This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0535
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the European Union Agency for Criminal Justice Cooperation (Eurojust)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust)
/* COM/2013/0535 final - 2013/0256 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust) /* COM/2013/0535 final - 2013/0256 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Eurojust is
opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad[1]
met het doel de bestrijding van ernstige vormen van georganiseerde
criminaliteit in de Europese Unie te versterken. Sindsdien heeft Eurojust
gezorgd voor een betere coördinatie en samenwerking tussen nationale
opsporings- en vervolgingsautoriteiten bij de aanpak van zaken waarbij
verschillende lidstaten zijn betrokken. Het heeft bijgedragen tot meer
wederzijds vertrouwen en de grote verscheidenheid aan rechtssystemen en
-tradities in de EU helpen overbruggen. Door snel juridische problemen op te
lossen en bevoegde autoriteiten in andere landen aan te wijzen, heeft Eurojust
de tenuitvoerlegging van verzoeken om samenwerking en instrumenten voor wederzijdse
erkenning vergemakkelijkt. Deze organisatie is de voorbije jaren gestaag
gegroeid en is nu een centrale speler op het gebied van justitiële samenwerking
in strafzaken. De strijd tegen de georganiseerde misdaad en
de ontwrichting van criminele organisaties zijn nog dagelijks een uitdaging.
Spijtig genoeg is de grensoverschrijdende criminaliteit het laatste decennium
explosief toegenomen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om drugshandel,
mensenhandel, terrorisme en computercriminaliteit, met inbegrip van kinderpornografie.
Al deze vormen van criminaliteit hebben gemeen dat zij over de grenzen heen
worden gepleegd door zeer mobiele en flexibele groepen die in meerdere
jurisdicties en criminele sectoren opereren. Een efficiënte bestrijding ervan
vereist derhalve een gecoördineerde pan-Europees aanpak. De toegenomen grensoverschrijdende dimensie
van criminaliteit, alsmede haar diversificatie naar multi-crime activiteiten
maken het moeilijker voor de individuele lidstaten om grensoverschrijdende
criminaliteit op te sporen en aan te pakken, met name de georganiseerde
misdaad. Eurojust blijft in dit verband een cruciale rol spelen bij de
verbetering van justitiële samenwerking en coördinatie tussen de bevoegde
justitiële autoriteiten van de lidstaten en bij steun aan opsporing waarbij
derde landen betrokken zijn. Het Verdrag van Lissabon voorziet in nieuwe
mogelijkheden om de doeltreffendheid van Eurojust bij de bestrijding van deze
vormen van criminaliteit te vergroten. Artikel 85 van het Verdrag betreffende
de werking van de EU (VWEU) erkent expliciet dat de opdracht van Eurojust
bestaat in het ondersteunen en het versterken van de coördinatie en de
samenwerking tussen de nationale autoriteiten die belast zijn met de het
onderzoek en de vervolging van zware criminaliteit welke twee of meer lidstaten
schaadt of een vervolging op gemeenschappelijke basis vereist. Er moet dan ook
voor worden gezorgd dat Eurojust zo goed mogelijk wordt gebruikt en dat
obstakels voor een doelmatige werking ervan worden verwijderd.[2] In 2008 vond een brede hervorming van het
Eurojust-besluit plaats ter versterking van Eurojust.[3] De omzettingstermijn was 4 juni
2011. De correcte uitvoering van het gewijzigde besluit is belangrijk, maar mag
niet beletten dat vooruitgang wordt geboekt bij de aanpak van nieuwe
uitdagingen en de verbetering van de werking van Eurojust en dat tegelijk de
aspecten die de operationele doeltreffendheid ervan versterken, worden
gehandhaafd. Artikel 85 VWEU bepaalt ook dat de structuur,
de werking, het werkterrein en de taken van Eurojust volgens de gewone
wetgevingsprocedure bij verordeningen worden vastgesteld. Het vereist ook dat
bij die verordeningen wordt bepaald op welke wijze het Europees Parlement en de
nationale parlementen bij de evaluatie van de activiteiten van Eurojust worden
betrokken. Bovendien zijn naar aanleiding van de
mededeling van de Commissie "Europese agentschappen – Verdere
ontwikkelingen"[4],
het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het eens geworden om een
interinstitutionele dialoog op te starten om de coherentie, de doeltreffendheid
en het werk van gedecentraliseerde agentschappen te verbeteren, hetgeen heeft
geleid tot de oprichting van een interinstitutionele werkgroep (IIWG) in maart
2009. Daarin werd een aantal belangrijke kwesties behandeld, waaronder de rol
en de positie van de agentschappen in het institutionele bestel van de EU, de
oprichting, structuur en werking ervan, alsook kwesties inzake financiering,
begroting, controle en beheer. Deze werkzaamheden hebben geleid tot de Gemeenschappelijke
Aanpak voor gedecentraliseerde EU-agentschappen, die door het Europees
Parlement, de Raad en de Commissie in juli 2012 is goedgekeurd, en waarmee
rekening moet worden gehouden in het kader van al hun toekomstige besluiten met
betrekking tot de gedecentraliseerde agentschappen van de EU, telkens na
afzonderlijke analyse. Dit voorstel voor een verordening houdt
rekening met al deze elementen en zorgt voor één enkel vernieuwd rechtskader
voor een nieuw agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken
(Eurojust), dat de rechtsopvolger is van Eurojust, zoals opgericht bij Besluit
2002/187/JBZ van de Raad. Met behoud van de elementen die doeltreffend
zijn gebleken bij het beheer en de werking van Eurojust, moderniseert de
verordening het rechtskader ervan en stroomlijnt zij de werking en de structuur
ervan in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon en de eisen van de
Gemeenschappelijke Aanpak, voor zover de aard van Eurojust dat toestaat. Aangezien het voorstel voor deze verordening
tegelijk met het voorstel voor een verordening tot oprichting van het Europees
Openbaar Ministerie wordt goedgekeurd, zijn daarin bepalingen opgenomen om
ervoor te zorgen dat het Europees Openbaar Ministerie wordt ingesteld op de
grondslag van Eurojust, zoals vereist uit hoofde van artikel 86 VWEU, en dat
Eurojust het kan ondersteunen. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN Ter voorbereiding van deze verordening heeft
de Commissie bij verschillende gelegenheden gespecialiseerde belanghebbenden
geraadpleegd. Het voorstel heeft voornamelijk als doel gebruik te maken van de
mogelijkheid die het Verdrag van Lissabon biedt om Eurojust te moderniseren
door het een betere beheersstructuur te geven die de administratieve lasten die
thans op het college rusten, vermindert en het college in staat stelt zich te
concentreren op zijn kerntaken. Op 18 oktober 2012 heeft de Commissie een
overlegvergadering gehouden met deskundigen van de lidstaten en
vertegenwoordigers van het secretariaat van de Raad, het Europees Parlement en
Eurojust, om van gedachten te wisselen over kwesties in verband met een
mogelijke hervorming op grond van artikel 85 VWEU. Het ging onder meer over de
kwesties van een versterkt beheer, parlementaire betrokkenheid op Europees en
nationaal niveau en mogelijke aanvullende bevoegdheden, alsook over de
verbanden met de ontwikkeling van het Europees Openbaar Ministerie (EPPO). De
vergadering was in het algemeen voorstander van de verbetering van de
beheersstructuur en de efficiëntie van Eurojust. Eurojust heeft ook rechtstreeks aan het
raadplegingsproces deelgenomen en zijn bijdrage geleverd via nota’s en
vergaderingen met de Commissie. Bovendien heeft overleg over de hervorming
plaatsgevonden in het kader van verschillende seminars, zoals het strategische
seminar "Eurojust en het Verdrag van Lissabon: naar meer doeltreffende
maatregelen" (Brugge 20-22 september 2010) en de Eurojust-ERA conferentie
“10 jaar Eurojust: operationele resultaten en toekomstige uitdagingen”, die
plaatvond in Den Haag op 12 en 13 november 2012. Daarnaast werd de toekomst van
Eurojust ook besproken op de speciale informele bijeenkomst van de Raad ter
gelegenheid van de tiende verjaardag van Eurojust, in februari 2012. De standpunten van
belanghebbenden zijn ook verzameld via de "Studie over de versterking van
Eurojust"[5],
die in opdracht van de Commissie is gemaakt en waarin een goed overzicht wordt
gegeven van de bestaande problemen en verschillende beleidsalternatieven worden
gepresenteerd om deze aan te pakken. 3. VOORSTEL 3.1. Rechtsgrondslag Artikel 85 VWEU vormt de rechtsgrondslag van
dit voorstel. Het schrijft het gebruik van een verordening voor. 3.2. Subsidiariteit en
evenredigheid Het is nodig dat de Unie optreedt omdat de
geplande maatregelen een intrinsieke EU-dimensie hebben, omdat daarbij een
entiteit wordt opgericht die als taak heeft het ondersteunen en versterken van
de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale justitiële autoriteiten
met betrekking tot zware criminaliteit welke twee of meer lidstaten schaadt of
een vervolging op gemeenschappelijke basis vereist. Deze doelstelling kan
alleen worden verwezenlijkt op het niveau van de Unie, in overeenstemming met
het subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat
deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te
verwezenlijken. 3.3. Toelichting per hoofdstuk De belangrijkste doelstellingen van de
voorstellen zijn: ·
Eurojust doeltreffender maken door het een nieuwe
beheersstructuur te geven; ·
de operationele doeltreffendheid van Eurojust
vergroten door de status en de bevoegdheden van de nationale leden homogeen
vast te stellen; ·
voorzien in een rol voor het Europees Parlement en
de nationale parlementen bij de evaluatie van de activiteiten van Eurojust
overeenkomstig het Verdrag van Lissabon; ·
het rechtskader van Eurojust in overeenstemming
brengen met de Gemeenschappelijke Aanpak, met volledige inachtneming van zijn
bijzondere rol op het gebied van de coördinatie van lopende strafrechtelijke
onderzoeken; ·
ervoor zorgen dat Eurojust nauw kan samenwerken met
het Europees Openbaar Ministerie, zodra dat is opgericht. 3.3.1. Hoofdstuk I Doelstellingen en
taken Dit hoofdstuk heeft betrekking op de
oprichting van het EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken
(Eurojust), als rechtsopvolger van Eurojust, zoals opgericht bij Besluit
2002/187/JBZ van de Raad. In dit hoofdstuk worden ook de taken en bevoegdheden
van Eurojust vastgesteld. Deze laatste worden autonoom gedefinieerd in een
bijlage bij de ontwerpverordening. 3.3.2. Hoofdstuk II: Structuur en
organisatie van Eurojust Dit hoofdstuk bevat enkele van de
belangrijkste elementen van de hervorming. Afdeling II is gewijd aan de nationale leden
van Eurojust. De hervorming behoudt de link naar hun lidstaat van oorsprong,
maar tegelijkertijd worden de operationele bevoegdheden die zij allen hebben,
expliciet opgesomd. Dit zal hen in staat stellen om op een meer doeltreffende
wijze met elkaar en met nationale autoriteiten samen te werken. In de afdelingen III, IV en V wordt de nieuwe
structuur van Eurojust beschreven met bepalingen over respectievelijk het
college, de raad van bestuur en de administratief directeur. Eurojust zal beter
worden beheerd doordat een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen twee samenstellingen
van het college, naargelang het operationele of beheerstaken verricht. De
eerstgenoemde taken verwijzen naar de kernfunctie van Eurojust bij het
ondersteunen en coördineren van nationale onderzoeken. De laatstgenoemde hebben
bijvoorbeeld betrekking op de vaststelling van het werkprogramma, de jaarlijkse
begroting of het jaarverslag van het agentschap. Er wordt een nieuw orgaan
ingesteld, de raad van bestuur, om de beheersbesluiten van het college voor te
bereiden en om direct een aantal administratieve taken op zich te nemen. De
Commissie is vertegenwoordigd in het college wanneer het zijn beheerstaken
uitoefent en in de raad van bestuur. Ten slotte worden de procedure voor de
benoeming, de verantwoordelijken en taken van de administratief directeur
duidelijk vastgesteld. Daarbij wordt een dubbele beheersstructuur
ingevoerd, zoals bepaald in de Gemeenschappelijke Aanpak, met behoud van de
bijzondere aard van Eurojust en zonder dat dit ten koste gaat van zijn
onafhankelijkheid. Het is ook kostenefficiënt en draagt bij tot de
doeltreffendheid van Eurojust, aangezien nationale leden zullen worden
bijgestaan bij budgettaire en beheerskwesties, waardoor deze zich zullen kunnen
concentreren op hun operationele taken. 3.3.3. Hoofdstuk III: Operationele aangelegenheden
Dit hoofdstuk behoudt bestaande mechanismen
voor de operationele doeltreffendheid van Eurojust, onder meer de coördinatie
met oproepdienst (OCC), het nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust (ENCS),
de uitwisseling van informatie en de follow-up van verzoeken van Eurojust. De
architectuur van het casemanagementsysteem van Eurojust blijft dezelfde. 3.3.4. Hoofdstuk IV:
Informatieverwerking Dit hoofdstuk bevat een verwijzing naar
Verordening nr. 45/2001[6]
als de toepasselijke regeling voor de verwerking van alle persoonsgegevens bij
Eurojust. Bovendien vormt deze verordening een nadere uitwerking van en
aanvulling op Verordening (EG) nr. 45/2001 wat de operationele persoonsgegevens
betreft, met inachtneming van de specificiteit van justitiële samenwerking en
rekening houdend met de noodzaak van consistentie en verenigbaarheid met de
desbetreffende beginselen inzake gegevensbescherming. Beperkingen met
betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens blijven mogelijk. Dit hoofdstuk brengt ook de bepalingen inzake
de rechten van de betrokkenen in overeenstemming met Verordening nr. 45/2001,
en neemt de beschermingsnormen in acht waarin het hervormingspakket voor de
gegevensbescherming voorziet, dat in januari 2012 door de Commissie is vastgesteld.
