This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62009CN0457
Case C-457/09: Reference for a preliminary ruling from the Tribunal de première instance de Liège (Belgium) lodged on 23 November 2009 — Claude Chartry v État belge
Zaak C-457/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik (België) op 23 november 2009 — Claude Chartry/Belgische Staat
Zaak C-457/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik (België) op 23 november 2009 — Claude Chartry/Belgische Staat
PB C 37 van 13.2.2010, p. 3–3
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
13.2.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 37/3 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik (België) op 23 november 2009 — Claude Chartry/Belgische Staat
(Zaak C-457/09)
2010/C 37/05
Procestaal: Frans
Verwijzende rechter
Rechtbank van eerste aanleg te Luik
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Claude Chartry
Verwerende partij: Belgische Staat
Prejudiciële vraag
Verzetten artikel 6 [EU] en artikel 234 [EG] zich tegen een nationale wet zoals de wet van 12 juli 2009 tot wijziging van artikel 26 van de bijzondere wet [op het Grondwettelijk Hof], die de nationale rechter verplicht zich vooraf tot het Grondwettelijk Hof te wenden wanneer hij vaststelt dat een belastingplichtige de daadwerkelijke bescherming in rechte, zoals die wordt gewaarborgd door artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat deel uitmaakt van het gemeenschapsrecht, wordt ontzegd door een andere nationale wet, namelijk artikel 49 van de [wet] van 9 juli 2004, zonder dat deze rechter onmiddellijk de rechtstreekse werking van het gemeenschapsrecht in het voor hem aanhangige geding kan verzekeren en de verenigbaarheid van een bepaling met een internationaal verdrag nog kan toetsen wanneer het Grondwettelijk Hof heeft erkend dat de nationale wet verenigbaar is met de door titel II van de [Belgische] Grondwet gewaarborgde fundamentele rechten?