This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52020AE1188
Opinion of the European Economic and Social Committee on ‘Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions — Shaping Europe's digital future’ (COM(2020) 67 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — De digitale toekomst van Europa vormgeven (COM(2020) 67 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — De digitale toekomst van Europa vormgeven (COM(2020) 67 final)
EESC 2020/01188
PB C 364 van 28.10.2020, p. 101–107
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
28.10.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 364/101 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — De digitale toekomst van Europa vormgeven
(COM(2020) 67 final)
(2020/C 364/14)
Rapporteur: |
Ulrich SAMM |
Corapporteur: |
Jakob Krištof POČIVAVŠEK |
Raadpleging |
Commissie, 9.3.2020 |
Rechtsgrondslag |
Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie |
Bevoegde afdeling |
Interne Markt, Productie en Consumptie |
Goedkeuring door de afdeling |
25.6.2020 |
Goedkeuring door de voltallige vergadering |
16.7.2020 |
Zitting nr. |
553 |
Stemuitslag (voor/tegen/onthoudingen) |
216/1/3 |
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) heeft zich eerder al verheugd getoond over de initiatieven van de Commissie om de ontwikkeling van een digitale economie en samenleving te bevorderen en acht het een goede zaak dat zij deze ontwikkeling nu kracht bijzet met een pakket nieuwe initiatieven die een groot aantal gebieden bestrijken. |
1.2. |
Europa zou een eigen aanpak van de digitalisering moeten uitwerken waarbij het de kansen voor de economie benut en met het oog op privacy en zelfbeschikking onze gegevens beschermt. Dat de mens centraal staat in alle initiatieven van de Commissie wordt ten zeerste toegejuicht. |
1.3. |
Europa is goed bezig, maar heeft nog een lange weg te gaan. Wat digitalisering betreft gaan de ontwikkelingen snel, en de Europese wetgeving moet die zien bij te benen. Dit vraagt om degelijke en ambitieuze regelgeving, met een juridisch bindende gedragscode en duidelijke regels inzake aansprakelijkheid. Een dergelijke dynamische ontwikkeling vereist ook flexibele processen, met permanent overleg tussen de betrokken partijen. Daarbij zou het met name verplicht moeten zijn om te zorgen voor inspraak van werknemers. Als vertegenwoordiger van maatschappelijke organisaties is het EESC graag bereid hieraan mee te werken. |
1.4. |
Om ervoor te zorgen dat mensen worden opgeleid en om burgers vertrouwen te geven moet er in de juiste technologieën voor de toekomst worden geïnvesteerd, waarbij burgers ertoe moeten worden aangezet om actief mee te werken aan de transformatie. De digitale transitie moet rechtvaardig, duurzaam en maatschappelijk aanvaardbaar zijn. |
1.5. |
Het EESC is het met de Commissie eens dat we een volwaardige Europese interne markt voor gegevens moeten opbouwen — een Europese gegevensruimte die stoelt op Europese regels en waarden. Het EESC is ingenomen met het initiatief voor een nieuwe industriële strategie van de EU, die naast een speciale strategie voor het mkb maatregelen bevat om de overgang naar een meer digitale, schone, circulaire en wereldwijd concurrerende EU-industrie, met duurzame ondernemingen, soepel te laten verlopen. |
1.6. |
In zijn streven naar technologische soevereiniteit zou Europa zich niet moeten afzetten tegen andere landen en de voordelen van wereldwijde samenwerking niet teniet moeten doen. Er moet echter ook terdege rekening worden gehouden met datgene waar Europeanen en het Europese sociale model, met als referentiekader de EU-pijler van sociale rechten, behoefte aan hebben. |
1.7. |
Onderwijs en opleidingen op het gebied van digitale vaardigheden bieden een cruciale voorbereiding op een digitaal leven. De Commissie legt terecht de nadruk op digitale competenties en vaardigheden, maar zou wel beter onderscheid moeten maken tussen technische en sociale competenties, die overigens beide van vitaal belang zijn. Er zijn extra maatregelen nodig en er moet voor worden gezorgd dat sociaal kwetsbare groepen een digitale opleiding kunnen krijgen. |
