This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62016CN0683
Case C-683/16: Request for a preliminary ruling from the Verwaltungsgericht Köln (Germany) lodged on 27 December 2016 — Deutscher Naturschutzring, Dachverband der deutschen Natur- und Umweltschutzverbände e.V. v Bundesrepublik Deutschland
Zaak C-683/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Köln (Duitsland) op 27 december 2016 — Deutscher Naturschutzring, Dachverband der deutschen Natur- und Umweltschutzverbände e.V./Bundesrepublik Deutschland
Zaak C-683/16: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Köln (Duitsland) op 27 december 2016 — Deutscher Naturschutzring, Dachverband der deutschen Natur- und Umweltschutzverbände e.V./Bundesrepublik Deutschland
PB C 104 van 3.4.2017, p. 31–32
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
3.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 104/31 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Köln (Duitsland) op 27 december 2016 — Deutscher Naturschutzring, Dachverband der deutschen Natur- und Umweltschutzverbände e.V./Bundesrepublik Deutschland
(Zaak C-683/16)
(2017/C 104/45)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Verwaltungsgericht Köln
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Deutscher Naturschutzring, Dachverband der deutschen Natur- und Umweltschutzverbände e.V.
Verwerende partij: Bundesrepublik Deutschland
Prejudiciële vragen
1) |
Moet artikel 11 van verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en besluit 2004/585/EG van de Raad (1), aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan maatregelen van een lidstaat voor onder zijn soevereiniteit of jurisdictie vallende wateren die noodzakelijk zijn voor de nakoming van verplichtingen van de lidstaat op grond van artikel 6 van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (2), die gevolgen hebben voor vissersvaartuigen van andere lidstaten en waarmee in Natura 2000-gebieden beroepsmatige zeevisserij met gebruikmaking van vanginstrumenten die de zeebodem raken en van geankerde kieuwnetten („kieuwnetten, warnetten”) volledig wordt verboden? Meer in het bijzonder:
|
2) |
Moet artikel 11 van verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en besluit 2004/585/EG van de Raad, aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan maatregelen van een lidstaat voor onder zijn soevereiniteit of jurisdictie vallende wateren die noodzakelijk zijn voor de nakoming van zijn verplichtingen ingevolge richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade? |
3) |
Voor het geval de eerste en de tweede vraag alternatief of cumulatief ontkennend moeten worden beantwoord: Staat de uitsluitende bevoegdheid van de Europese Unie op het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder d), VWEU eraan in de weg dat de lidstaat bovengenoemde maatregelen treft? |