Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CN0512

    Zaak C-512/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d'État (Frankrijk) op 3 augustus 2018 — French Data Network, La Quadrature du Net, Fédération des fournisseurs d’accès à Internet associatifs / Premier ministre, Garde des Sceaux, ministre de la Justice

    PB C 392 van 29.10.2018, p. 7–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.10.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 392/7


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d'État (Frankrijk) op 3 augustus 2018 — French Data Network, La Quadrature du Net, Fédération des fournisseurs d’accès à Internet associatifs / Premier ministre, Garde des Sceaux, ministre de la Justice

    (Zaak C-512/18)

    (2018/C 392/11)

    Procestaal: Frans

    Verwijzende rechter

    Conseil d'État

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: French Data Network, La Quadrature du Net, Fédération des fournisseurs d’accès à Internet associatifs

    Verwerende partijen: Premier ministre, Garde des Sceaux, ministre de la Justice

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moet de verplichting tot algemene en ongedifferentieerde bewaring, die rust op de aanbieders op grond van de permissieve bepalingen van artikel 15, lid 1, van richtlijn [2002/58/EG] van 12 juli 2002 (1), met name gelet op de waarborgen en controles die vervolgens gelden voor zowel het opvragen als het gebruiken van die verbindingsgegevens, worden beschouwd als een inmenging die wordt gerechtvaardigd door het recht op veiligheid als gewaarborgd door artikel 6 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en door de vereisten van nationale veiligheid, waarvoor de verantwoordelijkheid krachtens artikel 4 van het Verdrag betreffende de Europese Unie uitsluitend op de lidstaten rust?

    2)

    Moeten de bepalingen van richtlijn [2000/31/EG] van 8 juni 2000 (2), gelezen tegen de achtergrond van de artikelen 6, 7, 8 en 11 alsook van artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat zij toestaan dat een staat een nationale regeling invoert die de personen van wie de activiteit erin bestaat online toegang tot communicatiediensten aan het publiek aan te bieden, en de natuurlijke of rechtspersonen die, zelfs gratis, met het oog op de terbeschikkingstelling aan het publiek door het aanbieden van online communicatiediensten aan het publiek zorgen voor de opslag van door de afnemers van die diensten aangeleverde signalen, geschriften, beelden, geluiden of berichten van om het even welke aard, verplicht om gegevens te bewaren die het mogelijk maken om eenieder te identificeren die heeft bijgedragen tot de creatie van de inhoud of van om het even welke inhoud van de diensten waarvan zij aanbieder zijn, zodat de gerechtelijke autoriteit in voorkomend geval om mededeling ervan kan verzoeken om de regels inzake burgerlijke of strafrechtelijke aansprakelijkheid te doen naleven?


    (1)  Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (PB 2002, L 201, blz. 37).

    (2)  Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”) (PB 2000, L 178, blz. 1).


    Top