Dit document is overgenomen van EUR-Lex
Document 62015CJ0042
Judgment of the Court (Third Chamber) of 9 November 2016.#Home Credit Slovakia a.s. v Klára Bíróová.#Request for a preliminary ruling from the Okresný súd Dunajská Streda.#Reference for a preliminary ruling — Directive 2008/48/EC — Consumer protection — Consumer credit — Article 1, Article 3(m), Article 10(1) and (2), Article 22(1) and Article 23 — Interpretation of the expressions ‘on paper’ and ‘on another durable medium’ — Contract referring to another document — Requirement for the agreement to be in ‘written form’ within the meaning of national law — Indication of information required by reference to objective criteria — Information to be included in a fixed-term credit agreement — Effect of failure to include mandatory information — Proportionality.#Case C-42/15.
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 9 november 2016.
Home Credit Slovakia a.s. tegen Klára Bíróová.
Verzoek van de Okresný súd Dunajská Streda om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2008/48/EG – Bescherming van de consument – Consumentenkrediet – Artikel 1, artikel 3, onder m), artikel 10, leden 1 en 2, artikel 22, lid 1, en artikel 23 – Uitlegging van de uitdrukkingen ‚op papier’ en ‚andere duurzame drager’ – Overeenkomst die naar een ander document verwijst – Vereiste van ‚schriftelijke vorm’ in de zin van het nationale recht – Vermelding van de vereiste informatie door verwijzing naar objectieve parameters – Gegevens die in een kredietovereenkomst van bepaalde duur moeten worden vermeld – Gevolgen van het ontbreken van verplichte informatie – Evenredigheid.
Zaak C-42/15.
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 9 november 2016.
Home Credit Slovakia a.s. tegen Klára Bíróová.
Verzoek van de Okresný súd Dunajská Streda om een prejudiciële beslissing.
Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2008/48/EG – Bescherming van de consument – Consumentenkrediet – Artikel 1, artikel 3, onder m), artikel 10, leden 1 en 2, artikel 22, lid 1, en artikel 23 – Uitlegging van de uitdrukkingen ‚op papier’ en ‚andere duurzame drager’ – Overeenkomst die naar een ander document verwijst – Vereiste van ‚schriftelijke vorm’ in de zin van het nationale recht – Vermelding van de vereiste informatie door verwijzing naar objectieve parameters – Gegevens die in een kredietovereenkomst van bepaalde duur moeten worden vermeld – Gevolgen van het ontbreken van verplichte informatie – Evenredigheid.
Zaak C-42/15.
Jurisprudentie – Algemeen
ECLI-code: ECLI:EU:C:2016:842
ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)
9 november 2016 ( *1 )
„Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 2008/48/EG — Bescherming van de consument — Consumentenkrediet — Artikel 1, artikel 3, onder m), artikel 10, leden 1 en 2, artikel 22, lid 1, en artikel 23 — Uitlegging van de uitdrukkingen ‚op papier’ en ‚andere duurzame drager’ — Overeenkomst die naar een ander document verwijst — Vereiste van ‚schriftelijke vorm’ in de zin van het nationale recht — Vermelding van de vereiste informatie door verwijzing naar objectieve parameters — In een kredietovereenkomst van bepaalde duur te vermelden gegevens — Gevolgen van het ontbreken van verplichte informatie — Evenredigheid”
In zaak C‑42/15,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Okresný súd Dunajská Streda (districtsrechter te Dunajská Streda, Slowakije) bij beslissing van 19 december 2014, ingekomen bij het Hof op 2 februari 2015, in de procedure
Home Credit Slovakia, a.s.
tegen
Klára Bíróová,
wijst HET HOF (Derde kamer),
samengesteld als volgt: L. Bay Larsen, kamerpresident, M. Vilaras, J. Malenovský, M. Safjan (rapporteur) en D. Šváby, rechters,
advocaat-generaal: E. Sharpston,
griffier: M. Aleksejev, administrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 24 februari 2016,
gelet op de opmerkingen van:
— |
de Slowaakse regering, vertegenwoordigd door B. Ricziová als gemachtigde, |
— |
de Duitse regering, vertegenwoordigd door T. Henze en J. Kemper als gemachtigden, |
— |
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Goddin en A. Tokár als gemachtigden, |
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 9 juni 2016,
het navolgende
Arrest
1 |
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 1, artikel 3, onder m), artikel 10, leden 1 en 2, artikel 22, lid 1, en artikel 23 van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB 2008, L 133, blz. 66, en rectificaties PB 2009, L 207, blz. 14; PB 2010, L 199, blz. 40, en PB 2011, L 234, blz. 46). |
2 |
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Home Credit Slovakia, a.s. en Klára Bíróová over de betaling van uitstaande bedragen van een lening die voormelde vennootschap aan laatstgenoemde had verstrekt en voor de terugbetaling waarvan deze in gebreke is gebleven. |
Toepasselijke bepalingen
Recht van de Unie
3 |
De overwegingen 7, 9, 10, 19, 30, 31 en 47 van richtlijn 2008/48 luiden als volgt:
[...]
