Изберете експерименталните функции, които искате да изпробвате

Този документ е извадка от уебсайта EUR-Lex.

Документ 52000AC0085

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de lidstaten tot vaststelling van de richtsnoeren voor programma's in het kader van de communautaire initiatieven waarvoor de lidstaten voorstellen voor steunverlening uit hoofde van het Equal-initiatief kunnen indienen"

PB C 75 van 15.3.2000г., стр. 16—19 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52000AC0085

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de lidstaten tot vaststelling van de richtsnoeren voor programma's in het kader van de communautaire initiatieven waarvoor de lidstaten voorstellen voor steunverlening uit hoofde van het Equal-initiatief kunnen indienen"

Publicatieblad Nr. C 075 van 15/03/2000 blz. 0016 - 0019


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de lidstaten tot vaststelling van de richtsnoeren voor programma's in het kader van de communautaire initiatieven waarvoor de lidstaten voorstellen voor steunverlening uit hoofde van het Equal-initiatief kunnen indienen"

(2000/C 75/07)

De Commissie heeft op 19 oktober 1999 besloten, overeenkomstig artikel 262 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de voornoemde mededeling.

De afdeling "Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap", die was belast met de voorbereidende werkzaamheden, heeft haar advies op 11 januari 2000 met algemene stemmen goedgekeurd; rapporteur was de heer Sharma.

Tijdens zijn 369e zitting van 26 en 27 januari 2000 (vergadering van 26 januari) heeft het Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht dat met 122 stemmen vóór, geen stemmen tegen, bij 5 onthoudingen is goedgekeurd.

1. Rechtsgrondslag, inhoud en strekking van het voorstel

1.1. De juridische grondslag voor de vaststelling van richtsnoeren voor Programma's in het kader van de Communautaire Initiatieven (PCI's) vormt het Verdrag van Amsterdam waarin een nieuwe titel over de werkgelegenheid is opgenomen. De titel voorziet in een nieuwe gecoördineerde werkgelegenheidsstrategie in de lidstaten. De werkgelegenheidsrichtsnoeren - die op vier pijlers stoelen, namelijk Inzetbaarheid, Ondernemerschap, Aanpassingsvermogen en Gelijke Kansen - en de vertaling daarvan door de lidstaten in nationale actieplannen voor de werkgelegenheid (NAP's) vormen het raamwerk voor de financiële steunverlening op het niveau van de EU. Het doel van dit communautair initiatief, genaamd Equal, is de bevordering van nieuwe methoden voor de bestrijding van discriminatie en ongelijkheden van welke aard ook op de arbeidsmarkt. Deze nieuwe aanpak is een direct gevolg van artikel 13 van het Verdrag van Amsterdam, dat voor het eerst een rechtsgrondslag biedt voor de bestrijding van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, en van artikel 137 ter bevordering van sociale integratie. Het communautair initiatief Equal zal op gepaste wijze rekening houden met integratie van asielzoekers in maatschappij en beroepsleven.

1.2. Het doel van de Europese werkgelegenheidsstrategie (EWS) is om op duurzame basis de werkgelegenheidsgraad in Europa te verhogen. Om dit te bereiken is het essentieel dat de vaardigheden en inzetbaarheid worden ontwikkeld van degenen die momenteel nog geen deel uitmaken van de arbeidsmarkt. Daarnaast moet tevens aandacht worden besteed aan de behoeften van degenen die reeds werkzaam zijn en met name van degenen die in kwetsbare of zwakke bedrijfstakken werken, in die zin dat hun vaardigheden bijgesteld en op de nieuwste stand gebracht moeten worden. Tevens meent de Commissie dat het ondernemerschap moet worden bevorderd en dat er voor een gelijke arbeidsdeelname van mannen en vrouwen dient te worden gezorgd. Er zijn duidelijk acties nodig die ongelijkheid, discriminatie en uitsluiting van zowel werklozen als werkenden tegengaan.

2. Algemene opmerkingen

2.1. Het ESC juicht de toezegging toe om Equal in de Europese werkgelegenheidsstrategie op te nemen en is ook van mening dat innovatieve actie in een transnationale context veel mogelijkheden biedt.

