EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018AR3596

Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het grensoverschrijdend mechanisme

COR 2018/03596

PB C 86 van 7.3.2019, p. 165–172 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 86/165


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het grensoverschrijdend mechanisme

(2019/C 86/10)

Rapporteur:

Bouke ARENDS (NL/PSE), wethouder van de gemeente Emmen

Referentiedocument:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een mechanisme om juridische en administratieve belemmeringen in een grensoverschrijdende context uit de weg te ruimen

COM(2018) 373 final

I.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

Wijzigingsvoorstel 1

Overweging 12

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Juridische belemmeringen hebben voornamelijk gevolgen voor personen die actief zijn langs landgrenzen, aangezien zij dagelijks of wekelijks de grens oversteken. Teneinde het effect van deze verordening te richten op de regio’s die het dichtst bij grenzen liggen en die het hoogste niveau van integratie en interactie tussen naburige lidstaten hebben, moet deze verordening van toepassing zijn op grensoverschrijdende regio’s in de zin van het grondgebied dat wordt bestreken door naburige aan landgrenzen gelegen regio’s in twee of meer lidstaten op NUTS-niveau 3 (1). Dit mag de lidstaten niet beletten het mechanisme ook toe te passen op andere zee- en buitengrenzen dan deze met EVA-landen.

Teneinde het effect van deze verordening te richten op de regio’s die het dichtst bij grenzen liggen en die het hoogste niveau van integratie en interactie tussen naburige lidstaten hebben, moet deze verordening van toepassing zijn op naburige aan land- en zee grenzen gelegen regio’s in twee of meer lidstaten op NUTS-niveau 2 en 3 (1). Dit mag de lidstaten niet beletten het mechanisme ook toe te passen op andere zee- en buitengrenzen dan deze met EVA-landen.

Motivering

De verordening moet ook van toepassing zijn op zeegrenzen. Verder moeten ook de NUTS 2-regio’s worden toegevoegd, om een beoordeling mogelijk te maken van het meest geschikte niveau van NUTS-regio’s voor het mechanisme om juridische/administratieve belemmeringen in een grensoverschrijdende context uit de weg te ruimen.

Wijzigingsvoorstel 2

Artikel 3 — Definities

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„grensoverschrijdende regio”: grondgebied dat wordt bestreken door naburige aan landgrenzen gelegen regio’s in twee of meer lidstaten op NUTS-niveau 3;

1.

„grensoverschrijdende regio”: grondgebied dat wordt bestreken door naburige aan landgrenzen of in aan zeegrenzen gelegen grensoverschrijdende regio’s in twee of meer lidstaten of in één of meer lidstaten en één of meer derde landen op NUTS-niveau 2 en 3;

2.

„gezamenlijk project”: eender welke infrastructuurvoorziening die een effect op een bepaalde grensoverschrijdende regio heeft of eender welke dienst van algemeen economisch belang die in een bepaalde grensoverschrijdende regio wordt verleend;

2.

„gezamenlijk project”: eender welke infrastructuurvoorziening die een effect op een bepaalde grensoverschrijdende regio heeft of eender welke dienst van algemeen economisch belang die in een bepaalde grensoverschrijdende regio wordt verleend , ongeacht of dit effect aan weerszijden of aan één zijde van de grens plaats heeft ;

3.

„wettelijke bepaling”: eender welke wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling, regel of administratieve procedure die van toepassing is op een gezamenlijk project, al dan niet vastgesteld of uitgevoerd door een wetgevend of uitvoerend orgaan;

3.

„wettelijke bepaling”: eender welke wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling, regel of administratieve procedure die van toepassing is op een gezamenlijk project, al dan niet vastgesteld of uitgevoerd door een wetgevend of uitvoerend orgaan;

4.

„juridische belemmering”: eender welke wettelijke bepaling met betrekking tot de planning, de ontwikkeling, het personeel, de financiering of de werking van een gezamenlijk project die het inherente potentieel van een grensregio bij grensoverschrijdende interactie belemmert;

4.