[...]
[...]
[...]
|
4 |
Artikel 1 van die richtlijn, met het opschrift „Onderwerp”, bepaalt: „Deze richtlijn heeft tot doel bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkredietovereenkomsten te harmoniseren.” |
5 |
Artikel 3 van genoemde richtlijn, met het opschrift „Definities”, bepaalt in punt m) het volgende: „In deze richtlijn wordt verstaan onder: [...]
[...]” |
6 |
Artikel 10 van dezelfde richtlijn bevat onder het opschrift „In de kredietovereenkomst te vermelden informatie” de volgende bepalingen: „1. De kredietovereenkomst wordt op papier of op een andere duurzame drager opgesteld. Elke overeenkomstsluitende partij krijgt een exemplaar van de kredietovereenkomst. Dit artikel doet geen afbreuk aan nationale voorschriften inzake de geldigheid van het sluiten van kredietovereenkomsten, mits deze voorschriften overeenstemmen met het gemeenschapsrecht. 2. In de kredietovereenkomst worden op duidelijke en beknopte wijze vermeld:
3. In geval van toepassing van lid 2, onder i), stelt de kredietgever, gratis en op elk ogenblik tijdens de loop van de kredietovereenkomst, een overzicht van de rekening in de vorm van een aflossingstabel ter beschikking aan de consument. 4. De ingevolge lid 2 te verstrekken informatie bij een kredietovereenkomst waarbij de betalingen door de consument niet tot een directe overeenkomstige aflossing van het totale kredietbedrag leiden, maar dienen voor kapitaalvorming gedurende de termijnen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de kredietovereenkomst of in een nevenovereenkomst, bevat een duidelijke en beknopte vermelding dat dergelijke kredietovereenkomsten niet voorzien in een garantie tot terugbetaling van het totale uit hoofde van de kredietovereenkomst opgenomen kredietbedrag, tenzij die garantie wordt gegeven. [...]” |
7 |
Artikel 14 van richtlijn 2008/48, „Herroepingsrecht”, bepaalt in lid 1: „De consument beschikt over een termijn van veertien kalenderdagen om de kredietovereenkomst zonder opgave van redenen te herroepen. De termijn waarbinnen een overeenkomst kan worden herroepen gaat in:
|
8 |
Artikel 22 van die richtlijn, „Harmonisatie en dwingend karakter van de richtlijn”, bevat de volgende bepalingen: „1. In zoverre deze richtlijn geharmoniseerde bepalingen bevat, mogen de lidstaten geen bepalingen handhaven of invoeren in hun nationale wetgeving die afwijken van die welke in de richtlijn zijn vastgesteld. [...] 3. De lidstaten dragen er tevens zorg voor dat de bepalingen die zij ter uitvoering van deze richtlijn vaststellen, niet kunnen worden omzeild door overeenkomsten een bijzondere vorm te geven, met name door kredietopnemingen of kredietovereenkomsten die onder deze richtlijn vallen op te nemen in kredietovereenkomsten die, door de aard of het doel ervan, buiten de werkingssfeer ervan zouden kunnen vallen. [...]” |
9 |
Artikel 23 van dezelfde richtlijn bepaalt onder het opschrift „Sancties” het volgende: „De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die gelden voor inbreuken op de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.” |
10 |
Bijlage II bij richtlijn 2008/48, betreffende „Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet”, bevat in punt 2, met het opschrift „Beschrijving van de belangrijkste kenmerken van kredietproduct”, een rubriek „Termijnen en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de termijnen worden toegerekend”. Bij deze rubriek hoort de volgende beschrijving: „U dient het volgende te betalen: [Het bedrag, het aantal en de periodiciteit van de door de consument te verrichten betalingen.] Rente en/of kosten zijn als volgt te betalen:” |
Slowaaks recht
11 |
Zákon č. La zákon č. 129/2010 Z. z. o spotrebiteľských úveroch a o iných úveroch a pôžičkách pre spotrebiteľov a o zmene a doplnení niektorých zákonov (wet nr. 129/2010 op het consumentenkrediet en andere kredieten en leningen aan consumenten en houdende wijziging van enkele wetten), in de op het hoofdgeding toepasselijke versie, strekt ter uitvoering in Slowaaks recht van richtlijn 2008/48. |
12 |
Artikel 9 van deze wet luidt: „1. De consumentenovereenkomst moet schriftelijk worden aangegaan. Elke partij bij de overeenkomst moet op zijn minst één exemplaar ervan op papier of op een andere voor de consument toegankelijke duurzame drager ontvangen. 2. De consumentenovereenkomst moet, naast de algemene elementen bedoeld in het burgerlijk wetboek [...], de volgende elementen bevatten: [...]