2.2. Het ESC is het er ook mee eens dat nadruk moet worden gelegd op de betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten en meer aandacht moet worden besteed aan de rol van het bedrijfsleven in het programma (paragraaf 6). Alhoewel het bedrijfsleven reeds aan de voorafgaande communautaire initiatieven heeft deelgenomen, dienen zij te worden aangemoedigd met behulp van informatie en bewustmakingsacties, die ingaan op de toegevoegde waarde en de voordelen van een betrokkenheid van het bedrijfsleven. Bedrijven worden vaak afgeschrikt door de tijd die zij moeten investeren als gevolg van de bureaucratische rompslomp die is verbonden met dergelijke initiatieven. De betrokkenheid van NGO's en de sociale partners mag echter evenmin over het hoofd worden gezien. Equal biedt veel mogelijkheden voor "mainstreaming", en alhoewel de overheden een belangrijke factor zijn, zullen ook andere sectoren veel kunnen bijdragen. Dit mag niet worden onderschat.

2.3. Een verschuiving naar projecten op een meer strategisch georiënteerde basis (paragraaf 6) die duidelijk verankerd zijn in het betrokken beleidskader en een lokale/regionale context, is wenselijk. De mogelijkheid om projecten op een kleinere schaal te ondersteunen dient echter te blijven bestaan en er dienen pogingen te worden ondernomen om bedrijven van verschillende grootte, inclusief het MKB, bij de projecten te betrekken, daar zij de motor zijn achter de ontwikkeling op lokaal niveau. Kleine projecten kunnen waardevolle informatie opleveren, terwijl grote projecten in dat opzicht soms in gebreke blijven, omdat zij in sommige gevallen vastlopen door organisatorische details.

2.4. Het ESC ondersteunt stappen die moeten verzekeren dat Equal in andere EU-programma's (paragraaf 8) op het terrein van de werkgelegenheid en daarbuiten wordt geïntegreerd. Het Comité zou voorts ook graag zien dat Equal in het nationale en regionale beleid wordt opgenomen.

2.5. Het is zaak ervoor te zorgen dat bij de tenuitvoerlegging van Equal rekening wordt gehouden met de bestrijding van discriminatie van welke aard ook en dat de dimensie "gelijke kansen" een horizontaal beleidsonderwerp wordt. Speciale aandacht zou kunnen worden besteed aan de aanpak van discriminatie bij bepaalde onderwerpen, vooral discriminatie in verband met invaliditeit, zoals ook de kloof tussen mannen en vrouwen niet alleen een specifiek maar ook een horizontaal thema is. Kwesties op het terrein van invaliditeit hebben in grote mate baat gehad bij de ondersteuning in het kader van het Horizon-programma. De kans bestaat dat deze kwesties minder aandacht krijgen indien zij enkel en alleen als een horizontale aangelegenheid worden aangemerkt.

2.6. Het ESC begrijpt dat de voorgestelde thematische terreinen op dit moment slechts als uitgangspunt dienen (paragraaf 9). Het is echter ook van mening dat niet alle terreinen die onder een programma zouden moeten vallen ter sprake worden gebracht. Met name de terreinen die onder het Adapt-programma vallen, zijn in onvoldoende mate vertegenwoordigd. De uiteindelijke thematische terreinen dienen gedetailleerder te zijn en vergezeld te gaan van een betere uitleg over hetgeen bedoeld wordt, omdat vage definities in vorige programma' s tot verwarring en inefficiëntie hebben geleid.

2.7. Een regelmatige herziening van de thematische terreinen (paragraaf 11) zou op een zodanige wijze plaats moeten vinden, dat hiermee bij de tenuitvoerlegging van het programma rekening kan worden gehouden zonder dat vertraging of verwarring ontstaat.

2.8. De ontwikkelingspartnerschappen (OP's) (paragraaf 12) moeten in alle lidstaten uitvoerbaar zijn. Het is van cruciaal belang dat de projecten die in het kader van deze partnerschappen worden uitgevoerd strategisch van aard zijn en in andere programma's en beleidsplannen zijn opgenomen. Dit veronderstelt niet alleen een subtielere benadering van mogelijke geïnteresseerden en het selectieproces zelf, maar ook gedetailleerde informatie over lokale, regionale en nationale prioriteiten. Het gaat hier om een aanvullende voorwaarde voor technische bijstand op het niveau van de lidstaten.