„juridische belemmering”: eender welke wettelijke bepaling met betrekking tot de planning, de ontwikkeling, het personeel, de financiering of de werking van een gezamenlijk project die het inherente potentieel van een grensregio bij grensoverschrijdende interactie belemmert;

5.

„initiatiefnemer”: actor die de juridische belemmering vaststelt en het mechanisme in werking stelt door een opstartdocument in te dienen;

5.

„initiatiefnemer”: actor die de juridische belemmering vaststelt en het mechanisme in werking stelt door een opstartdocument in te dienen;

6.

„opstartdocument”: door een of meer initiatiefnemers opgesteld document om het mechanisme in werking te stellen;

6.

„opstartdocument”: door een of meer initiatiefnemers opgesteld document om het mechanisme in werking te stellen;

7.

„zich verbindende lidstaat”: lidstaat op het grondgebied waarvan uit hoofde van een bepaalde Europese grensoverschrijdende verbintenis („de verbintenis”) of een bepaalde Europese grensoverschrijdende verklaring („de verklaring”) een of meer wettelijke bepalingen van een overdragende lidstaat van toepassing zal of zullen zijn, of waar, bij ontstentenis van een passende wettelijke bepaling, een juridische oplossing op ad-hocgrondslag wordt vastgesteld.

7.

„zich verbindende lidstaat”: lidstaat op het grondgebied waarvan uit hoofde van een bepaalde Europese grensoverschrijdende verbintenis („de verbintenis”) of een bepaalde Europese grensoverschrijdende verklaring („de verklaring”) een of meer wettelijke bepalingen van een overdragende lidstaat van toepassing zal of zullen zijn, of waar, bij ontstentenis van een passende wettelijke bepaling, een juridische oplossing op ad-hocgrondslag wordt vastgesteld.

8.

„overdragende lidstaat”: lidstaat waarvan uit hoofde van een bepaalde verbintenis of verklaring de wettelijke bepalingen van toepassing zullen zijn in de zich verbindende lidstaat;

8.

„overdragende lidstaat”: lidstaat waarvan uit hoofde van een bepaalde verbintenis of verklaring de wettelijke bepalingen van toepassing zullen zijn in de zich verbindende lidstaat;

9.

„bevoegde zich verbindende instantie”: instantie in de zich verbindende lidstaat die bevoegd is om te aanvaarden dat uit hoofde van een bepaalde verbintenis de wettelijke bepalingen van de overdragende lidstaat op het grondgebied van de zich verbindende lidstaat worden toegepast, of, in het geval van een verklaring, om zich ertoe te verbinden de voor een afwijking van de binnenlandse wettelijke bepalingen vereiste wetgevingsprocedure in te leiden;

9.

„bevoegde zich verbindende instantie”: instantie in de zich verbindende lidstaat die bevoegd is om te aanvaarden dat uit hoofde van een bepaalde verbintenis de wettelijke bepalingen van de overdragende lidstaat op het grondgebied van de zich verbindende lidstaat worden toegepast, of, in het geval van een verklaring, om zich ertoe te verbinden de voor een afwijking van de binnenlandse wettelijke bepalingen vereiste wetgevingsprocedure in te leiden;

10.

„bevoegde overdragende instantie”: instantie in de overdragende lidstaat die bevoegd is voor de vaststelling van de wettelijke bepalingen die van toepassing zullen zijn in de zich verbindende lidstaat of voor de toepassing ervan op het eigen grondgebied, dan wel voor beide;

10.

„bevoegde overdragende instantie”: instantie in de overdragende lidstaat die bevoegd is voor de vaststelling van de wettelijke bepalingen die van toepassing zullen zijn in de zich verbindende lidstaat of voor de toepassing ervan op het eigen grondgebied, dan wel voor beide;

11.

„toepassingsgebied”: gebied in de zich verbindende lidstaat waar de wettelijke bepaling van de overdragende lidstaat of een juridische oplossing op ad-hocgrondslag van toepassing is.

11.

„toepassingsgebied”: gebied in de zich verbindende lidstaat waar de wettelijke bepaling van de overdragende lidstaat of een juridische oplossing op ad-hocgrondslag van toepassing is.