[...]” |
13 |
Artikel 11, lid 1, van voormelde wet bepaalt het volgende: „Het consumentenkrediet wordt geacht zonder rente en kosten te zijn verleend, indien:
|
14 |
Artikel 40 van het Občiansky zákonník (burgerlijk wetboek) bepaalt: „1. Een rechtshandeling is ongeldig wanneer zij niet in de door de wet voorgeschreven of de door de partijen overeengekomen vorm is gesteld. [...] 3. Een schriftelijke rechtshandeling is geldig wanneer zij door de auteur ervan is ondertekend. Wanneer de rechtshandeling van verschillende personen uitgaat, hoeft de handtekening van deze personen niet op hetzelfde document te staan, tenzij de wet anders bepaalt. De handtekening kan door een mechanische reproductie ervan worden vervangen in de gevallen waarin dit volgens de gebruiken is toegestaan. 4. Aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan wanneer de rechtshandeling is gesloten bij wege van telegraaf, telex of elektronische middelen die materialisatie van de inhoud van de handeling en identificatie van de auteur ervan mogelijk maken. Aan het schriftelijkheidsvereiste is steeds voldaan wanneer de bij wege van elektronische middelen gesloten handeling is ondertekend door middel van een gecertificeerde elektronische handtekening. [...]” |
15 |
Artikel 46, lid 2, van het burgerlijk wetboek bepaalt het volgende: „Voor het sluiten van een schriftelijke overeenkomst volstaan een schriftelijk aanbod en de schriftelijke aanvaarding daarvan. [...]” |
16 |
Artikel 273 van het Obchodný zákonník (wetboek van koophandel) bepaalt: „1. Een deel van de inhoud van de overeenkomst kan ook worden vastgesteld door verwijzing naar door beroeps- of belangenorganisaties vooraf vastgestelde algemene contractvoorwaarden of door verwijzing naar andere handelsvoorwaarden die aan de partijen bij de te sluiten overeenkomst bekend zijn, of als bijlage bij het voorstel zijn gevoegd. [...] 3. Voor het sluiten van de overeenkomst kan gebruik worden gemaakt van overeenkomstformulieren die in de handelspraktijk worden gebruikt.” |
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
17 |
Op 29 juni 2011 heeft Home Credit Slovakia, als kredietgever, met Klára Bíróová, als kredietnemer, een kredietovereenkomst gesloten op basis van een standaardformulier dat op de datum van verlening van het krediet ingevulde rubrieken bevatte. |
18 |
Uit de verwijzingsbeslissing volgt dat die rubrieken informatie bevatten betreffende onder meer de persoonsgegevens van de kredietnemer en haar dienstbetrekking, waaronder haar inkomen. Bovendien waren de gegevens betreffende het krediet zelf en de beschikbaarstelling van het geleende bedrag vermeld, meer bepaald het totale bedrag van het krediet en het door de consument verschuldigde totaalbedrag, het bedrag van de maandelijkse betalingen, het aantal maandelijkse betalingen en de vervaldata voor de terugbetaling van het krediet, de debetrente alsook de termijn waarbinnen het krediet volledig moest worden terugbetaald, te weten 36 maanden te rekenen vanaf de verlening ervan. Het jaarlijks kostenpercentage werd geschat te liggen tussen 35 % en 37,5 %. Het precieze bedrag ervan zou na de verlening van het krediet worden gespecificeerd. |
19 |
Het totaalbedrag van het betrokken krediet bedroeg 700 EUR, het door de kredietnemer verschuldigde totaalbedrag was in de overeenkomst bepaald op 1087,56 EUR. |
20 |
De overeenkomst bepaalde bovendien dat het document „Voorwaarden van de leenovereenkomst van de vennootschap Home Credit Slovakia, a.s. – Geldlening” (hierna: „algemene voorwaarden”) deel uitmaakten van genoemde overeenkomst. |
21 |
De aldus opgestelde overeenkomst is ondertekend door Home Credit Slovakia en Bíróová. Die overeenkomst bepaalde voorts dat laatstgenoemde, door het plaatsen van haar handtekening, verklaarde dat zij de algemene voorwaarden had ontvangen, dat zij er kennis van had genomen, dat de bepalingen van die algemene voorwaarden duidelijk en voldoende nauwkeurig waren en dat zij ermee instemde aan die algemene voorwaarden gebonden te zijn. |
22 |
De algemene voorwaarden zijn door partijen bij de kredietovereenkomst niet ondertekend. |
23 |
