This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document E2001C0253
2001/253/: EFTA Surveillance Authority Decision No 253/01/COL of 8 August 2001 on the map of assisted areas and levels of aid in Iceland (Aid No 00-002)
2001/253/: Beschikking van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 253/01/COL van 8 augustus 2001 betreffende de regionale steunkaart en steunniveaus in IJsland (steunmaatregel nr. 00-002)
2001/253/: Beschikking van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 253/01/COL van 8 augustus 2001 betreffende de regionale steunkaart en steunniveaus in IJsland (steunmaatregel nr. 00-002)
PB L 15 van 17.1.2002, p. 49–57
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2006
2001/253/: Beschikking van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 253/01/COL van 8 augustus 2001 betreffende de regionale steunkaart en steunniveaus in IJsland (steunmaatregel nr. 00-002)
Publicatieblad Nr. L 015 van 17/01/2002 blz. 0049 - 0057
Beschikking van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 253/01/COL van 8 augustus 2001 betreffende de regionale steunkaart en steunniveaus in IJsland (steunmaatregel nr. 00-002) DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA, Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(1), en met name op de artikelen 61 tot en met 63 en Protocol nr. 26, Gelet op de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie(2), en met name op artikel 24 en artikel 1 van Protocol nr. 3, Gelet op de richtsnoeren van de Toezichthoudende Autoriteit(3) voor de toepassing en uitlegging van de artikelen 61 en 62 van de EER-Overeenkomst, Na het verzoek aan de belanghebbende partijen om hun opmerkingen krachtens deze bepalingen mede te delen(4), Overwegende hetgeen volgt: I. DE FEITEN 1. Procedure Op 12 juli 2000 besloot de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA de formele onderzoeksprocedure van artikel 1, lid 2, van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst in te leiden met betrekking tot de toekenning van staatssteun in de vorm van regionale steun in IJsland (regionale steunkaart)(5). De beslissing werd genomen nadat de IJslandse autoriteiten bij diverse gelegenheden eraan herinnerd waren dat de Autoriteit verplicht zou zijn de procedure in te leiden indien geen kaart van ontwikkelingszones werd aangemeld. De beslissing werd op 21 december 2000 in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt(6). De belanghebbende partijen konden hun opmerkingen over de betrokken maatregelen binnen één maand na de publicatiedatum kenbaar maken. De Autoriteit heeft geen opmerkingen ontvangen. Bij schrijven van 2 augustus 2000 van de IJslandse Missie bij de Europese Unie, dat op 4 augustus 2000 door de Autoriteit werd ontvangen en geregistreerd (doc. nr. 00-5486-A), maakten de IJslandse autoriteiten hun voorstel bekend met betrekking tot voor regionale steun in aanmerking komende zones in IJsland en de toepasbare maximale steunintensiteiten. In deze brief werd verwezen naar artikel 1, lid 3, van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst. Bij schrijven van 27 maart 2001 (doc. nr. 01-2146-D) verzocht de Autoriteit om aanvullende statistische informatie over de gemeenten in IJsland, onder meer een kaart met bijzonderheden van de grenzen van de gemeenten, de totale bevolking en de bevolkingsdichtheid in elke gemeente. De IJslandse autoriteiten reageerden op dit verzoek om aanvullende informatie bij schrijven van 23 mei 2001, dat op 23 mei 2001 door de Autoriteit werd ontvangen en geregistreerd (doc. nr. 01-3881-A). Bij deze brief waren drie documenten gevoegd: een tabel met statistische gegevens van elke gemeente, een kaart van de grenzen van de gemeenten in IJsland (waarop de voor regionale steun in aanmerking komende zones zijn aangegeven) en een kaart van gemeenten waarvan de bevolkingsdichtheid minder dan 12,5 inwoners per km2 bedraagt. In haar brief van 18 juni 2001 (doc. nr. 01-4602-D) was de Autoriteit het met de IJslandse autoriteiten eens dat het land in twee gebieden kon worden verdeeld, namelijk het hoofdstedelijke gebied rondom de hoofdstad Reykjavik en het voor regionale steun in aanmerking komende plattelandsgebied. De Autoriteit was het ook eens dat de bevolkingsdichtheid als belangrijkste criterium voor de keuze van de in aanmerking komende zones moest worden genomen. De Autoriteit was echter niet de mening toegedaan dat het hoofdstedelijke gebied op grond van kiesdistricten moest worden afgebakend, zoals aangegeven door de IJslandse autoriteiten in hun aanmelding van 2 augustus 