Motivering

Toevoeging zeegrenzen conform artikel 4 van de verordening om helderheid te scheppen over de geografische scope.

Een gezamenlijk project doet vermoeden dat een project ook daadwerkelijk op het grondgebied van de betrokken NUTS 3 regio’s plaatsvindt, doch een uitwerking van een gezamenlijk project kan ook slechts op het grondgebied van één regio of gemeente effect hebben.

Wijzigingsvoorstel 3

Artikel 4 — Mogelijkheden van de lidstaten om juridische belemmeringen uit de weg te ruimen

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   De lidstaten kiezen ofwel voor het mechanisme, ofwel voor bestaande wijzen om ten aanzien van een specifieke grens met een of meer naburige lidstaten juridische belemmeringen voor de uitvoering van een gezamenlijk project in grensoverschrijdende regio’s uit de weg te ruimen.

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kiezen ofwel voor het mechanisme, ofwel voor bestaande wijzen om ten aanzien van een of meer naburige lidstaten juridische belemmeringen voor de uitvoering van een gezamenlijk project in grensoverschrijdende regio’s uit de weg te ruimen.

2.   Een lidstaat kan ook besluiten om ten aanzien van een specifieke grens met een of meer naburige lidstaten toe te treden tot een bestaande effectieve regeling die formeel of informeel door een of meer naburige lidstaten is ingesteld.

2.    De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan ook besluiten om ten aanzien van een gezamenlijk project in grens regio’s met een of meer naburige lidstaten toe te treden tot een bestaande effectieve regeling die formeel of informeel door een of meer naburige lidstaten is ingesteld.

3.   De lidstaten kunnen het mechanisme ook gebruiken in aan zeegrenzen gelegen grensoverschrijdende regio’s of in grensoverschrijdende regio’s van één of meer lidstaten en één of meer derde landen of een of meer landen of gebieden overzee.

3.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen het mechanisme ook gebruiken in aan interne of externe zeegrenzen gelegen grensoverschrijdende regio’s. De lidstaten kunnen tevens het mechanisme inzetten in grensoverschrijdende regio’s van één of meer lidstaten voor een gezamenlijk project met één of meer derde landen of gebieden overzee.

4.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de uit hoofde van dit artikel genomen besluiten.

4.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de uit hoofde van dit artikel genomen besluiten.

Motivering

Artikel vier blijkt in verschillende taalversies tot onduidelijkheid te leiden. De wettekst kan in sommige taalversies geïnterpreteerd worden alsof een lidstaat een andere lidstaat nodig heeft om het grensmechanisme toe te passen met een derde land. Hoewel de Engelse versie leidend is, is het beter om tot een tekst te komen die in alle talen duidelijkheid schept dat een EU-lidstaat het grensmechanisme één-op-één met een aangrenzend derde land voor een gezamenlijk project kan toepassen, zonder betrokkenheid van een tweede EU-lidstaat.

Het is noodzakelijk te bepalen dat regio’s met wetgevende bevoegdheden het mechanisme kunnen opzetten en toepassen zonder afhankelijk te zijn van de wil van de lidstaat waartoe zij behoren, wanneer er juridische belemmeringen bestaan die van invloed zijn op aangelegenheden die onder de regionale wetgevende bevoegdheid vallen.

In de context van het gebruik van het mechanisme moet ook uitdrukkelijk worden verwezen naar de externe en interne zeegrenzen.

