Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CA0483

Zaak C-483/17: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 april 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal — Ierland) — Neculai Tarola/Minister for Social Protection (Prejudiciële verwijzing — Burgerschap van de Unie — Vrij verkeer van personen — Richtlijn 2004/38/EG — Recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten — Artikel 7, lid 1, onder a) — Werknemers en zelfstandigen — Artikel 7, lid 3, onder c) — Verblijfsrecht voor meer dan drie maanden — Onderdaan van een lidstaat die in andere lidstaat werknemer is geweest gedurende een periode van veertien dagen — Onvrijwillige werkloosheid — Behoud van de hoedanigheid van werknemer gedurende ten minste zes maanden — Recht op een uitkering voor werkzoekenden (jobseeker’s allowance))

PB C 206 van 17.6.2019, p. 3–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

17.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 206/3


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 11 april 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal — Ierland) — Neculai Tarola/Minister for Social Protection

(Zaak C-483/17) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Burgerschap van de Unie - Vrij verkeer van personen - Richtlijn 2004/38/EG - Recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten - Artikel 7, lid 1, onder a) - Werknemers en zelfstandigen - Artikel 7, lid 3, onder c) - Verblijfsrecht voor meer dan drie maanden - Onderdaan van een lidstaat die in andere lidstaat werknemer is geweest gedurende een periode van veertien dagen - Onvrijwillige werkloosheid - Behoud van de hoedanigheid van werknemer gedurende ten minste zes maanden - Recht op een uitkering voor werkzoekenden (jobseeker’s allowance))

(2019/C 206/03)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Court of Appeal

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Neculai Tarola

Verwerende partij: Minister for Social Protection

Dictum

Artikel 7, lid 1, onder a), en lid 3, onder c), van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG, moet aldus worden uitgelegd dat een onderdaan van een lidstaat die gebruik heeft gemaakt van zijn recht van vrij verkeer, die in een andere lidstaat de hoedanigheid van werknemer in de zin van artikel 7, lid 1, onder a), van die richtlijn heeft verworven vanwege de activiteit die hij daar gedurende twee weken, anders dan krachtens een tijdelijke arbeidsovereenkomst, heeft uitgeoefend alvorens onvrijwillig werkloos te worden, de status van werknemer behoudt gedurende een bijkomende periode van ten minste zes maanden in de zin van die bepalingen, mits hij zich als werkzoekende bij de bevoegde dienst voor arbeidsvoorziening heeft ingeschreven.

Het staat aan de verwijzende rechter om te bepalen of die onderdaan krachtens het door artikel 24, lid 1, van richtlijn 2004/38 gewaarborgde beginsel van gelijke behandeling bijgevolg recht heeft op socialebijstandsuitkeringen of, in voorkomend geval, socialezekerheidsvoorzieningen als was hij een onderdaan van het gastland.


(1)  PB C 347 van 16.10.2017.


Top