Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IE0722

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over familiebedrijven in Europa als bron van nieuwe groei en kwaliteitsvollere banen (initiatiefadvies)

    PB C 13 van 15.1.2016, p. 8–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.1.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 13/8


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over familiebedrijven in Europa als bron van nieuwe groei en kwaliteitsvollere banen

    (initiatiefadvies)

    (2016/C 013/03)

    Rapporteur:

    Jan KLIMEK

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 22 januari 2015 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een advies op te stellen over:

    Familiebedrijven in Europa als bron van nieuwe groei en kwaliteitsvollere banen

    (initiatiefadvies).

    De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 14 juli 2015 goedgekeurd.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 september 2015 gehouden 510e zitting (vergadering van 17 september) het volgende advies uitgebracht, dat met 110 stemmen vóór, bij 3 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Familiebedrijven vormen de ruggengraat van veel economieën in de wereld en hun ontwikkelingsdynamiek is verbazingwekkend. Zij staan aan de basis van economische groei en werkgelegenheid en besteden veel aandacht aan regionale en lokale omstandigheden. De redenen voor het oprichten van familiebedrijven mogen dan wel verschillen, maar deze ondernemingen hebben ook veel gemeen: een natuurlijk ontwikkeld waardesysteem, toewijding en opofferingsgezindheid, en verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van de oprichters van het bedrijf en degenen die het overnemen. Het is voor familiebedrijven eenvoudiger om moeilijke perioden van recessie en stagnatie te doorstaan; hun veerkracht is voor een groot deel te danken aan het gevoel van persoonlijke verantwoordelijkheid voor het imago van het bedrijf.

    1.2.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) erkent de unieke waarden van familiebedrijven en roept de Europese Commissie ertoe op, overeenkomstig het uitgangspunt van de „Small Business Act” dat „de EU en de lidstaten […] een klimaat [moeten] scheppen waarin ondernemers en familiebedrijven kunnen floreren en ondernemerschap beloond wordt” (1), om een actieve strategie ten uitvoer te leggen voor de promotie in de lidstaten van goede praktijkvoorbeelden met betrekking tot familiebedrijven.

    1.3.

    De volgende stap zou de uitwerking van een regelgevingskader dan wel van voorschriften voor familiebedrijven kunnen zijn. Daarin zou het begrip familiebedrijf gedefinieerd en de betrokkenheid van de Commissie afgebakend moeten worden, inclusief vermelding van de in dit verband verantwoordelijke juridische, economische en politieke instanties.

    1.4.

    Het EESC stelt de volgende concrete maatregelen voor:

    opname van de categorie familiebedrijf in de Europese statistieken (Eurostat) en doelmatige verzameling van informatie over familiebedrijven door de nationale statistische diensten;

    verbetering van de wettelijke regelingen betreffende de intergenerationele overdracht van familiebedrijven, met name op fiscaal gebied, om liquiditeitsproblemen van deze bedrijven te voorkomen;

    bevordering van de bedrijfscultuur van familiebedrijven, die is gericht op duurzame werkgelegenheid;

    bevordering van de zin voor innovatie bij familiebedrijven, onder andere door innovatieve openbare aanbestedingen;

    ontwikkeling van onderwijs en stimulering van onderzoek op het gebied van familiebedrijven;

    ondersteuning van agrarische familiebedrijven en herstel van coöperatieve ondernemingsvormen, met name coöperaties van familiebedrijven;

    invoering van een belastingverlaging voor weer in de onderneming geïnvesteerde winst en kapitaalverstrekking aan familiebedrijven zonder toekenning van stemrecht;

    actieve samenwerking op EU-niveau met organisaties die familiebedrijven vertegenwoordigen, bijvoorbeeld in het kader van een permanente deskundigengroep.

    2.   Inleiding

    2.1.

    Meer dan 60 % van alle Europese bedrijven, zowel kleine als grote, zijn familiebedrijven en 40 % tot 50 % van alle werknemers werkt in een familiebedrijf (2). In verreweg de meeste economieën zijn micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen dominant. Het merendeel van de familiebedrijven behoort dan ook tot deze groep ondernemingen.