2000. Gezien de geografische grootte en het bevolkingspercentage van de kiesdistricten, achtte de Autoriteit het gerechtvaardigd gemeenten te gebruiken om het plattelandsgebied van het hoofdstedelijke gebied af te bakenen. De Autoriteit wees erop dat uit de informatie op gemeenteniveau (verstrekt in de brief van 23 mei 2001) bleek dat diverse gemeenten in het voorgestelde regionale steungebied zich op pendelafstand van Reykjavik bevonden en een hoge bevolkingsdichtheid hadden (meer dan 12,5 inwoners/km2). Daarom stelde de Autoriteit de IJslandse autoriteiten voor enkele gemeenten met een hoge bevolkingsdichtheid en op korte afstand van Reykjavik uit het voorgestelde ontwikkelingsgebied te sluiten. Bij schrijven van 12 juli 2001 van de IJslandse Missie bij de Europese Unie, dat op 13 juli 2001 door de Autoriteit werd ontvangen en geregistreerd (doc. nr. 01-5213-A) maakten de IJslandse autoriteiten wijzigingen in de eerdere aanmelding van 2 augustus 2000 bekend. De IJslandse autoriteiten verstrekten ook nadere statistische en economische informatie over gemeenten met een betrekkelijk hoge bevolkingsdichtheid rondom het hoofdstedelijke gebied. 2. Achtergrond De kaart van ontwikkelingszones, geldig tot het einde van 1999, werd op 28 augustus 1996(7) goedgekeurd. Toen was 40,8 % van de IJslandse bevolking woonachtig in het ontwikkelingsgebied. De gemiddelde bevolkingsdichtheid in de ontwikkelingszones was 1,1 inwoners per km2. De toegestane steunintensiteit was 17 % nettosubsidie-equivalent (NSE), met een aanvulling van 10 % bruto voor het midden- en kleinbedrijf (MKB). 3. De inhoud van de voorgestelde kaart 3.1. Methodologie en bereik De aanmelding is gebaseerd op drie brieven van de IJslandse autoriteiten: één van 2 augustus 2000, die op 4 augustus 2000 door de Autoriteit werd ontvangen en geregistreerd (doc. nr. 00-5486-A), één van 23 mei 2001, ontvangen en geregistreerd op 23 mei 2001 (doc. nr. 01-3881-A) en één van 12 juli 2001, ontvangen en geregistreerd op 13 juli 2001 (doc. nr. 01-5213-A). In hun brief van 2 augustus 2000 stelden de IJslandse autoriteiten voor het land in twee gebieden te verdelen, het hoofdstedelijke gebied en het plattelandsgebied. De IJslandse autoriteiten meldden dat alleen ondernemingen in het plattelandsgebied in aanmerking zouden komen voor regionale steun uit hoofde van de afwijking van artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-Overeenkomst. Het plattelandsgebied zou drie landelijke kiesdistricten omvatten: het noordwestelijke kiesdistrict, het noordoostelijke kiesdistrict en het zuidelijke kiesdistrict. De totale populatiebedekking in het voorgestelde regionale steungebied zou 38,2 % van de IJslandse bevolking bedragen. Bij schrijven van 12 juli 2001 dienden de IJslandse autoriteiten een gewijzigde aanmelding in. De geografische eenheden in de gewijzigde aanmelding zijn van niveau NUTS(8) V (gemeenten). 4 gemeenten (Reykjanesbær, Sandgerðisbær, Gerðahreppur en Vatnsleysustrandarhreppur) zijn uit het op 2 augustus 2000 voorgestelde ontwikkelingsgebied verwijderd. Hiermee is de totale populatiebedekking in het ontwikkelingsgebied teruggebracht tot 33,2 %. De indicator die wordt gebruikt voor de vaststelling van het ontwikkelingsgebied, is een lage bevolkingsdichtheid. De IJslandse autoriteiten wijzen erop dat de bevolkingsdichtheid in het ontwikkelingsgebied zeer laag is, slechts 0,92 inwoners per km2. De IJslandse autoriteiten vermelden tevens dat de tendensen van de bevolkingsdichtheid in de ontwikkelingszones zeer verschillen van die in het hoofdstedelijke gebied en dat de ontwikkelingszones in grotere mate van visserij en landbouw afhankelijk zijn. De totale bevolking van het voorgestelde ontwikkelingsgebied bedraagt 93812 inwoners. Het hoofdstedelijke gebied, dat niet in aanmerking komt voor regionale steun, omvat de hoofdstad Reykjavík en de aangrenzende gemeenten Kópavogsbær, Seltjarnarneskaupstaður, Garðabær, Hafnarfjarðarkaupstadur, Bessastaðahreppur, Mosfellsbær, Reykjanesbær, Sandgerðisbær, Gerðahreppur en Vatnsleysustrandahreppur. Het hoofdstedelijke gebied telt 189033 inwoners, gelijk aan 66,8 % van de totale bevolking van IJsland. 