2.9. Het Comité heeft kennis genomen van het gemeenschappelijk optreden van 29 april 1999 waarmee de Raad de wenselijkheid benadrukte asielzoekers die zullen worden gerepatrieerd, te ondersteunen via de overdracht van kennis en vaardigheden, die zij in hun land van herkomst op zinvolle wijze kunnen inzetten(1). De Commissie dient de lidstaten aan te moedigen om op asielzoekers gerichte acties op te nemen in de partnerschappen, die in het kader van het Equal-programma worden opgezet.

2.10. Het ESC is voorstander van partnerschappen [met Phare-, Tacis- en Meda-landen (paragraaf 17)]. De regels en bepalingen ten aanzien van de betrekkingen tussen Equal-ontwikkelingspartners en partners buiten de EU dienen te worden herzien en toegelicht, zodat er voor alle betrokken partijen duidelijkheid bestaat over bestaande verwachtingen en mogelijkheden. Het minimumaantal partners dient te worden teruggebracht tot één en het is verder van belang dat alle lidstaten hetzelfde beleid hanteren ten aanzien van transnationale voorwaarden. Alle betrokken partijen dienen hiervan op de hoogte te worden gebracht, hetgeen bij de huidige initiatieven niet het geval is.

3. Bijzondere opmerkingen en aanbevelingen

3.1. II. Acties in het kader van de PCI's uit hoofde van Equal

Actiemodellen

3.1.1. In het voorgestelde model met zijn drie afzonderlijke fases voor de opzet van ontwikkelingspartnerschappen (paragraaf 21) dienen de verschillende fases probleemloos in elkaar over te gaan zonder dat onnodige bureaucratie of vertraging ontstaat tijdens de overgang van een fase naar een andere.

Opzet van ontwikkelingspartnerschappen

3.1.2. Het is van essentieel belang dat gedurende de beperkte ontwikkelingsfase (paragraaf 25) o.a. informatie over thematische prioriteiten en de toestand op de arbeidsmarkt beschikbaar is en dat potentiële gegadigden op de hoogte worden gebracht van de precieze voorwaarden. Koppelingen naar voorafgaande programma's zijn ook belangrijk en zullen moeten leiden tot een disseminatie van informatie om op die manier de beschikbaarheid ervan te garanderen. Er moet ook aansluiting worden gezocht bij andere programma's, in het bijzonder Leonardo. Dit betekent echter niet dat (impliciet of expliciet) alleen kandidaten die in een eerder stadium ervaring hebben opgedaan met Adapt en Employment geselecteerd moeten worden.

Richtlijnen voor de selectie

3.1.3. De richtlijnen die in paragraaf 26 zijn uitgezet zullen moeten worden aangevuld met informatie over met name de doelgroepen, evaluatie, verspreiding en mainstreaming. Zij zijn zo cruciaal voor Equal dat partnerschappen van meet af aan duidelijk moeten aangeven voor deze elementen te zullen instaan.

Overeenkomst inzake het ontwikkelingspartnerschap

3.1.4. De overeenkomst inzake het ontwikkelingspartnerschap zal een uiterst belangrijk document zijn. Uitgebreide ondersteuning dient aan partnerschappen te worden verleend bij het beantwoorden van de vraag wat de overeenkomst dient te omvatten en hoe deze dient te worden gebruikt tijdens de levensduur van het partnerschap.

Transnationale samenwerking

3.1.5. Flexibiliteit dient in de verschillende vormen van transnationale partnerschappen te worden aangemoedigd. Sommige partnerschappen zullen volwaardig zijn, terwijl andere één zelfde onderwerp gedurende de looptijd van het project zullen volgen. Aandacht dient te worden besteed aan het gezamenlijk gebruik maken van informatie en wellicht aan gedeelde besluitvorming tussen lidstaten waar transnationale partnerschappen reeds bestaan voordat voorstellen in het kader van dit programma worden gedaan.

3.1.6. Alle lidstaten dienen het transnationale karakter van de werkzaamheden op dezelfde wijze aan te pakken, zodat partners niet worden geconfronteerd met tegenstrijdig beleid. Dit laatste heeft voor aanzienlijke problemen gezorgd in de huidige Employment en Adapt programma's.

