei soorten beleids- en wetsvoorstellen.

4.3. Door dit centrum, dat als een onafhankelijk Europees orgaan optreedt, zou de synergiewerking tussen nationale bevoegde centra voor ziektebestrijding op gang kunnen worden gebracht, resp. versterkt. Ook zou het centrum de samenwerking moeten verbeteren in het uitgebreide Europa, óók met andere organen van de Unie, zoals de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) en het Europees bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (EMEA). Aangezien EMEA specifieke bevoegdheden heeft op het gebied van geneesmiddelenbewaking, is het zaak nodeloze overlapping van activiteiten te voorkomen.

4.4. Het EESC kan zich helemaal vinden in de functieomschrijving die de Commissie voor dit Europees centrum voor ziektepreventie en -bestrijding heeft voorgesteld:

- epidemiologische surveillance en oprichting van netwerken van bestaande laboratoria om snel tot harmonisatie van de surveillancemethoden te komen, waardoor de in de lidstaten verzamelde surveillancegegevens zo snel mogelijk beter vergelijkbaar en verenigbaar worden;

- hoogstaand en door wetenschappelijke autoriteiten en instellingen erkend wetenschappelijk advies en standaardisatie van laboratoriumprocedures, waarbij het hoge niveau en de onafhankelijkheid van de wetenschappelijke werkzaamheden van het Centrum worden gewaarborgd.

4.5. Het EESC dringt er met klem op aan dat de deskundigen voortdurend op hun qui-vive zijn, zodat vroegtijdig en zeer snel kan worden ingegrepen en wordt voorkomen dat de situatie uit de hand loopt en in een ernstige en/of grote crisis ontaardt.

4.6. Het EESC is van mening dat de praktische bijstand zich niet altijd tot de EU-landen dient te beperken.

Er moet worden gelet op alle signalen van buiten af om tot een snelle reactie te komen: de Europese Unie moet hulp krijgen van en/of verstrekken aan iedereen die, op om het even welk vlak, een bijdrage kan leveren: communautaire instanties, WHO, CDC, humanitaire medische hulp, buitenlandse instanties die ziekten bestrijden die ook elders, en m.n. in de Europese Unie, kunnen uitbreken.

4.7. Behalve deze onderzoeksacties en preventieve maatregelen, steunt het Comité de gedachte dat dit centrum een belangrijke rol speelt bij de coördinatie van het optreden bij ernstige bedreigingen van de volksgezondheid in de hele EU. Die coördinatie betreft de daarbij betrokken instanties, zoals de gezondheidsautoriteiten, de burgerbescherming, het leger en maatschappelijke organisaties.

4.8. Het EESC neemt met belangstelling kennis van de voorgestelde organisatiestructuur van dit Europees centrum:

- bescheiden omvang maar zeer grote invloed dankzij synergie met nationale instituten.

Gezien het beperkte personeelsbestand acht het EESC die invloed echter twijfelachtig in de beginfase van de werkzaamheden van het centrum.

- De administratieve structuur is kennelijk rechtlijnig en flexibel, waardoor voortdurend kan worden nagegaan of de EU-maatregelen en de nationale initiatieven wel coherent zijn.

4.9. Het EESC is zeer te spreken over de oprichting van een adviesforum (artikel 18), dat nauwkeurig en volgens een strak stramien moet worden samengesteld, en dan niet alleen uit "medewerkers van de technisch bevoegde instanties in de lidstaten die soortgelijke taken vervullen als het Centrum"; dit forum is immers, naast de directeur, het belangrijkste orgaan om een doeltreffend gezondheidsbeleid van de EU te garanderen.

5. Conclusies

5.1. De Europese Commissie heeft snel op de door SARS veroorzaakte internationale crisis in de volksgezondheid gereageerd.

Het EESC is ervan overtuigd dat dergelijke gevaren zich in de toekomst veel vaker en op meerdere fronten (chemische of giftige stoffen, klimatologische omstandigheden, virussen of bacterieën) zullen voordoen en dat de resistentie tegen behandelingen van ziekten als tuberculose, AIDS, malaria en hemorragische koorts, de dreiging nog groter maakt.

5.2. De oprichting van dit centrum sterkt de Europese Unie in haar streven naar een beleid dat gericht is op verbetering van de volksgezondheid (art. 152), zoals verwoord in het ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa, dat thans ter tafel van de intergouvernementele conferentie ligt.

Brussel, 29 oktober 2003.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

R. Briesch

Top