    2.2.

    De belangrijkste positieve kenmerken van familiebedrijven zijn langetermijngerichtheid, specifieke waarden die een unieke bedrijfscultuur creëren, en betrokkenheid bij lokale gemeenschappen. De unieke bedrijfscultuur is gebaseerd op de waarden die door de belanghebbende familieleden worden uitgedragen, zoals een groot vertrouwen in het bedrijf en het belang van hoge kwaliteit van de aangeboden diensten of producten.

    2.3.

    De langetermijngerichtheid van familiebedrijven betekent dat er sprake is van duurzame banden met de stakeholders (werknemers, klanten, leveranciers en de lokale gemeenschap).

    2.4.

    Andere kenmerken van familiebedrijven zijn de intentie om het bedrijf over te dragen aan de volgende generatie en aandacht en verantwoordelijkheidsgevoel voor de werknemers. Dit alles vormt een extra stimulans voor de verantwoordelijkheidszin in familiebedrijven, waar relaties zijn gebaseerd op vertrouwen.

    2.5.

    Om hun doelen te bereiken, investeren familiebedrijven zo veel mogelijk winst in de opbouw van een stabiel, onafhankelijk, innovatief en in eigen vermogen verankerd bedrijf, waarin vooral wordt gestreefd naar risicobeheersing met het oog op de overdracht van generatie op generatie. Familiebedrijven ontwikkelen zich op evenwichtigere wijze om hun (multigenerationele) langetermijndoelstellingen te bereiken.

    3.   Definitie van familiebedrijven

    3.1.

    Het is algemeen aanvaard om familiebedrijven te definiëren binnen het kader van drie aspecten: familie, bedrijf en eigendomsstructuur (3). De invloed van de familie op de twee overige aspecten is bepalend voor het familiekarakter van het bedrijf. Deze invloed maakt dat familiebedrijven gecompliceerder zijn dan hun niet-familiale tegenhangers, waardoor zij een aparte benadering vereisen.

    3.2.

    In sommige EU-lidstaten bestaat al regelgeving op het gebied van familiebedrijven:

    in Spanje (ministerie van Economische Zaken) en Finland (ministerie van Handel) is het familiebedrijf op ministerieel niveau gedefinieerd;

    ook in Italië (Burgerlijk Wetboek) en Roemenië bestaat een definitie van het familiebedrijf;

    in Hongarije bestaat een definitie van het agrarische familiebedrijf;

    de Deense wetgeving verwijst naar aanstelling van jongeren in familiebedrijven (Arbejdsmiljølovgivningens anvendelse for elever i erhvervspraktik, VEJ nr. 60106 van 1 februari 1998);

    in Oostenrijk regelt een federale wet flexibele winkelopeningstijden voor familiebedrijven (Ladenöffnungszeitenverordnung) en geven de landbouwwetten van de deelstaten een definitie van familiebedrijven;

    het hooggerechtshof van Litouwen heeft een advies uitgebracht op grond waarvan een bedrijf dat tijdens het huwelijk is opgericht, wordt beschouwd als familiebedrijf;

    in Bulgarije en Slowakije wordt in het geval van zelfstandigen rekening gehouden met familiale mede-eigendom;

    op Malta wordt momenteel gewerkt aan de eerste wet ter wereld inzake familiebedrijven (Family Business Act).

    3.3.

    Volgens het EESC zouden er in alle lidstaten wetgevingsinitiatieven moeten worden genomen om de categorie familiebedrijf in de nationale ondernemingsregisters op te nemen.

    3.4.

    In het verslag van de deskundigengroep van de Commissie inzake familiebedrijven wordt de volgende definitie van familiebedrijven aanbevolen:

    de meerderheid van stemmen is in handen van de natuurlijke persoon (personen) die het bedrijf heeft (hebben) opgericht of aandelen heeft (hebben) verworven in het bedrijf, of is in de handen van zijn/haar echtgeno(o)t(e), ouders, kinderen of directe erfgenamen van de kinderen;

    de meerderheid van stemmen kan direct of indirect zijn;

    minimaal één vertegenwoordiger van de familie of bloedverwant is formeel betrokken bij het bestuur of beheer van het bedrijf;

    bij beursgenoteerde ondernemingen is sprake van een familiebedrijf als de familie het bedrijf heeft opgericht of aandelen heeft verworven in het bedrijf, of wanneer de nakomelingen beschikken over 25 % van de stemmen op basis van hun aandelenkapitaal.