Voorts voorziet dit hoofdstuk in een belangrijke verandering in het
toezichtmechanisme. Het legt de bevoegdheden van de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming (EDPS) vast, wat het toezicht op alle bij Eurojust
verwerkte persoonsgegevens betreft. De Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming zal de taken overnemen van het gemeenschappelijk
controleorgaan, dat is opgericht bij het Eurojust-besluit van de Raad. 3.3.5. Hoofdstuk V: Betrekkingen met
de partners Dit hoofdstuk weerspiegelt het belang van
partnerschap en samenwerking tussen Eurojust en andere EU-instellingen,
-organen en -agentschappen in de strijd tegen criminaliteit. Ten eerste gaat
het daarbij om de betrekkingen met de secretariaten van het Europees justitieel
netwerk, het deskundigennetwerk van de gemeenschappelijke onderzoeksteams en
het genocidenetwerk, die worden gehost door Eurojust. Het hoofdstuk bevat ook
een specifieke bepaling over de betrekkingen met het Europees Openbaar
Ministerie. Ten tweede is samenwerking met Europol
bijzonder belangrijk, met name wat betreft zijn rol bij het verstrekken van
informatie aan Eurojust overeenkomstig artikel 85 VWEU. Er is een specifieke
bepaling ingevoerd om de bevoorrechte relatie tussen de twee agentschappen te
beschrijven teneinde hun doeltreffendheid te vergroten bij de bestrijding van
ernstige vormen van internationale criminaliteit die onder hun bevoegdheid
vallen. Daarbij gaat het onder meer om een mechanisme voor kruiscontroles van
hun respectieve informatiesystemen en de daaruit voortvloeiende uitwisseling
van gegevens. Praktische details zullen worden geregeld door middel van een
overeenkomst. Zeer dikwijls is er bij ernstige en
georganiseerde misdaad sprake van banden met derde landen, waardoor nauwe
samenwerking met die landen van cruciaal belang is. Het Verdrag van Lissabon
heeft de manier waarop de Europese Unie haar externe betrekkingen organiseert,
veranderd, en deze veranderingen hebben ook gevolgen voor de agentschappen. Als
gevolg daarvan zullen agentschappen niet langer zelf over internationale
overeenkomsten kunnen onderhandelen — dergelijke overeenkomsten zullen tot
stand moeten komen overeenkomstig artikel 218 VWEU. Eurojust zal echter
werkafspraken kunnen maken om de samenwerking met de bevoegde autoriteiten van derde
landen te verbeteren, mede door het uitwisselen van informatie. De reeds
bestaande internationale overeenkomsten blijven geldig. 3.3.6. Hoofdstuk VI Financiële
bepalingen Deze bepalingen hebben als doel de begroting
van Eurojust, de vaststelling en de uitvoering ervan, de indiening van de
rekeningen en de bepalingen over kwijting te moderniseren. 3.3.7. Hoofdstuk VII Bepalingen
inzake personeel Deze bepalingen brengen de beginselen van de
Gemeenschappelijke Aanpak tot uitdrukking met inachtneming van de specifieke
kenmerken van Eurojust. De hybride aard van Eurojust en het belang van de
operationele verbinding tussen de nationale bureaus en hun lidstaten van
oorsprong verklaren dat de salarissen en emolumenten van het personeel door de
lidstaten worden gedragen. De administratief directeur van Eurojust wordt nog
steeds benoemd door het college van Eurojust maar op basis van een door de
Commissie opgestelde shortlist van kandidaten, na een open en transparante
selectieprocedure. Op die manier wordt de autonomie van het agentschap
gerespecteerd en tegelijk een grondige evaluatie van de kandidaten gewaarborgd.
Er is in een soortgelijke procedure voorzien voor het ontslag van de
administratief directeur. 3.3.8. Hoofdstuk VIII Evaluatie en
rapportage In dit hoofdstuk wordt het rechtskader van
Eurojust afgestemd op de grotere democratische legitimiteit van Eurojust die
het Verdrag van Lissabon oplegt. Het beschrijft op welke wijze het Europees
Parlement en de nationale parlementen bij de evaluatie van de activiteiten van
Eurojust worden betrokken. Dit geschiedt op een kostenefficiënte manier, op
basis van het jaarverslag van Eurojust, maar met behoud van de operationele
onafhankelijkheid van Eurojust. Er is ook voorzien in een periodieke algemene
evaluatie van Eurojust overeenkomstig de Gemeenschappelijke Aanpak. 3.3.9. Hoofdstuk IX Algemene en
slotbepalingen Dit hoofdstuk bevat bepalingen om de
Eurojust-verordening in overeenstemming te brengen met de Gemeenschappelijke
Aanpak, en bepalingen in verband met de inwerkingtreding van de verordening. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING De
hervorming van de beheersstructuur heeft geen financiële consequenties (het
college neemt de taken van een "raad van bestuur" op zich) en dit
voorstel kent Eurojust geen andere taken toe dan de ondersteuning van het
Europees Openbaar Ministerie, hetgeen geen meerkosten zal meebrengen. 2013/0256 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende het EU-Agentschap voor justitiële
samenwerking in strafzaken (Eurojust) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 85, Gezien het voorstel van de
Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Na raadpleging van de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming, Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Eurojust is bij Besluit
2002/187/JBZ van de Raad[7]
opgericht als een orgaan van de Europese Unie met rechtspersoonlijkheid, met
als doel de coördinatie en de samenwerking tussen de bevoegde justitiële
autoriteiten van de lidstaten te bevorderen en te verbeteren, met name in
verband met ernstige georganiseerde misdaad. Besluit 2003/659/JBZ van de Raad[8] en Besluit 2009/426/JBZ van de
Raad[9] inzake het versterken van
Eurojust hebben het rechtskader van Eurojust gewijzigd. (2) Artikel 85 van het
Verdrag bepaalt dat nadere regelingen over Eurojust bij verordening worden
vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure. Het vereist ook dat wordt
bepaald op welke wijze het Europees Parlement en de nationale parlementen bij
de evaluatie van de activiteiten van Eurojust worden betrokken. (3) Artikel 85 bepaalt ook dat de
opdracht van Eurojust bestaat in het ondersteunen en versterken van de
coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die belast zijn
met het onderzoek en de vervolging van zware criminaliteit welke twee of meer
lidstaten schaadt of een vervolging op gemeenschappelijke basis vereist, op
basis van de door de autoriteiten van de lidstaten en Europol uitgevoerde
operaties en verstrekte informatie. (4) Aangezien het Europees
Openbaar Ministerie op de grondslag van Eurojust moet worden opgericht, omvat
deze verordening de bepalingen die noodzakelijk zijn om de betrekkingen tussen
Eurojust en het Europees Openbaar Ministerie te regelen. (5) Terwijl het Europees Openbaar
Ministerie exclusief bevoegd moet zijn voor het opsporen en vervolgen van
strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden, moet Eurojust
de nationale autoriteiten kunnen ondersteunen wanneer zij deze vormen van
criminaliteit in overeenstemming met de verordening tot oprichting van het
Europees Openbaar Ministerie opsporen en vervolgen. (6) Om Eurojust in staat te
stellen zijn taken te vervullen en zijn gehele potentieel te ontwikkelen op het
gebied van de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende criminaliteit,
moeten zijn operationele taken worden versterkt door de administratieve
werklast voor de nationale leden te verminderen, en moet de Europese dimensie
van Eurojust worden versterkt door de deelname van de Commissie aan het beheer
van het agentschap en door de grotere betrokkenheid van het Europees Parlement
en de nationale parlementen bij de evaluatie van zijn activiteiten. (7) Daarom moet Besluit
2002/187/JBZ van de Raad worden ingetrokken en vervangen door deze verordening
tot vaststelling van regelingen voor parlementaire betrokkenheid, tot
modernisering van de structuur van Eurojust en tot vereenvoudiging van het
rechtskader ervan, met behoud van de elementen die efficiënt zijn gebleken voor
de werking van Eurojust. (8) Deze verordening neemt de
grondrechten in acht en gaat uit van de beginselen die met name in het Handvest
van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd. (9) De vormen van ernstige
criminaliteit welke twee of meer lidstaten schaden, waarvoor Eurojust bevoegd
is, dienen te worden vastgesteld. Daarnaast moet worden bepaald welke zaken die
geen betrekking hebben op twee of meer lidstaten, toch een vervolging op
gemeenschappelijke basis vereisen. Het moet onder meer gaan om opsporing en
vervolging waarbij slechts een lidstaat en een derde staat betrokken zijn,
alsook zaken waarbij slechts een lidstaat en de Unie betrokken zijn. (10) Bij de uitoefening van zijn
operationele taken met betrekking tot concrete strafzaken dient Eurojust op
verzoek van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of op eigen initiatief,
te handelen hetzij door middel van een of meer van de nationale leden, hetzij
als college. (11) Om ervoor te zorgen dat
Eurojust grensoverschrijdende opsporing passend kan ondersteunen en
coördineren, is het nodig dat alle nationale leden dezelfde operationele
bevoegdheden hebben zodat zij op een meer doeltreffende wijze kunnen
samenwerken, zowel onderling als met de nationale autoriteiten. Aan de
nationale leden moeten de bevoegdheden worden verleend waarmee Eurojust zijn
opdracht naar behoren kan uitvoeren. Voorbeelden van deze bevoegdheden zijn het
toegang krijgen tot relevante informatie in de nationale openbare registers,
indienen en ten uitvoer leggen van verzoeken om wederzijdse rechtshulp en
erkenning, rechtstreeks contact opnemen en informatie uitwisselen met de
bevoegde autoriteiten, deelnemen aan gemeenschappelijke onderzoeksteams en in
samenspraak met de bevoegde nationale autoriteit of in geval van urgentie,
opsporingsmaatregelen en gecontroleerde afleveringen bevelen. (12) Het is noodzakelijk Eurojust
een bestuurs- en beheersstructuur te geven waarmee het zijn taken op een meer
doeltreffende wijze kan uitvoeren en die de beginselen eerbiedigt die voor de
agentschappen van de Unie gelden, zonder afbreuk te doen aan de speciale
kenmerken van Eurojust en zonder dat dit ten koste gaat van zijn
onafhankelijkheid bij de uitoefening van zijn operationele taken. Te dien einde
moeten de functies van de nationale leden, het college en de administratief
directeur worden verduidelijkt en moet een raad van bestuur worden ingesteld. (13) Er dienen bepalingen te worden
vastgesteld waarin een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de
operationele en de beheerstaken van het college, hetgeen de administratieve
lasten voor de nationale leden tot het minimum moet beperken zodat de nadruk op
de operationele werkzaamheden van Eurojust komt te liggen. De beheerstaken van
het college bestaan onder meer in de goedkeuring van de werkprogramma’s, de
begroting, het jaarlijks activiteitenverslag en de passende financiële
voorschriften van Eurojust, alsook van de werkafspraken die Eurojust met de
partners sluit. Het dient de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde
gezag uit te oefenen voor personeel van het agentschap, met inbegrip van de
administratief directeur. (14) Om het beheer van Eurojust te
verbeteren en de procedures te stroomlijnen, moet een raad van bestuur worden
ingesteld om het college in zijn beheerstaken bij te staan en te zorgen voor
gestroomlijnde besluitvorming inzake niet-operationele en strategische
kwesties. (15) De Commissie moet in het college
vertegenwoordigd zijn wanneer het zijn beheerstaken uitoefent en in de raad van
bestuur, om het niet-operationeel toezicht en de strategische aansturing van
Eurojust te garanderen. (16) Om te zorgen voor een
efficiënt dagelijks bestuur van Eurojust, moet de administratief directeur zijn
wettelijke vertegenwoordiger en beheerder zijn, die verantwoording dient af te
leggen aan het college en de raad van bestuur. De administratief directeur moet
de besluiten van het college en de raad van bestuur voorbereiden en uitvoeren. (17) Binnen Eurojust moet een
coördinatie met oproepdienst (OCC) worden opgezet om Eurojust permanent
beschikbaar te maken en dit orgaan in staat te stellen in dringende gevallen op
te treden. Het moet tot de verantwoordelijkheid van elke lidstaat behoren
ervoor te zorgen dat hun vertegenwoordigers in de OCC 24 uur per dag en 7 dagen
per week inzetbaar zijn. (18) In de lidstaten moeten
nationale coördinatiesystemen voor Eurojust worden opgezet om de werkzaamheden
te coördineren van de nationale correspondenten voor Eurojust, de nationale
correspondent voor Eurojust voor terrorisme, de nationale correspondent voor
het Europees justitieel netwerk en maximaal drie andere contactpunten, alsook
van vertegenwoordigers in het netwerk voor gemeenschappelijke onderzoeksteams
en van de netwerken die zijn opgezet bij Besluit 2002/494/JBZ van de Raad van
13 juni 2002 tot instelling van een Europees netwerk van aanspreekpunten inzake
personen die verantwoordelijk zijn voor genocide, misdrijven tegen
de menselijkheid en oorlogsmisdrijven[10],
Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de
samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van
vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van
opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong
vinden in misdrijven[11]
en Besluit 2008/852/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 inzake een netwerk van
contactpunten ter bestrijding van corruptie[12]. (19) Om de coördinatie en de
samenwerking tussen nationale opsporings- en vervolgingsautoriteiten te kunnen
stimuleren en versterken, is het van cruciaal belang dat Eurojust van de
nationale autoriteiten de relevante informatie krijgt die nodig is voor de
uitvoering van zijn taken. Hiertoe moeten de nationale bevoegde autoriteiten
hun nationale leden informeren over het opzetten van gezamenlijke
onderzoeksteams en de resultaten daarvan, over zaken die onder de bevoegdheid
van Eurojust vallen en waarbij ten minste drie lidstaten rechtstreeks betrokken