Wijzigingsvoorstel 4

Artikel 5 — Grensoverschrijdende coördinatiepunten

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   Wanneer een lidstaat voor het mechanisme kiest, richt zij op een van de volgende wijzen een of meer grensoverschrijdende coördinatiepunten op:

1.   Wanneer de bevoegde autoriteit van een lidstaat voor het mechanisme kiest, richt zij op een van de volgende wijzen een of meer grensoverschrijdende coördinatiepunten op:

a)

aanwijzen op nationaal en/of regionaal niveau van een grensoverschrijdend coördinatiepunt als afzonderlijk orgaan;

a)

aanwijzen op nationaal en/of regionaal niveau van een grensoverschrijdend coördinatiepunt als afzonderlijk orgaan;

b)

oprichten van een grensoverschrijdend coördinatiepunt binnen een bestaande instantie of bestaand orgaan, op nationaal of regionaal niveau;

b)

oprichten van een grensoverschrijdend coördinatiepunt binnen een bestaande instantie of bestaand orgaan, op nationaal of regionaal niveau;

c)

toevertrouwen van de extra taken van een nationaal of regionaal grensoverschrijdend coördinatiepunt aan een passende instantie of passend orgaan.

c)

toevertrouwen van de extra taken van een nationaal of regionaal grensoverschrijdend coördinatiepunt aan een passende instantie of passend orgaan.

2.   Zich verbindende lidstaten en overdragende lidstaten stellen ook vast:

2.    De bevoegde autoriteiten van zich verbindende lidstaten en overdragende lidstaten stellen ook vast:

a)

of het het grensoverschrijdende coördinatiepunt dan wel een bevoegde zich verbindende/overdragende instantie is die een verbintenis kan sluiten en ondertekenen, en kan besluiten dat van de toepasselijke nationale wetgeving wordt afgeweken met ingang van de datum van inwerkingtreding van die verbintenis, dan wel

a)

of het het grensoverschrijdende coördinatiepunt dan wel een bevoegde zich verbindende/overdragende instantie is die een verbintenis kan sluiten en ondertekenen, en kan besluiten dat van de toepasselijke nationale wetgeving wordt afgeweken met ingang van de datum van inwerkingtreding van die verbintenis, dan wel

b)

of het het grensoverschrijdende coördinatiepunt dan wel een bevoegde zich verbindende/overdragende instantie is die een verklaring kan ondertekenen, en daarin formeel kan verklaren dat de bevoegde zich verbindende instantie het nodige zal doen opdat binnen een bepaalde termijn wetgevende of andere handelingen worden vastgesteld door de bevoegde wetgevende organen in die lidstaat.

b)

of het het grensoverschrijdende coördinatiepunt dan wel een bevoegde zich verbindende/overdragende instantie is die een verklaring kan ondertekenen, en daarin formeel kan verklaren dat de bevoegde zich verbindende instantie het nodige zal doen opdat binnen een bepaalde termijn wetgevende of andere handelingen worden vastgesteld door de bevoegde wetgevende organen in die lidstaat.

3.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de datum van toepassing van deze verordening in kennis van de aangewezen grensoverschrijdende coördinatiepunten.

3.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de datum van toepassing van deze verordening in kennis van de aangewezen grensoverschrijdende coördinatiepunten.

Motivering

Regio’s met wetgevende bevoegdheden moeten de mogelijkheid krijgen om het mechanisme op te zetten en toe te passen, en de regio’s moeten hun eigen regionale grensoverschrijdende coördinatiepunten oprichten.

Wijzigingsvoorstel 5

Artikel 7 — Coördinatietaken van de Commissie

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.   De Commissie vervult de volgende coördinatietaken:

1.   De Commissie vervult de volgende coördinatietaken:

a)

contact onderhouden met de grensoverschrijdende coördinatiepunten;

a)

contact onderhouden met de grensoverschrijdende coördinatiepunten;

b)

een lijst van alle nationale en regionale grensoverschrijdende coördinatiepunten bekendmaken en actualiseren;

b)

een lijst van alle nationale en regionale grensoverschrijdende coördinatiepunten bekendmaken en actualiseren;

c)

een databank van alle verbintenissen en verklaringen opzetten en beheren.

c)

een databank van alle verbintenissen en verklaringen opzetten en beheren;

 

d)

een communicatiestrategie opstellen ter ondersteuning van: i) de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden, ii) de praktische invulling van de thematische reikwijdte van de verordening; iii) nadere toelichting van de procedure om tot een verbintenis of verklaring te komen.

