This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2018/009/09
2018 Call for proposals — Simple programmes — Grants to information provision and promotion measures concerning agricultural products implemented in the internal market and in third countries in accordance with Regulation (EU) No 1144/2014 of the European Parliament and of the Council
Oproep tot het indienen van voorstellen (2018) — Monoprogramma’s — Subsidies voor voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad
Oproep tot het indienen van voorstellen (2018) — Monoprogramma’s — Subsidies voor voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad
PB C 9 van 12.1.2018, p. 15–31
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
12.1.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 9/15 |
OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN (2018)
MONOPROGRAMMA’S
Subsidies voor voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad
(2018/C 9/09)
1. Achtergrond en doel van de oproep tot het indienen van voorstellen
1.1. Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten
Op 22 oktober 2014 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) nr. 1144/2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (1) vastgesteld. Deze verordening wordt aangevuld door Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 van de Commissie (2) en de in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 van de Commissie (3) vastgestelde toepassingsbepalingen.
De algemene doelstelling van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties is het versterken van het concurrentievermogen van de landbouwsector van de Unie.
De specifieke doelstellingen van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties zijn:
a) |
meer bekendheid geven aan de voordelen van de landbouwproducten van de Unie en de hoge normen die aan de productiemethoden in de Unie worden gesteld; |
b) |
het concurrentievermogen en de consumptie van landbouwproducten en bepaalde levensmiddelen uit de Unie vergroten en het profiel ervan zowel binnen als buiten de Unie verhogen; |
c) |
de bekendheid met en erkenning van kwaliteitsregelingen van de Unie verhogen; |
d) |
het marktaandeel van landbouwproducten en bepaalde levensmiddelen uit de Unie uit te breiden, met specifieke aandacht voor de markten in derde landen die het grootste groeipotentieel bieden; |
e) |
de normale marktomstandigheden herstellen in geval van ernstige marktverstoringen, verlies van vertrouwen bij de consument of andere specifieke problemen. |
1.2. Het werkprogramma van de Commissie voor 2018
In het Werkprogramma van de Commissie voor 2018, dat op 15 november 2017 bij uitvoeringsbesluit (4) is goedgekeurd, worden de details vastgesteld voor de toekenning van cofinanciering en de prioriteiten voor mono- en multiprogramma’s op de interne markt en in derde landen. Het is beschikbaar op het volgende adres:
http://ec.europa.eu/agriculture/promotion/annual-work-programmes/2018/index_en.htm
1.3. Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding
Het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding (Consumers, Health, Agriculture and Food Executive Agency — hierna „het Chafea” genoemd) is door de Europese Commissie belast met het beheer van bepaalde delen van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen, met inbegrip van de bekendmaking van oproepen tot het indienen van voorstellen en de evaluatie van aanvragen voor monoprogramma’s.
1.4. Deze oproep tot het indienen van voorstellen
Deze oproep tot het indienen van voorstellen betreft de uitvoering van monoprogramma’s in het kader van punt 1.2.1.1 (acties in het kader van de thematische prioriteit 1: monoprogramma’s op de interne markt) en 1.2.1.2 (acties in het kader van de thematische prioriteit 2: monoprogramma’s in derde landen) van bijlage I bij het werkprogramma voor 2018.
2. Doelstelling(en) — Thema(’s) — Prioriteiten
De punten 1.2.1.1 en 1.2.1.2 van bijlage I bij het werkprogramma voor 2018 bevatten de thematische prioriteiten voor acties die in aanmerking komen voor cofinanciering in het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen (zie ook punt 6.2 inzake subsidiabele activiteiten hieronder). In antwoord op deze oproep ingediende aanvragen moeten onder een van de zes in de desbetreffende artikelen van het werkprogramma genoemde thema’s vallen, anders komen zij niet voor financiering in aanmerking. Aanvragers mogen verscheidene aanvragen voor verschillende projecten in het kader van hetzelfde prioritaire thema indienen. Aanvragers mogen bovendien verscheidene aanvragen voor verschillende projecten in het kader van verschillende thematische prioriteiten of thema’s indienen.
3. Tijdschema
De termijn voor indiening van voorstellen is 12 april 2018, 17:00 uur MET (Midden-Europese Tijd)
|
Fase/Termijn |
Datum en tijd of indicatieve periode |
a) |
Publicatie van de oproep tot het indienen van voorstellen |
12.1.2018 |
b) |
Uiterste datum voor indiening van niet-IT-gerelateerde vragen |
29.3.2018, 17:00 uur (MET) |
c) |
Uiterste datum voor beantwoording van niet-IT-gerelateerde vragen |
5.4.2018, 17:00 uur (MET) |
d) |
Uiterste datum voor indiening van aanvragen |
12.4.2018, 17:00 uur (MET) |
e) |
Evaluatieperiode |
april — augustus 2018 |
f) |
Besluit van de Commissie |
oktober 2018 |
g) |
Kennisgeving aan de aanvragers door de lidstaten |
oktober 2018 |
h) |
Fase voor aanpassing van de subsidie |
oktober 2018 — januari 2019 |
i) |
Ondertekening van de subsidieovereenkomst door de lidstaten en begunstigden |
< januari 2019 |
j) |
Startdatum van de actie |
> 1.1.2019 |
4. Beschikbare begrotingsmiddelen
Het totaal van de begrotingsmiddelen die in het kader van deze oproep voor de cofinanciering van acties worden geoormerkt, is 95 000 000 EUR. De indicatieve beschikbare middelen per thema staan in de tabel „Subsidiabele activiteiten” in punt 6.2 hieronder.
Dit bedrag is afhankelijk van de beschikbaarheid van de kredieten die zijn opgenomen in de algemene begroting van de EU voor 2019 na de vaststelling daarvan door de begrotingsautoriteit van de EU of zoals voorzien in de voorlopige twaalfden. Dit bedrag is tevens afhankelijk van de beschikbaarheid van kredieten voor de volgende drie jaar, rekening houdend met feit dat de kredieten niet-gesplitst zijn.
De Commissie behoudt zich het recht voor niet alle beschikbare middelen toe te wijzen.
5. Ontvankelijkheidsvereisten
Aanvragen moeten uiterlijk op de in punt 3 bedoelde uiterste indieningsdatum worden verstuurd.
De aanvragen moeten door de coördinator worden ingediend via het deelnemersportaal (elektronisch indieningssysteem beschikbaar op: https://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/opportunities/agrip/index.html).
Indien niet aan de bovenstaande vereisten is voldaan, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.