1.8. |
Een digitale toekomst van Europa waarin de mens centraal staat heeft alleen kans van slagen als mensen er vertrouwen in hebben. De Commissie wil een duidelijk onderscheid maken tussen toepassingen met een hoog risico, die aan strenge regels moeten worden onderworpen, en toepassingen met een laag risico, waarbij vertrouwd kan worden op zelfregulering en marktmechanismen. Het EESC juicht deze algemene aanpak toe, zij het dat er wel een gedetailleerde en grondige analyse van de verschillende toepassingen nodig is. |
1.9. |
Dat de mens centraal wordt gesteld bij het oplossen van problemen die voortvloeien uit onlineplatforms voor werknemers, is eveneens een goede zaak. Een van de belangrijkste aspecten van die aanpak is een beter wettelijk kader om onzekere arbeidsomstandigheden te voorkomen en de rechten van werknemers online, ook wat collectieve onderhandelingen betreft, te waarborgen. |
1.10. |
De Commissie besteedt geen aandacht aan de ontwikkeling van digitale overheidsdiensten voor de digitale toekomst, terwijl grensoverschrijdende e-overheidsdiensten de (digitale) interne markt juist zouden kunnen versterken en tot betere regulering en coördinatie door de overheid zouden kunnen leiden. |
1.11. |
Door de onlangs uitgebroken en nog steeds heersende COVID-19-pandemie treedt aan het licht hoe het er werkelijk voorstaat met het gebruik van digitale technologie in de samenleving, en de problemen zijn talrijk. Nu men op afstand moet communiceren, studeren en werken, blijkt dat veel mensen niet echt efficiënt kunnen omgaan met moderne digitale technologieën, en de digitale infrastructuur is bovendien niet zodanig dat gelijke toegang en inclusieve deelname via digitale technologieën gegarandeerd kunnen worden. |
1.12. |
De gedragsveranderingen waartoe de maatregelen van de nationale regeringen om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan noodgedwongen leiden, kunnen lang blijven doorwerken in consumentenpraktijken en arbeidsverhoudingen. De positieve en negatieve gevolgen van deze veranderingen moeten in aanmerking worden genomen wanneer in dit verband nieuw beleid wordt ontwikkeld. De digitale transformatie moet worden gemonitord aan de hand van een door de EU gefinancierd en op de arbeidsmarkt gericht breed onderzoek naar “digitalisering voor fatsoenlijk werk”. Het EESC is ervan overtuigd dat digitalisering op lange termijn slechts succesvol kan zijn wanneer het ontwerp van Industrie 4.0-systemen efficiënt is en de werknemer centraal stelt (1). |
2. Inleiding en strekking van de mededeling
2.1. |
In deze brede mededeling beschrijft de nieuwe Commissie een reeks initiatieven die de digitale toekomst van Europa mede gestalte moeten geven. Wil Europa bij de eerlijke overgang naar een gezonde planeet en een nieuwe digitale wereld het voortouw kunnen nemen, wat noodzakelijk is, dan moeten de groene en de digitale transitie hand in hand gaan, zodat digitale technologieën de Green Deal ondersteunen en recht doen aan de SDG’s. |
2.2. |
Hiertoe heeft de Commissie een pakket initiatieven aangekondigd. De verschillende initiatieven die voor dit jaar en volgend jaar zijn aangekondigd en gepresenteerd, zijn onderverdeeld in drie hoofdpijlers:
Technologie waar mensen baat bij hebben:
Een eerlijke en concurrerende economie:
Een open, democratische en duurzame samenleving:
|
2.3. |
Ook zijn een wereldwijde strategie voor digitale samenwerking en een standaardisatiestrategie aangekondigd, die de rol van Europa op het wereldtoneel moeten versterken. |
3. De Europese aanpak — mensen centraal stellen bij digitalisering
3.1. |
Dankzij de digitalisering krijgen mensen een schat aan nieuwe keuzemogelijkheden waarmee zij meer dan ooit tevoren de kwaliteit van hun bestaan kunnen vergroten. Maar hoe meer de digitalisering ons leven beïnvloedt en hoe meer we met elkaar verbonden raken, hoe kwetsbaarder we zijn voor kwaadaardige cyberactiviteiten, manipulatie en technologieën die onze autonomie ondermijnen. |
3.2. |