Volgens die algemene voorwaarden kon de lener van de geldverstrekker op elk ogenblik tijdens de gehele looptijd van de overeenkomst kosteloos een uittreksel van de rekening in de vorm van een aflossingstabel verlangen waarop de te betalen termijnen werden vermeld, de vervaldata en de modaliteiten van betaling van die termijnen alsmede de uitsplitsing van elke termijn in het deel dat de aflossing van het kapitaal en het deel dat de betaling van de rente en de eventuele aanvullende kosten vertegenwoordigde. |
24 |
Genoemde algemene voorwaarden preciseerden echter niet, in welke verhouding iedere maandelijkse betaling door de lener bestemd was voor de betaling van rente en kosten en voor de aflossing van kapitaal. |
25 |
Na twee maandelijkse betalingen te hebben gedaan, heeft Bíróová de terugbetaling van het verleende krediet gestaakt. Daarop heeft Home Credit Slovakia vervroegde terugbetaling van het volle bedrag gevorderd en Bíróová verzocht, het kapitaal, vertragingsrente en de vertragingsvergoeding als bepaald in de kredietovereenkomst te betalen. |
26 |
Toen de gevraagde betaling uitbleef, heeft Home Credit Slovakia beroep ingesteld bij de verwijzende rechterlijke instantie om haar vordering te innen. Deze laatste betwijfelt of de kredietovereenkomst geldig is op grond dat partijen de algemene voorwaarden niet hebben ondertekend en acht uitlegging van richtlijn 2008/48 noodzakelijk om het geschil te kunnen beslechten. |
27 |
In die omstandigheden heeft de’Okresný súd Dunajská Streda besloten, de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen voor te leggen:
|
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Eerste en tweede vraag
28 |
Met haar eerste en haar tweede vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechterlijke instantie in hoofdzaak te vernemen of artikel 10, leden 1 en 2, van richtlijn 2008/48, gelezen in samenhang met artikel 3, onder m), van die richtlijn, aldus moet worden uitgelegd dat, in de eerste plaats, alle in artikel 10, lid 2, van die richtlijn bedoelde gegevens van de overeenkomst moeten zijn vervat in één document, in de tweede plaats de op papier opgestelde overeenkomst door partijen moet zijn ondertekend en, in de derde plaats, dat vereiste van ondertekening geldt voor alle onderdelen van een dergelijke overeenkomst. |
29 |
In dit verband moet in de eerste plaats in herinnering worden gebracht dat volgens artikel 10, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2008/48 de kredietovereenkomst op papier of op een andere duurzame drager moet worden opgesteld. |
30 |
Niets in die richtlijn wijst er echter op dat de in die bepaling bedoelde kredietovereenkomsten in één document moeten worden opgesteld. |
31 |
Zoals blijkt uit artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48, gelezen in samenhang met overweging 31 van die richtlijn, is het vereiste dat in een op papier of op een andere duurzame drager opgestelde kredietovereenkomst in duidelijke en beknopte vorm de in die bepaling bedoelde informatie wordt opgenomen, noodzakelijk opdat de consument kennis kan nemen van zijn rechten en verplichtingen. |
32 |
Dat vereiste draagt bij tot de verwezenlijking van het met richtlijn 2008/48 nagestreefde doel, dat erin bestaat om ter zake van het consumentenkrediet op een aantal kerngebieden een volledige, dwingende harmonisatie tot stand te brengen die nodig is om te waarborgen dat alle consumenten in de Unie een grondige en gelijkwaardige bescherming van hun belangen genieten en om de totstandkoming van een goed functionerende interne markt voor consumentenkrediet te vergemakkelijken (zie in die zin arrest van 21 april 2016, Radlinger en Radlingerová, C‑377/14, EU:C:2016:283, punt 61). |
33 |
Ofschoon, gelet op die doelstelling, niet alle in artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48 bedoelde informatie in één document hoeft te worden opgenomen, moet er wel op worden gewezen dat gelet op het bepaalde in het eerste lid van dat artikel alle in dat lid 2 genoemde informatie moet worden opgenomen op papier of op een andere duurzame drager en deel moet uitmaken van de kredietovereenkomst. |
34 |
Voor zover de in artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48 bedoelde informatie duidelijk en beknopt moet worden vermeld, dient de kredietovereenkomst, zoals de advocaat-generaal in hoofdzaak in punt 52 van haar conclusie heeft opgemerkt, duidelijk en nauwkeurig te verwijzen naar de aan de consument vóór het sluiten van de overeenkomst daadwerkelijk overhandigde andere papieren dragers of de andere duurzame dragers die die informatie bevatten, opdat deze laatste daadwerkelijk kennis kan nemen van al zijn rechten en verplichtingen. |