zijn en waarvoor verzoeken of besluiten inzake justitiële samenwerking naar ten
minste twee lidstaten zijn gestuurd, alsmede, in bepaalde omstandigheden, over
jurisdictiegeschillen, gecontroleerde afleveringen en herhaalde problemen op
het gebied van justitiële samenwerking. (20) Terwijl de verwerking van
persoonsgegevens bij Eurojust onder het toepassingsgebied van Verordening (EG)
nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de
verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen
en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[13] valt, vallen de verwerking van
persoonsgegevens door de autoriteiten van de lidstaat en de overdracht van
dergelijke gegevens aan Eurojust onder Conventie 108 van de Raad van Europa [te
vervangen door de desbetreffende richtlijn die van kracht is op het moment van
de vaststelling]. (21) Wanneer Eurojust
persoonsgegevens doorgeeft aan een autoriteit van een derde land of aan een
internationale organisatie of Interpol uit hoofde van een internationale
overeenkomst die is gesloten overeenkomstig artikel 218 van het Verdrag moeten
de passende garanties ten aanzien van de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer en de fundamentele rechten en vrijheden van personen ervoor zorgen
dat de bepalingen inzake gegevensbescherming van deze verordening worden
nageleefd. (22) Eurojust dient gemachtigd te
zijn tot het verwerken van bepaalde persoonsgegevens betreffende personen die
conform het nationale recht van de betrokken lidstaten verdacht worden van het
plegen van of deelnemen aan een strafbaar feit dat onder de bevoegdheid van
Eurojust valt of die veroordeeld zijn voor een dergelijk strafbaar feit. Het is
niet de bedoeling dat Eurojust een geautomatiseerde vergelijking van
DNA-profielen of vingerafdrukken verricht. (23) Eurojust dient in de
gelegenheid te worden gesteld om de termijnen voor het bewaren van
persoonsgegevens te verlengen, met inachtneming van het beginsel van beperking
van het doel dat van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens in het
kader van alle activiteiten van Eurojust, teneinde zijn doelstellingen te
kunnen verwezenlijken. Deze besluiten moeten worden genomen na zorgvuldige
afweging van alle belangen die op het spel staan, inclusief die van de personen
op wie de gegevens betrekking hebben. Tot verlenging van de termijnen voor de
verwerking van persoonsgegevens na het tijdstip waarop in alle lidstaten de
geldende termijn voor verjaring van het recht van strafvordering is verstreken,
mag alleen worden besloten in geval van een bijzondere noodzaak tot verlening
van bijstand krachtens deze verordening. (24) Eurojust moet bevoorrechte
relaties met het Europees justitieel netwerk onderhouden, gebaseerd op overleg
en complementariteit. Deze verordening dient de respectieve rollen van Eurojust
en het Europees justitieel netwerk en hun onderlinge relatie helpen
verduidelijken en tegelijkertijd het specifieke karakter van het Europees
justitieel netwerk in stand houden. (25) Eurojust dient
samenwerkingsverbanden te onderhouden met andere organen en agentschappen van
de Unie, met het Europees Openbaar Ministerie, met de bevoegde autoriteiten van
derde landen en met internationale organisaties, voor zover deze nodig zijn
voor de uitvoering van zijn taken. (26) Om de operationele
samenwerking tussen Eurojust en Europol te verbeteren, en met name verbanden te
leggen tussen gegevens die reeds in het bezit zijn van een van beide of beide
organen, dient Eurojust Europol toegang te verschaffen tot gegevens die bij
Eurojust beschikbaar zijn en de mogelijkheid te bieden om deze gegevens te
vergelijken met de eigen gegevens. (27) Voor zover nodig voor de
verrichting van zijn taken, dient Eurojust persoonsgegevens te kunnen
uitwisselen met andere organen van de Unie. (28) Er dient te worden voorzien in
de mogelijkheid dat Eurojust verbindingsmagistraten detacheert in derde landen
met het oog op het bereiken van soortgelijke doelen als die welke worden
nagestreefd door de verbindingsmagistraten die door de lidstaten worden
gedetacheerd uit hoofde van Gemeenschappelijk Optreden 96/277/JBZ van de Raad
van 22 april 1996 inzake een kader voor de uitwisseling van
verbindingsmagistraten ter verbetering van de justitiële samenwerking tussen de
lidstaten van de Europese Unie[14]. (29) Er dient te worden bepaald dat
Eurojust de tenuitvoerlegging van verzoeken om justitiële samenwerking van een
derde land kan coördineren, wanneer zij betrekking hebben op een enkele
opsporing en daarin om tenuitvoerlegging in ten minste twee lidstaten wordt
verzocht. (30) Om de volledige autonomie en
onafhankelijkheid van Eurojust te garanderen, moet het een eigen begroting
krijgen met inkomsten die hoofdzakelijk uit een bijdrage van de begroting van
de Unie komen, met uitzondering van de salarissen en emolumenten van de
nationale leden en hun medewerkers die ten laste komen van hun lidstaat van
oorsprong. De begrotingsprocedure van de Unie dient van toepassing te zijn op
de bijdrage van de Unie en eventuele andere subsidies die ten laste komen van
de algemene begroting van de Unie. De Rekenkamer moet de rekeningen
controleren. (31) Om de transparantie van en het
democratisch toezicht op Eurojust te vergroten, moet in mechanismen worden
voorzien om het Europees Parlement en de nationale parlementen te betrekken bij
de evaluatie van de activiteiten van Eurojust. Dit mag geen belemmering vormen
voor de beginselen van onafhankelijkheid ten aanzien van maatregelen die zijn
genomen in specifieke operationele zaken of voor de zwijg- en
geheimhoudingsplicht. (32) Het is van belang dat de
toepassing van deze verordening regelmatig wordt geëvalueerd. (33) Verordening (EU, Euratom)
nr. 966/2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op
de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG,
Euratom) nr. 1605/2002[15]
dient van toepassing te zijn op Eurojust. (34) Verordening (EG)
nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999
betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)[16] dient van toepassing te zijn
op Eurojust. (35) De noodzakelijke bepalingen
betreffende de huisvesting van Eurojust in de lidstaat waar zijn hoofdkwartier
is gevestigd, Nederland, en de specifieke voorschriften die gelden voor het
personeel van Eurojust en hun gezinnen, dienen te worden vastgelegd in een
zetelovereenkomst. De gastlidstaat dient voorts optimale voorwaarden te creëren
om ervoor te zorgen dat Eurojust goed functioneert, inclusief scholen voor
kinderen en vervoer, teneinde hooggekwalificeerd personeel te kunnen aantrekken
uit een zo groot mogelijk geografisch gebied. (36) Aangezien Eurojust, zoals
ingesteld bij deze verordening, in de plaats komt en de opvolger is van
Eurojust, zoals opgericht krachtens Besluit 2002/187/JBZ, moet het ook de
rechtsopvolger zijn van Eurojust met betrekking tot al zijn contractuele
verplichtingen, met inbegrip van arbeidsovereenkomsten, aansprakelijkheid en
eigendommen. Internationale overeenkomsten die zijn gesloten door Eurojust,
zoals opgericht bij dat besluit, moeten van kracht blijven. (37) Aangezien de doelstelling van
deze verordening, namelijk de oprichting van een entiteit die als taak heeft
het ondersteunen en versterken van de coördinatie en de samenwerking tussen
justitiële autoriteiten van de lidstaten met betrekking tot zware criminaliteit
welke twee of meer lidstaten schaadt of een vervolging op gemeenschappelijke
basis vereist, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en
wegens de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden
verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag
betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen
nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel 5 neergelegde
evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze
doelstelling te verwezenlijken. (38) [Overeenkomstig artikel 3 van
het Protocol (Nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en
Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht
aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie, hebben deze lidstaten kennis gegeven van hun wens
deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening] OF
[Onverminderd artikel 4 van het Protocol (Nr. 21) betreffende de positie van
het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, nemen het Verenigd
Koninkrijk en Ierland niet deel aan de aanneming van deze verordening, die
bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze landen]. (39) Overeenkomstig de
artikelen 1 en 2 van Protocol (Nr. 22) betreffende de positie
van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel
aan de aanneming van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch
van toepassing is in Denemarken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: HOOFDSTUK I
DOELSTELLINGEN EN TAKEN Artikel 1
Het EU-Agentschap voor
justitiële samenwerking in strafzaken 1. Er wordt een EU-Agentschap voor
justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust) opgericht. 2. Eurojust, zoals opgericht bij deze
verordening, is de rechtsopvolger van Eurojust, zoals opgericht bij Besluit
2002/187/JBZ van de Raad. 3. In elke lidstaat beschikt Eurojust
over de ruimste handelingsbevoegdheid die volgens de geldende wetgeving aan
rechtspersonen wordt toegekend. Het kan met name roerende en onroerende
goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden. Artikel 2
Taken 1. Eurojust ondersteunt en versterkt de
coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die belast zijn
met de opsporing en de vervolging van zware criminaliteit welke twee of meer
lidstaten schaadt of een vervolging op gemeenschappelijke basis vereist, op
basis van de door de autoriteiten van de lidstaten en Europol uitgevoerde
operaties en verstrekte informatie. 2. Bij de uitvoering van zijn taken
moet Eurojust: a) rekening houden met elk verzoek dat
uitgaat van een bevoegde autoriteit van een lidstaat en met alle informatie die
wordt verstrekt door een orgaan dat bevoegd is krachtens de in het kader van de
Verdragen vastgestelde bepalingen of die door Eurojust zelf is verzameld; b) de tenuitvoerlegging van verzoeken om en
besluiten inzake justitiële samenwerking vergemakkelijken, waaronder die welke zijn
gebaseerd op instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van
wederzijdse erkenning. 3. Eurojust oefent zijn taken uit op
verzoek van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of op eigen initiatief. Artikel 3
Bevoegdheid van Eurojust 1. De bevoegdheid van Eurojust
bestrijkt de in bijlage 1 genoemde vormen van criminaliteit. Eurojust is echter
niet bevoegd voor de strafbare feiten die onder de bevoegdheid van het Europees
Openbaar Ministerie vallen. 2. De bevoegdheid van Eurojust strekt
zich ook uit tot de daarmee samenhangende strafbare feiten. De volgende feiten
worden als zodanig beschouwd: a) strafbare feiten die zijn gepleegd om
zich de middelen te verschaffen om in bijlage 1 genoemde strafbare feiten te
plegen; b) strafbare feiten die zijn gepleegd om in
bijlage 1 genoemde strafbare feiten te vergemakkelijken of uit te voeren; c) strafbare feiten die zijn gepleegd om in
bijlage 1 genoemde strafbare feiten ongestraft te doen blijven; 3. Op verzoek van een bevoegde
autoriteit van een lidstaat kan Eurojust ook bijstand verlenen in geval van
opsporing of vervolging waarbij alleen die lidstaat en een derde land betrokken
zijn, wanneer met dat derde land een samenwerkingsovereenkomst is gesloten of
een afspraak tot samenwerking is gemaakt krachtens artikel 43 of wanneer er, in
een specifiek geval, een essentieel belang bestaat om die bijstand te verlenen. 4. Op verzoek van hetzij een bevoegde
autoriteit van een lidstaat, hetzij de Commissie, kan Eurojust ook bijstand
verlenen aan opsporing en vervolging waarbij alleen die lidstaat en de Unie
betrokken zijn. Artikel 4
Operationele taken van
Eurojust 1. Eurojust: a) informeert de bevoegde autoriteiten van
de lidstaten over de opsporing en vervolging waarvan het kennis heeft gekregen
en die gevolgen hebben op Unie- niveau of gevolgen kunnen hebben voor andere
dan de rechtstreeks betrokken lidstaten; b) staat de bevoegde autoriteiten van de
lidstaten bij met het oog op een optimale coördinatie van de opsporing en
vervolging; c) verleent steun om de samenwerking tussen
de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te verbeteren, onder meer op basis
van de door Europol verrichte analyses; d) werkt samen en treedt in overleg met het
Europees justitieel netwerk in strafzaken, onder meer gebruik makend van de
documentaire gegevensbank van het Europees justitieel netwerk en bijdragend tot
de verbetering daarvan; e) biedt operationele, technische en
financiële ondersteuning bij grensoverschrijdende operaties en opsporing van
lidstaten, inclusief gemeenschappelijke onderzoeksteams; 2. Bij het verrichten van zijn taken
kan Europol de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, onder
vermelding van de reden, verzoeken: a) ter zake van bepaalde feiten opsporing of
vervolging in te stellen; b) te aanvaarden dat een van hen beter in
staat is ter zake van bepaalde feiten opsporing of vervolging in te stellen; c) het optreden van de bevoegde autoriteiten
van de betrokken lidstaten te coördineren; d) overeenkomstig de toepasselijke
samenwerkingsregelingen een gemeenschappelijk onderzoeksteam in te stellen; e) alle gegevens te verstrekken die Eurojust
nodig heeft om zijn taken te verrichten; f) speciale opsporingsmaatregelen te
treffen; g) alle andere voor de opsporing of
vervolging gerechtvaardigde maatregelen te treffen. 3. Eurojust kan ook: a) Europol adviezen geven op basis van de
analyses van Europol; b) logistieke steun verlenen, met name steun
voor vertaling, vertolking en organisatie van coördinatievergaderingen. 4. Wanneer twee of meer lidstaten het niet
eens kunnen worden over wie van hen opsporing of vervolging moet instellen naar
aanleiding van een verzoek overeenkomstig lid 2, onder b), geeft Eurojust