Voorstellen mogen in elke officiële taal van de Europese Unie worden ingediend. Bij het opstellen van hun voorstellen moeten de aanvragers er evenwel rekening mee houden dat de subsidieovereenkomsten door de lidstaten zullen worden beheerd. Daarom worden de aanvragers aangemoedigd hun voorstel in te dienen in de taal (talen) van de lidstaat van oorsprong van de indienende organisatie(s), tenzij de betrokken lidstaat heeft ingestemd met de ondertekening van de subsidieovereenkomst in het Engels (5). Ter vergemakkelijking van de evaluatie van de voorstellen door onafhankelijke deskundigen, die technische input bieden voor de evaluatie, verdient het aanbeveling een Engelse vertaling van het technische deel van het voorstel (deel B) bij het voorstel te voegen indien het in een andere officiële taal van de EU is geschreven.
6. Subsidiabiliteitscriteria
6.1. Subsidiabele aanvragers
De voorstellen voor monoprogramma’s kunnen enkel worden ingediend door rechtspersonen of andere entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid krachtens het toepasselijke nationale recht, op voorwaarde dat hun vertegenwoordigers bevoegd zijn namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan en zij, wat de bescherming van de financiële belangen van de Unie betreft, gelijkwaardige garanties bieden als rechtspersonen als bedoeld in artikel 131, lid 2, van Verordening (Euratom, EU) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (6) (hierna „Financieel Reglement” genoemd).
Meer in het bijzonder komen in aanmerking aanvragers van de volgende organisaties en instanties als bedoeld in artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1144/2014:
i) |
beroeps- of brancheorganisaties die gevestigd zijn in een lidstaat en representatief zijn voor de betrokken sector of sectoren in die lidstaat, en in het bijzonder de brancheorganisaties als bedoeld in artikel 157 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) en groeperingen als gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (8), op voorwaarde dat zij representatief zijn voor de benaming die krachtens de laatstgenoemde verordening beschermd is en welke onder dat programma valt; |
ii) |
producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties als bedoeld in de artikelen 152 en 156 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 die door een lidstaat zijn erkend; of |
iii) |
instanties van de agrovoedingssector die als doelstelling hebben het verstrekken van voorlichting over en het bevorderen van de afzet van landbouwproducten en waaraan de lidstaten een duidelijk omschreven taak van openbare dienstverlening op dit gebied hebben toevertrouwd; zij moeten minstens twee jaar voordat de in artikel 8, lid 2, bedoelde oproep tot het indienen van voorstellen wordt uitgeschreven, wettelijk gevestigd zijn in de desbetreffende lidstaat. |
De hierboven genoemde organisaties mogen een voorstel indienen mits zij representatief zijn voor de sector of het product waarop het voorstel betrekking heeft overeenkomstig de voorwaarden in artikel 1, lid 1 of lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829, te weten:
i) |
een beroeps- of brancheorganisatie die is gevestigd in een lidstaat, als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1144/2014, wordt geacht representatief te zijn voor de sector waarop het programma betrekking heeft:
|
ii) |
een in artikel 7, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1144/2014 bedoelde groepering als gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 wordt geacht representatief te zijn voor de benaming die krachtens de laatstgenoemde verordening beschermd is en onder dat programma valt, wanneer deze groepering ten minste 50 % van het volume of de waarde van de verhandelbare productie van het (de) product(en) met de beschermde benaming vertegenwoordigt; |
iii) |
een producentenorganisatie of een unie van producentenorganisaties als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1144/2014 wordt geacht representatief te zijn voor het (de) product(en) of de sector waarop het programma betrekking heeft, wanneer ze erkend is door de lidstaat overeenkomstig artikel 154 of artikel 156 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 of artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1379/2013; |
iv) |
een instantie van de agrovoedingssector als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 1144/2014 wordt geacht representatief te zijn voor de sector(en) waarop het programma betrekking heeft via vertegenwoordigers van dat product (die producten) of die sector bij haar leden. |
In afwijking van de bovengenoemde punten i) en ii), mogen lagere drempels worden aanvaard indien de indienende organisatie in haar voorstel aantoont dat er bijzondere omstandigheden zijn, onder meer via gegevens over de marktstructuur, die een grond zijn om haar als representatief voor het (de) betrokken product(en) of de betrokken sector te behandelen.
Voorstellen mogen worden ingediend door een of meer organisaties die in dezelfde EU-lidstaat gevestigd zijn.
Enkel aanvragen van in EU-lidstaten gevestigde entiteiten komen in aanmerking.
Voor aanvragers uit het Verenigd Koninkrijk: wees u ervan bewust dat u gedurende de gehele looptijd van de subsidie aan de subsidiabiliteitscriteria moet voldoen. Wanneer het Verenigd Koninkrijk tijdens de looptijd van de subsidie de EU verlaat zonder een overeenkomst te hebben gesloten met de EU waarin expliciet wordt vastgelegd dat aanvragers uit het Verenigd Koninkrijk in aanmerking blijven komen, zal de EU-subsidie aan u worden stopgezet (terwijl u waar mogelijk blijft deelnemen) of zult u het project moeten verlaten op grond van artikel 34, lid 3, van de subsidieovereenkomst. |
Niet-subsidiabele entiteiten: aanvragers die al financiering van de Unie ontvangen voor dezelfde voorlichtings- en afzetbevorderingsacties die deel uitmaken van hun voorstel(len) komen niet in aanmerking voor financiering van de Unie voor die acties uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1144/2014.
Om de subsidiabiliteit van de aanvrager te kunnen beoordelen, moeten de volgende bewijsstukken worden ingediend:
— |
privaatrechtelijke entiteit: uittreksel uit het staatsblad, kopie van de statuten, of uittreksel uit het handels- of verenigingenregister; |
— |
publiekrechtelijke entiteit: kopie van de verordening of het besluit tot oprichting van het overheidsbedrijf, of ander officieel document tot oprichting van de publiekrechtelijke entiteit; |
— |
entiteit zonder rechtspersoonlijkheid: documenten die aantonen dat de vertegenwoordiger(s) van de entiteit bevoegd is (zijn) namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan; |
Daarnaast wordt alle aanvragers verzocht relevante documentatie over te leggen waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan de in artikel 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 vastgestelde representativiteitscriteria.