Europa zou daarom een eigen aanpak van de digitalisering moeten uitwerken die strookt met zijn waarden, waarbij het de kansen voor de economie benut en tegelijkertijd onze gegevens beschermt met het oog op privacy en zelfbeschikking. Dat de mens centraal staat in alle initiatieven van de Commissie wordt ten zeerste toegejuicht. |
3.3. |
Dat de mens centraal wordt gesteld bij het oplossen van problemen die voortvloeien uit onlineplatforms voor werknemers, is eveneens een goede zaak. Een van de belangrijke aspecten van die aanpak is een beter kader om onzekere arbeidsomstandigheden te voorkomen en de rechten van werknemers online, ook wat collectieve onderhandelingen betreft, te waarborgen. Het werk op platforms wordt zowel door zelfstandigen als door werknemers verricht. Zelfstandigen hebben een B2B- of B2C-relatie. In Europees verband opgestelde gedragscodes en vastgestelde handelsvoorwaarden voor B2B-betrekkingen moeten zorgen voor eerlijke concurrentie tussen ondernemingen van welke omvang dan ook en schijnzelfstandigheid voorkomen. |
3.4. |
Digitale oplossingen zijn ook belangrijk voor de uitvoering van de Green Deal, vooral als het op de circulaire economie aankomt. Maar ook voor zaken als energieverbruik, grondstoffen voor ICT en recycleerbaarheid van ICT-apparatuur moeten er oplossingen komen. |
3.5. |
Europa is goed bezig, maar heeft nog een lange weg te gaan. De AVG en de ethische richtsnoeren voor AI waren bijvoorbeeld een belangrijke stap. Maar de ontwikkelingen op het gebied van digitalisering gaan snel, en de Europese wetgeving moet die zien bij te benen. Dit vraagt om degelijke en ambitieuze regelgeving, met een juridisch bindende gedragscode en duidelijke regels inzake aansprakelijkheid. Zo’n dynamische ontwikkeling vereist ook flexibele processen, met permanent overleg tussen de betrokken partijen. Als de vertegenwoordiger van maatschappelijke organisaties is het EESC graag bereid hieraan mee te werken. |
3.6. |
Er wordt niet duidelijk genoeg op gehamerd hoe belangrijk het is dat er duurzame democratische structuren voor capaciteitsopbouw komen en dat er in arbeidsverhoudingen aan onderling vertrouwen wordt gewerkt. Digitalisering kan alleen fundamentele veranderingen in bedrijven teweegbrengen als er een vertrouwensband is tussen de bedrijfsleiding en degenen die de werknemers vertegenwoordigen. Door de opkomst van populistische bewegingen in de 21e eeuw zijn de traditionele vormen van vertrouwensopbouw via sociale belangenbehartiging echter aan het wankelen gebracht. Daarom zijn maatregelen nodig om steun te bieden aan de sociale dialoog op EU-niveau. Het gaat om sociale regelgeving in bedrijven, hun economische prestaties en versterking van democratische veranderingen in het algemeen. |
4. Een eerlijke en concurrerende economie
4.1. |
Data zijn uitgegroeid tot factor van belang in onze economie. Het EESC is het met de Commissie eens dat we een volwaardige Europese interne markt voor gegevens moeten opbouwen — een Europese gegevensruimte die stoelt op Europese regels en waarden. Het EESC is ingenomen met het initiatief voor een nieuwe industriële strategie van de EU, die naast een speciale strategie voor het mkb maatregelen bevat om de overgang naar een meer digitale, schone, circulaire en wereldwijd concurrerende EU-industrie soepel te laten verlopen. |
4.2. |
Om gelijke concurrentievoorwaarden te garanderen zouden de regels die offline van toepassing zijn — voor mededinging, de interne markt, consumentenbescherming, intellectuele eigendom, belastingen en werknemersrechten — ook online moeten gelden. |
4.3. |
Een aanzienlijke verhoging van de investeringen (in de EU-lidstaten) in combinatie met een sterk Europees onderzoeks- en innovatieprogramma is absoluut noodzakelijk om het topniveau van high-performance computing vast te houden. Bovendien zal de EU minder afhankelijk worden van invoer als het een industriële aanpak hanteert voor de ontwikkeling van de volgende generatie energiezuinige microchips. |
4.4. |