2.   De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast betreffende de werking van de in lid 1, onder c), bedoelde databank en betreffende de formulieren die moeten worden gebruikt wanneer grensoverschrijdende coördinatiepunten informatie over de uitvoering en het gebruik van het mechanisme indienen. Deze uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.   De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast betreffende de werking van de in lid 1, onder c), bedoelde databank en betreffende de formulieren die moeten worden gebruikt wanneer grensoverschrijdende coördinatiepunten informatie over de uitvoering en het gebruik van het mechanisme indienen. Deze uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Motivering

De uitvoering van de verordening dient gepaard te gaan met een heldere en praktische informatiecampagne om de toepassing voor betrokkenen te vergemakkelijken.

Wijzigingsvoorstel 6

Artikel 25 — Rapportage

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Artikel 25

Artikel 25

Rapportage

Evaluatie

Uiterlijk op dd mm jjjj [de eerste dag van de maand volgende op die van de inwerkingtreding van deze verordening + vijf jaar; in te vullen door het Publicatiebureau] dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Comité van de Regio’s een verslag in waarin zij de toepassing van deze verordening beoordeelt op basis van indicatoren met betrekking tot de effectiviteit, de efficiëntie, de relevantie, de Europese toegevoegde waarde en de mogelijkheden voor vereenvoudiging ervan.

1.    Uiterlijk op dd mm jjjj [de eerste dag van de maand volgende op die van de inwerkingtreding van deze verordening + vijf jaar; in te vullen door het Publicatiebureau] dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Comité van de Regio’s een verslag in waarin zij de toepassing van deze verordening beoordeelt op basis van indicatoren met betrekking tot de effectiviteit, de efficiëntie, de relevantie, de Europese toegevoegde waarde en de mogelijkheden voor vereenvoudiging ervan. Het verslag besteedt specifiek aandacht aan de geografische scope en de thematische reikwijdte van de verordening.

 

2.     Het verslag komt tot stand na een openbare consultatie van de verschillende betrokkenen, waaronder lokale en regionale autoriteiten.

Motivering

De Commissie heeft NUTS3 gekozen tot het geografische gebied voor de toepassing van de verordening. Mogelijk wordt de effectiviteit van de verordening vergroot door de geografische scope te verruimen. De evaluatie moet hier meer duidelijkheid over scheppen.

De Commissie kiest wat betreft de thematische toepassing in haar voorstel voor infrastructuur en diensten van algemeen economisch belang. Geëvalueerd moet worden of niet meer beleidsvelden onder de scope van de verordening kunnen vallen.

II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

Algemene opmerkingen

1.

waardeert de huidige inspanningen van de Europese Commissie om concreet werk te maken van het beter benutten van het potentieel van de grensregio’s en bijdragen aan het mogelijk maken van groei en duurzame ontwikkeling;

2.

constateert dat er op dit moment geen uniform Europees wettelijke bepaling is om juridische en administratieve knelpunten langs de grenzen te slechten, doch slechts enkele regionale mechanismen zoals de Benelux Unie en de Noordse Raad. Stemt daarom in met het voorstel voor een verordening, omdat hiermee voor alle binnen- en buitengrenzen een eenduidig aanvullend rechtsinstrument geschapen wordt, waardoor in de hele EU volgens eenzelfde procedure knelpunten kunnen worden aangepakt;

3.

bedankt de Commissie ervoor dat aanbevelingen uit eerdere adviezen van het CvdR ten aanzien van grensobstakels ter harte zijn genomen, in het bijzonder het advies over de Mededeling „Groei en cohesie stimuleren in grensregio’s van de EU”;

4.

herinnert eraan dat de EU 40 interne landgrensregio’s heeft, die 40 % van het grondgebied van de Unie en 30 % van de EU-bevolking vertegenwoordigen, en benadrukt dat de juridische en administratieve belemmeringen uit de weg moeten worden geruimd en de weg- en spoorverbindingen moeten worden verbeterd, zodat de samenwerking in EU-grensregio’s en de Europese integratie kan worden versterkt en regionale groei gestimuleerd;

5.