6.2. Subsidiabele acties en activiteiten
De voorstellen moeten voldoen aan de in bijlage II bij het jaarlijkse werkprogramma opgenomen subsidiabiliteitscriteria, namelijk:
a) |
de voorstellen kunnen enkel op in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1144/2014 opgenomen producten en regelingen betrekking hebben; |
b) |
de voorstellen moeten ervoor zorgen dat de acties worden uitgevoerd door uitvoeringsinstanties als bedoeld in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 1144/2014. Bij de selectie van uitvoeringsinstanties moeten de indienende organisaties rekening houden met de kosteneffectiviteit en de afwezigheid van belangenconflicten (zie artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829). De indienende organisatie moet zich ertoe verbinden de met de uitvoering van het programma belaste instantie uiterlijk vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst te selecteren (zie artikel 10 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831); |
c) |
indien een indienende organisatie voorstelt bepaalde delen van het voorstel zelf uit te voeren, moet zij ervoor zorgen dat de kosten van de maatregelen die zij voornemens is zelf uit te voeren niet hoger zijn dan de gangbare markttarieven; |
d) |
de voorstellen moeten in overeenstemming zijn met de regelgeving van de Unie die van toepassing is op de betrokken producten en de afzet daarvan, en moeten van aanzienlijke omvang zijn, een Uniedimensie hebben en in overeenstemming zijn met alle andere bepalingen van artikel 3, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829; |
e) |
indien een uitgedragen boodschap informatie bevat over de effecten op de gezondheid, moeten de voorstellen in overeenstemming zijn met de regels als bedoeld in artikel 3, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829; |
f) |
indien in het voorstel wordt voorgesteld om oorsprongen of handelsmerken te vermelden, moet het voldoen aan de regels als bedoeld in hoofdstuk II van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831. |
Voor aanvragers die voorstellen indienen die op het Verenigd Koninkrijk zijn gericht: wees u ervan bewust dat een vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie kan leiden tot wijzigingen in de uitvoering van de programma’s. |
Ten behoeve van de beoordeling van de subsidiabiliteit van de geplande activiteiten moet de volgende informatie worden verstrekt:
— |
voorstellen die betrekking hebben op nationale kwaliteitsregelingen moeten documentatie of een verwijzing naar voor iedereen toegankelijke bronnen verstrekken die aantonen dat de kwaliteitsregeling door de lidstaat is erkend; |
— |
voorstellen die zich richten op de interne markt en een boodschap uitdragen betreffende goede eetgewoonten of verantwoord alcoholgebruik moeten beschrijven hoe het voorgestelde programma en zijn boodschap(pen) aansluiten bij de nationale voorschriften op het gebied van volksgezondheid in de lidstaat waar het programma zal worden uitgevoerd. De motivering moet verwijzingen of documentatie ter staving van de bewering bevatten. |
Voorts moet een voorstel ook in overeenstemming zijn met een van de in het werkprogramma 2018 opgenomen thematische prioriteiten voor monoprogramma’s. Hieronder staan uittreksels uit het werkprogramma 2018 waarin de zes thema’s worden omschreven waarvoor aanvragen kunnen worden ingediend. De tekst bevat een beschrijving van het thema, het uitgetrokken bedrag, de doelstellingen en de verwachte resultaten.
Acties in het kader van thematische prioriteit 1: monoprogramma’s op de interne markt
Thema’s |
Totaal uitgetrokken bedrag |
Jaarprioriteiten, doelstellingen en verwachte resultaten |
||||||
Thema 1 — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s die gericht zijn op het verhogen van de bekendheid met en de erkenning van kwaliteitsregelingen van de Unie zoals omschreven in artikel 5, lid 4, onder a), b) en c), van Verordening (EU) nr. 1144/2014 |
11 000 000 EUR |
De doelstelling is de bekendheid met en de erkenning van kwaliteitsregelingen van de Unie te verhogen:
|
||||||
|
|
Op kwaliteitsregelingen van de Unie gerichte informatie- en afzetbevorderingsprogramma’s moeten een belangrijke prioriteit op de interne markt zijn aangezien zulke regelingen consumenten garanties bieden inzake de kwaliteit en kenmerken van het product of het gevolgde productieproces, meerwaarde voor de betrokken producten creëren en de marktkansen ervan vergroten. |
||||||
|
|
Een van de verwachte resultaten is dat meer Europese consumenten het bij de kwaliteitsregelingen van de Unie horende logo zullen herkennen, wetende dat volgens een speciale Eurobarometerenquête (nr. 440), slechts 20 % van de Europese consumenten de logo’s van producten met een beschermde oorsprongsbenaming (BOB), 17 % voor een beschermde geografische aanduiding (BGA) en 15 % voor de gegarandeerde traditionele specialiteit (GTS) — de voornaamste kwaliteitsregelingen van de Unie — herkent. Bovendien herkent slechts 23 % van de Europese consumenten het EU-logo van biologische landbouw. Het verwachte eindresultaat is dat het concurrentievermogen en de consumptie van de in het kader van een kwaliteitsregeling van de Unie geregistreerde landbouwproducten en levensmiddelen worden vergroot, het profiel ervan wordt verhoogd en het marktaandeel ervan wordt uitgebreid. |
||||||
Thema 2 — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s om de aandacht te vestigen op de specifieke kenmerken van de landbouwmethoden in de Unie en de kenmerken van de Europese landbouwproducten en levensmiddelen, en op kwaliteitsregelingen zoals omschreven in artikel 5, lid 4, onder d), van Verordening (EU) nr. 1144/2014 |
7 000 000 EUR |
De doelstelling is de aandacht te vestigen op ten minste een van de specifieke kenmerken van de landbouwproductiemethoden van de Unie uit het oogpunt van met name voedselveiligheid, traceerbaarheid, authenticiteit, etikettering, aspecten betreffende voedingswaarde en gezondheid (met inbegrip van goede eetgewoonten en verantwoord gebruik van in aanmerking komende alcoholische dranken), dierenwelzijn, milieuzorg en duurzaamheid en op de kenmerken van landbouwproducten en levensmiddelen, met name uit het oogpunt van hun kwaliteit, smaak, verscheidenheid of tradities. |
||||||
|
|
Het verwachte eindresultaat is dat de kennis van de consument over de voordelen van de landbouwproducten van de Unie toeneemt en dat het concurrentievermogen en de consumptie van de landbouwproducten en levensmiddelen van de Unie worden vergroot, het profiel ervan wordt verhoogd en het marktaandeel ervan wordt uitgebreid. |
||||||
Thema 3 — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s om de aandacht te vestigen op het duurzame aspect van de productie van schapen- en geitenvlees (*1) |
2 000 000 EUR |
De sector schapen- en geitenvlees is een bijzonder kwetsbare sector: de consumptie van schapen- en geitenvlees is aan het dalen en ondervindt hevige concurrentie van goedkopere invoer. |
||||||
|
|
De doelstelling is de aandacht vestigen op het duurzame aspect van de sector schapen- en geitenvlees, die een van de meest extensieve veeteeltsystemen heeft en een belangrijke rol speelt in natuurbescherming en het behoud van biodiversiteit. Kleine kuddes herkauwers begrazen circa 80 % van de gebieden met natuurlijke handicaps in de EU en spelen een actieve rol in het levensonderhoud van de plattelandsbevolking en het behoud van gras- en weideland. Acties zullen de aandacht vestigen op de milieuduurzaamheid van de productie, en nadruk leggen de positieve rol voor klimaatactie en het milieu. |
