Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CN0466

    Zaak C-466/09 P: Hogere voorziening ingesteld op 26 november 2009 door het Territorio Histórico de Álava — Diputación Foral de Álava tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer — uitgebreid) van 9 september 2009 in de gevoegde zaken T-30/01 tot en met T-32/01 en T-86/02 tot en met T-88/02, Territorio Histórico de Álava — Diputación Foral de Álava e.a./Commissie van de Europese Gemeenschappen

    PB C 37 van 13.2.2010, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    13.2.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 37/5


    Hogere voorziening ingesteld op 26 november 2009 door het Territorio Histórico de Álava — Diputación Foral de Álava tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer — uitgebreid) van 9 september 2009 in de gevoegde zaken T-30/01 tot en met T-32/01 en T-86/02 tot en met T-88/02, Territorio Histórico de Álava — Diputación Foral de Álava e.a./Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak C-466/09 P)

    2010/C 37/08

    Procestaal: Spaans

    Partijen

    Rekwirant: Territorio Histórico de Álava — Diputación Foral de Álava (vertegenwoordigers: I. Sáenz-Cortabarría Fernández en M. Morales Isasi, abogados)

    Andere partijen in de procedure: Territorio Histórico de Vizcaya — Diputación Foral de Vizcaya, Territorio Histórico de Guipúzcoa — Diputación Foral de Guipúzcoa, Comunidad Autónoma del País Vasco — Gobierno Vasco, Confederación Empresarial Vasca (Confebask), Commissie van de Europese Gemeenschappen en Comunidad Autónoma de la Rioja

    Conclusies

    de hogere voorziening ontvankelijk en gegrond verklaren;

    het bestreden arrest vernietigen;

    het in eerste aanleg ingestelde beroep toewijzen;

    subsidiair, de zaak naar het Gerecht van eerste aanleg verwijzen en het in voorkomend geval gelasten het afgewezen bewijsaanbod alsnog te onderzoeken;

    de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hogere voorziening.

    Middelen en voornaamste argumenten

    1.

    Onjuiste rechtsopvatting bij de motivering van het bestreden arrest dat de zaak T–30/01 zonder voorwerp is geraakt.

    2.

    Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting met zijn oordeel dat de afsluiting van een vooronderzoeksprocedure met betrekking tot de litigieuze belastingmaatregel vóór de inwerkingtreding van verordening (EG) nr. 659/1999 (1) een uitdrukkelijke (tot de lidstaat gerichte) beschikking van de Commissie in die zin vergde.

    3.

    Verdraaiing van het besluit van 28 november 2000 waar het Gerecht van oordeel was dat dit besluit een einde maakte aan een vooronderzoeksprocedure met betrekking tot de litigieuze belastingmaatregel die zou berusten op een in april 1994 ingeschreven klacht. Onjuiste rechtsopvatting omdat volgens het Gerecht het heronderzoek van de litigieuze belastingmaatregel in 2000 niet in het kader van de procedure voor bestaande steun diende te geschieden.

    4.

    Onjuiste rechtsopvatting omdat het Gerecht de procedureregels inzake bewijslast en bewijswaardering niet in acht heeft genomen, in het bijzonder met betrekking tot het schriftelijk bewijs dat het besluit van 28 november 2000 vormt (geloofwaardigheid en bewijskracht ervan). Schending van het recht op een eerlijk proces.

    5.

    Onjuiste rechtsopvatting omdat het Gerecht de procedureregels inzake bewijswaardering en bewijslast heeft geschonden in verband met de objectieve, relevante, overeenstemmende en afdoende aanwijzingen in de processtukken waaruit blijkt dat de Commissie vóór het besluit van 28 november 2000 de litigieuze belastingmaatregel had onderzocht en dit onderzoek had afgesloten. Onjuiste rechtsopvatting omdat volgens het Gerecht het heronderzoek van de litigieuze belastingmaatregel in 2000 niet in het kader van de procedure betreffende bestaande steun diende te geschieden.

    6.

    Onjuiste rechtsopvatting omdat het Gerecht de procedureregels inzake de bewijsvoering niet in acht heeft genomen en heeft besloten niet in te gaan op het bewijsaanbod van verzoeker met betrekking tot de overlegging van bepaalde documenten van de Commissie, dat in het licht van de argumenten van het Gerecht tot afwijzing van verzoekers vordering essentieel voor de verdediging van diens belangen blijkt te zijn. Schending van het recht op een eerlijk proces, van het beginsel van gelijke wapens en van het recht van verweer.


    (1)  van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83, blz. 1).


    Top