Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CA0179

Zaak C-179/14: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 23 februari 2016 — Europese Commissie/Hongarije (Niet-nakoming — Richtlijn 2006/123/EG — Artikelen 14 tot en met 16 — Artikel 49 VWEU — Vrijheid van vestiging — Artikel 56 VWEU — Vrij verrichten van diensten — Voorwaarden voor de uitgifte van fiscaal voordelige bonnen die door werkgevers aan hun werknemers worden toegekend en kunnen worden gebruikt voor logies, vrijetijdsbesteding en/of maaltijden — Beperkingen — Monopolie)

PB C 145 van 25.4.2016, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.4.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 145/5


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 23 februari 2016 — Europese Commissie/Hongarije

(Zaak C-179/14) (1)

((Niet-nakoming - Richtlijn 2006/123/EG - Artikelen 14 tot en met 16 - Artikel 49 VWEU - Vrijheid van vestiging - Artikel 56 VWEU - Vrij verrichten van diensten - Voorwaarden voor de uitgifte van fiscaal voordelige bonnen die door werkgevers aan hun werknemers worden toegekend en kunnen worden gebruikt voor logies, vrijetijdsbesteding en/of maaltijden - Beperkingen - Monopolie))

(2016/C 145/05)

Procestaal: Hongaars

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Tokár en E. Montaguti, gemachtigden)

Verwerende partij: Hongarije (vertegenwoordigers: M. Z. Fehér en G. Koós, gemachtigden)

Dictum

1)

Door de regeling inzake de Széchenyi-kaart voor vrijetijdsbesteding, die is neergelegd in regeringsdecreet nr. 55/2011 van 12 april 2011 tot regeling van de uitgifte en het gebruik van de Széchenyi-kaart voor vrijetijdsbesteding en is gewijzigd bij wet nr. CLVI van 21 november 2011 tot wijziging van een aantal belastingwetten en andere verwante regelgeving, in te voeren en te handhaven, heeft Hongarije richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt geschonden, voor zover:

§ 13 van dit regeringsdecreet, gelezen in samenhang met § 2, lid 2, onder d), van wet nr. XCVI van 1993 op de vrijwillige onderlinge verzekeringsfondsen, met § 2, onder b), van wet nr. CXXXII van 1997 inzake bijkantoren en handelsagentschappen van in het buitenland gevestigde ondernemingen, alsook met de § § 1, 2, leden 1 en 2, 55, leden 1 en 3, en 64, lid 1, van wet nr. IV van 2006 op de handelsvennootschappen, uitsluit dat bijkantoren de Széchenyi-kaart voor vrijetijdsbesteding uitgeven, en dus artikel 14, punt 3, van deze richtlijn schendt;

§ 13, gelezen in samenhang met dezelfde nationale bepalingen, gelet op de door § 13, onder a) tot en met c), gestelde voorwaarden, niet de activiteit erkent van groepen waarvan de moedermaatschappij geen naar Hongaars recht opgerichte vennootschap is en waarvan de leden niet werken in vennootschapsvormen naar Hongaars recht, en aldus artikel 15, leden 1, 2, onder b), en 3, van deze richtlijn schendt;

§ 13 van regeringsdecreet nr. 55/2011, gelezen in samenhang met dezelfde nationale bepalingen, de mogelijkheid tot uitgifte van de Széchenyi-kaart voor vrijetijdsbesteding voorbehoudt aan banken en financiële instellingen, aangezien alleen deze organisaties kunnen voldoen aan de voorwaarden van § 13, en aldus artikel 15, leden 1, 2, onder d), en 3, van deze richtlijn schendt;

§ 13 in strijd is met artikel 16 van richtlijn 2006/123, aangezien deze bepaling voor de uitgifte van de Széchenyi-kaart voor vrijetijdsbesteding het bestaan van een vestiging in Hongarije vereist;

2)

De Erzsébet-bonnenregeling, die is neergelegd in wet nr. CLVI van 21 november 2011 en wet nr. CIII van 6 juli 2012 inzake het Erzsébet-programma, is in strijd met de artikelen 49 VWEU en 56 VWEU, voor zover deze nationale regeling publieke instellingen een monopolie verleent voor de uitgifte van bonnen voor koude maaltijden die de werkgevers onder fiscaal gunstige voorwaarden als voordelen in natura aan hun werknemers kunnen toekennen.

3)

Hongarije wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 202 van 30.6.2014.


Top