schriftelijk advies over de zaak. Dat advies wordt de betrokken lidstaten
terstond toegezonden. 5. Op verzoek van een bevoegde
autoriteit brengt Eurojust schriftelijk advies uit over herhaalde weigeringen
of moeilijkheden in verband met de uitvoering van verzoeken en besluiten inzake
justitiële samenwerking, met name die welke zijn gebaseerd op instrumenten
waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning,
voor zover de kwestie niet in onderlinge overeenstemming door de bevoegde
nationale autoriteiten of door tussenkomst van de betrokken nationale leden kon
worden opgelost. Dat advies wordt de betrokken lidstaten terstond toegezonden. Artikel 5
Uitvoering van operationele
taken 1. Eurojust handelt door middel van één
of meer van de betrokken nationale leden wanneer het een van de in artikel 4,
leden 1 of 2, bedoelde taken verricht. 2. Eurojust handelt als college: a) bij het verrichten van een van de in
artikel 4, leden 1 of 2, bedoelde taken: (i) wanneer een of meer nationale leden die
betrokken zijn bij een door Eurojust behandelde zaak, daarom verzoeken; (ii) wanneer de zaak betrekking heeft op
opsporing of vervolging die gevolgen heeft op Unie-niveau of gevolgen kan
hebben voor andere dan de rechtstreeks betrokken lidstaten; b) bij het verrichten van een van de in
artikel 4, leden 3, 4 of 5, bedoelde taken; c) wanneer een algemene vraag in verband met
de verwezenlijking van zijn operationele doelstellingen aan de orde is; d) wanneer in deze verordening anders is
bepaald. 3. Bij het verrichten van zijn taken
geeft Eurojust aan of het handelt door middel van een of meer van de nationale
leden, dan wel als college. HOOFDSTUK II
STRUCTUUR EN ORGANISATIE VAN EUROJUST Afdeling I
Structuur Artikel 6
Structuur van Eurojust De structuur van
Eurojust omvat: a) de nationale leden; b) het college; c) de raad van bestuur; d) de administratief directeur. Afdeling II
Nationale leden Artikel 7
Status van nationale leden 1. Eurojust bestaat uit één door elke
lidstaat overeenkomstig zijn rechtsstelsel gedetacheerd nationaal lid, dat zijn
of haar vaste werkplek heeft op de zetel van Eurojust. 2. Elk nationaal lid wordt bijgestaan
door een adjunct en door een medewerker. De adjunct en de medewerker hebben hun
vaste werkplek bij Eurojust. Het nationale lid kan daarnaast worden bijgestaan
door andere adjuncten of medewerkers, die zo nodig en met instemming van het
college hun vaste werkplek bij Eurojust kunnen hebben. 3. De nationale leden en hun adjuncten
hebben de status van openbaar aanklager, rechter of politieofficier met een
gelijkwaardige bevoegdheid. De bevoegde nationale autoriteiten verlenen hun de
in deze verordening beschreven bevoegdheden zodat zij hun taken kunnen
verrichten. 4. De adjunct kan optreden namens of
als vervanger van het nationale lid. Een medewerker kan eveneens namens of als
vervanger van het nationale lid optreden indien hij een in lid 3 bedoelde
status heeft. 5. Tussen Eurojust en de lidstaten
uitgewisselde operationele gegevens worden doorgezonden via de nationale leden. 6. Nationale leden nemen rechtstreeks
contact op met de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat. 7. De salarissen en emolumenten van de
nationale leden, hun adjuncten en medewerkers komen ten laste van hun lidstaat
van oorsprong. 8. Wanneer de nationale leden, hun
adjuncten en medewerkers in het kader van de taken van Eurojust handelen,
worden de desbetreffende relevante uitgaven beschouwd als operationele
uitgaven. Artikel 8
Bevoegdheden van nationale
leden 1. De nationale leden zijn bevoegd om: a) de afgifte en uitvoering van een verzoek
om wederzijdse rechtshulp of wederzijdse erkenning te vergemakkelijken of
anderszins te ondersteunen, of een dergelijk verzoek zelf af te geven en uit te
voeren; b) rechtstreeks contact op te nemen en
informatie uit te wisselen met een nationale bevoegde autoriteit van de
lidstaat; c) rechtstreeks contact op te nemen en
informatie uit te wisselen met een bevoegde internationale autoriteit in
overeenstemming met de internationale verbintenissen van hun lidstaat; d) deel te nemen aan gezamenlijke
onderzoeksteams, inclusief aan het instellen ervan. 2. De nationale leden, in
overeenstemming met de bevoegde nationale autoriteit: a) gelasten opsporingsmaatregelen; b) geven toestemming voor en coördineren
gecontroleerde afleveringen in de lidstaat in overeenstemming met de nationale
wetgeving. 3. In dringende gevallen, wanneer niet
tijdig overeenstemming kan worden bereikt, zijn de nationale leden bevoegd om
de in lid 2 bedoelde maatregelen te nemen en informeren zij zo spoedig mogelijk
de nationale bevoegde autoriteit. Artikel 9
Toegang tot nationale
registers De nationale leden
hebben toegang tot, of kunnen ten minste de informatie verkrijgen die aanwezig
is in de volgende soorten registers van hun lidstaat, overeenkomstig het
nationaal recht: a) strafregisters; b) registers van aangehouden personen; c) opsporingsregisters, d) DNA-registers, e) andere registers van openbare
autoriteiten van hun lidstaten indien dergelijke informatie nodig is om hun
taken te vervullen. Afdeling III
Het college Artikel 10
Samenstelling van het college 1. Het college bestaat uit: a) alle nationale leden wanneer het college
zijn operationele taken verricht uit hoofde van artikel 4; b) alle nationale leden en twee
vertegenwoordigers van de Commissie wanneer het college zijn beheerstaken
verricht uit hoofde van artikel 14. 2. De ambtstermijn van de leden en hun
adjuncten bedraagt ten minste vier jaar en kan eenmaal worden verlengd. Na
afloop van hun ambtstermijn of bij aftreden blijven de leden in functie totdat
hun ambtstermijn wordt verlengd of in hun vervanging is voorzien. 3. De administratief directeur woont de
beheersvergaderingen van het college bij, maar heeft geen stemrecht. 4. Het college kan elkeen van wie het
advies dienstig kan zijn, uitnodigen om als waarnemer de vergaderingen bij te
wonen. 5. De leden van het college kunnen zich
laten bijstaan door adviseurs of deskundigen, overeenkomstig de wijze die in
het reglement van orde is vastgesteld. Artikel 11
De voorzitter en
vicevoorzitter van Eurojust 1. Het college kiest een voorzitter en
twee vicevoorzitters uit de nationale leden met een meerderheid van tweederde
van zijn leden. 2. De vicevoorzitters vervangen de
voorzitter als deze niet in staat is zijn taken te verrichten. 3. De ambtstermijn van de voorzitter en
de vicevoorzitters bedraagt vier jaar. Zij zijn eenmaal herbenoembaar. Wanneer
een nationaal lid tot voorzitter of vicevoorzitter van Eurojust wordt verkozen,
wordt zijn of haar ambtstermijn als nationaal lid verlengd om ervoor te zorgen
dat hij of zij zijn of haar taak als voorzitter of vicevoorzitter kan
verrichten. Artikel 12
Vergaderingen van het college 1. De voorzitter roept de vergaderingen
van het college bijeen. 2. Het college houdt ten minste één
operationele vergadering per maand. Om zijn beheerstaken uit te voeren, houdt
het college ten minste twee gewone vergaderingen per jaar. Daarnaast komt het
college bijeen op initiatief van de voorzitter, op verzoek van de Commissie of
van ten minste één derde van zijn leden. 3. De Europese openbare aanklager
ontvangt de agenda’s van de vergaderingen van het college en heeft het recht om
zonder stemrecht deel te nemen aan deze vergaderingen wanneer kwesties worden
besproken die hij of zij relevant acht voor de werking van het Europees
Openbaar Ministerie. Artikel 13
Stemprocedure van het college
1. Tenzij anders is bepaald, stelt het
college zijn besluiten vast bij meerderheid van zijn leden. 2. Elk lid heeft één stem. Bij
afwezigheid van een stemgerechtigd lid mag zijn of haar adjunct zijn stemrecht
uitoefenen. 3. De voorzitter en de vicevoorzitters
hebben stemrecht. Artikel 14
Beheerstaken van het college 1. Het college verricht de volgende
beheerstaken: a) het stelt ieder jaar het
programmeringsdocument van Eurojust vast met een tweederdemeerderheid van zijn
leden en overeenkomstig artikel 15; b) het stelt de jaarlijkse begroting van
Eurojust vast met een tweederdemeerderheid van zijn leden en voert andere taken
uit betreffende de begroting van Eurojust overeenkomstig hoofdstuk VI; c) het stelt een geconsolideerd jaarlijks
activiteitenverslag over de activiteiten van Europol vast en zendt dit voor [in
het Financieel Reglement vastgestelde datum] van het daaropvolgende jaar toe
aan het Europees Parlement, de nationale parlementen, de Raad, de Commissie en
de Rekenkamer en het maakt het geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag
openbaar. d) het neemt in het programmeringsdocument
een programmering van de personele middelen op; e) het stelt de financiële regeling die op
Eurojust van toepassing is, vast overeenkomstig artikel 52; f) het stelt regels vast ter voorkoming en
beheersing van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden; g) het oefent overeenkomstig lid 2, met
betrekking tot het personeel van het agentschap de bevoegdheid tot aanstelling
uit die krachtens het statuut[17]
is verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag en die krachtens de regeling
welke van toepassing is op de andere personeelsleden[18] is verleend aan het tot het
sluiten van arbeidscontracten bevoegde gezag ("de bevoegdheid tot
aanstelling"); h) het benoemt de administratief directeur
en, indien relevant, verlengt zijn of haar ambtstermijn of ontheft hem of haar
uit zijn of haar functie overeenkomstig artikel 17; i) het benoemt een rekenplichtige en een
functionaris voor gegevensbescherming, die functioneel onafhankelijk zijn bij
de uitvoering van hun taken; j) het stelt werkafspraken vast die
overeenkomstig artikel 43 zijn gemaakt; k) het verkiest de voorzitter en de
vicevoorzitters overeenkomstig artikel 11; l) het stelt zijn reglement van orde vast. 2. Overeenkomstig artikel 110 van
het statuut neemt het college op basis van artikel 2, lid 1, van het
statuut en op basis van artikel 6 van de regeling die van toepassing is op
de andere personeelsleden, een besluit aan waarbij de bevoegdheden tot
aanstelling worden gedelegeerd aan de administratief directeur en de
voorwaarden worden vastgesteld waaronder die delegatie kan worden geschorst. De
administratief directeur mag deze bevoegdheid op zijn beurt subdelegeren. 3. Wanneer uitzonderlijke
omstandigheden dit vereisen, kan het college een besluit nemen om de delegatie
van de bevoegdheden tot aanstelling van de administratief directeur en de door
hem verleende subdelegatie tijdelijk te schorsen en deze bevoegdheden zelf uit
te oefenen dan wel te delegeren aan een van zijn leden of aan een ander
personeelslid dan de administratief directeur. 4. Het college neemt zijn besluiten
inzake benoeming, verlenging van de ambtstermijn en ontheffing uit het ambt van
de administratief directeur op basis van een tweederdemeerderheid van zijn
leden. Artikel 15
Jaarlijkse en
meerjarenprogrammering 1. Uiterlijk op [30 november van elk
jaar] stelt het college een programmeringsdocument vast met de meerjarige en de
jaarlijkse programmering op basis van een ontwerp van de administratief
directeur, rekening houdend met het advies van de Commissie. Het stuurt dit
door naar het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het
programmeringsdocument wordt definitief na de definitieve vaststelling van de
algemene begroting en wordt, indien nodig, dienovereenkomstig aangepast. 2. Het jaarlijkse werkprogramma omvat
een gedetailleerde beschrijving van de doelstellingen en de beoogde resultaten,
inclusief prestatie-indicatoren. Het bevat ook een beschrijving van de te
financieren activiteiten en een indicatie van de financiële en personele
middelen die aan iedere activiteit worden toegewezen, overeenkomstig de
beginselen die gelden voor activiteitsgestuurde begroting en beheer. Het
jaarlijkse werkprogramma is consistent met het meerjarige werkprogramma als
bedoeld in lid 4. Het vermeldt duidelijk welke
taken zijn toegevoegd, gewijzigd of geschrapt ten opzichte van het vorige
begrotingsjaar. 3. Het college past het vastgestelde
jaarlijkse werkprogramma aan wanneer Eurojust een nieuwe taak krijgt
toegewezen. Iedere wezenlijke verandering van het jaarlijkse werkprogramma
wordt vastgesteld door middel van dezelfde procedure als het oorspronkelijke
jaarlijkse werkprogramma. Het college kan aan de administratief directeur de
bevoegdheid delegeren om niet-wezenlijke veranderingen door te voeren in het
jaarlijkse werkprogramma. 4. Het meerjarige werkprogramma omvat
de algemene strategische programmering, met inbegrip van doelstellingen,
beoogde resultaten en prestatie-indicatoren. Het bevat ook de programmering van
de middelen, met inbegrip van de meerjarenbegroting en personele middelen. De
programmering van de middelen wordt jaarlijks bijgewerkt. De strategische
programmering wordt in voorkomend geval bijgewerkt en met name om rekening te
houden met de resultaten van de in artikel 56 bedoelde evaluatie. Afdeling IV
De raad van bestuur Artikel 16
Werking van de raad van
bestuur 1. Het college wordt bijgestaan door
een raad van bestuur. De raad van bestuur is niet betrokken bij de operationele
taken van Eurojust als bedoeld in de artikelen 4 en 5. 2. De raad van bestuur heeft daarnaast
de volgende taken: a) hij bereidt de door het college
overeenkomstig artikel 14 vast te stellen besluiten voor; b) hij stelt een fraudebestrijdingsstrategie
vast die in verhouding staat tot de frauderisico’s voor wat betreft de kosten-
batenverhouding van de uit te voeren maatregelen; c) hij stelt toepasselijke regels vast ten
behoeve van de uitvoering van het Statuut en de regeling welke van toepassing
is op de andere personeelsleden overeenkomstig artikel 110 van het Statuut; d) hij zorgt voor een passende opvolging van
de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit de interne of externe
auditverslagen, beoordelingen en onderzoeken, waaronder die van de Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) en het Europees Bureau voor