    3.5.

    Bovenstaande definitie is echter te ruim. Zij moet zodanig worden verengd dat het familiekarakter van het bedrijf wordt benadrukt, in het bijzonder het voornemen de onderneming van generatie op generatie voort te zetten.

    3.6.

    Als een dergelijke definitie door de Europese landen wordt aangenomen, kunnen kwantitatieve gegevens worden verzameld die, na te zijn samengevoegd, het opstellen van statistieken over deze ondernemingsvorm mogelijk maken. Deze gegevens zouden met name helpen bij de analyse van familiebedrijven in de nieuwe lidstaten waar dit type bedrijf een grote rol speelt. Het Bureau voor de statistiek van de Europese Unie — Eurostat — zou deze taak op zich kunnen nemen.

    3.7.

    Op nationaal niveau wordt geprobeerd de familiebedrijven te kwantificeren, onder andere in Ierland, waar het centraal bureau voor de statistiek het rapport Family Business in Ireland — Services Sector 2005 heeft uitgebracht. De federatie European Family Businesses publiceert in samenwerking met het consultancybedrijf KPMG de Europese Barometer voor Familiebedrijven. In Polen is in 2008 door het nationale agentschap voor de ontwikkeling van ondernemerschap (Polska Agencja Rozwoju Przedsiębiorczości) uitgebreid kwantitatief en kwalitatief onderzoek verricht.

    3.8.

    Door Eurostat bij deze werkzaamheden te betrekken, kunnen twee belangrijke doelen worden bereikt: standaardisering van de definitie van familiebedrijven en op basis daarvan verzameling van statistische gegevens over deze ondernemingsvorm.

    4.   Uitdagingen voor familiebedrijven

    4.1.

    De uitdagingen waar familiebedrijven voor staan, kunnen worden uitgesplitst in twee categorieën: uitdagingen voor bedrijven in het algemeen en specifieke uitdagingen voor familiebedrijven. De eerste categorie omvat alle factoren die invloed hebben op de economische conjunctuur van een land, zoals binnenlandse vraag, demografie en de sociaaleconomische situatie. Dit advies richt zich op de tweede categorie, namelijk de specifieke uitdagingen voor familiebedrijven die bepalend zijn voor hun groei en ontwikkeling.

    4.2.

    Eigendom is in een familiebedrijf geen liquide middel, maar iets wat van generatie tot generatie wordt opgebouwd en ontwikkeld door de familie, met inbegrip van de bijbehorende waarden, tradities en knowhow (4). Daarom vormt de overdracht van de onderneming aan de volgende generatie de grootste uitdaging waar een familiebedrijf voor kan komen te staan.

    4.2.1.

    Uitgebreide planning van de opvolging is een belangrijke activiteit voor familiebedrijven, omdat de eigenaren van deze bedrijven de intentie hebben om hun onderneming in goede staat aan de volgende generatie over te dragen.

    4.2.2.

    Ieder jaar staan ongeveer 450 000 familiebedrijven met circa 2 miljoen werknemers voor deze uitdaging. Per jaar stoppen ongeveer 150 000 familiebedrijven omdat de opvolging mislukt, waardoor 600 000 arbeidsplaatsen verloren gaan (5).

    4.2.3.

    Een analyse van de hoofdoorzaken van het mislukken van de overdracht van familiebedrijven is noodzakelijk, evenals steun voor maatregelen die de overdracht van deze bedrijven vergemakkelijken, bijvoorbeeld in het erfrecht of met fiscale prikkels ten gunste van de opvolging.

    4.2.4.

    Uit de reikwijdte en de omvang van de verschillende benaderingen van successie- en vermogensbelastingen in de EU blijkt dat er nog veel ruimte is om het wettelijke klimaat op dit gebied te verbeteren (6).