||||||
|
|
De acties kunnen bijvoorbeeld toelichten hoe het product of de producten in kwestie en hun productiemethod(en) bijdragen aan: beperking van de klimaatverandering (bv. terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen) en/of aanpassing aan de klimaatverandering; biodiversiteit, natuurbehoud en duurzaam gebruik (bv. landschapsbescherming, genetische hulpbronnen); duurzaam waterbeheer (bv. efficiënt watergebruik, vermindering van nutriënten en pesticiden); duurzaam bodembeheer (bv. erosiebeheersing, nutriëntenbalans, voorkomen van verzuring en verzilting). Ook kan aandacht worden gevestigd op de actieve rol die de extensieve schapen- en geitenteelt speelt in het levensonderhoud van de plattelandsbevolking en het behoud van grasland en/of transhumanceweidegronden. |
||||||
|
|
Het verwachte eindresultaat is dat de kennis van de consument over de voordelen van de landbouwproducten van de Unie toeneemt en dat het concurrentievermogen en de consumptie van de landbouwproducten en levensmiddelen van de Unie worden vergroot, het profiel ervan wordt verhoogd en het marktaandeel ervan wordt uitgebreid. |
Acties in het kader van thematische prioriteit 2: monoprogramma’s in derde landen
Aanvragers kunnen voor achtergrondinformatie punt 1.2.1.2 van bijlage 1 bij het werkprogramma raadplegen.
Thema’s |
Totaal uitgetrokken bedrag |
Jaarprioriteiten, doelstellingen en verwachte resultaten |
Thema 4 — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op een of meer van de volgende landen: China (met inbegrip van Hongkong en Macau), Japan, Zuid-Korea, Taiwan, Zuidoost-Aziatische regio of Zuid-Azië (*2) |
26 250 000 EUR |
De voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s zijn op een of meer van de bij het corresponderende thema aangewezen landen gericht. De doelstellingen van deze programma’s zijn in overeenstemming met de algemene en specifieke doelstellingen van artikel 2 en 3 van Verordening (EU) nr. 1144/2014. Het verwachte eindresultaat is dat het concurrentievermogen en de consumptie van de landbouwproducten en levensmiddelen van de Unie worden vergroot, het profiel ervan wordt verhoogd en het marktaandeel ervan in de betrokken landen wordt uitgebreid. |
Thema 5 — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op een of meer van de volgende landen: Canada, VS, Mexico of Colombia |
22 500 000 EUR |
|
Thema 6 — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op andere geografische gebieden |
26 250 000 EUR |
Indien een organisatie zich op verschillende van de prioritaire regio’s in derde landen wil richten, moet zij meerdere aanvragen indienen (één aanvraag per thema) of een aanvraag indienen in het kader van het thema „Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op andere geografische gebieden”. Dit thema heeft betrekking op de geografische gebieden die niet bij thema 4 en thema 5 zijn vermeld, maar het kan ook een combinatie van verschillende bij thema 4 en thema 5 opgenomen prioritaire regio’s betreffen.
Soorten subsidiabele activiteiten
Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties kunnen met name uit de volgende activiteiten bestaan, die subsidiabel zijn in het kader van deze oproep:
1. |
Projectbeheer |
2. |
Public relations
|
3. |
Website, sociale media
|
4. |
Reclame
|
5. |
Communicatie-instrumenten
|
6. |
Evenementen
|
7. |
Promotie in verkooppunten
|
Proeverijen en uitdelingen van monsters zijn niet toegestaan in het kader van campagnes over verantwoorde drinkpatronen die op de interne markt worden uitgevoerd; deze activiteiten zijn echter acceptabel wanneer ze dienen ter aanvulling en ondersteuning van de voorlichting over kwaliteitsregelingen en biologische productiemethoden. |
Uitvoeringsperiode
De gecofinancierde actie (voorlichtings-/afzetbevorderingsprogramma’s) wordt uitgevoerd gedurende een periode van minimaal één jaar en maximaal drie jaar.
In de voorstellen moet de looptijd van de actie worden gespecificeerd.
7. Uitsluitingscriteria (10)
7.1. Uitsluiting van deelname
Aanvragers die zich in een van de uitsluitingssituaties bevinden, worden van deelname aan de procedure van de oproep tot het indienen van voorstellen uitgesloten, d.w.z. wanneer:
a) |
de marktdeelnemer failliet is, onderworpen aan insolventie- of liquidatieprocedures, zijn activa worden beheerd door een curator of een gerecht, hij een regeling met schuldeisers heeft getroffen, zijn werkzaamheden zijn gestaakt of hij in een andere vergelijkbare toestand verkeert als gevolg van een soortgelijke procedure uit hoofde van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen; |
b) |
in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de marktdeelnemer niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen volgens het recht van het land waar hij is gevestigd, van het land waar de aanbestedende dienst is gevestigd, dan wel van het land waar de overeenkomst wordt uitgevoerd; |
c) |
in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de marktdeelnemer een ernstige beroepsfout heeft gemaakt doordat hij de toepasselijke wet- of regelgeving of de ethische normen van de beroepsgroep waartoe hij behoort, heeft overtreden of doordat hij onrechtmatig gedrag heeft vertoond dat invloed heeft op zijn professionele geloofwaardigheid wanneer sprake is van kwaad opzet of grove nalatigheid, met name bijvoorbeeld:
|
d) |
in een definitieve rechterlijke beslissing is vastgesteld dat de marktdeelnemer zich schuldig heeft gemaakt aan een van de volgende feiten:
|
e) |
de marktdeelnemer aanzienlijk is tekortgeschoten in de nakoming van belangrijke verplichtingen bij de uitvoering van een uit de begroting gefinancierde opdracht, hetgeen tot vroegtijdige beëindiging ervan of tot oplegging van een schadevergoeding of andere contractuele sancties heeft geleid, of na toetsen, audits of onderzoek door een ordonnateur, OLAF of de Rekenkamer aan het licht is gekomen; |
f) |
in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de marktdeelnemer een onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (18) heeft begaan. |
7.2. Uitsluiting van toekenning
Een aanvrager wordt van de toekenning van cofinanciering uitgesloten indien hij in de loop van de subsidietoekenningsprocedure onder een van de in artikel 107 van het Financieel Reglement beschreven acties valt:
a) |
hij verkeert in een uitsluitingssituatie die overeenkomstig artikel 106 van het Financieel Reglement is vastgesteld; |
b) |
hij heeft valse verklaringen afgelegd in de inlichtingen die worden verlangd als voorwaarde voor deelname aan de procedure, of hij heeft die inlichtingen niet verstrekt in het kader van de subsidietoekenningsprocedure. |
Om aan te tonen dat de uitsluitingscriteria zijn nageleefd, moet de coördinator het desbetreffende vakje aankruisen wanneer hij zijn onlineaanvraag indient. Indien zij worden geselecteerd voor cofinanciering moeten alle begunstigden (in geval van een subsidie voor meerdere begunstigden) een verklaring op erewoord ondertekenen waarin wordt gecertificeerd dat zij niet verkeren in een van de in artikel 106, leden 1 en 2, en artikelen 107 en 108 van het Financieel Reglement bedoelde situaties. De aanvragers moeten de instructies in het deelnemersportaal volgen.