benadrukt dat momenteel veranderingen op belangrijke nationale beleidsgebieden het ten volle benutten van de vrijheden van de interne markt belemmeren: in het geval slechts 20 % van de bestaande obstakels worden weggenomen, kan dit leiden tot een stijging van 2 % van het bbp en een groei van meer dan een miljoen banen;

6.

acht het van essentieel belang dat ook de zeegrenzen worden opgenomen in de verordening, om duidelijk te maken dat het geografische toepassingsgebied niet beperkt is tot de landgrenzen;

7.

wijst erop dat deze verordening ook van toepassing moet zijn op NUTS 2-regio’s, om in verschillende omstandigheden een beoordeling mogelijk te maken van het meest geschikte niveau van NUTS-regio’s voor het mechanisme om juridische/administratieve belemmeringen in een grensoverschrijdende context uit de weg te ruimen;

8.

wijst erop dat heel wat regio’s met externe land- of zeegrenzen kampen met problemen die het grensmechanisme kan helpen oplossen;

9.

ziet het instrument van groot belang voor het stimuleren van de lokale samenwerking in grensregio’s, de sociaal-culturele ontwikkeling van deze regio’s, het Europees burgerschap en het draagvlak voor de EU. In deze regio’s worden bij uitstek de Europese gedachte en de gemeenschappelijke waarden zichtbaar gemaakt. Het ECBM kan dit versterken;

Bottom-up-initiatief en vrijwilligheid

10.

is verheugd dat het mechanisme een middel biedt voor grensregio’s om het initiatief te nemen, een dialoog en procedure te starten over geconstateerde juridische en administratieve knelpunten bij zaken als de aanleg van grensoverschrijdende infrastructuur, de toepassing van wettelijke kaders voor het verlenen van diensten en de werking van hulpdiensten;

11.

is ingenomen dat het voorstel als bottom-up-rechtsinstrument projecten voor grensoverschrijdende samenwerking doeltreffend kan ondersteunen door decentrale overheden in staat te stellen de regelgeving van een lidstaat toe te passen op het grondgebied van een andere grenslidstaat, op een vooraf gedefinieerd grondgebied, voor een specifiek project;

12.

is het eens met de Commissie dat er al verschillende effectieve mechanismen bestaan, zoals de Noordse Raad en de Benelux Unie, en ziet het ECBM als een goede aanvulling op de bestaande mechanismen en oplossingen van en tussen lidstaten. Het Comité vraagt wel nadere uitleg hoe het ECBM in praktische zin toegepast kan worden naast reeds bestaande mechanismen.

13.

erkent de meerwaarde van de vrijwilligheid om het instrument toe te passen op een specifiek project, waardoor gemotiveerd gekozen wordt voor het meest passende instrument: ofwel het EU mechanisme ofwel een ander, bestaand bilateraal instrument om wettelijke obstakels op te lossen die de uitvoering van een gezamenlijk project in grensoverschrijdende situaties belemmeren;

14.

verzoekt de Commissie te bepalen dat regio’s met wetgevende bevoegdheden ervoor kunnen kiezen het mechanisme op te zetten en toe te passen om in aanmerking te komen voor een overdracht van wettelijke bepalingen door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat, wanneer er juridische belemmeringen zijn voor aangelegenheden waarvoor de wetgevende bevoegdheid bij het regionale niveau ligt. Ook vraagt het dat de regio’s in ieder geval zelf hun eigen regionale grensoverschrijdende coördinatiepunten oprichten;

15.

pleit tegelijkertijd voor de toepassing van geharmoniseerde bepalingen die kunnen worden gebruikt om nieuwe financieringsmechanismen van de EU ter ondersteuning van de samenwerking tussen grensregio’s in te voeren;

Reikwijdte

16.

ziet de noodzaak voor de gebiedsbegrenzing van de verordening die de Commissie moet stellen, maar uit daarbij de zorg over de beperking van de toepassing van de verordening tot het NUTS3-gebied en vraagt daarom om een evaluatie vijf jaar na inwerkingtreding van zowel het geografische als thematische toepassingsgebied;