Wanneer ook afgelegen gebieden toegang hebben tot de digitale infrastructuur, en dus tot de digitale markt, is het bovendien mogelijk om beginnende regionale verschillen door middel van innovatie en investeringen, met name van de kant van de overheid, de kop in te drukken. Dit is een conditio sine qua non om ervoor te zorgen dat niemand bij de digitale transitie buiten de boot valt. |
4.5. |
In zijn streven naar technologische soevereiniteit zou Europa zich niet moeten afzetten tegen andere landen en de voordelen van wereldwijde samenwerking niet teniet moeten doen. Er moet echter ook terdege rekening worden gehouden met datgene waar Europeanen en het Europese sociale model behoefte aan hebben, waarbij de maatregelen van de Commissie ter versterking van de Europese pijler van sociale rechten als referentiekader kunnen dienen. Als publiek en bedrijfsleven zich meer bewust wordt van hoe derden gegevens gebruiken (VS) en hoe digitale systemen voor het controleren van mensen kunnen worden aangewend (China), zou de toepassing van Europese waarden (gegevensbescherming, privacy, sociale bescherming, duurzaamheid) voor Europa een concurrentievoordeel kunnen betekenen. |
4.6. |
We moeten voorkomen, zoals de Commissie terecht stelt, dat de eerlijke en open werking van onze markt in gevaar wordt gebracht door de systemische invloed van bepaalde onlineplatforms en de marktmacht die zij verwerven. Met het oog daarop, en ook om de ontwikkeling van onlineplatforms in de EU te stimuleren, moeten de EU-regels zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden en voor toegang tot de belangrijkste stuwende krachten achter digitale innovatie (2) (met name gegevens) en tot het ecosysteem van producten die door de consument worden gebruikt. |
4.7. |
Volgens de Commissie is het waarborgen van billijkheid in de digitale economie een grote uitdaging. Het is niettemin heel belangrijk. Daarom is de Commissie terecht van plan om met behulp van aanvullende regels te zorgen voor concurrentiedruk, billijkheid en innovatie en de mogelijkheid van toetreding tot de markt, alsmede voor publieke belangen die verder gaan dan concurrentie of economische overwegingen. Wat dit betreft zal belastingheffing in de digitale economie een grote impact hebben. Internationale en Europese oplossingen op dit gebied zullen zeker gewicht in de schaal leggen. Daarnaast moet de EU ernaar streven dat zo’n digitale belastingheffing eerlijk is en geen versnippering en unilaterale maatregelen in de hand werkt. |
4.8. |
Het EESC is ingenomen met het initiatief, dat de arbeidsomstandigheden van platformwerknemers moet verbeteren, vooral door in te zetten op vaardigheden en onderwijs. Maar tegelijkertijd moet ook aandacht worden besteed aan hun arbeidssituatie, de manier waarop zij vertegenwoordigd worden en de verbetering van hun sociale bescherming), alsook aan beslechting van geschillen en handhaving van rechten. Dat geldt met name voor grensarbeiders. Op verzoek van het komende Duitse voorzitterschap van de Raad zal het EESC een verkennend advies opstellen over fatsoenlijk werk in de platformeconomie. |
4.9. |
De Commissie besteedt geen aandacht aan de ontwikkeling van digitale overheidsdiensten voor de digitale toekomst, terwijl grensoverschrijdende e-overheidsdiensten de (digitale) interne markt juist zouden kunnen versterken en regulering en coördinatie door de overheid zouden kunnen verbeteren. |
5. Onderwijs ter voorbereiding op een digitaal leven
5.1. |
Onderwijs en opleidingen op het gebied van digitale vaardigheden bieden een cruciale voorbereiding op een digitaal leven. De Commissie legt terecht de nadruk op digitale competenties en vaardigheden, maar zou wel beter onderscheid moeten maken tussen technische en sociale competenties, die overigens beide van vitaal belang zijn. Zorgen voor “arbeidsgeschiktheid” — in plaats van louter de “inzetbaarheid” aan te passen — vereist continue steun voor een leven lang leren. |
5.2. |