Fraudebestrijding (OLAF); e) hij neemt alle beslissingen betreffende
het opzetten en, waar nodig, het wijzigen van de interne administratieve
structuren van Eurojust; f) hij ondersteunt en adviseert de
administratief directeur bij de tenuitvoerlegging van de besluiten van het
college teneinde het toezicht op het administratief en begrotingsbeheer te
versterken, onverminderd de verantwoordelijkheden van de administratief
directeur als omschreven in artikel 18; g) hij neemt alle andere besluiten waarvoor
het college niet uitdrukkelijk bevoegd is op grond van artikel 5 of artikel 14
of waarvoor de administratief directeur niet verantwoordelijk is overeenkomstig
artikel 18; h) hij stelt zijn reglement van orde vast. 3. In spoedeisende gevallen kan de raad
van bestuur namens het college zo nodig bepaalde voorlopige besluiten nemen
inzake administratieve en budgettaire aangelegenheden, die door het college
moeten worden bevestigd. 4. De raad van bestuur bestaat uit de
voorzitter en ondervoorzitters van het college, één vertegenwoordiger van de
Commissie en één ander lid van het college. De voorzitter van het college is de
voorzitter van de raad van bestuur. De besluiten van de raad van bestuur worden
genomen met een meerderheid van de leden. Elk lid heeft één stem. De
administratief directeur neemt deel aan de vergaderingen van de raad van
bestuur, maar heeft geen stemrecht. 5. De leden van de raad van bestuur
worden benoemd voor een periode van vier jaar, met uitzondering van het lid uit
het college, dat wordt benoemd volgens een tweejaarlijks toerbeurtsysteem. De
ambtstermijn van de leden van de raad van bestuur eindigt wanneer hun mandaat
als nationale lid eindigt. 6. De raad van bestuur houdt minste één
gewone vergadering per kwartaal. Daarnaast komt de raad bijeen op initiatief
van zijn voorzitter of op verzoek van de Commissie of van ten minste twee van
zijn andere leden. 7. De Europese openbare aanklager
ontvangt de agenda’s van alle vergaderingen van de raad van bestuur en kan,
zonder stemrecht, aan dergelijke vergaderingen deelnemen wanneer er onderwerpen
worden besproken die hij of zij van belang voor het functioneren van het
Europees Openbaar Ministerie acht. 8. De Europese openbare aanklager kan
schriftelijke adviezen richten tot de raad van bestuur, waarop de raad van
bestuur onverwijld schriftelijk reageert. Afdeling V
De administratief directeur Artikel 17
Status van de administratief
directeur 1. De administratief directeur wordt
aangesteld als tijdelijk functionaris van Eurojust op grond van artikel 2,
onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere
personeelsleden van de Europese Unie. 2. De administratief directeur wordt na
een open en transparante selectieprocedure door het college aangesteld uit een
lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten. Voor het sluiten van de
arbeidsovereenkomst met de administratief directeur wordt Eurojust
vertegenwoordigd door de voorzitter van het college. 3. De ambtstermijn van de
administratief directeur is vijf jaar. Aan het eind van deze termijn stelt de
Commissie een beoordeling op waarin rekening wordt gehouden met de evaluatie
van de prestaties van de administratief directeur. 4. Op grond van een voorstel van de
Commissie, waarin rekening wordt gehouden met de in lid 3 bedoelde evaluatie,
kan het college de ambtstermijn van de administratief directeur eenmaal
verlengen, voor ten hoogste vijf jaar. 5. Een administratief directeur wiens
ambtstermijn is verlengd, is aan het eind van de volledige termijn uitgesloten
van een andere selectieprocedure voor dezelfde functie. 6. De administratief directeur legt
verantwoording af aan het college en de raad van bestuur. 7. De administratief directeur kan
uitsluitend uit zijn of haar functie worden ontheven bij besluit van het college
op voorstel van de Commissie. Artikel 18
Verantwoordelijkheden van de
administratief directeur 1. Voor administratieve doeleinden
wordt Eurojust geleid door de administratief directeur. 2. Onverminderd de bevoegdheden van de
Commissie, het college of de raad van bestuur, voert de administratief
directeur zijn of haar taken op onafhankelijke wijze uit, zonder instructies te
vragen aan of te ontvangen van regeringen of andere organen. 3. De administratief directeur is de
wettelijke vertegenwoordiger van Eurojust. 4. De uitvoerend directeur is
verantwoordelijk voor de uitvoering van de administratieve taken die Eurojust
zijn toegekend. De administratief directeur is in het bijzonder belast met: a) het dagelijkse bestuur van Eurojust; b) de uitvoering van de besluiten van het
college en de raad van bestuur; c) de opstelling van het
programmeringsdocument en de indiening daarvan bij de raad van bestuur en het
college na raadpleging van de Commissie; d) de uitvoering van het
programmeringsdocument en de rapportage over die uitvoering aan de raad van
bestuur en het college; e) de opstelling van het jaarverslag van de
activiteiten van Eurojust en de aanbieding daarvan ter voltooiing aan de raad
van bestuur en ter goedkeuring aan het college; f) de opstelling van een actieplan voor de
opvolging van conclusies van de interne of externe auditverslagen,
beoordelingen en onderzoeken, waaronder die van de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming en OLAF, en de halfjaarlijkse verslaglegging aan de raad
van bestuur, de Commissie en de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming over de voortgang; g) de bescherming van de financiële belangen
van de Unie door toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude,
corruptie en andere onwettige activiteiten, door middel van effectieve
controles en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door terugvordering
van ten onrechte betaalde bedragen en, waar nodig, doeltreffende, evenredige en
afschrikkende administratieve en financiële sancties; h) de opstelling van een
fraudebestrijdingsstrategie voor Eurojust en de aanbieding daarvan ter
goedkeuring aan de raad van bestuur; i) de opstelling van een ontwerp van de
financiële regels die op Eurojust van toepassing zijn; j) de opstelling van Eurojust’s
ontwerpraming van ontvangsten en uitgaven, en de uitvoering van de begroting. HOOFDSTUK III
OPERATIONELE AANGELEGENHEDEN Artikel 19
Coördinatie met oproepdienst
(OCC) 1. Teneinde zijn taken in dringende
gevallen te vervullen, beschikt Eurojust over een coördinatie met oproepdienst
die te allen tijde aan Eurojust gerichte verzoeken in ontvangst kan nemen en
behandelen. De coördinatie met oproepdienst is 24 uur per dag en 7 dagen per
week bereikbaar via één OCC-contactpunt bij Eurojust. 2. De coördinatie met oproepdienst doet
een beroep op één vertegenwoordiger (de OCC-vertegenwoordiger) per lidstaat,
die het nationale lid zelf of zijn adjunct kan zijn, of een medewerker die
bevoegd is om het nationale lid te vervangen. De OCC-vertegenwoordiger is 24
uur per dag en 7 dagen per week inzetbaar. 3. De OCC-vertegenwoordigers ondernemen
onverwijld actie met betrekking tot de uitvoering van het verzoek in hun
lidstaat. Artikel 20
Nationaal coördinatiesysteem
voor Eurojust 1. Elke lidstaat wijst één of meer
nationale correspondenten voor Eurojust aan. 2. Elke lidstaat zet een nationaal
coördinatiesysteem voor Eurojust op om te zorgen voor de coördinatie van de
werkzaamheden verricht door: a) de nationale correspondenten voor
Eurojust; b) de nationale correspondent voor Eurojust
voor terrorismebestrijding; c) de nationale correspondent voor het
Europees justitieel netwerk in strafzaken en ten hoogste drie andere
contactpunten van dat Europees justitieel netwerk; d) nationale leden of contactpunten van het
netwerk voor gemeenschappelijke onderzoeksteams en van de netwerken die zijn
opgezet bij Besluit 2002/494/JBZ, Besluit 2007/845/JBZ en Besluit 2008/852/JBZ. 3. De in de leden 1 en 2 bedoelde
personen behouden de positie en de status waarover zij krachtens het nationale
recht beschikken. 4. De nationale correspondenten voor
Eurojust zijn verantwoordelijk voor de werking van het nationaal
coördinatiesysteem voor Eurojust. Indien verschillende nationale
correspondenten voor Eurojust zijn aangewezen, is een van hen verantwoordelijk
voor de werking van het nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust. 5. Het nationaal coördinatiesysteem
voor Eurojust vergemakkelijkt in de lidstaat de taakvervulling van Eurojust,
met name door: a) ervoor te zorgen dat het in artikel 24
bedoelde casemanagementsysteem op efficiënte en betrouwbare wijze gegevens in
verband met de betrokken lidstaat ontvangt; b) te helpen bepalen of een zaak met
bijstand van Eurojust of van het Europees justitieel netwerk moet worden
behandeld; c) het nationale lid te helpen bepalen welke
autoriteiten bevoegd zijn voor de tenuitvoerlegging van verzoeken en besluiten
inzake justitiële samenwerking, waaronder die welke zijn gebaseerd op
instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse
erkenning; d) nauwe betrekkingen met de nationale
Europol-eenheid te onderhouden. 6. Voor de verwezenlijking van de in
lid 5 bedoelde doelstellingen worden de in lid 1 en lid 2, onder a), b) en c),
bedoelde personen op het casemanagementsysteem aangesloten en kunnen de in lid
2, onder d), bedoelde personen hierop worden aangesloten overeenkomstig dit
artikel, en de artikelen 24, 25, 26 en 30. De aansluiting op het
casemanagementsysteem komt ten laste van de algemene begroting van de Europese
Unie. 7. Het opzetten van het nationaal coördinatiesysteem
voor Eurojust en de aanwijzing van nationale correspondenten staat niet in de
weg aan rechtstreekse contacten tussen het nationale lid en de bevoegde
autoriteiten van zijn lidstaat. Artikel 21
Uitwisseling van informatie
met de lidstaten en tussen nationale leden 1. De bevoegde autoriteiten van de
lidstaten wisselen met Eurojust alle informatie uit die nodig is voor de
uitvoering van zijn taken overeenkomstig de artikelen 2 en 4 en de in deze
verordening vastgestelde voorschriften inzake gegevensbescherming. Daarbij gaat
het ten minste om de in de leden 5, 6 en 7 bedoelde informatie. 2. De overdracht van informatie aan
Eurojust wordt alleen als een verzoek om bijstand van Eurojust opgevat indien
een bevoegde autoriteit dat in het betrokken geval specifiek vermeldt. 3. De nationale leden wisselen, zonder
voorafgaande toestemming, onderling of met de bevoegde autoriteiten van hun
lidstaat alle voor de vervulling van de taken van Eurojust vereiste gegevens
uit. In het bijzonder brengen de bevoegde nationale autoriteiten hun nationale
leden terstond op de hoogte van een hen betreffende zaak. 4. De nationale bevoegde autoriteiten
brengen hun nationale leden op de hoogte van het instellen van
gemeenschappelijk onderzoeksteams en van de resultaten van dergelijke teams. 5. De nationale bevoegde autoriteiten
stellen hun nationale leden zonder nodeloze vertraging in kennis van een zaak
inzake strafbare feiten die onder de bevoegdheid van Eurojust vallen en waarbij
ten minste drie lidstaten betrokken zijn en waarin verzoeken of besluiten
inzake justitiële samenwerking, waaronder die welke gebaseerd zijn op
instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse
erkenning, aan ten minste twee lidstaten zijn toegezonden. 6. De nationale bevoegde autoriteiten
stellen hun nationale leden in kennis van: a) zaken waarin jurisdictiegeschillen zijn
ontstaan of kunnen ontstaan; b) gecontroleerde afleveringen waarbij ten
minste drie landen betrokken zijn, waaronder ten minste twee lidstaten; c) herhaalde problemen met of weigeringen
van het uitvoeren van verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking,
waaronder die welke gebaseerd zijn op instrumenten waarmee uitvoering wordt
gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning. 7. Nationale autoriteiten zijn in
afzonderlijke gevallen niet verplicht informatie te verstrekken indien
daardoor: a) wezenlijke nationale veiligheidsbelangen
worden geschaad; of b) de veiligheid van een persoon in gevaar
wordt gebracht. 8. Dit artikel laat in bilaterale of
multilaterale overeenkomsten of regelingen tussen lidstaten en derde landen
gestelde voorwaarden, met inbegrip van door derde landen gestelde voorwaarden
betreffende het gebruik van informatie nadat deze verstrekt is, onverlet. 9. De in dit artikel bedoelde gegevens
worden op gestructureerde, door Eurojust vastgestelde wijze verstrekt. Artikel 22
Door Eurojust aan de bevoegde
nationale autoriteiten verstrekte gegevens 1. Eurojust verstrekt de bevoegde
nationale autoriteiten gegevens over de resultaten van het verwerken van
gegevens, onder meer over het bestaan van verbanden met reeds in het
casemanagementsysteem opgenomen zaken. Deze informatie kan persoonsgegevens
omvatten. 2. Wanneer een bevoegde nationale
autoriteit Eurojust om gegevens verzoekt, verstrekt Eurojust deze gegevens
binnen de door die autoriteit vastgestelde termijn. Artikel 23
Follow-up van verzoeken en
adviezen van Eurojust De bevoegde nationale autoriteiten behandelen
de uit hoofde van artikel 4 gedane verzoeken en uitgebrachte adviezen van
Eurojust zonder nodeloze vertraging. Indien de bevoegde autoriteiten van de
betrokken lidstaat besluiten geen gevolg te geven aan een verzoek als bedoeld
in artikel 4, lid 2, of aan een schriftelijk advies als bedoeld in artikel 4,
lid 4 of lid 5, stellen zij Eurojust daarvan zonder nodeloze vertraging in
kennis, met opgave van redenen. Wanneer de redenen voor de weigering om aan een
verzoek te voldoen niet kunnen worden opgegeven omdat zulks wezenlijke
nationale veiligheidsbelangen zou schaden of de veiligheid van personen in
gevaar zou brengen, mogen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten
operationele redenen aanvoeren. Artikel 24
Casemanagementsysteem,
register en tijdelijke werkbestanden 1. Eurojust zet een
casemanagementsysteem op dat bestaat uit tijdelijke werkbestanden en een
register met in bijlage 2 genoemde persoonsgegevens en andere dan