17.

vraagt de Commissie om verheldering over de in aanmerking komende gezamenlijke projecten en de afbakening van infrastructurele projecten en diensten van algemeen economisch belang. Wijst de Commissie hierbij op de onduidelijkheid die soms op lokaal en regionaal niveau bestaat wat diensten van algemeen economisch belang inhouden. Biedt aan om door middel van cases en voorbeelden samen met de Commissie en lidstaten de thematische toepassing van de verordening verder te verkennen;

18.

merkt op dat door bestudering is gebleken dat de tekst niet overal consistent is vertaald, waardoor onduidelijkheid bestaat over de toepassing van de bepaalde wetsartikelen, in het bijzonder artikel 4.3 over de toepassing voor derde landen. Het Comité ziet een belemmering in de beperking van samenwerking met derde landen door de ogenschijnlijke verwijzing naar twee EU-lidstaten. Ook is het van mening dat een duidelijkere formulering van de artikelen van het voorstel voor een verordening waarin wordt verwezen naar de voorbereiding en indiening van het opstartdocument en aanverwante zaken die in de artikelen 8 tot en met 12 worden geregeld, wenselijk is;

Implementatie en uitvoering

19.

ziet de voorgestelde procedure als uitvoerig. Door het vernieuwende karakter van het mechanisme zal er behoefte zijn aan helderheid over de door te lopen stappen op weg naar een verbintenis of verklaring, maar bestaat het gevaar dat het voor regio’s en lidstaten leidt tot administratieve lastendruk. Het CvdR ondersteunt daarom nadrukkelijk de in artikel 25 opgenomen evaluatie waarin ook de vereenvoudiging van de toepassing van de verordening zal worden meegenomen. Er zou ook meer aandacht op het probleem gevestigd moeten worden, opdat de nationale autoriteiten een begin kunnen maken met de vereenvoudiging van hun respectieve nationale regels;

20.

onderstreept de noodzaak van een snelle en duidelijke tenuitvoerlegging van deze verordening en vraagt de Commissie daarbij de ervaringen en geleerde lessen die zijn opgedaan tijdens de implementatiefase van de EGTS-verordening mee te nemen en de lidstaten te stimuleren om het mechanisme zo snel mogelijk toe te passen voor een grensoverschrijdend project. Kan zich hierbij voorstellen dat de rol van de grensoverschrijdende coördinatiepunten nadere toelichting behoeft. Het CvdR hoopt tevens dat het, zoals reeds het geval is voor de EGTS, een registratiefunctie voor Europese grensoverschrijdende overeenkomsten en verklaringen zal uitoefenen om de feedback en de uitwisseling van beste praktijken te versterken.

21.

ook moet er rekening mee worden gehouden dat andere territoriale samenwerkingsstructuren, zoals de werkgemeenschappen, nuttig kunnen zijn en het mechanisme kunnen aanvullen;

22.

roept zijn leden op om voorbeelden te delen, over onder meer grensoverschrijdende vervoersverbindingen en de gezamenlijke inzet van hulpdiensten, ontwikkeling van bedrijventerreinen, e.d.;

23.

roept de EU-instellingen en de lidstaten op om de tenuitvoerlegging van de verordening te begeleiden met een duidelijke communicatiestrategie waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden en de thematische reikwijdte van de verordening;

24.

onderstreept de complementariteit van het ECBM en het EGTS-instrument en het feit dat de EGTS als supranationale en sub-nationale entiteit een praktisch instrument zou zijn om projecten onder het nieuwe ECBM te initiëren en uit te voeren. Hierbij moet wel nader worden toegelicht hoe het ECBM en EGTS elkaar aanvullen;

25.

ziet in het ECBM een goede aanvulling op de Interreg-programma’s omdat het mechanisme in bepaalde situaties interessante mogelijkheden kan scheppen die de implementatie van grensoverschrijdende projecten zouden kunnen vergemakkelijken.

Brussel, 5 december 2018.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Karl-Heinz LAMBERTZ


(1)  Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).

(1)  Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).


Top