8. Selectiecriteria
8.1. Financiële draagkracht
Aanvragers moeten over stabiele en toereikende financieringsbronnen beschikken om hun activiteiten gedurende de hele looptijd van de actie te kunnen uitvoeren en deel te nemen in de financiering ervan.
De financiële draagkracht van alle aanvragers zal worden beoordeeld overeenkomstig de vereisten van het Financieel Reglement (Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012). Deze beoordeling wordt niet uitgevoerd indien:
— |
de door de aanvrager gevraagde EU-bijdrage 60 000 EUR of minder bedraagt; |
— |
de aanvrager een publiekrechtelijk orgaan is. |
De bewijsstukken die bij de onlineaanvraag moeten worden gevoegd om de beoordeling van de financiële draagkracht mogelijk te maken, omvatten:
— |
de jaarrekeningen (met inbegrip van de balans en de resultatenrekening) voor het laatste afgesloten boekjaar (voor nieuw opgerichte entiteiten mag het bedrijfsplan worden ingediend ter vervanging van bovengenoemde documenten); |
— |
een ingevuld formulier financiële levensvatbaarheid met een samenvatting van de nodige gegevens van de jaarrekeningen, als hulp bij de beoordeling van de financiële draagkracht van de aanvrager. |
Verder voor een coördinator of een andere begunstigde die een EU-bijdrage van 750 000 EUR of meer (drempel per begunstigde) vraagt:
— |
een auditverslag van een erkende externe accountant waarin de rekeningen voor het laatste beschikbare boekjaar worden goedgekeurd. Deze bepaling is niet van toepassing op overheidsinstanties. |
8.2. Operationele capaciteit
De aanvragers moeten beschikken over de vereiste beroepsbekwaamheden en -kwalificaties om het programma te voltooien.
Aanvragers moeten aantonen dat te minste één natuurlijk persoon die werkzaam is ingevolge een arbeidsovereenkomst met de aanvrager, of is toegewezen aan de actie op grond van een soortgelijke aanstelling, detachering tegen betaling of een ander soort rechtstreekse overeenkomst (bv. met betrekking tot de verlening van diensten), zal worden aangesteld als projectleider. De projectleider moet minstens drie jaar ervaring in projectbeheer hebben. Ten bewijze daarvan moet de volgende informatie worden verstrekt in de bijlage „Aanvullende informatie”:
— |
Curriculum Vitae (kwalificaties en professionele ervaring) van het personeel van de aanvrager dat primair verantwoordelijk is voor het beheer en de uitvoering van de voorgestelde actie, in te vullen in de Europass-template (19). |
— |
Een verklaring van de voorgestelde projectleider dat hij/zij beschikbaar zal zijn voor de totale duur van de voorgestelde actie. |
In gevallen waarin indienende organisaties voorstellen bepaalde onderdelen van het voorstel zelf uit te voeren, moet bewijs worden gegeven dat zij ten minste drie jaar ervaring hebben met het uitvoeren van voorlichtings- en afzetbevorderingsacties. Ten bewijze daarvan moet de volgende informatie worden verstrekt in de bijlage „Aanvullende informatie”:
— |
het activiteitenverslag van de indienende organisatie(s) of een beschrijving van de in verband met de activiteiten verrichte werkzaamheden die in aanmerking komen voor cofinanciering zoals bedoeld onder punt 6 hierboven. |
9. Toekenningscriteria
Deel B van de aanvraag dient om het voorstel te beoordelen aan de hand van de toekenningscriteria.
In de aanvragen moet een efficiënte beheersstructuur worden gepresenteerd en een duidelijke en nauwkeurige beschrijving van de strategie en verwachte resultaten worden gegeven.
De inhoud van elk voorstel zal worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria en subcriteria:
Criteria |
Maximaal aantal punten |
Vereist minimum |
||
|
20 |
14 |
||
|
40 |
24 |
||
|
10 |
6 |
||
|
30 |
18 |
||
TOTAAL |
100 |
62 |
Voorstellen met een score onder de hierboven vermelde totale en/of afzonderlijke minima worden afgewezen.
De volgende subcriteria moeten in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van elk van de belangrijkste toekenningscriteria:
1. |
Uniedimensie:
|
2. |
Kwaliteit van het technische voorstel
|
3. |
Kwaliteit van het projectbeheer
|
4. |
Begroting en kosteneffectiviteit
|
Na de evaluatie wordt een lijst van alle in aanmerking komende voorstellen opgesteld, gerangschikt volgens het totale aantal toegekende punten.
Aan de voorstellen met de hoogste scores wordt overeenkomstig de beschikbare begrotingsmiddelen cofinanciering toegekend.
Er wordt een afzonderlijke ranglijst vastgesteld voor elk van de prioritaire thema’s in punt 6.2 van de onderhavige oproep tot het indienen van voorstellen.