    4.2.5.

    Een voorbeeld van een potentiële oplossing voor bedrijfsoverdrachten is te vinden in Nederland, waar het ministerie van Economische Zaken het zogenaamde overdrachtspakket heeft ingevoerd. Een ondernemer die 55 jaar oud is geworden, ontvangt een overdrachtspakket waarin wordt gewezen op het belang van planning van de bedrijfsoverdracht en instrumenten worden aangereikt ter ondersteuning van dit proces. In België heeft het Instituut voor het Familiebedrijf een opvolgingskaart ingevoerd die beschikbaar is in drie talen: Nederlands (Scorecard Opvolging), Frans (Scorecard Transmission) en Engels (Succession Scorecard). Andere voorbeelden zijn Slovenië, waar de Kamer voor Ambacht en Kleine Ondernemingen (Obrtno-podjetniška zbornica Slovenije) seminars en scholingen organiseert waarin alle thema’s rond bedrijfsopvolging aan bod komen, en het Finse opvolgingsprogramma (ViestinVaihto-ohjelma). In Oostenrijk bestaat een recht op de voortzetting van bedrijfsactiviteiten (Fortbetrieb) door een familielid in het geval van overlijden van de ondernemer (Gesamte Rechtsvorschrift für Gewerbeordnung, 1994). Frankrijk (successions et des libéralités) en Luxemburg beschikken over vergelijkbare regelingen. Het Poolse agentschap voor de ontwikkeling van ondernemerschap (Polska Agencja Rozwoju Przedsiębiorczości) heeft in samenwerking met het instituut voor familiebedrijven (Instytut Biznesu Rodzinnego) een opvolgingspakket ontwikkeld voor familiebedrijven. Familiebedrijven ontvangen in het kader van dit pakket een opvolgingshandboek, gratis instrumenten ter ondersteuning van dit proces en gratis implementatieworkshops.

    4.3.

    Familiebedrijven proberen duurzame arbeidsplaatsen te creëren, hetgeen bijdraagt aan het ontstaan van een familiale bedrijfscultuur. Hierdoor kunnen arbeidsplaatsen in familiebedrijven voor bijvoorbeeld moeders met opgroeiende kinderen zeer aantrekkelijk zijn. Deze familiale bedrijfscultuur, die concurrentievoordelen kan opleveren, moet worden gesteund.

    4.4.

    De echtgenotes of partners van de eigenaars spelen vaak een belangrijke rol in familiebedrijven, hoewel zij om diverse redenen geen formele status hebben. Dit kan leiden tot juridische en financiële problemen, bijvoorbeeld wanneer de partners uit elkaar gaan. Een betere formalisering van de status van deze personen, alsmede van andere gezinsleden die informeel betrokken zijn bij het bedrijf, kan bij familiegerelateerde problemen lastige situaties voorkomen.

    4.5.

    Met het oog op innovatie moeten familiebedrijven hun activiteiten niet alleen concentreren op traditionele markten en producten, maar ook op nieuwe, innovatieve ontwikkelingen.

    4.5.1.

    Het innovatievermogen van familiebedrijven kan worden gestimuleerd met een systeem van innovatieve openbare aanbestedingen waarin de prijs niet het enige criterium is voor de keuze voor een inschrijver. Een kenmerk van familiebedrijven is dat hun concurrentiekracht schuilt in hoge kwaliteit en klantenservice, onder andere gegarandeerd door het familiemerk (vaak de achternaam van de eigenaar of de familie). Om die reden schrijven familiebedrijven zich meestal niet in op openbare aanbestedingen waarvan de prijs het enige criterium is. Voorgesteld wordt om de economisch voordeligste offerte (MEAT — Most Economically Advantageous Tender) (7) te promoten als beoordelingscriterium en informatie hierover te verspreiden onder familiebedrijven.

    4.6.

    De globalisering dwingt ondernemingen zich open te stellen voor nieuwe markten, technologieën en vaardigheden. Hiermee dienen familiebedrijven in hun ontwikkelingsstrategie rekening te houden. Dat kan betekenen dat ze nieuwe mensen moeten aannemen, ook op leidinggevende posities.