3.2. Steunplafonds De IJslandse autoriteiten hebben een algemeen steunplafond van 17 % NSE voor het gehele regionale steungebied voorgesteld. Voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) wordt een aanvulling van 10 % bruto voorgesteld. De voorgestelde steunintensiteiten zijn gelijk aan de steunintensiteiten die op 28 augustus 1996 zijn goedgekeurd. II. BEOORDELING 1. Algemene opmerkingen De Autoriteit heeft er nota van genomen dat de IJslandse autoriteiten geen melding hebben gemaakt van zones in IJsland die in aanmerking komen voor regionale steun op grond van de afwijking van artikel 61, lid 3, onder a), van de EER-Overeenkomst (of een andere afwijking van artikel 61). Daarom heeft de Autoriteit de voorgestelde regionale steunkaart bestudeerd in het licht van artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-Overeenkomst en hoofdstuk 25, Regels inzake regionale steun, van de Richtsnoeren overheidssteun. Hoofdstuk 25.5, punt 1, van de Richtsnoeren overheidssteun luidt: "De regionale steunkaart van een EVA-staat bestaat uit het geheel dat gevormd wordt door, enerzijds, de regio's van die staat die zijn aanvaard als in aanmerking komend voor de hier behandelde afwijkingen en, anderzijds, de maximale steunintensiteit voor initiële investeringen of voor de schepping van werkgelegenheid die voor elk van deze regio's is goedgekeurd.". De vaststelling van de kaart zelf heeft geen betrekking op steun in de betekenis van artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst. De goedkeuring van de kaart houdt echter een bekrachtiging van de toekenning van steun uit hoofde van de regionale steunregelingen in. Bovendien zijn de voor de kaart goedgekeurde maximale steunintensiteiten op deze regelingen van toepassing. De brieven van 2 augustus 2000 (doc. nr. 00-5486-A), 23 mei 2001 (doc. nr. 01-3881-A) en 12 juli 2001 (doc. nr. 01-5213-A) vormen samen een volledige aanmelding en vormen de basis voor de beoordeling van de Autoriteit. Bijgevolg is de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA verplicht na te gaan of de afwijking van artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-Overeenkomst van toepassing is. 2. Methodologie en populatiebedekking Luidens hoofdstuk 25.3, punt 16, van de Richtsnoeren overheidssteun, moeten de aangemelde regio's "overeenstemmen met het niveau NUTS III of, in gerechtvaardigde omstandigheden, met een andere homogene geografische eenheid. Per land mag slechts één type geografische eenheid worden voorgesteld." De voorgestelde regio's moeten ook compacte zones vormen. De door de IJslandse autoriteiten in hun brief van 2 augustus 2000 voorgestelde kiesdistricten zijn te groot en dus niet geschikt om het hoofdstedelijke gebied af te bakenen van het gebied dat voor regionale steun in aanmerking komt. De Autoriteit acht het daarom gerechtvaardigd gemeenten (niveau NUTS V) te gebruiken om het regionale steungebied af te bakenen. De Autoriteit stelt vast dat de IJslandse autoriteiten slechts één type geografische eenheid hebben aangemeld en dat het voorgestelde regionale steungebied een compacte zone vormt. Hoofdstuk 25.3, punt 17, van de Richtsnoeren overheidssteun luidt: "Binnen de grenzen van het in punt 12 genoemde maximum per land kunnen regio's waarvan de bevolkingsdichtheid minder dan 12,5 inwoners per km2 bedraagt, eveneens in aanmerking komen voor de betrokken afwijkingsbepaling.". De Autoriteit stelt vast dat het voorgestelde ontwikkelingsgebied een totale bevolking van 93812 personen en een bevolkingsdichtheid van 0,92 inwoners per km2 heeft. De voorgestelde kaart van het ontwikkelingsgebied vertegenwoordigt 33,2 % van de totale bevolking in IJsland. De Autoriteit oordeelt dat dit deel van het voorstel aan de relevante criteria van hoofdstuk 25 van de Richtsnoeren overheidssteun voldoet. In bijlage I bij deze beschikking wordt een overzicht gegeven van de gemeenten waarop de regionale steunkaart betrekking heeft. 3. Steunplafonds Hoofdstuk 25.4, punt 16, van de Richtsnoeren overheidssteun vermeldt onder meer: "In de regio's van artikel 61, lid 3, onder c), is het plafond van de regionale steun vastgesteld op 20 % NSE in het algemeen, behalve in de regio's met een geringe bevolkingsdichtheid, waar het 30 % NSE kan bedragen.". Hoofdstuk 25.4, punt 20, vermeldt voorts: "Boven de in de punten 15 tot en met 19 genoemde maxima kunnen nog de aanvullingen komen voor het midden- en kleinbedrijf, en wel met 15 procentpunten bruto in de regio's die in aanmerking komen voor de afwijking van punt a) en met 10 procentpunten bruto in de regio's welke in aanmerking komen voor de afwijking van punt c). Het uiteindelijke plafond is van toepassing op de grondslag voor het MKB. Deze aanvullingen voor het MKB zijn niet van toepassing op ondernemingen in de vervoersector.". De IJslandse autoriteiten hebben voorgesteld dat het plafond van de steun wordt vastgesteld op 17 % NSE in het algemeen, met een aanvulling van 10 % bruto voor het MKB. De