35 |
Door meer in het bijzonder te verwijzen naar de definitie van „duurzame drager” in artikel 3, onder m), van richtlijn 2008/48, heeft het Hof geoordeeld dat die drager de consument, net als een papieren drager, moet waarborgen dat hij over de betrokken informatie beschikt om in voorkomend geval zijn rechten geldend te kunnen maken. In dat verband is relevant de mogelijkheid voor de consument, de aan hem persoonlijk gerichte informatie op te slaan, de waarborg dat de inhoud ervan niet wordt gewijzigd en dat de informatie gedurende een passende termijn toegankelijk is, en de mogelijkheid om deze informatie ongewijzigd weer te geven [zie in die zin, aangaande richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PB 1997, L 144, blz. 19), arrest van 5 juli 2012, Content Services, C‑49/11, EU:C:2012:419, punten 42‑44]. |
36 |
Aangaande in de tweede plaats de vraag of de op papier opgestelde kredietovereenkomst door partijen moet worden ondertekend volgens de voorschriften van het recht van de betrokken lidstaat, zij opgemerkt dat artikel 10, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2008/48 niet naar nationaal recht verwijst, zodat de in die bepaling bedoelde begrippen „papieren drager” en „duurzame drager” een autonome betekenis hebben. De uitlegging ervan kan niet worden bepaald door de nationale bepalingen betreffende de vorm waarin kredietovereenkomsten moeten worden opgesteld. |
37 |
Terwijl het begrip „papieren drager” in die richtlijn niet wordt gedefinieerd, bepaalt deze laatste in artikel 3, onder m), dat onder „duurzame drager” wordt verstaan ieder hulpmiddel dat de consument in staat stelt persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt. |
38 |
Uit de bewoordingen van artikel 10, lid 1, van richtlijn 2008/48 volgt dat het begrip „papieren drager” verwijst naar de drager waarop de kredietovereenkomst wordt opgesteld, zonder dat ondertekening van een dergelijke drager wordt vereist. Thans wenst de verwijzende rechterlijke instantie meer in het bijzonder te vernemen of die richtlijn eraan in de weg staat dat een lidstaat dat vereiste in zijn nationale voorschriften opneemt. |
39 |
In dit verband zij in herinnering gebracht dat volgens de bewoordingen van artikel 10, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2008/48, dat artikel van toepassing is onverminderd nationale voorschriften inzake de geldigheid van het sluiten van kredietovereenkomsten, mits deze voorschriften overeenstemmen met het gemeenschapsrecht. |
40 |
Het vereiste van ondertekening van een op papier opgestelde kredietovereenkomst door partijen, dat blijkens onder meer punt 26 van het onderhavige arrest volgens het in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale recht een voorwaarde is voor geldigheid van de overeenkomst, valt onder een voorschrift inzake de geldigheid van het sluiten van kredietovereenkomsten in de zin van voormelde bepaling van richtlijn 2008/48. |
41 |
Noch richtlijn 2008/48, die ertoe strekt, ter zake van het consumentenkrediet op een aantal kerngebieden een volledige, dwingende harmonisatie tot stand te brengen die nodig is om te waarborgen dat alle consumenten in de Unie een grondige en gelijkwaardige bescherming van hun belangen genieten en om de totstandkoming van een goed functionerende interne markt voor consumentenkrediet te vergemakkelijken (zie in die zin arresten van 27 maart 2014, LCL Le Crédit Lyonnais, C‑565/12, EU:C:2014:190, punt 42; van 18 december 2014, CA Consumer Finance, C‑449/13, EU:C:2014:2464, punt 21, en van 21 april 2016, Radlinger en Radlingerová, C‑377/14, EU:C:2016:283, punt 61), noch het recht van de Unie in het algemeen verzet zich tegen dat vereiste. |
42 |
Wat in de derde plaats de vraag betreft of dat in de nationale wetgeving gestelde vereiste van ondertekening kan gelden voor alle onderdelen van dergelijke overeenkomsten, moet worden opgemerkt dat de overeenkomstig artikel 10, lid 1, van richtlijn 2008/48 op papier of op een andere duurzame drager opgestelde „kredietovereenkomst” in de zin van artikel 3, onder c), van die richtlijn, duidelijk en nauwkeurig de in artikel 10, lid 2, van die richtlijn genoemde gegevens moet vermelden. |
43 |
