This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CA0430
Case C-430/15: Judgment of the Court (First Chamber) of 1 February 2017 (request for a preliminary ruling from the Supreme Court of the United Kingdom — United Kingdom) — Secretary of State for Work and Pensions v Tolley (Reference for a preliminary ruling — Social security — Regulation (EEC) No 1408/71 — Care component of disability living allowance — Person insured against the risk of old age who has definitively ceased all occupational activity — Concepts of ‘sickness benefit’ and ‘invalidity benefit’ — Exportability)
Zaak C-430/15: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 1 februari 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Supreme Court of the United Kingdom — Verenigd Koninkrijk) — Secretary of State for Work and Pensions/Tolley [Prejudiciële verwijzing — Sociale zekerheid — Verordening (EEG) nr. 1408/71 — Zorgbestanddeel van de onderhoudsuitkering voor gehandicapten (disability living allowance) — Tegen het ouderdomsrisico verzekerde persoon die alle beroepswerkzaamheden definitief heeft stopgezet — Begrippen „prestatie bij ziekte” en „prestatie bij invaliditeit” — Meeneembaarheid]
Zaak C-430/15: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 1 februari 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Supreme Court of the United Kingdom — Verenigd Koninkrijk) — Secretary of State for Work and Pensions/Tolley [Prejudiciële verwijzing — Sociale zekerheid — Verordening (EEG) nr. 1408/71 — Zorgbestanddeel van de onderhoudsuitkering voor gehandicapten (disability living allowance) — Tegen het ouderdomsrisico verzekerde persoon die alle beroepswerkzaamheden definitief heeft stopgezet — Begrippen „prestatie bij ziekte” en „prestatie bij invaliditeit” — Meeneembaarheid]
PB C 104 van 3.4.2017, p. 17–18
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
3.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 104/17 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 1 februari 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Supreme Court of the United Kingdom — Verenigd Koninkrijk) — Secretary of State for Work and Pensions/Tolley
(Zaak C-430/15) (1)
([Prejudiciële verwijzing - Sociale zekerheid - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Zorgbestanddeel van de onderhoudsuitkering voor gehandicapten (disability living allowance) - Tegen het ouderdomsrisico verzekerde persoon die alle beroepswerkzaamheden definitief heeft stopgezet - Begrippen „prestatie bij ziekte” en „prestatie bij invaliditeit” - Meeneembaarheid])
(2017/C 104/25)
Procestaal: Engels
Verwijzende rechter
Supreme Court of the United Kingdom
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Secretary of State for Work and Pensions
Verwerende partij: Tolley
Dictum
1) |
Een prestatie als het zorgbestanddeel van de onderhoudsuitkering voor gehandicapten (disability living allowance) vormt een prestatie bij ziekte in de zin van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de versie zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 307/1999 van de Raad van 8 februari 1999. |
2) |
Artikel 13, lid 2, onder f), van verordening nr. 1408/71, in de versie zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 118/97, zoals gewijzigd bij verordening nr. 307/1999, moet aldus worden uitgelegd dat het feit dat een persoon rechten op een ouderdomspensioen heeft verkregen op grond van de bijdragen die hij gedurende een bepaalde periode heeft betaald aan het sozialezekerheidsstelsel van een lidstaat, er niet aan in de weg staat dat die persoon naderhand ophoudt aan de wettelijke regeling van die lidstaat onderworpen te zijn. Het staat aan de nationale rechter om, op basis van de omstandigheden van het voor hem aanhangige geding en van de bepalingen van het toepasselijke nationale recht, vast te stellen wanneer die persoon is opgehouden aan die wettelijke regeling onderworpen te zijn. |
3) |
Artikel 22, lid 1, onder b), van verordening nr. 1408/71, in de versie zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 118/97, zoals gewijzigd bij verordening nr. 307/1999, moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat de wettelijke regeling van de bevoegde lidstaat het genot van een uitkering als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, afhankelijk stelt van een voorwaarde inzake woonplaats en verblijf op het grondgebied van die lidstaat. Artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 22, lid 2, van verordening nr. 1408/71, in de versie zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 118/97, zoals gewijzigd bij verordening nr. 307/1999, moeten aldus worden uitgelegd dat een persoon die zich in een situatie als die in het hoofdgeding bevindt, het recht behoudt de in de eerstgenoemde bepaling bedoelde prestaties te ontvangen nadat hij zijn woonplaats naar een andere dan de bevoegde lidstaat heeft overgebracht, mits hij voor deze overbrenging toestemming heeft gekregen. |