persoonsgegevens 2. Doel van het casemanagementsysteem
is: a) het ondersteunen van het beheer en de
coördinatie van onderzoeken en vervolgingen die Eurojust helpt coördineren, met
name door vergelijking van informatie; b) het vergemakkelijken van de toegang tot
informatie over lopende onderzoeken en vervolgingen; c) het vergemakkelijken van het toezicht op
de rechtmatigheid van de gegevensverwerking en op de naleving van de
desbetreffende bepalingen van deze verordening. 3. Het casemanagementsysteem kan worden
verbonden met de beveiligde telecommunicatieverbinding bedoeld in artikel 9 van
Besluit 2008/976/JBZ. 4. Het register bevat verwijzingen naar
de tijdelijke werkbestanden die in het kader van Eurojust worden aangemaakt en
mag geen andere persoonsgegevens bevatten dan die welke worden genoemd in de
punten 1, onder a) tot en met i), k) en m), en 2, van bijlage 2. 5. Bij het vervullen van hun taken, mogen
de nationale leden gegevens betreffende de dossiers die zij in behandeling
hebben, verwerken in een tijdelijk werkbestand. Zij bieden de functionaris voor
gegevensbescherming toegang tot de tijdelijke werkbestanden. Telkens wanneer
een nieuw tijdelijk werkbestand met persoonsgegevens wordt aangemaakt, stelt
het betrokken nationale lid de functionaris voor gegevensbescherming daarvan in
kennis. 6. Voor de verwerking van operationele
persoonsgegevens mag Eurojust geen ander geautomatiseerd bestand aanmaken dan
een tijdelijk werkbestand. 7. Het casemanagementsysteem en zijn
tijdelijke werkbestanden worden voor gebruik door het Europees Openbaar
Ministerie beschikbaar gesteld. 8. De bepalingen inzake de toegang tot
het casemanagementsysteem en de tijdelijke werkbestanden zijn mutatis
mutandis van toepassing op het Europees Openbaar Ministerie. De informatie
die door het Europees Openbaar Ministerie in het casemanagementsysteem, de
tijdelijke werkbestanden en het register is opgenomen, is echter niet
toegankelijk op nationaal niveau. Artikel 25
Werking van de tijdelijke
werkbestanden en van het register 1. Het betrokken nationale lid maakt
voor iedere zaak waarover hij of zij informatie krijgt verstrekt een tijdelijk
werkbestand aan voor zover deze informatieverstrekking in overeenstemming is
met deze verordening of met andere toepasselijke rechtsinstrumenten. Het
nationale lid is verantwoordelijk voor het beheer van de tijdelijke
werkbestanden die hij of zij heeft aangemaakt. 2. Het nationale lid dat een tijdelijk
werkbestand heeft aangemaakt, besluit per geval om ofwel de toegang tot het
tijdelijk werkbestand beperkt te houden, ofwel andere nationale leden of door
de administratief directeur gemachtigde personeelsleden van Eurojust toegang te
geven tot dit bestand of tot delen ervan, indien dat nodig is om Eurojust in
staat te stellen zijn taken te vervullen. 3. Het nationale lid dat een tijdelijk
werkbestand heeft aangemaakt, besluit welke informatie betreffende dit
tijdelijke werkbestand in het register wordt opgenomen. Artikel 26
Toegang tot het
casemanagementsysteem op nationaal niveau 1. De in artikel 20, lid 2, bedoelde
personen, voor zover zij op het casemanagementsysteem zijn aangesloten, mogen
alleen toegang hebben tot: a) het register, tenzij het nationale lid
dat besloten heeft de gegevens in het register op te nemen die toegang
uitdrukkelijk heeft geweigerd; b) door het nationale lid van hun lidstaat
aangemaakte tijdelijke werkbestanden; c) door nationale leden van andere lidstaten
aangemaakte tijdelijke werkbestanden waartoe het nationale lid van hun lidstaat
toegang heeft gekregen, tenzij het nationale lid dat het tijdelijke werkbestand
heeft aangemaakt, deze toegang uitdrukkelijk heeft geweigerd. 2. Het nationale lid besluit, binnen de
in lid 1 bepaalde grenzen, over de mate waarin in zijn of haar lidstaat toegang
tot de tijdelijke werkbestanden wordt verleend aan de in artikel 20, lid 2,
bedoelde personen, voor zover die op het casemanagementsysteem zijn
aangesloten. 3. Elke lidstaat besluit na overleg met
zijn nationale lid over de mate waarin in die lidstaat toegang tot het register
wordt verleend aan de in artikel 20, lid 2, bedoelde personen, voor zover die
op het casemanagementsysteem zijn aangesloten. De lidstaten stellen Eurojust en
de Commissie in kennis van hun besluit met betrekking tot de toepassing van dit
lid. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis. 4. Personen aan wie overeenkomstig lid
2 toegang is verleend, hebben ten minste toegang tot het register voor zover
die toegang noodzakelijk is voor de toegang tot de tijdelijke werkbestanden
waartoe hun toegang is verleend. HOOFDSTUK IV
INFORMATIEVERWERKING Artikel 27
Verwerking van
persoonsgegevens 1. Voor zover noodzakelijk voor het
vervullen van zijn uitdrukkelijk omschreven taak kan Eurojust in het kader van
zijn bevoegdheden en om zijn operationele taken uit te voeren, overeenkomstig
deze verordening uitsluitend de onder punt 1 van bijlage 2 bedoelde
persoonsgegevens verwerken, langs geautomatiseerde weg of in gestructureerde
manuele bestanden, van personen die op grond van de nationale wetgeving van de
betrokken lidstaten worden verdacht van het plegen van of deelnemen aan een
strafbaar feit ten aanzien waarvan Eurojust bevoegd is, of die veroordeeld zijn
voor een dergelijk feit. 2. Eurojust
mag uitsluitend de onder punt 2 van bijlage 2 bedoelde persoonsgegevens
verwerken van personen die op grond van de nationale wetgeving van de betrokken
lidstaten worden beschouwd als getuigen of slachtoffers in het kader van een
strafrechtelijk onderzoek of een strafrechtelijke vervolging inzake een of meer
van de in artikel 3 bedoelde vormen van criminaliteit en strafbare feiten,
alsook van personen jonger dan 18 jaar. Dergelijke persoonsgegevens mogen
alleen worden verwerkt indien dit strikt noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de uitdrukkelijk omschreven taak van Eurojust, in het kader
van zijn bevoegdheden en om zijn operationele taken uit te voeren. 3. In uitzonderlijke gevallen kan
Eurojust voor een bepaalde periode, die niet langer duurt dan nodig is voor het
sluiten van de zaak in verband waarmee de gegevens worden verwerkt, ook andere
dan de in de leden 1 en 2 bedoelde persoonsgegevens verwerken die betrekking
hebben op de omstandigheden van een feit, indien deze gegevens van onmiddellijk
belang zijn voor en deel uitmaken van lopende onderzoeken die Eurojust
coördineert of helpt coördineren en indien de verwerking strikt noodzakelijk is
voor de in lid 1 genoemde doeleinden. De in artikel 31 bedoelde
gegevensbeschermingsfunctionaris wordt onmiddellijk in kennis gesteld van de
toepassing van dit lid en van de specifieke omstandigheden die de noodzaak van
de verwerking van dergelijke persoonsgegevens rechtvaardigen. Wanneer die
andere gegevens betrekking hebben op getuigen of slachtoffers in de zin van lid
2, wordt het besluit tot verwerking door ten minste twee nationale leden
gezamenlijk genomen. 4. Langs geautomatiseerde weg of op
andere wijze verwerkte persoonsgegevens waaruit ras of etnische afkomst,
politieke overtuiging, godsdienstige of andere levensbeschouwing of
lidmaatschap van een vakvereniging blijkt, alsmede persoonsgegevens die
betrekking hebben op gezondheid of seksueel gedrag, mogen door Eurojust alleen
worden verwerkt wanneer deze gegevens strikt noodzakelijk zijn voor het
betrokken nationale onderzoek alsmede voor de coördinatie binnen Eurojust en
als zij andere reeds verwerkte persoonsgegevens aanvullen. De functionaris voor
gegevensbescherming wordt er onmiddellijk van in kennis gesteld dat dit lid is
toegepast. Deze gegevens mogen niet worden verwerkt in het in artikel 24, lid
4, bedoelde register. Wanneer die andere gegevens betrekking hebben op getuigen
of slachtoffers in de zin van lid 2, wordt het besluit tot verwerking genomen
door het college. 5. Verordening
(EG) nr. 45/2001 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door
Eurojust in het kader van zijn werkzaamheden. Deze verordening vormt een
specificatie van en aanvulling op Verordening (EG) nr. 45/2001 voor wat door
Eurojust ten behoeve van zijn operationele taken verwerkte persoonsgegevens
betreft. Artikel 28
Bewaartermijn van
persoonsgegevens 1. Door Eurojust verwerkte
persoonsgegevens mogen niet langer worden bewaard dan het moment waarop de
eerste van de volgende data van toepassing is: a) de datum waarop in alle bij de opsporing
en vervolging betrokken lidstaten de geldende termijn voor verjaring van het
recht van strafvordering is verstreken; b) de datum waarop de betrokkene wordt
vrijgesproken en de rechterlijke uitspraak definitief is geworden; c) drie jaar na de definitieve rechterlijke
beslissing in de laatste van de lidstaten die betrokken zijn bij de opsporing
of de vervolging; d) de datum waarop Eurojust en de betrokken
lidstaten in onderling overleg hebben geconstateerd of zijn overeengekomen dat
Eurojust de coördinatie van het onderzoek en de vervolging niet meer hoeft
voort te zetten, tenzij er overeenkomstig artikel 21, lid 5 of lid 6 een
verplichting is Eurojust deze informatie te verstrekken; e) drie jaar na de datum waarop
overeenkomstig artikel 21 lid 6 of lid 7, gegevens werden verstrekt. 2. De naleving van de in lid 1, onder
a), b), c) en d), bedoelde bewaringstermijn wordt permanent gecontroleerd door
middel van adequate geautomatiseerde verwerking. Na de invoering van de
gegevens wordt evengoed om de drie jaar nagegaan of de bewaring noodzakelijk
is. Als persoonsgegevens zoals bedoeld in artikel 27, lid 4, worden opgeslagen
gedurende een periode van meer dan vijf jaar, wordt de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming hiervan in kennis gesteld. 3. Wanneer een in lid 1, onder a), b),
c) of d), bedoelde termijn is verstreken, gaat Eurojust na of het voor de
uitvoering van zijn taken nodig is de gegevens verder te bewaren en kan het
besluiten om de gegevens bij uitzondering tot de volgende controle te bewaren.
De redenen voor verdere bewaring worden onderbouwd en geregistreerd. Als er
niet wordt besloten tot verdere bewaring van de persoonsgegevens, worden deze
gegevens automatisch na drie jaar gewist. Wanneer evenwel in alle betrokken
lidstaten de geldende termijn voor verjaring van het recht van strafvordering
is verstreken als bedoeld in lid 1, onder a), mogen de gegevens alleen worden
bewaard voor zover zulks noodzakelijk is om Eurojust in staat te stellen overeenkomstig
deze verordening bijstand te verlenen. 4. Wanneer gegevens overeenkomstig lid
3 langer zijn bewaard dan de in lid 1 bedoelde data, wordt om de drie jaar door
de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming nagegaan of de bewaring
noodzakelijk is. 5. Wanneer een dossier
niet-geautomatiseerde en niet-gestructureerde gegevens omvat en de
bewaringstermijn van het laatste geautomatiseerde gegeven uit het dossier
verstreken is, worden alle stukken van het dossier teruggestuurd naar de
instantie die deze heeft verstrekt en worden alle kopieën daarvan vernietigd. 6. Indien Eurojust een onderzoek of
vervolging heeft gecoördineerd, stellen de betrokken nationale leden, met name
ter toepassing van lid 1, onder b), Eurojust en de overige betrokken lidstaten
in kennis van alle definitieve rechterlijke uitspraken betreffende deze zaak. Artikel 29
Registratie en documentatie 1. Eurojust houdt gegevens bij
betreffende de verzameling, wijziging, toegang, bekendmaking, samenvoeging of
uitwissing van voor operationele doeleinden gebruikte persoonsgegevens teneinde
te controleren of de gegevensverwerking rechtmatig is, interne controle uit te
oefenen en de integriteit en de beveiliging van de gegevens te waarborgen.
Dergelijke registratie of documentatie wordt na 18 maanden weer verwijderd,
tenzij de gegevens nog nodig zijn voor een lopende controle. 2. Op grond van lid 1 bijgehouden
registratie en documentatie wordt op verzoek meegedeeld aan de Europees
Toezichthouder voor gegevensverwerking. De Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming gebruikt die informatie uitsluitend om de
gegevensverwerking te controleren, voor een passende gegevensverwerking te
zorgen en de integriteit en beveiliging van de gegevens te waarborgen. Artikel 30
Geautoriseerde toegang tot persoonsgegevens Alleen de
nationale leden, hun adjuncten en hun medewerkers, de in artikel 20, lid 2,
bedoelde personen voor zover die op het casemanagementsysteem zijn aangesloten,
en het geautoriseerde personeel van Eurojust hebben ter vervulling van de taken
van Eurojust en binnen de in de artikelen 24, 25 en 26 gestelde grenzen,
toegang tot de voor zijn operationele taken door Eurojust verwerkte
persoonsgegevens. Artikel 31
Aanstelling van de
functionaris voor gegevensbescherming 1. De raad van bestuur stelt
overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 45/2001 een functionaris
voor gegevensbescherming aan. 2. Bij het nakomen van de
verplichtingen van artikel 24 van Verordening (EG) nr. 45/2001 dient de
functionaris voor gegevensbescherming: a) te waarborgen dat de doorgifte van
persoonsgegevens schriftelijk wordt vastgelegd; b) samen te werken met de personeelsleden
van Eurojust die verantwoordelijk zijn voor procedures, opleiding en advies op
het gebied van gegevensverwerking; c) een jaarverslag op te stellen en dit voor
te leggen aan het college en de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming. 3. Bij het verrichten van zijn of haar
taken heeft de functionaris voor gegevensbescherming toegang tot alle door
Eurojust verwerkte gegevens en tot alle dienstruimten van Eurojust. 4. Voor zover nodig voor de verrichting
van hun taken hebben de personeelsleden van Eurojust die de functionaris voor
gegevensverwerking bijstaan bij het verrichten van zijn of haar taken, toegang
tot de bij Eurojust verwerkte persoonsgegevens en tot de dienstruimten van
Eurojust. 5. Indien de functionaris voor
gegevensbescherming van oordeel is dat de bepalingen van Verordening (EG) nr.