Verplichting om de medefinanciering aan te tonen

3.1.7. De verplichting om de beschikbare medefinanciering aan te tonen (paragraaf 33) zou opnieuw bekeken moeten worden. De bestaande regels ten aanzien van de herkomst en de verplichte accountantscontrole van de medefinanciering (vooral met betrekking tot het MKB) hebben bijzonder nadelige gevolgen gehad voor de uitvoering van veel projecten en zijn openlijk in tegenspraak met de doelstellingen van de communautaire initiatieven.

Toepassing van ESF-regelgeving

3.1.8. Via een vereenvoudiging van procedures en het taalgebruik dient aandacht te worden besteed aan de vermindering van de administratieve last die de toepassing van de ESF-regelgeving met zich meebrengt (die hoofdzakelijk op éénjarige projecten is toegespitst) door een verschuiving naar projecten met een langere looptijd. Het moet niet alleen mogelijk worden om een project te verlengen, maar een langere looptijd moet ook vanaf het begin tot de mogelijkheden behoren. Omdat momenteel een verlenging van de looptijd alleen kan worden aangevraagd wanneer het project zich reeds in een vergevorderd stadium bevindt, kan een dergelijke verlenging met aanzienlijke bijkomende administratie verbonden zijn. Het zou om die reden een voordeel zijn wanneer men projecten met een looptijd van 5-6 jaar zou toestaan, zodat resultaten kunnen worden aangetoond over een langere periode. Dit is van groot belang voor de beoordeling van de blijvende voordelen van proefacties.

Er moet op zorgvuldige wijze rekening worden gehouden met de gevolgen van een grotere flexibiliteit van de ESF-regelgeving (paragraaf 36) en er moet duidelijkheid worden gegeven aan mogelijke participanten, met name t.a.v. de vraag welke activiteiten voor subsidiëring in aanmerking komen. De invloed van het Europees Sociaal Fonds in zijn geheel op de communautaire initiatieven dient nader te worden bekeken, aangezien vele van de bestaande bepalingen niet in overeenstemming zijn met transnationale proefprojecten en daarmee ingaan tegen de geest van het programma en het mogelijk rendement daarvan.

Disseminatie van goede benaderingen en mainstreaming van activiteiten

3.1.9. De grotere aandacht voor disseminatie (paragraaf 37) en de grotere nadruk op mainstreaming in EU-programma's en nationale programma's wordt toegejuicht. Met name dient de samenhang met het nationale beleid te worden aangemoedigd en met het oog daarop dient er te worden nagedacht over passende operationele en controlestructuren. Steunverlening voor aanvullende disseminatie en mainstreaming (paragraaf 38) is een positieve ontwikkeling, maar de besluitvormingsprocedure voor een dergelijke ondersteuning, dient efficiënt te zijn en om die reden te worden gestroomlijnd.

Technische bijstand

3.1.10. Technische bijstand is van vitaal belang voor de effectiviteit en de efficiëntie van het programma (paragraaf 40-42). Wat de technische bijstand op Europees niveau betreft, is het ESC van mening dat een dergelijke bijstand voor 100 % met EU-middelen gefinancierd dient te worden.

3.2. III. Acties op Europees niveau

Mechanismen om effecten op het niveau van de Unie te bewerkstelligen

3.2.1. Het ESC ondersteunt de voorgestelde acties voor een herziening van de thematische terreinen op het niveau van de Unie en een periodieke beoordeling van de toegevoegde waarde van Equal ten opzichte van het Nationale Actieplan voor de Werkgelegenheid (NAP), maar beschouwt de totstandbrenging van nieuwe discussiefora naast of boven reeds bestaande fora als een overbodige inspanning. Het is voorts belangrijk om meer aandacht te besteden aan de berichtgeving en het publiek voor wie de informatie bestemd is; al te gemakkelijk wordt van het medium uitgegaan in plaats van de boodschap.

3.2.2. De rol en de verantwoordelijkheden van het bureau voor technische assistentie (paragraaf 47) moeten duidelijk worden omlijnd en alle betrokken partijen dienen hiervan in een vroeg stadium op de hoogte te worden gebracht. Bovendien moeten de banden met de technische bijstand op het niveau van de lidstaten duidelijker worden aangegeven.

3.3. IV. Voorbereiding van het programma

Voorstel voor een PCI-inhoud

3.3.1. In aanvulling op de in paragraaf 49 genoemde punten dient het PCI ook een uitvoerige heroverweging te omvatten van de verhouding tussen Equal en de tenuitvoerlegging van andere EU-programma's en nationale programma's. Tevens dienen er maatregelen te worden aangegeven voor een harmonieuze samenwerking tussen de betrokkenen. De lidstaten zouden moeten nadenken over maatregelen om overlappende werkzaamheden en onverenigbare prioriteiten tot een minimum te beperken en een maximale synergie te bereiken wat de uitvoering betreft.