Zoals de advocaat-generaal in punt 35 van haar conclusie opmerkt, moeten al die gegevens dus verplicht in een dergelijke overeenkomst worden opgenomen. |
44 |
Hieruit volgt dat wanneer een lidstaat in zijn nationale wetgeving bepaalt dat het vereiste van ondertekening geldt voor alle onderdelen van die overeenkomst – het is aan de nationale rechter om dit te verifiëren – noch richtlijn 2008/48 noch het recht van de Unie in het algemeen zich tegen dat vereiste verzet. |
45 |
Gelet op het voorgaande moeten de eerste en de tweede vraag aldus worden beantwoord dat artikel 10, leden 1 en 2, van richtlijn 2008/48, gelezen in samenhang met artikel 3, onder m), van die richtlijn, aldus moet worden uitgelegd dat:
|
Derde en vierde vraag
46 |
Met zijn derde en zijn vierde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechterlijke instantie in hoofdzaak te vernemen of artikel 10, lid 2, onder h), van richtlijn 2008/48 aldus moet worden uitgelegd dat de kredietovereenkomst iedere door de consument te verrichten betaling met vermelding van een nauwkeurige datum moet aangeven, of dat daartoe kan worden volstaan met een algemene verwijzing in die overeenkomst aan de hand waarvan de data van die betalingen kunnen worden vastgesteld. |
47 |
In dit verband zij in herinnering gebracht dat volgens die bepaling de kredietovereenkomst op duidelijke en beknopte wijze het bedrag, het aantal en de frequentie van de door de consument te verrichten betalingen, en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing, dient te vermelden. |
48 |
Zoals de advocaat-generaal in punt 55 van haar conclusie heeft opgemerkt, heeft die bepaling tot doel, te waarborgen dat de consument weet op welke datum iedere betaling opeisbaar is. |
49 |
Wanneer de consument aan de hand van de voorwaarden van die overeenkomst zonder problemen met zekerheid kan weten op welke data hij moet betalen, wordt derhalve aan dat doel voldaan. |
50 |
In die omstandigheden moet op de derde en de vierde vraag worden geantwoord dat artikel 10, lid 2, onder h), van richtlijn 2008/48 aldus moet worden uitgelegd dat de kredietovereenkomst niet iedere door de consument te verrichten betaling met vermelding van een nauwkeurige datum hoeft aan te geven, mits de consument aan de hand van de voorwaarden van die overeenkomst zonder problemen met zekerheid kan weten op welke data hij moet betalen. |
Vijfde en zesde vraag
51 |
Met zijn vijfde en zijn zesde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechterlijke instantie in hoofdzaak te vernemen of artikel 10, lid 2, onder h) en i), van richtlijn 2008/48 aldus moet worden uitgelegd dat de kredietovereenkomst met een vaste looptijd waarbij het kapitaal wordt afgelost door achtereenvolgende betalingen, in de vorm van een aflossingstabel moet preciseren, met welk deel van iedere betaling het kapitaal zal worden afgelost, en, bij een ontkennend antwoord op deze vraag, of gelet op artikel 22, lid 1, van die richtlijn, die bepalingen zich ertegen verzetten dat een lidstaat die verplichting in zijn nationale wetgeving opneemt. |
52 |
Om die vragen te beantwoorden moet worden opgemerkt dat, zoals in punt 47 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht, de kredietovereenkomst volgens artikel 10, lid 2, onder h), van die richtlijn enkel dient te vermelden het bedrag, het aantal en de frequentie van de door de consument te verrichten betalingen, en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing. |
53 |
Uit artikel 10, lid 2, onder i), en lid 3, van die richtlijn volgt dat de kredietgever enkel op verzoek van de consument op enig ogenblik tijdens de loop van de overeenkomst gratis een overzicht van de rekening in de vorm van een aflossingstabel hoeft te verstrekken. |
54 |
Gelet op de duidelijke bewoordingen van die bepalingen moet worden vastgesteld dat richtlijn 2008/48 niet de verplichting oplegt, een dergelijk overzicht in de vorm van een aflossingstabel in de kredietovereenkomst op te nemen. |
55 |
Aangaande de mogelijkheid voor de lidstaten om een dergelijke verplichting in hun nationale wetgeving op te nemen, moet worden beklemtoond dat de lidstaten voor onder het toepassingsgebied van richtlijn 2008/48 vallende overeenkomsten geen verplichtingen voor partijen bij de overeenkomst die niet in die richtlijn zijn voorzien mogen vaststellen, wanneer deze laatste ter zake van die verplichtingen geharmoniseerde bepalingen bevat (zie naar analogie arrest van 12 juli 2012, SC Volksbank România, C‑602/10, EU:C:2012:443, punten 63 en 64). |