Indien twee (of meer) voorstellen in dezelfde ranglijst evenveel punten hebben gekregen, dan wordt aan het voorstel dat (de voorstellen die) de grootste diversiteit aan producten of doelmarkten in aanmerking neemt (nemen) prioriteit verleend. Dit betekent dan dat de Commissie in het geval van twee voorstellen met dezelfde score eerst het voorstel selecteert waarvan de inhoud (in de eerste plaats in termen van producten, in de tweede plaats in termen van doelmarkten) nog niet in de ranglijst is vertegenwoordigd. Indien dit criterium niet kan worden toegepast, dan selecteert de Commissie eerst het programma dat de hoogste score voor de hierboven vermelde afzonderlijke toekenningscriteria heeft gekregen. Zij zal eerst de scores voor „Uniedimensie” vergelijken, daarna de scores voor „Kwaliteit van het technische voorstel”, en tot slot die voor „Begroting en kosteneffectiviteit”.
Indien de ranglijst voor een bepaald thema onvoldoende voorstellen bevat om het uitgetrokken bedrag in zijn geheel te spenderen, mag het resterende bedrag aan andere thema’s worden toegewezen in overeenstemming met de volgende criteria:
a) |
het totaal van het restant van het uitgetrokken bedrag voor de drie thema’s op de interne markt wordt toegewezen aan de op de interne markt gerichte projecten met de hoogste kwaliteitsscore, ongeacht het thema waarvoor zij zijn aangevraagd; |
b) |
dezelfde aanpak wordt gehanteerd voor voorstellen gericht op derde landen (thema’s 4-6); |
c) |
indien het uitgetrokken bedrag nog steeds niet geheel is gespendeerd, worden de resterende bedragen voor de interne markt en de derde landen samengevoegd en toegewezen aan projecten met de hoogste kwaliteitsscore, ongeacht de prioriteit en het thema waarvoor zij zijn aangevraagd. |
De volgorde van de ranglijsten moet strikt worden gevolgd.
10. Juridische verbintenissen
Na de evaluatie stelt het Chafea een lijst van de voor financiering aanbevolen voorstellen vast, gerangschikt volgens het totale aantal toegekende punten.
Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1144/2014 stelt de Europese Commissie een uitvoeringshandeling vast, waarin de geselecteerde monoprogramma’s worden bepaald, alsook de eventuele wijzigingen daarvan en de bijbehorende begrotingsmiddelen (toekenningsbesluit).
Dit besluit van de Commissie zal een lijst bevatten van de geselecteerde programma’s die zijn aanvaard voor een financiële bijdrage van de Unie uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1144/2014. Dit besluit wordt gericht tot de bevoegde lidstaten. De betrokken lidstaten zijn verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de geselecteerde monoprogramma’s en voor de daarmee samenhangende betalingen.
Zodra de Commissie deze uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, zendt zij aan de betrokken lidstaten kopieën van de geselecteerde programma’s toe. De lidstaten delen de betrokken indienende organisaties onmiddellijk mee of hun aanvraag al dan niet is aanvaard.
De lidstaten sluiten subsidieovereenkomsten voor de uitvoering van programma’s met de geselecteerde indienende organisaties overeenkomstig de in artikel 10 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 vermelde vereisten. In de subsidieovereenkomsten worden met name de voorwaarden en het financieringsniveau, alsook de verplichtingen van de partijen nauwkeurig omschreven.
11. Financiële bepalingen
11.1. Algemene beginselen van subsidiëring
a) |
Beginsel van niet-cumuleerbaarheid Een actie komt slechts in aanmerking voor één subsidie uit de EU-begroting. Dezelfde kosten worden in geen geval tweemaal uit de begroting van de Unie gefinancierd. Aanvragers vermelden de bronnen en bedragen van financiering van de Unie die zij voor dezelfde actie of een deel van de actie of voor hun werking (exploitatiesubsidie) genieten of aanvragen, evenals alle andere voor dezelfde actie ontvangen of aangevraagde financiering. |
b) |
Verbod op terugwerkende kracht Subsidiëring met terugwerkende kracht van reeds voltooide acties is niet toegestaan. |
c) |
Beginsel van cofinanciering Cofinanciering betekent dat voor de uitvoering van de actie naast de EU-subsidie ook middelen uit andere bronnen worden benut. De rest van de uitgaven komt uitsluitend ten laste van de indienende organisatie. Financiële bijdragen die aan een begunstigde worden verstrekt door haar leden en die specifiek moeten worden gebruikt voor kosten die subsidiabel zijn in het kader van de actie, zijn toegestaan en zullen worden beschouwd als ontvangsten. |
11.2. Begroting in evenwicht
De geraamde begroting van de actie moet worden opgevoerd in deel A van het aanvraagformulier. Inkomsten en uitgaven moeten in evenwicht zijn.
De begroting moet in euro zijn opgesteld.
Aanvragers die voorzien dat de uitgaven niet in euro zullen worden gedaan, worden verzocht de wisselkoers toe te passen die wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie:
http://ec.europa.eu/budget/contracts_grants/info_contracts/inforeuro/inforeuro_en.cfm
11.3. Uitvoeringscontracten/onderaanbesteding
Wanneer voor de uitvoering van de actie een overheidsopdracht moet worden geplaatst (hier uitvoeringsopdracht genoemd), gunnen de begunstigden de opdracht aan de indiener van de offerte die de beste verhouding tussen kwaliteit en prijs biedt of die het goedkoopst is (naargelang van het geval). Zij vermijden hierbij belangenconflicten (20).
Van de begunstigde wordt verwacht dat hij de aanbestedingsprocedure duidelijk documenteert en de documentatie bewaart met het oog op een eventuele audit.
Indien de indienende organisatie een publiekrechtelijke instelling in de zin van artikel 2, lid 1, punt 4, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (21) is, dan moet zij de onderaannemers selecteren overeenkomstig de nationale wetgeving ter omzetting van die richtlijn.