In de toekomst zullen technische vaardigheden (programmeren op verschillende niveaus) voor de meeste professionals een vereiste zijn. Onderwijsstelsels en beroepsopleidingsorganisaties in de lidstaten zullen zich daarop moeten instellen. Professionals moeten worden opgeleid voor het gebruik van nieuwe instrumenten en dienen zich bewust te zijn van de kenmerken, beperkingen en risico’s hiervan, omdat zij uiteindelijk de verantwoordelijkheid dragen. Toch zullen zo veel mogelijk burgers in ieder geval een aantal technische basisvaardigheden moeten leren om digitale technologieën en hulpmiddelen op een productieve, inclusieve en veilige manier te kunnen begrijpen en gebruiken. Technische basisvaardigheden zijn nodig voor mensen van alle leeftijden, maar vooral voor ouderen, zodat zij digitale technologieën en hulpmiddelen kunnen begrijpen en veilig kunnen gebruiken. |
5.3. |
Sociale vaardigheden vereisen geen bijzondere technische kennis en moeten zo vroeg mogelijk worden aangeleerd. Dankzij sociale vaardigheden krijgen kinderen, consumenten en burgers inzicht in de werking van digitale systemen en kunnen zij er optimaal gebruik van maken. Dankzij die vaardigheden zijn ze ook alerter op mogelijke gevaren door manipulatie of criminaliteit en kunnen ze alle informatie die ze krijgen beter beoordelen. Algemeen onderwijs is nog altijd de beste voorbereiding op de toekomst. |
5.4. |
Er zijn speciale vaardigheden, kennis en inzicht nodig om met kunstmatige intelligentie te kunnen werken. Het EESC wil in dit verband gebruikmaken van de ervaringen van Finland, dat voorstelt om via een onlinecursus zo veel mogelijk mensen op te leiden op het gebied van AI. |
5.5. |
Zoals het EESC al eerder heeft benadrukt, volstaat het in het zich nu snel ontwikkelende digitale tijdperk niet meer om mensen een minimum aan vaardigheden te helpen verwerven, en is het van cruciaal belang ervoor te zorgen dat de vaardighedengarantie een gewaarborgd traject wordt dat mensen in staat stelt en aanmoedigt om verder vooruitgang te boeken en op te klimmen tot het hoogste vaardighedenniveau (3). |
5.6. |
Het EESC wijst nogmaals op de rol van de sociale partners bij het streven naar een eerlijke en rechtvaardige overgang. Het is van groot belang dat de strategie anticipeert op de vaardigheden die nodig zullen zijn en dus ook ondersteuning biedt aan tijdige en adequate omscholing en bijscholing. Net als bij discussies over de invoering van nieuwe technologieën kunnen de rol en de inbreng van de sociale partners in dit verband moeilijk overschat worden. |
6. Vertrouwen en verantwoordelijkheid in het digitale leven
6.1. |
Een digitale toekomst van Europa waarin de mens centraal staat heeft alleen kans van slagen als mensen er vertrouwen in hebben. Daarom dringt het EESC aan op goede waarborgen voor privacy, veiligheid, databeheer en, ten langen leste, transparantie van AI-algoritmes. |
6.2. |
De Commissie wil een duidelijk onderscheid maken tussen toepassingen met een hoog risico, die aan strenge regels moeten worden onderworpen, en toepassingen met een laag risico, waarbij vertrouwd kan worden op zelfregulering en marktmechanismen. Het EESC juicht deze algemene aanpak toe, zij het dat er wel een gedetailleerde en grondige analyse van de verschillende toepassingen nodig is. Wat toekomstige ontwikkelingen betreft, en in geval van twijfel, moet ervan uit worden gegaan dat toepassingen een hoog risico hebben. Het EESC steunt met name het besluit om toepassingen die van invloed zijn op de rechten van werknemers en sollicitanten als risicovol te classificeren en stelt voor om dit besluit stevig te verankeren om de digitale rechten van werknemers te versterken. |
6.3. |
Het EESC heeft al gepleit voor de ontwikkeling van standaardtestprocedures om de functionaliteit en beperkingen van digitale systemen te beoordelen (bijvoorbeeld vooringenomenheid, vooroordelen, discriminatie, veerkracht, robuustheid en veiligheid). Afhankelijk van het risiconiveau kunnen dergelijke tests worden uitgevoerd door ontwikkelaars en bedrijven zelf of door onafhankelijke instellingen. Het EESC is ingenomen met het voornemen van de Commissie om een vrijwillige etiketteringsregeling in te voeren. In dezelfde geest heeft het EESC al eerder een voorstel gedaan voor een Europees certificaat voor betrouwbare AI. |
6.4. |