56 |
Vastgesteld moet worden dat artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48 in een dergelijke harmonisatie voorziet voor de gegevens die verplicht in de kredietovereenkomst moeten worden opgenomen. |
57 |
Volgens artikel 10, lid 2, onder u), van die richtlijn moet de kredietovereenkomst in voorkomend geval weliswaar duidelijk en beknopt de overige contractvoorwaarden vermelden, maar die bepaling strekt ertoe de verplichting in te voeren, in de – op papier of op een andere duurzame drager opgestelde – overeenkomst ieder beding of iedere verplichting op te nemen die tussen partijen in het kader van hun contractuele betrekking aangaande het krediet is overeengekomen. |
58 |
Die bepaling kan echter niet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten op grond ervan in hun nationale wetgeving de verplichting mogen opnemen, in een kredietovereenkomst andere dan de in artikel 10, lid 2, van genoemde richtlijn opgesomde informatie op te nemen. |
59 |
Op de vijfde en de zesde vraag moet dus worden geantwoord dat artikel 10, lid 2, onder h) en i), van richtlijn 2008/48 aldus moet worden uitgelegd dat de kredietovereenkomst met een vaste looptijd waarbij het kapitaal wordt afgelost door achtereenvolgende betalingen, niet in de vorm van een aflossingstabel hoeft te preciseren, met welk deel van iedere betaling het kapitaal zal worden afgelost. Die bepalingen, gelezen in samenhang met artikel 22, lid 1, van die richtlijn, verzetten zich ertegen dat een lidstaat die verplichting in zijn nationale wetgeving opneemt. |
Zevende vraag
60 |
Met haar zevende vraag wenst de verwijzende rechterlijke instantie in hoofdzaak te vernemen of artikel 23 van richtlijn 2008/48 aldus moet worden uitgelegd dat het niet belet dat een lidstaat in zijn nationale wetgeving bepaalt dat ingeval een kredietovereenkomst niet alle in artikel 10, lid 2, van die richtlijn opgesomde informatie vermeldt, het krediet wordt geacht te zijn verleend zonder rente en kosten. |
61 |
In dit verband zij meteen in herinnering gebracht dat de lidstaten volgens artikel 23 van richtlijn 2008/48 de regels vaststellen inzake de sancties die gelden voor inbreuken op de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, en de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast. |
62 |
Uit overweging 47 van die richtlijn volgt echter dat hoewel de keuze van de sancties bij de lidstaten blijft berusten, de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend moete zijn (zie in die zin arrest van 27 maart 2014, LCL Le Crédit Lyonnais, C‑565/12, EU:C:2014:190, punt 43). |
63 |
Het Hof heeft reeds geoordeeld dat de strengheid van de sancties in verhouding dient te staan tot de ernst van de strafbaar gestelde feiten, met name door te verzekeren dat deze sancties een reële afschrikkende werking hebben, waarbij eveneens het algemene evenredigheidsbeginsel in acht dient te worden genomen (zie arrest van 27 maart 2014, LCL Le Crédit Lyonnais, C‑565/12, EU:C:2014:190, punt 45en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
64 |
Op dit punt heeft het Hof in het arrest van 27 maart 2014, LCL Le Crédit Lyonnais (C‑565/12, EU:C:2014:190), reeds beoordeeld of deze beperkingen die gelden voor de door een lidstaat vastgestelde sanctieregeling in acht waren genomen, in het betrokken geval voor wat betreft de sanctie van – in beginsel volledig – verval van het recht van de kredietverlener op rente in geval van schending van de in artikel 8 van richtlijn 2008/48 neergelegde precontractuele verplichting van de kredietgever om de kredietwaardigheid van de consument te beoordelen. |
65 |
Gelet op het belang van het doel – de bescherming van de consument – dat verbonden is aan de verplichting van de kredietgever, de kredietwaardigheid van de kredietnemer te beoordelen, heeft het Hof verklaard dat indien de sanctie van het verlies van het recht op rente zou worden afgezwakt, of zelfs zonder meer teniet zou worden gedaan, daaruit noodzakelijkerwijs zou voortvloeien dat deze sanctie geen reële afschrikkende werking heeft (zie in die zin arrest van 27 maart 2014, LCL Le Crédit Lyonnais, C‑565/12, EU:C:2014:190, punten 52 en 53). |
66 |
