Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020AE3018

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maatregelen voor een duurzame spoorwegmarkt naar aanleiding van de COVID-19-pandemie (COM(2020) 260 final — 2020/0127 (COD))

    EESC 2020/03018

    PB C 364 van 28.10.2020, p. 158–159 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    28.10.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 364/158


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maatregelen voor een duurzame spoorwegmarkt naar aanleiding van de COVID-19-pandemie

    (COM(2020) 260 final — 2020/0127 (COD))

    (2020/C 364/22)

    Algemeen rapporteur:

    Alberto MAZZOLA

    Raadpleging

    Europees Parlement, 8.7.2020

    Raad, 30.6.2020

    Rechtsgrondslag

    Artikel 91 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

    Goedkeuring door de EESC-voorzitter

    25.6.2020 (urgentieprocedure, artikel 62 van het reglement van orde)

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    16.7.2020

    Zitting nr.

    553

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    211/2/2

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met het voorstel van de Europese Commissie en meent dat het strookt met paragraaf 3.2 van het EESC-advies TEN/710 (1) — Europees Jaar van de spoorwegen (2021), waarin het EESC, als een van de opmerkingen over de veerkracht die de spoorwegsector zelfs tijdens het hoogtepunt van de COVID-19-uitbraak aan de dag kon leggen, het volgende stelt: “Hoewel het goederenvervoer per spoor zich zeer veerkrachtig heeft getoond, had het het nog beter gedaan als […] de spoortoegangsrechten tot nul waren teruggebracht […].”

    1.2.

    Het EESC onderstreept hoe belangrijk het is dat de lidstaten en infrastructuurbeheerders de in het voorstel van de Europese Commissie verleende afwijkingen zo spoedig mogelijk toepassen voor de gehele in het voorstel vermelde periode. Het EESC is van oordeel dat de voorgestelde maatregelen op korte termijn en tijdens de volledige looptijd ervan nuttig zullen zijn.

    1.3.

    Het EESC stelt echter voor dat de Europese Commissie en de wetgevers vóór het einde van de geldigheidsduur van de voorgestelde afwijkingen, moeten overwegen om de geldigheid van deze maatregelen te verlengen, zeker als het economische herstel van de sector zich trager voltrekt dan verwacht.

    1.4.

    Het EESC benadrukt het belang van de bepalingen die ervoor moeten zorgen dat de lidstaten de infrastructuurbeheerders vergoeden voor eventuele economische verliezen als gevolg van de toepassing van de door de Commissie voorgestelde afwijkingen van Richtlijn 2012/34/EU (2).

    2.   Commissievoorstel

    2.1.

    Net als andere recente voorstellen heeft dit Commissievoorstel tot doel de Europese spoorwegsector economische steunmaatregelen te bieden. In dit geval hebben de maatregelen betrekking op de kwijtschelding, de verlaging of het uitstel van de heffingen voor de toegang tot en het gebruik van spoorweginfrastructuur en de schrapping van reserveringskosten. Zij bestrijken een referentieperiode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020, tijdens dewelke de heffingen kunnen worden aangepast, waarmee wordt afgeweken van artikel 27 van Richtlijn 2012/34/EU. De netverklaring, waarin alle toepasselijke kosten worden weergegeven, moet derhalve ten minste vier maanden vóór het verstrijken van de termijn voor de indiening van aanvragen voor infrastructuurcapaciteit worden bekendgemaakt.

    2.2.

    Concreet wordt voorgesteld om af te wijken van het in artikel 31, lid 3, van de Richtlijn neergelegde beginsel op grond waarvan voor het minimumtoegangspakket een heffing wordt vastgesteld die gelijk is aan de kosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien. In afwijking van een aantal bepalingen van Richtlijn 2012/34/EU mogen de lidstaten de extra heffingen in de loop van de huidige dienstregelingsperiode verlagen. In afwijking van artikel 36 van Richtlijn 2012/34/EU mogen infrastructuurbeheerders beslissen of zij de reserveringsheffingen schrappen voor treinpaden die werden geannuleerd als gevolg van de door de pandemie veroorzaakte verstoring.

    2.3.

    De Commissie stelt ook voor om de lidstaten toe te staan de infrastructuurbeheerders te vergoeden voor de economische verliezen die te wijten zijn aan elk van de hierboven genoemde afwijkingen van Richtlijn 2012/34/EU (heffingen op basis van de directe kosten, extra heffingen en reserveringsheffingen). In afwijking van Richtlijn 2012/34/EU kan infrastructuurbeheerders na een kortere periode dan die waarin artikel 8, lid 4, van de richtlijn voorziet, namelijk uiterlijk 31 december van het jaar na het jaar waarin het verlies is geleden, compensatie worden verleend.

    2.4.

    In de netverklaring zijn de algemene regels, termijnen, procedures en criteria voor de heffings- en capaciteitstoewijzingsregelingen vastgelegd, met inbegrip van de informatie die nodig is om infrastructuurcapaciteit te kunnen aanvragen. Er wordt voorgesteld in de verordening op te nemen dat de netverklaring actueel moet blijven en onverwijld moet worden gewijzigd.

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1.

    De spoorwegen hebben door de uitbraak van de COVID-19-pandemie, die een enorme terugval in het reisverkeer met zich meebracht, te maken gekregen met een aanzienlijke en onverwachte verstoring van de bedrijfscontinuïteit. Tijdens het hoogtepunt van de crisis daalden de reizigersaantallen in verschillende landen met meer dan 90 % en ook na het einde van de lockdown blijven de reizigersaantallen nog onder 50 % van het niveau van voor de crisis.

    3.2.

    Eerste voorzichtige schattingen van brancheorganisaties (zoals de ESG) wijzen uit dat het omzetverlies van alle passagiersvervoerders ten gevolge van de pandemie sinds het begin van de crisis 900 miljoen EUR per week bedraagt. Bij het goederenvervoer per spoor was de COVID-19-uitbraak debet aan een gemiddelde omzetdaling van ongeveer 25 % in de Europese Unie (EU27) in maart en april 2020 en een omzetverlies van ongeveer 78 miljoen EUR per week. Spoorweginfrastructuurbeheerders worden steeds meer door de gevolgen van de COVID-19-uitbraak getroffen wegens de daling van het verkeer en de daardoor gegenereerde inkomsten.

    3.3.

    De verlaging van de spoortoegangsrechten tot onder het niveau dat is vastgesteld in Richtlijn 2012/34/EU en de grotere flexibiliteit voor infrastructuurbeheerders om spoorwegtrajecten toe te wijzen zal de gevolgen van de crisis op spoorwegexploitanten voor een deel verlichten.

    Brussel, 16 juli 2020.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Luca JAHIER


    (1)  Zie bladzijde 149 van dit Publicatieblad.

    (2)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32.


    Top