Voorstel voor een financieel kader voor een PCI

3.3.2. Het financiële kader dat in paragraaf 50 wordt voorgesteld, dient eenvoudiger te zijn dan het kader dat momenteel nog wordt gebruikt, om zodoende tijdrovende en contraproductieve latere wijzigingen in het programma te voorkomen.

3.3.3. De maximumsteunpercentages voor de ontwikkelingspartnerschappen dienen opnieuw te worden bekeken, waarbij aandacht moet worden geschonken aan hogere steunpercentages voor projecten met een hoge experimentele waarde. Een alternatief zouden variabele percentages zijn die het gedurende de looptijd van een project mogelijk moeten maken om met financiële middelen uit het Europees Sociaal Fonds te beginnen en later over te schakelen op de vereiste medefinanciering. Op die manier zou tevens op nauwkeurigere wijze de duurzaamheid van de projectwerkzaamheden, en daarmee het mainstream-vermogen, kunnen worden getoetst.

3.3.4. Regelingen voor de controle en evaluatie moeten nog eens onder de loep worden genomen (paragraaf 51). Zij dienen ervoor te zorgen dat de statistische gegevens wat het ESF betreft op zodanige wijze worden aangepast dat zij voortaan ook kwalitatieve gegevens omvatten die rekening houden met innovatie en proefprojecten. Bovendien moeten ontwikkelingspartnerschappen in sterkere mate begeleid worden bij de vraag welk type evaluatie zijzelf moeten uitvoeren, waarbij ook enkele gemeenschappelijke onderwerpen aan de orde zullen komen om vergelijkingen beter mogelijk te maken.

3.3.5. Voorts dient het controleproces opnieuw bestudeerd te worden, waarbij vanaf het allereerste begin een grotere nadruk gelegd dient te worden op accurate en overtuigende informatie en op het gebruik van gemeenschappelijke systemen in plaats van de beoordeling per geval die tot op heden gebruikelijk is.

Tijdschema voor het indienen en goedkeuren van PCI-voorstellen

3.3.6. Het tijdschema voor het indienen en de goedkeuring van de voorstellen (paragraaf 53) dient te worden herzien op basis van het waarschijnlijke verloop van het project en hiermee dient rekening te worden gehouden in het programma. Lopende programma's werken maar al te vaak met fictieve tijdschema's waarvan alle betrokkenen weten dat zij nooit in praktijk zullen worden gebracht. Dit ondermijnt niet alleen de effectiviteit van een dergelijk programma maar ook de reputatie ervan.

Toezicht op en evaluatie van nationale programma's

3.3.7. De rol van toezichtcomités dient te worden versterkt (paragraaf 55) door middel van meer structuur om bijdragen van hoge kwaliteit te garanderen en doeltreffende contacten tot stand te brengen met andere belangrijke organen.

3.3.8. Zoals hierboven vermeld, dient de evaluatie van het programma (paragraaf 56) opnieuw bekeken en aangepast te worden aan het innovatieve en transnationale karakter ervan, waarbij rekening dient te worden gehouden met resultaten die niet direct van belang zijn voor het programma en met het opdoen van ervaring in plaats van met alleen die resultaten die van direct belang zijn.

3.3.9. Het tijdschema voor de evaluatie van het programma op het niveau van de lidstaten en de Unie dient ervoor te zorgen dat informatie beschikbaar is voor toekomstige ontwikkelingen en dat die informatie niet te vroeg en niet te laat komt.

Brussel, 26 januari 2000.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

B. Rangoni Machiavelli

(1) Gemeenschappelijk optreden van 26 april 1999 door de Raad vastgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, tot vaststelling van projecten en maatregelen voor de verstrekking van praktische steun bij de opvang en de vrijwillige terugkeer van vluchtelingen, ontheemden en asielzoekers, inclusief noodhulp aan personen die gevlucht zijn als gevolg van de recente gebeurtenissen in Kosovo: PB L 114 van 1.5.1999, blz. 2, zie artikel 5 (c).

Нагоре