    4.7.

    Op nationaal niveau moet de rol van familiebedrijven in de economie van een land worden erkend en vervolgens moeten voor het functioneren van deze bedrijven gunstige voorwaarden worden geschapen op het gebied van belastingen, wetgeving voor economische activiteiten (waaronder een eventuele wet inzake familiebedrijven) en steun voor opleidingsprogramma’s voor familieondernemers. In dergelijke programma’s moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van familiebedrijven, zoals de opvolgingskwestie en het toezicht door de familie.

    4.8.

    Voorbeelden van opleidingen die zijn gericht op vertegenwoordigers van familiebedrijven, zijn te vinden op Cyprus (Academie voor familiebedrijven, georganiseerd door het Cyprus International Institute of Management), Frankrijk (Master 2 professionnel: Gouvernance des entreprises familiales et patrimoniales — M2 GEFP, georganiseerd door de universiteit van Bordeaux) en Finland (Omistajuus ja hallitustyöskentely — valmennusohjelma jatkajille — „Eigendomsstructuur en bedrijfsmanagement” — scholingsprogramma voor opvolgers) (8). Ook organisaties ter ondersteuning van familiebedrijven bieden cursussen aan voor familieondernemers, bijvoorbeeld de „Family Business Network Academie”, georganiseerd door de Zweedse afdeling van het Family Business Network (FBN) en de scholingsprogramma’s die onder andere door het Spaanse Instituto de la Empresa Familiar worden georganiseerd.

    4.9.

    Erkenning van de rol van familiebedrijven in de economieën van de lidstaten en het verlenen van steun zouden kunnen leiden tot een opleving van ambachtelijke familietradities. Een aanzienlijk percentage van de kleine familiebedrijven is verenigd in ambachtsgilden die zorg dragen voor de continuïteit van ambachten. Steunverlening aan dergelijke organisaties is daarom gerechtvaardigd.

    4.10.

    Kleinere familiebedrijven staan bloot aan risico’s die ertoe kunnen leiden dat zij van de markt verdwijnen. De invoering van passende juridische en fiscale ondersteuning voor deze bedrijven is daarom nodig om hun verdere ontwikkeling te stimuleren. Op hun beurt zouden grote internationale familiebedrijven kunnen profiteren van institutionele steun en maatregelen die zijn gericht op ondersteuning van lokale leveranciers en economieën.

    4.11.

    Een bijzondere soort familiebedrijven zijn de agrarische familiebedrijven. Naast de typische uitdagingen die kenmerkend zijn voor familiebedrijven, moeten zij ook het hoofd bieden aan de specifieke problemen van landelijke gebieden.

    4.11.1.

    In dit verband is het bijzonder alarmerend dat landbouwgrond wordt opgekocht. Dit leidt tot onherstelbare beschadiging van de economische structuur in landelijke gebieden en een door de samenleving niet gewenste industrialisering van de landbouw. Het EESC pleit in een in januari 2015 goedgekeurd advies (9) voor passende maatregelen om overal in de EU een op familiebedrijven berustend landbouwmodel te behouden.

    4.11.2.

    Familiebedrijven verenigen zich vaak in coöperaties vanwege de schaalvoordelen en om hun concurrentiepositie op de markt te verbeteren. (10) Coöperatief ondernemerschap heeft vergelijkbare eigenschappen als familieondernemerschap, want het is ook gericht op langetermijnactiviteiten en niet op kortetermijnwinst. De laatste tijd hebben coöperaties echter hun vitaliteit verloren en een deel is zelfs failliet gegaan. Er zijn dus maatregelen nodig om deze ondernemingsvorm nieuw leven in te blazen.

    4.12.

    De term geduldkapitaal (11) (patient capital) wordt gebruikt voor de langetermijnaccumulatie van kapitaal voor de ontwikkeling van een familiebedrijf. Bij overname draagt het familiebedrijf het kapitaal met zijn sociale en culturele dimensie over, en de koper investeert in of koopt het bedrijf inclusief zijn multigenerationele kennis, (familie)cultuur en verplichtingen aan de (lokale) gemeenschap.

