Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022CN0590

Zaak C-590/22: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Wesel (Duitsland) op 9 september 2022 — AT, BT / PS GbR, VG, MB, DH, WB, GS

PB C 463 van 5.12.2022, p. 18–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

5.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 463/18


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Wesel (Duitsland) op 9 september 2022 — AT, BT / PS GbR, VG, MB, DH, WB, GS

(Zaak C-590/22)

(2022/C 463/24)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Amtsgericht Wesel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: AT, BT

Verwerende partijen: PS GbR, VG, MB, DH, WB, GS

Prejudiciële vragen

1.

Is het voor het ontstaan van een recht op schadevergoeding op grond van artikel 82, lid 1, van verordening (EU) 2016/679 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming, hierna: “AVG”) voldoende, dat een bepaling van de AVG die strekt tot bescherming van de eiser is geschonden, of is het noodzakelijk dat zich voor de eiser nog andere nadelige gevolgen hebben voorgedaan dan de inbreuken op de bepalingen als zodanig?

2.

Is het volgens het Unierecht voor het ontstaan van een recht op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 82, lid 1, AVG noodzakelijk, dat er een nadelig effect van enig belang wordt vastgesteld?

3.

In het bijzonder: is het voor het ontstaan van een recht op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 82, lid 1, AVG voldoende, dat de eiser vreest dat ten gevolge van inbreuken op de bepalingen van de AVG zijn persoonsgegevens in vreemde handen zijn geraakt, zonder dat dit concreet kan worden vastgesteld?

4.

Is het in overeenstemming met het Unierecht, wanneer de nationale rechter bij de vaststelling van een vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 82, lid 1, AVG, naar analogie de criteria van artikel 83, lid 2, tweede volzin, AVG toepast, die volgens de bewoordingen ervan alleen gelden voor administratieve geldboeten?

5.

Moet de hoogte van een recht op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 82, lid 1, AVG ook zodanig worden berekend dat dit recht een afschrikkende werking heeft, en/of “commercialisering” (ingecalculeerde aanvaarding van geldboeten/ schadevergoedingen) van inbreuken voorkomt?

6.

Is het in overeenstemming met het Unierecht om bij de vaststelling van de hoogte van een vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 82, lid 1, AVG rekening te houden met gelijktijdig gepleegde inbreuken op nationale bepalingen die de bescherming van persoonsgegevens tot doel hebben, maar die geen gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen zijn die werden vastgesteld overeenkomstig deze verordening, noch lidstatelijk recht waarin in deze verordening vervatte regels worden gespecificeerd?


(1)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB 2016, L 119, blz. 1).


Top