Bij onderaanbesteding, d.w.z. het uitbesteden van specifieke taken of activiteiten die deel uitmaken van de in het voorstel beschreven actie, moeten de voorwaarden die voor de uitvoeringsopdracht (zie hierboven) gelden, in acht worden genomen en moet bovendien aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
— |
de onderaanbesteding moet te rechtvaardigen zijn, gezien de aard van de actie en wat nodig is voor de uitvoering ervan; |
— |
de kerntaken van de acties (d.w.z. de technische en financiële coördinatie van de actie en het beheer van de strategie) mogen niet worden uitbesteed of gedelegeerd; |
— |
de geraamde kosten van de onderaanbesteding moeten duidelijk in de technische en financiële delen van de aanvraag worden vermeld; |
— |
ieder beroep op onderaanbesteding waarin niet is voorzien in de beschrijving van de actie, moet door de begunstigde worden doorgegeven en worden goedgekeurd door de lidstaat. De lidstaat kan goedkeuring verlenen:
|
— |
de begunstigden dragen er zorg voor dat bepaalde voorwaarden die op begunstigden van toepassing zijn, zoals genoemd in de subsidieovereenkomst (bv. transparantie, geheimhouding etc.), ook van toepassing zijn op de onderaannemers. |
Onderaanbesteding aan entiteiten met een structurele band met de begunstigde
Onderaannemingscontracten kunnen ook worden toegekend aan entiteiten met een structurele band met de begunstigde, maar enkel indien de prijs beperkt is tot de werkelijke kosten die door de entiteit worden gemaakt (d.w.z. zonder enige winstmarge).
De door dergelijke entiteiten uit te voeren taken moeten duidelijk worden vermeld in het technische deel van het voorstel.
11.4. Vormen van financiering, subsidiabele en niet-subsidiabele kosten
Cofinanciering wordt verleend in de vorm van terugbetaling van een bepaald deel van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten; tevens omvat ze een forfaitair bedrag ter dekking van indirecte kosten (gelijk aan 4 % van de subsidiabele personeelskosten) die verband houden met de uitvoering van de actie (22).
Maximale cofinancieringspercentages
De EU-subsidie is beperkt tot de volgende maximale cofinancieringspercentages:
— |
voor monoprogramma’s op de interne markt: 70 % van de subsidiabele kosten; |
— |
voor monoprogramma’s in derde landen: 80 % van de subsidiabele kosten; |
— |
voor monoprogramma’s op de interne markt van begunstigden gevestigd in lidstaten die op of na 1 januari 2014 financiële bijstand overeenkomstig de artikelen 136 en 143 VWEU ontvangen (23): 75 % van de subsidiabele kosten; |
— |
voor monoprogramma’s in derde landen van begunstigden gevestigd in lidstaten die op of na 1 januari 2014 financiële bijstand overeenkomstig de artikelen 136 en 143 VWEU ontvangen: 85 % van de subsidiabele kosten van het programma. |
Deze laatste twee percentages gelden enkel voor programma’s waartoe de Commissie heeft besloten vóór de datum met ingang waarvan de betrokken lidstaat die financiële bijstand niet langer ontvangt.
Bijgevolg moet een deel van de in de geraamde begroting opgenomen totale subsidiabele uitgaven worden gefinancierd uit andere bronnen dan de EU-subsidie (cofinancieringsbeginsel).
Subsidiabele kosten
Subsidiabele kosten zijn kosten die werkelijk door de begunstigde van de subsidie zijn gemaakt en voldoen aan alle in de artikelen 6.1 en 6.2 van de modelsubsidieovereenkomst en artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 aangegeven criteria.
Niet-subsidiabele kosten
Niet-subsidiabele kosten zijn kosten die niet voldoen aan de in artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 vastgestelde voorwaarden. Zij worden vermeld in artikel 6.4 van de modelsubsidieovereenkomst.
Berekening van het definitieve subsidiebedrag
Het definitieve subsidiebedrag wordt berekend na de voltooiing van het programma en na goedkeuring van de betalingsaanvraag.
Het „definitieve subsidiebedrag” hangt af van de mate waarin het programma daadwerkelijk wordt uitgevoerd in overeenstemming met de algemene voorwaarden van de overeenkomst.
Dit bedrag wordt berekend door de lidstaat — wanneer de betaling van het saldo wordt verricht — overeenkomstig artikel 15 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831.
11.5. Wijze van betaling
De indienende organisatie kan een aanvraag voor een voorschot indienen bij de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 13 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 van de Commissie.
De aanvragen om tussentijdse betaling van de financiële bijdragen van de Unie worden door de indienende organisatie ingediend bij de lidstaten overeenkomstig artikel 14 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831.
De aanvragen om saldobetalingen worden door de indienende organisatie ingediend bij de lidstaten overeenkomstig artikel 15 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831.
11.6. Voorafgaande garantie
Overeenkomstig artikel 13 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 wordt het voorschot betaald op voorwaarde dat de indienende organisatie overeenkomstig hoofdstuk IV van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (24) ten gunste van de lidstaat een zekerheid heeft gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorschot.
12. Publiciteit
Bij alle activiteiten waarvoor de subsidie wordt gebruikt, moeten de begunstigden duidelijk aangeven dat de Europese Unie in de financiering heeft bijgedragen.
In dit verband moeten de begunstigden de naam en het logo van de Europese Unie duidelijk vermelden op al hun publicaties, posters, programma’s en andere producten die in het kader van het cofinancieringsvoorstel tot stand zijn gekomen.
De regels voor de grafische reproductie van het Europese logo staan in de Interinstitutionele schrijfwijzer (25).
Bovendien moet op al het visueel materiaal dat wordt gemaakt in het kader van een door de Europese Unie gecofinancierd afzetbevorderingsprogramma het motto „Enjoy, it’s from Europe” worden vermeld. Richtsnoeren over het gebruik van het motto en alle grafische bestanden kunnen worden opgehaald op de Europa-website voor afzetbevordering (26).
Tot slot moet (met uitzondering van kleine gadgets) al het schriftelijk materiaal, d.w.z. posters, folders, spandoeken, reclameborden, gedrukte reclame, krantenartikelen, websites, een disclaimer bevatten overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst omschreven voorwaarden, waarin wordt uitgelegd dat het de mening van de auteur weergeeft. De Europese Commissie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de informatie die het materiaal bevat.