    4.12.1.

    In het licht van de definitie van geduldkapitaal is het de moeite waard om invoering van een belastingverlaging voor weer in de onderneming geïnvesteerde winst te overwegen. Er moet worden nagedacht over fiscale voordelen voor familiebedrijven (en eventueel ook andere bedrijven) die hun winst weer in de onderneming investeren en daarnaast de voorkeur geven aan financiering met eigen vermogen in plaats van met schuldkapitaal.

    4.12.2.

    Bij schulden ontvangen bedrijven een extra prikkel omdat de rente over de schulden van de belasting kan worden afgetrokken, waardoor de kosten van de schulden in werkelijkheid lager zijn. Een dergelijk fiscaal voordeel geldt niet voor eigen vermogen.

    4.12.3.

    Fiscale maatregelen blijven uiteraard de bevoegdheid van de afzonderlijke lidstaten, maar de Europese Unie dient wel goedepraktijkvoorbeelden m.b.t. familiebedrijven te promoten.

    4.13.

    Het opzetten van nationale kapitaalfondsen voor kapitaalinjecties in familiebedrijven is het overwegen waard. Deze fondsen onderscheiden zich doordat zij familiebedrijven kapitaal verschaffen zonder dat de kapitaalverstrekkers stemrecht krijgen, in navolging van Aksjeloven in Noorwegen en de Ley de Sociedades de Responsabilidad Limitada in Spanje.

    4.14.

    Maatregelen ter bevordering van familieondernemerschap kunnen ook worden genomen door nationale of lokale instanties die zich bezighouden met familiebedrijven (overheidsinstanties (ministeries), werkgeversorganisaties, ambachtskamers enz.), en internationale organisaties, waarvan de belangrijkste zijn: European Family Business, FBN International en Les Hénokiens.

    4.14.1.

    Deze instanties en organisaties spelen een belangrijke rol bij de stimulering van het familiebedrijf. Zij bieden een platform voor de uitwisseling van kennis en ervaringen tussen familiebedrijven en publiceren rapporten over familiebedrijven om de kennis over dit type ondernemingen te verspreiden. Bovendien kunnen organisaties die familiebedrijven ondersteunen, lobbyen voor concreet beleid.

    Brussel, 17 september 2015.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Henri MALOSSE


    (1)  COM(2008) 394 final.

    (2)  Eindverslag van de deskundigengroep inzake familiebedrijven, Overview of family-business-relevant issues: research, networks, policy measures and existing studies, Europese Commissie, november 2009.

    (3)  Tagiuri R., Davis J.A., Bivalent Attributes of the Family Firm, werkdocument, Harvard Business School, 1982.

    (4)  COM(2012) 795 final — Actieplan ondernemerschap 2020 — De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen.

    (5)  Business Dynamics: Start-ups, Business Transfers and Bankruptcy (2011).

    (6)  COM(2012) 795 final.

    (7)  SEC(2007) 280 — Guide on dealing with innovative solutions in public procurement: 10 elements of good practice.

    (8)  Irene Mandl, Overview of Family Business Relevant Issues, mkb-onderzoek Oostenrijk, 2008.

    (9)  Advies van het EESC „De opkoop van landbouwgrond — Een waarschuwing voor Europa en een bedreiging voor agrarische familiebedrijven” (PB C 242 van 23.7.2015, blz. 15).

    (10)  Family farming in Europe: Challenges and prospects, in-depth analysis. Europees Parlement, 2014.

    (11)  Geduldkapitaal is eigen vermogen dat wordt ingebracht door de eigenaren van een familiebedrijf, die streven naar een evenwicht tussen rendement op investeringen enerzijds en de welgedefinieerde langetermijnstrategie van het bedrijf en continuïteit van tradities en familie-erfgoed anderzijds. Bron: De Visscher F.M., Aronoff C.E., Ward J.L. (2011), Financing Transitions. Managing Capital and Liquidity in the Family Business, Palgrave Macmillan.


    Top