Het kan zich ook vinden in het plan van de Commissie om een brede discussie op gang te brengen over de vraag onder welke voorwaarden gezichtsherkenning voor biometrische identificatie op afstand bij wijze van uitzondering kan worden toegestaan. In de regelgeving zouden ook buitensporige controle op de werkplek en discriminatie op basis van sturende algoritmen moeten worden verboden. |
6.5. |
Vertrouwen alleen is niet voldoende; kritisch denken, gevoed door algemeen onderwijs, blijft van essentieel belang. Dat geldt vooral voor de bestrijding van desinformatie, die een bedreiging vormt voor onze democratie. |
6.6. |
Vertrouwen houdt ook eerbiediging in van de rechten van werknemers om geïnformeerd en geraadpleegd te worden. Door het recht op informatie en raadpleging bij veranderingen op de werkplek, zoals gewaarborgd door de EU-verdragen, zijn “werknemers” eigenlijk “burgers op het werk”. |
6.7. |
De EU-wetgeving is bijzonder belangrijk voor de bescherming van consumenten en werknemers die niet over professionele digitale vaardigheden beschikken. |
7. Effect van de CCOVID-19-crisis op de digitale transitie
7.1. |
Door de onlangs uitgebroken en nog steeds woedende COVID-19-pandemie treedt aan het licht hoe het werkelijk staat met het gebruik van digitale technologie in de samenleving, en de problemen blijken talrijk te zijn. Nu men op afstand moet communiceren, studeren en werken, blijkt dat veel mensen niet echt efficiënt gebruik kunnen maken van moderne digitale technologieën, en door het niveau van de digitale infrastructuur kan gelijke toegang of inclusieve deelname via digitale technologieën niet gegarandeerd worden. Digitale netwerken zijn niet opgeschaald om het toegenomen gebruik aan te kunnen, en er zijn investeringen nodig om snelle verbindingen en efficiënte communicatie niet alleen binnen het bereik te brengen van bedrijven, maar ook van particulieren, zelfs in afgelegen gebieden. |
7.2. |
Kwetsbare groepen moeten bijzondere aandacht krijgen. Vooral ouderen die niet genoeg vaardigheden, ervaring of zelfs hardware hebben om van internetplatforms gebruik te maken, kunnen nu niet meer gemakkelijk communiceren. De crisis bemoeilijkt de sociale contacten tussen familieleden en anderen, en zij kunnen nu niet of slechts moeilijk gebruikmaken van sociale en andere openbare diensten. Er zijn extra maatregelen nodig en er moet voor worden gezorgd dat sociaal kwetsbare groepen een digitale opleiding kunnen krijgen. |
7.3. |
Bovendien is uit de quarantaine en de tijdelijke sluiting van de grenzen tussen de lidstaten gebleken dat de huidige stand van zaken in de digitale interne markt nog enkele andere implicaties en nadelen heeft voor grensarbeiders en telewerken. De COVID-19-crisis heeft verder geleid tot een enorme toename van elektronische handel en girale betalingen, maar ook van oneerlijke en frauduleuze praktijken. De gedragsveranderingen waartoe de maatregelen van de nationale regeringen om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan noodgedwongen leiden, kunnen lang blijven doorwerken in consumentenpraktijken en in arbeidsverhoudingen. De positieve en negatieve gevolgen van deze veranderingen moeten in aanmerking worden genomen wanneer in dit verband nieuw beleid wordt ontwikkeld. |
7.4. |
De hele digitale wereld staat inmiddels klaar om deskundige kennis te bieden bij de strijd tegen COVID-19. Er is al veel te doen geweest over digitaal traceren (contact tracing), bedoeld om mensen ervan op de hoogte te brengen dat ze in de voorgaande dagen in contact zijn geweest met iemand bij wie COVID-19 is vastgesteld. Helaas is consensus uitgebleven voor het Europese initiatief voor het digitaal traceren van deze contacten, bekend als PEPP-PT (Pan European Privacy Preserving Proximity Tracing), waardoor het niet mogelijk is om gestandaardiseerde toepassingen op te nemen in de nationale gezondheidsstrategieën. |
Brussel, 16 juli 2020.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Luca JAHIER
(1) PB C 190 van 5.6.2019, blz. 17.
(2) De STREEL, A., Contribution to Growth: European Digital Single Market. Delivering improved rights for European citizens and businesses, Europees Parlement, Luxemburg, 2019.