13. Gegevensbescherming
Naar aanleiding van reacties op een oproep tot het indienen van voorstellen moeten persoonsgegevens (zoals naam, adres en cv van personen die aan de medegefinancierde actie deelnemen) worden geregistreerd en verwerkt. Deze gegevens zullen worden verwerkt met inachtneming van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (27). Tenzij anders vermeld, zijn de vragen en de gevraagde persoonsgegevens noodzakelijk ter beoordeling van de aanvraag overeenkomstig de specificaties van de oproep tot het indienen van voorstellen en worden ze uitsluitend voor dat doel verwerkt door het Chafea/de Commissie of derde partijen die optreden in naam van en onder de verantwoordelijkheid van het Chafea/de Commissie. De betrokkenen kunnen worden geïnformeerd over de nadere bijzonderheden van de verwerkingsverrichtingen, hun rechten en de wijze waarop deze kunnen worden uitgeoefend onder verwijzing naar de in het deelnemersportaal bekendgemaakte privacyverklaring:
http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/support/legal_notices.html
en de website van het Chafea:
http://ec.europa.eu/chafea/about/data_protection.html
De aanvragers worden verzocht de desbetreffende privacyverklaring regelmatig te controleren om zich naar behoren te informeren over mogelijke updates die kunnen plaatsvinden vóór de uiterste termijn voor de indiening van hun voorstellen of daarna. De begunstigden nemen de wettelijke verbintenis op zich om hun personeel te informeren over de ter zake relevante handelingen die moeten worden verricht door het Chafea; daartoe moeten zij hen de privacyverklaringen verstrekken die door het Chafea zijn gepubliceerd in het deelnemersportaal alvorens hun gegevens door te sturen aan het Chafea. Persoonsgegevens kunnen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen worden geregistreerd in het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting (EDES) van de Europese Commissie dat bij artikel 105 bis en artikel 108 van het Financieel Reglement van de EU is vastgesteld.
14. Procedure voor de indiening van voorstellen
De voorstellen moeten uiterlijk op de in punt 3 vastgestelde termijn worden ingediend via het elektronische indieningssysteem: http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/opportunities/agrip/index.html
Vóór het indienen van een voorstel:
1. |
Zoek een oproep tot het indienen van voorstellen: http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/opportunities/agrip/index.html |
2. |
Maak een account aan om een voorstel in te dienen: http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/organisations/register.html |
3. |
Registreer alle partners via het begunstigdenregister: http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/organisations/register.html |
De aanvragers worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de resultaten van de selectieprocedure.
De aanvragers moeten rekening houden met het maximumaantal pagina’s en de formatteringsvereisten van het technische voorstel (deel B) zoals aangegeven in het indieningssysteem.
Met het indienen van een voorstel aanvaardt de aanvrager de procedures en voorwaarden die zijn beschreven in deze oproep en in de documenten waarnaar deze oproep verwijst.
Na de termijn voor indiening mag de aanvraag niet meer worden gewijzigd. Indien er echter bepaalde aspecten moeten worden verduidelijkt of schrijffouten moeten worden gecorrigeerd, kan de Commissie/het Chafea hiervoor in de loop van de evaluatieprocedure contact opnemen met de aanvrager (28).
Contact
Voor vragen over de online indieningsinstrumenten, gelieve contact op te nemen met de daartoe opgezette IT-helpdesk via de deelnemersportaalsite:
http://ec.europa.eu/research/index.cfm?pg=enquiries
Voor niet-IT-gerelateerde vragen is er een helpdesk beschikbaar bij het Chafea via e-mailadres CHAFEA-AGRI-CALLS@ec.europa.eu. De termijn voor indiening van vragen verstrijkt op 29 maart 2018, 17:00 uur MET (Midden-Europese Tijd). Antwoorden op relevante vragen worden voor 5 april 2018, 17:00 uur MET (Midden-Europese Tijd), gepubliceerd op http://ec.europa.eu/chafea/agri/faq.html.
Veelgestelde vragen worden gepubliceerd op de website van het Chafea: http://ec.europa.eu/chafea/agri/faq.html.
In alle correspondentie met betrekking tot deze oproep (bijvoorbeeld bij het vragen van informatie, of het indienen van een aanvraag), moet duidelijk worden verwezen naar deze specifieke oproep. Zodra het elektronische uitwisselingssysteem een voorstel-ID heeft toegewezen moet de aanvrager dit nummer gebruiken in alle verdere correspondentie.
Na de uiterste indieningstermijnen zijn er geen wijzigingen mogelijk.
Gerelateerde documenten:
— |
Leidraad voor aanvragers met de relevante bijlagen |
— |
Aanvraagformulier |
— |
Modelsubsidieovereenkomst (versie voor mono- en multiprogramma’s) |
(1) Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 56).
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 van de Commissie van 23 april 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen (PB L 266 van 13.10.2015, blz. 3).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 van de Commissie van 7 oktober 2015 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen (PB L 266 van 13.10.2015, blz. 14).
(4) Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 15 november 2017 tot vaststelling van het werkprogramma 2018 van voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen, C(2017) 7475/2.
(5) Deze informatie is beschikbaar op https://ec.europa.eu/chafea/agri/funding-opportunities/simple-and-multi-programmes.
(6) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(7) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
(8) Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).
(9) Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).
(*1) Voorstellen voor schapen- en geitenvlees zijn ook subsidiabel in het kader van Thema 1 en Thema 2. Voor geiten- en schapenvleesprogramma’s die worden voorgesteld in het kader van Thema 2 zal, om overlappingen te voorkomen, een andere boodschap worden gebruikt dan het duurzame aspect van de productie van schapen- en geitenvlees (behalve wanneer schapen- en geitenvlees in verband wordt gebracht met (een) ander(e) product(en)).
(*2) De samenstelling van regio’s volgt de indeling van landen en regio’s van de Verenigde Naties. Kijk voor nadere gegevens over de lijst van landen in de verschillende geografische gebieden op: http://unstats.un.org/unsd/methods/m49/m49regin.htm
(10) Artikel 106, leden 1 en 2, en artikelen 107 en 108 van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften die zijn vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1). zoals laatstelijk gewijzigd bij respectievelijk Verordening (EU, Euratom) 2015/1929 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 286 van 30.10.2015, blz. 1) en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/7555 van de Commissie (PB L 342 van 29.12.2015, blz. 7).
(11) PB C 316 van 27.11.1995, blz. 48.
(12) PB C 195 van 25.6.1997, blz. 1.
(13) Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privésector (PB L 192 van 31.7.2003, blz. 54).
(14) Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42).
(15) Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15).
(16) Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3).
(17) Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1).
(18) Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(19) Template is beschikbaar op het volgende adres: http://europass/cedefop.europa.eu/
(20) Voor richtsnoeren met betrekking tot de vergelijkende procedure kunt u de volgende webpagina raadplegen:
https://ec.europa.eu/chafea/agri/sites/chafea/files/agri-2016-61788-00-00_nl.pdf.
(21) Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
(22) De aanvragers worden erop gewezen dat indirecte kosten niet subsidiabel zijn indien zij een exploitatiesubsidie ontvangen.
(23) Op de datum van de bekendmaking van deze oproep: Griekenland.
(24) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).
(25) http://publications.europa.eu/code/nl/nl-5000100.htm
(26) http://ec.europa.eu/agriculture/promotion/index_en.htm
(27) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(28) Artikel 96 van het Financieel Reglement.