45/2001 of de onderhavige verordening met betrekking tot de verwerking van
persoonsgegevens niet worden nageleefd, stelt hij of zij de administratief
directeur hiervan in kennis, waarbij hij of zij hem of haar verzoekt om deze
situatie van niet-naleving binnen een bepaalde termijn op te lossen. Indien
de administratief directeur deze situatie van niet-naleving niet binnen de
gestelde termijn oplost, legt de functionaris voor gegevensbescherming de zaak
voor aan het college, en komt hij of zij met het college een bepaalde
antwoordtermijn overeen. Indien het college deze situatie van niet-naleving
niet binnen de gestelde termijn oplost, legt de functionaris voor
gegevensbescherming de zaak voor aan de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming. 6. De raad van bestuur stelt de
in artikel 24, lid 8, van Verordening (EG) nr. 45/2001 bedoelde
uitvoeringsvoorschriften vast. Artikel 32
Voorschriften inzake de
uitoefening van het recht van toegang 1. Elke betrokkene die het recht van
toegang tot persoonsgegevens wil uitoefenen, kan daartoe kosteloos een aanvraag
indienen bij de daartoe aangewezen autoriteit in de lidstaat van zijn keuze.
Die autoriteit geeft de aanvraag onmiddellijk, en in ieder geval binnen een
maand na ontvangst, door aan Eurojust. 2. Eurojust beantwoordt de aanvraag
onmiddellijk, en in ieder geval binnen drie maanden nadat het dit heeft
ontvangen. 3. Eurojust raadpleegt de bevoegde
autoriteiten van de betrokken lidstaten alvorens een beslissing te nemen. Een
besluit betreffende de toegang tot gegevens veronderstelt nauwe samenwerking
tussen Eurojust en de lidstaten waarvoor de verstrekking van die gegevens van
rechtstreeks belang is. Indien een lidstaat bezwaar maakt tegen het door
Eurojust voorgestelde antwoord, stelt hij Eurojust in kennis van de redenen
voor dit bezwaar. 4. Wanneer het recht van toegang is
beperkt overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 45/2001,
stelt Eurojust de betrokkene hiervan overeenkomstig artikel 20, lid 3, van die
verordening schriftelijk in kennis. De voornaamste redenen hoeven niet te
worden meegedeeld indien de beperking ten gevolge van het verstrekken van
dergelijke informatie haar effect zou verliezen. De betrokkene wordt er ten
minste van in kennis gesteld dat alle nodige controles door de Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming hebben plaatsgevonden. 5. Eurojust legt vast waarom er geen
informatie wordt verstrekt over de voornaamste redenen van de toepassing van de
in lid 4 bedoelde beperking. 6. De aanvraag wordt behandeld en er
wordt over beslist, namens Eurojust, door de nationale leden voor wie zij
bestemd is. De aanvraag wordt binnen drie maanden na ontvangst afgehandeld. Bij
gebreke van overeenstemming tussen de leden verwijzen deze de zaak naar het
college, dat met een tweederde meerderheid over de aanvraag beslist. 7. Wanneer de Europees Toezichthouder
voor gegevensbescherming op grond van de artikelen 46 en 47 van Verordening
(EG) nr. 45/2001 de rechtmatigheid controleert van de verwerking door Eurojust,
stelt hij of zij de betrokkene er ten minste van in kennis dat alle nodige
controles door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming hebben
plaatsgevonden. Artikel 33
Recht van correctie, van
uitwissing en van beperking van verwerking 1. Indien de persoonsgegevens die
moeten worden gecorrigeerd of uitgewist of aan de verwerking waarvan
beperkingen moeten worden gesteld overeenkomstig de artikelen 14, 15 of 16 van
Verordening (EG) nr. 45/2001, Eurojust zijn verstrekt door derde landen,
internationale organisaties, private partijen of privépersonen of het resultaat
zijn van de eigen analyses van Eurojust, corrigeert of wist Eurojust de
betrokken gegevens, of stelt Eurojust beperkingen aan de verwerking ervan. 2. Indien de persoonsgegevens die
moeten worden gecorrigeerd of uitgewist of aan de verwerking waarvan
beperkingen moeten worden gesteld overeenkomstig de artikelen 14, 15 of 16 van
Verordening (EG) nr. 45/2001, Eurojust rechtstreeks zijn verstrekt door de
lidstaten, corrigeert of wist Eurojust de betrokken gegevens, of stelt het
beperkingen aan de verwerking ervan in samenwerking met de lidstaten. 3. Indien onjuiste gegevens via een
andere passende weg zijn verstrekt of indien de onjuistheden in de door de
lidstaten verstrekte gegevens te wijten zijn aan foutieve doorgifte of in
strijd met deze verordening werden verstrekt of indien de onjuistheden het
gevolg zijn van foutieve of met deze verordening strijdige invoer, verwerking
of opslag door Eurojust, corrigeert of wist Eurojust deze gegevens, in
samenwerking met de betrokken lidstaten. 4. In de in de artikelen 14, 15 of 16
van Verordening (EG) nr. 45/2001 bedoelde gevallen worden alle ontvangers van
dergelijke gegevens onverwijld in kennis gesteld overeenkomstig artikel 17 van
Verordening (EG) nr. 45/2001. Overeenkomstig de toepasselijke regels corrigeren
of wissen de ontvangers deze gegevens, of stellen zij beperkingen aan de
verwerking ervan in hun systemen. 5. Eurojust stelt de betrokkene er
onverwijld en in ieder geval binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek
schriftelijk van in kennis dat de hem betreffende gegevens zijn gecorrigeerd of
gewist, of dat aan de verwerking ervan beperkingen zijn gesteld. 6. Eurojust stelt de betrokkene
schriftelijk in kennis van elke weigering om over te gaan tot correctie of
uitwissing of tot beperking van de verwerking, en van de mogelijkheid om een
klacht in te dienen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of
om een rechtsmiddel in te stellen. Artikel 34
Verantwoordelijkheid voor de
gegevensbescherming 1. Eurojust verwerkt persoonsgegevens
zodanig dat kan worden vastgesteld welke instantie de gegevens heeft verstrekt
of uit welke bron de persoonsgegevens afkomstig zijn. 2. De verantwoordelijkheid voor de
kwaliteit van de persoonsgegevens ligt bij de lidstaat die de persoonsgegevens
aan Eurojust heeft verstrekt en bij Eurojust voor die gegevens die zijn
verstrekt door EU-organen, derde landen of internationale organisaties, alsmede
voor persoonsgegevens die door Eurojust zijn ontleend aan openbare bronnen. 3. De verantwoordelijkheid voor de
naleving van Verordening (EG) nr. 45/2001 en de onderhavige verordening ligt
bij het Eurojust. De verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van de
overdracht van persoonsgegevens die door de lidstaten aan Eurojust worden
verstrekt, ligt bij de lidstaat die de persoonsgegevens verstrekt, en die voor de
rechtmatigheid van de overdracht van persoonsgegevens die door Eurojust aan de
lidstaten, EU-organen en derde landen of organisaties worden verstrekt, ligt
bij het Eurojust. 4. Onverminderd andere bepalingen van
deze verordening is Eurojust verantwoordelijk voor alle gegevens die het
verwerkt. Artikel 35
Samenwerking tussen de
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de nationale
gegevensbeschermingsinstanties 1. De Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming werkt nauw samen met de nationale autoriteiten die bevoegd
zijn voor het toezicht op gegevensbescherming bij specifieke kwesties waarvoor
nationale betrokkenheid vereist is, met name in het geval dat de Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming of een nationale instantie die bevoegd
is voor toezicht op gegevensbescherming grote verschillen tussen praktijken van
de lidstaten of een potentieel onrechtmatige gegevensoverdracht via de kanalen
van Eurojust constateert, dan wel in de context van vragen van een of meer
nationale toezichthoudende autoriteiten over de uitvoering en de uitlegging van
deze verordening. 2. In de gevallen die worden genoemd in
lid 1, wisselen de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de
nationale instanties die bevoegd zijn voor het toezicht op gegevensbescherming,
elk binnen de eigen bevoegdheden, relevante informatie uit, staan zij elkaar
bij in de uitvoering van audits en inspecties, behandelen zij problemen bij de
uitlegging of toepassing van deze verordening, buigen zij zich over problemen bij
de uitoefening van het onafhankelijk toezicht of bij de uitoefening van de
rechten van betrokkenen, stellen zij geharmoniseerde voorstellen voor
gemeenschappelijke oplossingen voor problemen op, en vestigen zij de aandacht
op gegevensbeschermingsrechten, voor zover noodzakelijk. 3. De nationale toezichthoudende
autoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming komen zo
nodig bijeen voor de in dit artikel vastgestelde doeleinden. De kosten en
logistieke ondersteuning van deze bijeenkomsten komen ten laste van de Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming. Tijdens de eerste bijeenkomst wordt
een reglement van orde vastgesteld. Indien noodzakelijk worden in onderling
overleg verdere werkmethoden ontwikkeld. Artikel 36
Recht om een klacht in te
dienen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming 1. Indien een door een betrokkene op
grond van artikel 32, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 ingediende klacht
betrekking heeft op een besluit als bedoeld in artikel 32 of 33, raadpleegt de
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming de nationale toezichthoudende
autoriteiten of de bevoegde rechter van de lidstaat waarvan de gegevens
afkomstig zijn dan wel van de rechtstreeks betrokken lidstaat. De Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming neemt zijn beslissing, die een
weigering kan inhouden om gegevens te verstrekken, in nauw overleg met de
nationale toezichthoudende instantie of de bevoegde rechter. 2. Indien de klacht betrekking heeft op
de verwerking van door een lidstaat aan Eurojust verstrekte gegevens, vergewist
de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zich ervan dat de nodige
controles correct zijn uitgevoerd, en dit in nauw overleg met de nationale
toezichthoudende instantie van de lidstaat die de gegevens heeft verstrekt. 3. Indien de klacht betrekking heeft op
de verwerking van door organen van de EU, derde landen of organisaties of
private partijen aan Eurojust verstrekte gegevens, vergewist de Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming zich ervan dat Eurojust de nodige
controles heeft uitgevoerd. Artikel 37
Aansprakelijkheid voor
ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens 1 Eurojust is overeenkomstig artikel
340 van het Verdrag aansprakelijk voor elke schade die aan een particulier is
berokkend als gevolg van ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens door
Eurojust. 2. Klachten tegen Eurojust op grond van
de in lid 1 bedoelde aansprakelijkheid worden ingediend bij het Hof van
Justitie overeenkomstig artikel 268 van het Verdrag. 3. Elke lidstaat is, overeenkomstig
zijn nationaal recht, aansprakelijk voor elke schade die aan een particulier is
berokkend als gevolg van ongeoorloofde of onjuiste verwerking door die lidstaat
van gegevens die aan Eurojust zijn meegedeeld. HOOFDSTUK V
BETREKKINGEN MET PARTNERS AFDELING I
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN Artikel 38
Gemeenschappelijke bepalingen 1. Voor zover noodzakelijk voor de
verrichting van zijn taken kan Eurojust samenwerkingsverbanden aangaan en
onderhouden met organen en agentschappen van de Unie overeenkomstig de
doelstellingen van deze organen en agentschappen, alsook met de bevoegde
autoriteiten van derde landen, internationale organisaties en de Internationale
Politieorganisatie (Interpol). 2. Voor zover relevant voor de
verrichting van zijn taken en behoudens de beperkingen op grond van artikel 21,
lid 8, kan Eurojust direct alle informatie, met uitzondering van
persoonsgegevens, uitwisselen met de in lid 1 bedoelde entiteiten. 3. Eurojust kan persoonsgegevens van de
in lid 1 bedoelde entiteiten overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr.
45/2001 ontvangen en deze verwerken voor zover nodig voor het verrichten van
zijn taken en behoudens de bepalingen van afdeling IV. 4. Persoonsgegevens mogen door Eurojust
alleen aan derde landen, internationale organisaties en Interpol worden
doorgegeven, indien dit nodig is voor de preventie en bestrijding van
criminaliteit die onder de bevoegdheid van Eurojust valt en behoudens deze
verordening Indien de over te dragen gegevens zijn verstrekt door een lidstaat,
vraagt Eurojust eerst die lidstaat om toestemming, tenzij: a) de toestemming kan worden verondersteld
aangezien de lidstaat geen uitdrukkelijke beperkingen heeft gesteld aan verdere
overdracht; of b) de lidstaat aan een dergelijke verdere
overdracht zijn voorafgaande goedkeuring heeft gegeven, in algemene zin dan wel
behoudens specifieke voorwaarden. Deze goedkeuring kan te allen tijde worden
ingetrokken. 5. Verdere doorgifte aan derden van
persoonsgegevens die lidstaten, organen of agentschappen van de Unie, derde
landen en internationale organisaties of Interpol hebben ontvangen van Eurojust
is verboden, tenzij Eurojust, na de omstandigheden van het betrokken geval te
hebben onderzocht, hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft verleend en mits
doorgifte een specifiek doel dient dat niet onverenigbaar is met het doel
waarvoor de gegevens waren toegezonden. AFDELING II
BETREKKINGEN MET PARTNERS Artikel 39
Samenwerking met het Europees
justitieel netwerk en andere netwerken van de Europese Unie voor justitiële
samenwerking in strafzaken 1. Eurojust en het Europees justitieel
netwerk in strafzaken onderhouden met elkaar bevoorrechte betrekkingen, die
gebaseerd zijn op overleg en complementariteit, met name tussen het nationale
lid, de contactpunten van het Europees justitieel netwerk van een zelfde
lidstaat en de nationale correspondenten voor Eurojust en het Europees
justitieel netwerk. Ten behoeve van een efficiënte samenwerking worden de
volgende maatregelen genomen: a) de nationale leden brengen de
contactpunten van het Europees justitieel netwerk per geval op de hoogte van
alle zaken die in hun ogen beter door het netwerk kunnen worden behandeld; b) het secretariaat van het Europees
justitieel netwerk maakt deel uit van het personeel van Eurojust. Het vormt een
aparte eenheid. Het kan beschikken over de administratieve middelen van
Eurojust die het nodig heeft om de taken van het Europees justitieel netwerk te
kunnen vervullen, onder meer voor dekking van de kosten van de plenaire vergaderingen
van het netwerk; c) De contactpunten van het Europees
justitieel netwerk kunnen ad hoc worden uitgenodigd voor de vergaderingen van
Eurojust. 2. De werknemers van de secretariaten
van het netwerk voor gemeenschappelijke onderzoeksteams en van het bij Besluit
2002/494/JBZ opgezette netwerk behoren tot het personeel van Eurojust. Deze
secretariaten vormen aparte eenheden. Zij kunnen beschikken over de
administratieve middelen van Eurojust die zij nodig hebben om hun taken te
kunnen vervullen. Eurojust zorgt voor de coördinatie tussen de secretariaten.