Autoriteit concludeert derhalve dat de maximale steunintensiteiten voor regionale investeringssteun, zoals voorgesteld door de IJslandse autoriteiten, in overeenstemming zijn met de Richtsnoeren en kunnen worden aanvaard op grond van de afwijking van artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-Overeenkomst. De voorgestelde aanvulling op het steunplafond voor het MKB van 10 % bruto is toelaatbaar overeenkomstig de Richtsnoeren overheidssteun, maar men moet ervoor zorgen dat in de relevante nationale wettelijke bepalingen wordt verwezen naar een definitie van het MKB die verenigbaar is met de definitie in hoofdstuk 10.2 van de Richtsnoeren overheidssteun. De maximale steunintensiteiten van de regionale steunkaart zijn cumulatieplafonds. Wanneer een beroep wordt gedaan op meerdere steunregelingen voor de toekenning van steun aan een bepaald investeringsproject, betekent dit dat de gecumuleerde intensiteit van de steun uit hoofde van de verschillende steunregelingen niet hoger mag zijn dan het voor de kaart van ontwikkelingszones vastgestelde steunplafond. 4. Toepassingsgebied van de beschikking en cumulatie van steun Ten aanzien van het toepassingsgebied van de kaart van ontwikkelingszones in IJsland wordt erop gewezen dat nieuwe plannen voor de toekenning of wijziging van steun met regionale strekking waarbij de geografische afbakening en de maximale steunintensiteiten van de kaart in acht worden genomen, geen nadere rechtvaardiging behoeven wat de regionale aspecten betreft. Dit ontslaat de IJslandse autoriteiten echter niet van hun plicht dergelijke plannen, overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst, aan te melden. Alle specifieke aanmeldingsverplichtingen met betrekking tot bepaalde gevoelige sectoren (momenteel scheepsbouw, staal, kunstvezels en motorvoertuigen) blijven van toepassing. De kaart van ontwikkelingszones wordt niet opnieuw opgesteld vóór het verstrijken van de goedgekeurde geldigheidsduur tot en met 31 december 2006, behoudens uitzonderingsgevallen. Gedurende deze periode, en na voorafgaande kennisgeving en goedkeuring van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, bestaat evenwel de mogelijkheid de kaart aan te passen om gewijzigde omstandigheden weer te geven. Deze beschikking doet echter geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA om de kaart te herzien overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst, indien dit vóór het verstrijken van voornoemde goedgekeurde periode nodig blijkt. 5. Conclusie In het licht van het voorgaande oordeelt de Autoriteit dat de aangemelde regionale steunkaart voor de periode tot het einde van 2006 voldoet aan de vereisten in de Richtsnoeren overheidssteun (hoofdstuk 25) voor steun uit hoofde van artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-Overeenkomst en bijgevolg in aanmerking komt voor de afwijking van artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-Overeenkomst. De Autoriteit beëindigt derhalve de formele onderzoeksprocedure met een positief oordeel op grond van artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-Overeenkomst, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD: 1. De regionale steunkaart voor IJsland wordt beschouwd als verenigbaar met de werking van de EER-Overeenkomst krachtens artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-Overeenkomst. De toepassing van de steunmaatregel wordt derhalve toegestaan. 2. Onverminderd artikel 1, lid 1, van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst, is de kaart van ontwikkelingszones met ingang van de datum van deze beschikking tot en met 31 december 2006 van toepassing. 3. Deze beschikking is gericht tot IJsland. Gedaan te Brussel, 8 augustus 2001. Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA De voorzitter Knut Almestad (1) Hierna "EER-Overeenkomst" te noemen. (2) Hierna "Toezichtovereenkomst" te noemen. (3) Formele en materiële regels op het gebied van overheidssteun (Richtsnoeren overheidssteun), op 19 januari 1994 vastgesteld en uitgevaardigd door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. Bekendgemaakt in PB L 231 van 3.9.1994 en in het EER-supplement nr. 32 van dezelfde datum. De richtsnoeren zijn laatstelijk gewijzigd op 23 mei 2001 en nog niet gepubliceerd. (4) PB C 368 van 21.12.2000, blz. 12. (5) Beschikking nr. 135/00/COL. (6) Zie voetnoot 4. (7) Beschikking nr. 103/96/COL. (8) NUTS = Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek in de Europese Gemeenschappen BIJLAGE I GEMEENTEN IN HET ONTWIKKELINGSGEBIED >RUIMTE VOOR DE TABEL>