Aangaande het verzuim om in een kredietovereenkomst bepaalde informatie op te nemen over de terugbetalingsvoorwaarden en de met het krediet verbonden kosten, heeft het Hof voorts geoordeeld dat gelet op het doel van richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (PB 1987, L 42, blz. 48), zoals gewijzigd bij richtlijn 98/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 (PB 1998, L 101, blz. 17) (hierna: „richtlijn 87/102”), de consument te beschermen tegen oneerlijke kredietvoorwaarden, en om ervoor te zorgen dat deze volledig kennis neemt van de voorwaarden van de toekomstige uitvoering van de aangegane overeenkomst bij het sluiten daarvan, artikel 4 van voormelde richtlijn voorschreef dat de kredietnemer beschikte over alle gegevens die de omvang van de door hem aangegane verbintenis konden beïnvloeden (zie arrest van 9 juli 2015, Bucura, C‑348/14, niet gepubliceerd, EU:C:2015:447, punt 57). |
67 |
Zo is in de context van richtlijn 87/102 geoordeeld dat de vermelding van het jaarlijks kostenpercentage in de kredietovereenkomst van essentieel belang is, onder meer omdat de consument aan de hand daarvan kan beoordelen waartoe hij zich verbindt (zie in die zin beschikking van 16 november 2010, Pohotovosť, C‑76/10, EU:C:2010:685, punten 70 en 71). |
68 |
Richtlijn 87/102 is aldus uitgelegd dat de nationale rechter op grond daarvan de bepalingen tot omzetting in nationaal recht van artikel 4 van eerstgenoemde richtlijn, volgens welke het ontbreken van de vermelding van het jaarlijks kostenpercentage in een consumentenkredietovereenkomst ertoe leidde dat het krediet werd geacht rente- en kostenvrij te zijn verstrekt, ambtshalve kon toepassen (zie in die zin beschikking van 16 november 2010, Pohotovosť, C‑76/10, EU:C:2010:685, punt 76). |
69 |
Gelet op de rechtspraak die in de punten 63 tot en met 68 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht, moet worden geconstateerd dat wanneer de kredietgever in de context van richtlijn 2008/48 een verplichting van essentieel belang niet nakomt, hij daarvoor overeenkomstig de nationale voorschriften kan worden bestraft doordat zijn recht op vergoeding van rente en kosten vervalt. |
70 |
De verplichting om in de kredietovereenkomst onder meer gegevens te vermelden als het jaarlijks kostenpercentage, bedoeld in artikel 10, lid 2, onder g), van richtlijn 2008/48, het aantal en de frequentie van de te verrichten betalingen, als vermeld in artikel 10, lid 2, onder h), van die richtlijn, alsook, in voorkomend geval, notariskosten en gevraagde zekerheden en verzekeringen, zoals bepaald in artikel 10, lid 2, onder n) en o), van genoemde richtlijn, vormt een dergelijke verplichting van essentieel belang. |
71 |
Aangezien het verzuim om die gegevens in de kredietovereenkomst te vermelden ertoe kan leiden dat de consument niet kan beoordelen waartoe hij zich heeft verbonden, moet de sanctie die erin bestaat dat de kredietgever geen recht heeft op vergoeding van rente en kosten, zoals bepaald in de nationale wetgeving, worden beschouwd als evenredig in de zin van artikel 23 van richtlijn 2008/48 en de in punt 63 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte rechtspraak. |
72 |
Bij niet-vermelding van gegevens – onder die bedoeld in artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48 – die naar hun aard het vermogen van de consument om te beoordelen waartoe hij zich heeft verbonden niet ongunstig beïnvloeden, zoals onder meer de naam en het adres van de bevoegde toezichthoudende autoriteit bedoeld in artikel 10, lid 2, onder v), van die richtlijn, kan de toepassing, overeenkomstig de nationale wetgeving, van een dergelijke sanctie met ernstige gevolgen voor de kredietgever echter niet evenredig worden geacht. |
73 |
Mitsdien moet op de zevende vraag worden geantwoord dat artikel 23 van richtlijn 2008/48 aldus moet worden uitgelegd dat het niet belet dat een lidstaat in zijn nationale wetgeving bepaalt dat ingeval een kredietovereenkomst niet alle in artikel 10, lid 2, van die richtlijn opgesomde informatie vermeldt, het krediet wordt geacht te zijn verleend zonder rente en kosten, mits het gaat om een gegeven dat ertoe kan leiden dat de consument niet kan beoordelen waartoe hij zich heeft verbonden. |
Kosten
74 |
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. |
Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht: |
|
|
|
|
ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Slowaaks.