This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011TN0281
Case T-281/11 P: Appeal brought on 3 June 2011 by Diego Canga Fano against the judgment of the Civil Service Tribunal of 24 March 2011 in Case F-104/09, Canga Fano v Council
Zaak T-281/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 3 juni 2011 door Diego Canga Fano tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 24 maart 2011 in zaak F-104/09, Canga Fano/Raad
Zaak T-281/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 3 juni 2011 door Diego Canga Fano tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 24 maart 2011 in zaak F-104/09, Canga Fano/Raad
PB C 238 van 13.8.2011, p. 20–21
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
13.8.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 238/20 |
Hogere voorziening ingesteld op 3 juni 2011 door Diego Canga Fano tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 24 maart 2011 in zaak F-104/09, Canga Fano/Raad
(Zaak T-281/11 P)
2011/C 238/37
Procestaal: Frans
Partijen
Rekwirerende partij: Diego Canga Fano (Brussel, België) (vertegenwoordigers: S. Rodrigues en C. Bernard-Glanz, advocaten)
Andere partij in de procedure: Raad van de Europese Unie
Conclusies
De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:
— |
de hogere voorziening ontvankelijk te verklaren; |
— |
het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie in zaak F-104/09 te vernietigen; |
— |
de door de rekwirerende partij voor het Gerecht voor ambtenarenzaken ingediende vorderingen tot nietigverklaring en schadevergoeding toe te wijzen, met dien verstande echter dat de rekwirerende partij, die tevreden is met de vernietiging van het bestreden arrest, bereid is om genoegen te nemen met een symbolische vergoeding van 1 EUR voor de door haar geleden schade; |
— |
de Raad in de kosten van de beide procedures te verwijzen. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij één middel aan, bestaande uit drie onderdelen en ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting.
— |
In het kader van het eerste onderdeel stelt de rekwirerende partij dat het Gerecht voor ambtenarenzaken de toepasselijk bepalingen heeft uitgelegd op een wijze die in strijd is met die van het Hof en het Gerecht in hun rechtspraak over de beoordelingsvrijheid van het TABG (punten 35 en 36 van het bestreden arrest). |
— |
In het kader van het tweede onderdeel betoogt de rekwirerende partij dat het Gerecht voor ambtenarenzaken bij de uitoefening van zijn controle van de kennelijk onjuiste beoordeling (punten 48, 51, 52, 58, 78 en 79 van het bestreden arrest) rechtens ongegronde conclusies heeft getrokken en zijn eigen criteria tegenspreekt, waarmee hij de rechtspraak van het Hof en het Gerecht wil vervangen. |
— |
In het kader van het derde onderdeel stelt de rekwirerende partij dat de motivering van het Gerecht voor ambtenarenzaken materiële onjuistheden bevat die gekoppeld zijn aan de onjuiste opvatting of de niet-inachtneming van het hem ter beschikking gestelde bewijsmateriaal (punten 80, 81, 85, 88 en 90 van het bestreden arrest). |