Dit lid is van toepassing op het secretariaat van elk bij Raadsbesluit opgezet
nieuw netwerk indien in dat besluit wordt bepaald dat Eurojust daarvoor het
secretariaat levert. 3. Het bij Besluit 2008/852/JBZ
opgezette netwerk kan Eurojust verzoeken een secretariaat voor het netwerk te
leveren. Indien dat verzoek wordt gedaan, is lid 2 van toepassing. Artikel 40
Betrekkingen met Europol 1. Eurojust neemt alle nodige
maatregelen om Europol in staat te stellen om binnen de grenzen van zijn
mandaat op basis van een hit/no hit-systeem indirecte toegang te verkrijgen tot
informatie die Eurojust is verstrekt, onverminderd eventuele beperkingen die
door de informatieverstrekkers – de lidstaten, organen van de Unie, derde
landen, internationale organisaties of Interpol – zijn gesteld. Indien een
zoekopdracht een hit oplevert, start Eurojust de procedure op grond waarvan de
informatie die tot de hit heeft geleid, mag worden gedeeld, met inachtneming
van het besluit van de lidstaat, het orgaan van de Unie, het derde land, de
internationale organisatie of interpol, waardoor de informatie aan Eurojust is
verstrekt. 2. Zoekopdrachten naar
informatie overeenkomstig lid 1 worden slechts uitgevoerd om na te gaan of
informatie die beschikbaar is bij Eurojust overeenkomt met door Europol
verwerkte informatie. 3. Eurojust staat zoekopdrachten
overeenkomstig lid 1 slechts toe nadat het van Europol heeft vernomen welke
personeelsleden zijn gemachtigd om dergelijke zoekopdrachten uit te voeren. 4. Indien tijdens de
informatieverwerkingsactiviteiten van Eurojust met betrekking tot een
individueel onderzoek Eurojust of een lidstaat coördinatie, samenwerking of
ondersteuning overeenkomstig het mandaat van Europol nodig acht, brengt Eurojust
hen hiervan op de hoogte en start het de procedure voor
informatie-uitwisseling, met inachtneming van het besluit van de lidstaat die
de informatie heeft verstrekt. In een dergelijk geval overlegt Eurojust met
Europol. 5. Europol neemt de algemene of
specifieke toegangs- of gebruiksbeperkingen in acht die lidstaten, organen of
agentschappen van de Unie, derde landen, internationale organisaties of
Interpol hebben gesteld. Artikel 41
Betrekkingen met het Europees
Openbaar Ministerie 1. Eurojust creëert en onderhoudt een
bijzondere band met het Europees Openbaar Ministerie, die gebaseerd is op nauwe
samenwerking en de ontwikkeling van de hieronder beschreven operationele,
administratieve en beheersmatige verbanden tussen beide organen. Daartoe komen
de Europese openbare aanklager en de voorzitter van Eurojust regelmatig bijeen
om kwesties van gemeenschappelijk belang te bespreken. 2. Eurojust zal elk verzoek om
ondersteuning van het Europees Openbaar Ministerie onverwijld in behandeling
nemen en dergelijke verzoeken in voorkomend geval behandelen alsof zij
afkomstig waren van een voor justitiële samenwerking bevoegde nationale
autoriteit. 3. Indien nodig maakt Eurojust gebruik
van de overeenkomstig artikel 20 opgezette nationale coördinatiesystemen van Eurojust,
alsook van de betrekkingen die het heeft aangeknoopt met derde landen, met
inbegrip van zijn verbindingsmagistraten, teneinde de overeenkomstig lid 1 tot
stand gebrachte samenwerking te ondersteunen. 4. De samenwerking die overeenkomstig
lid 1 is aangegaan, houdt de uitwisseling in van informatie, waaronder
persoonsgegevens. Aldus uitgewisselde gegevens worden alleen gebruikt voor de
doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt. Elk ander gebruik van de gegevens is
slechts toegestaan voor zover dergelijk gebruik binnen de opdracht valt van het
orgaan dat de gegevens ontvangt en met voorafgaande toestemming van het orgaan
dat de gegevens heeft verstrekt. 5. Om na te gaan of informatie die
beschikbaar is bij Eurojust overeenkomt met de door het Europees Openbaar
Ministerie verwerkte informatie, stelt Eurojust een mechanisme in voor
automatische kruiscontrole van in zijn casemanagementsysteem opgenomen
gegevens. Telkens wanneer een overeenkomst wordt gevonden tussen gegevens die
het Europees Openbaar Ministerie in het casemanagementsysteem heeft ingevoerd
en die welke daarin door Eurojust zijn ingevoerd, wordt het feit dat er een
overeenkomst is, meegedeeld aan zowel Eurojust en het Europees Openbaar
Ministerie als de lidstaat die de betrokken gegevens aan Eurojust verstrekte.
Wanneer de gegevens door een derde waren verstrekt, deelt Eurojust de ontdekte
overeenkomst alleen met toestemming van het Europees Openbaar Ministerie aan
die derde mee. 6. Eurojust wijst de personeelsleden
aan die bevoegd zijn de resultaten van het kruiscontrolemechanisme in te zien
en stelt het Europees Openbaar Ministerie daarvan in kennis. 7. Eurojust ondersteunt het
functioneren van het Europees Openbaar Ministerie door middel van door zijn
personeelsleden te verlenen diensten. Deze ondersteuning omvat in ieder geval: a) technische ondersteuning bij het opstellen van de jaarlijkse begroting,
het programmeringsdocument met de jaarlijkse en meerjarige programmering en het
beheersplan; b) technische ondersteuning bij personeelsaanwerving en
loopbaanbegeleiding; c) beveiligingsdiensten; d) diensten in verband met informatietechnologie; e) diensten op het gebied van financieel beheer, boekhouding en audit; f) overige diensten van gezamenlijk belang.
De details van de te verlenen diensten worden
vastgelegd in een overeenkomst tussen Eurojust en het Europees openbaar
ministerie. 8. De Europese openbare aanklager kan
schriftelijke adviezen richten tot het college, waarop het college onverwijld
schriftelijk reageert. Dergelijke schriftelijke adviezen worden in ieder geval
aangeboden bij iedere vaststelling door het college van de jaarlijkse begroting
en het jaarlijkse werkprogramma. Artikel 42
Betrekkingen met andere
organen en agentschappen van de Unie 1. Eurojust zal samenwerkingsverbanden aangaan
en onderhouden met het Europees netwerk voor justitiële opleiding. 2. OLAF kan bijdragen aan de
coördinatiewerkzaamheden van Eurojust op het gebied van de bescherming van de
financiële belangen van de Unie in overeenstemming met zijn mandaat krachtens
Verordening (EU, Euratom) nr. …/2013 van het Europees Parlement en de Raad
betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)
en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement
en van de Raad en van Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad. 3. Ten behoeve van de ontvangst en de
overdracht van gegevens tussen Eurojust en het OLAF en onverminderd artikel 8,
zien de lidstaten erop toe dat de nationale leden van Eurojust uitsluitend ter
fine van toepassing van de Verordeningen (EG) nr. 1073/1999 en (Euratom) nr.
1074/1999 van de Raad[19]
als bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden aangemerkt. De
gegevensuitwisseling tussen OLAF en de nationale leden laat de informatie die
krachtens deze verordeningen aan andere bevoegde instanties moet worden
verstrekt, onverlet. Deel III
INTERNATIONALE SAMENWERKING Artikel 43
Betrekkingen met de
autoriteiten van derde landen en internationale organisaties 1. Eurojust kan werkafspraken maken met
de in artikel 38, lid 1, bedoelde entiteiten. 2. Eurojust kan ter bevordering van de
samenwerking met instemming van de bevoegde autoriteiten contactpunten in derde
landen aanwijzen. AFDELING IV
DOORGIFTE VAN PERSOONSGEGEVENS Artikel 44
Doorgifte van
persoonsgegevens aan organen of agentschappen van de Unie Behoudens eventuele beperkingen op grond van
artikel 21, lid 8, kan Eurojust persoonsgegevens direct aan de organen of
agentschappen van de Unie doorgeven, voor zover dit nodig is voor de
verrichting van zijn taken of van die van het ontvangende orgaan of agentschap
van de Unie. Artikel 45
Doorgifte van
persoonsgegevens aan derde landen en internationale organisaties 1. Voor zover nodig voor de verrichting
van zijn taken, kan Eurojust persoonsgegevens doorgeven aan een autoriteit van
een derde land, een internationale organisatie of Interpol, zij het uitsluitend
op basis van: a) een overeenkomstig de artikelen 25 en 31
van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad[20] genomen besluit van de
Commissie dat het land of de internationale organisatie in kwestie, dan wel een
gegevensverwerkende sector binnen dat derde land of die internationale
organisatie waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt
(adequaatheidsbesluit); of b) een internationale overeenkomst tussen de
Unie en dat derde land of die internationale organisatie op grond van artikel
218 van het Verdrag waarin passende waarborgen zijn opgenomen betreffende de
bescherming van het privéleven en van de fundamentele rechten en vrijheden van
burgers; of c) een tussen Eurojust en dat derde land of
die internationale organisatie overeenkomstig artikel 27 van Besluit
2002/187/JBZ gesloten samenwerkingsovereenkomst. Voor dergelijke doorgiften is geen nadere
toestemming nodig. Eurojust mag werkafspraken maken ter uitvoering van
dergelijke overeenkomsten of adequaatheidsbesluiten. 2. In afwijking van lid 1 mag Eurojust
de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen, internationale organisaties
of Interpol in individuele gevallen toestaan indien: a) de doorgifte van de gegevens absoluut
noodzakelijk is om de essentiële belangen van een of meer lidstaten
overeenkomstig de doelstellingen van Eurojust te beschermen; b) de doorgifte van de gegevens absoluut
noodzakelijk is om een dreigend gevaar met betrekking tot criminaliteit of
terroristische misdrijven af te wenden; c) de doorgifte anderszins noodzakelijk of
wettelijk verplicht is vanwege zwaarwegende algemene belangen van de Unie of
haar lidstaten, zoals erkend in het recht van de Unie of het nationale recht,
of voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in
rechte; of d) de doorgifte noodzakelijk is om een
vitaal belang van de betrokkene of een andere persoon te beschermen. 3. Daarnaast kan het college, in
overleg met de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, een reeks
doorgiften overeenkomstig de bovenstaande punten a) tot en met d) toestaan, met
inachtneming van de waarborgen betreffende de bescherming van het privéleven en
van de fundamentele rechten en vrijheden van burgers, voor een verlengbare
periode van maximaal een jaar. 4. De Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming wordt in kennis gesteld van gevallen waarin lid 3 is
toegepast. 5. Eurojust kan administratieve
persoonsgegevens doorgeven overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr.
45/2001. Artikel 46
In derde landen gedetacheerde
verbindingsmagistraten 1. Ter vergemakkelijking van de
justitiële samenwerking met derde landen in zaken waarin Eurojust bijstand
biedt overeenkomstig deze verordening, kan het college verbindingsmagistraten
detacheren in een derde land, onder voorbehoud van een werkafspraak met dat
derde land zoals bedoeld in artikel 43. 2. De in lid 1 bedoelde
verbindingsmagistraat moet ervaring hebben met Eurojust en een toereikende kennis
hebben van justitiële samenwerking en van de werking van Eurojust. Voor
detachering van een verbindingsmagistraat namens Eurojust is voorafgaande
instemming van de magistraat en van diens lidstaat vereist. 3. Indien de bij Eurojust gedetacheerde
verbindingsmagistraat verkozen is uit nationale leden, adjuncten of
medewerkers, a) wordt hij of zij door de betrokken
lidstaat in zijn of haar functie als nationaal lid, adjunct of medewerker
vervangen; b) mag hij of zij niet meer de hem of haar
door artikel 8 toegekende bevoegdheden uitoefenen. 4. Onverminderd artikel 110 van het
Statuut stelt het college voorschriften op voor de detachering van
verbindingsmagistraten en stelt het de daarvoor nodige uitvoeringsregeling
vast, in overleg met de Commissie. 5. Op de activiteiten van de door
Eurojust gedetacheerde verbindingsmagistraten wordt toezicht uitgeoefend door
de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. De verbindingsmagistraten
brengen verslag uit aan het college, dat op passende wijze het Europees Parlement
en de Raad in het jaarverslag informeert over hun activiteiten. De
verbindingsmagistraten brengen de nationale leden en de bevoegde nationale
autoriteiten op de hoogte van alle hun lidstaat betreffende zaken. 6. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten
en de verbindingsmagistraten bedoeld in lid 1 kunnen rechtstreeks met elkaar in
contact treden. In dat geval brengt de verbindingsmagistraat het betrokken
nationale lid op de hoogte van een dergelijk contact. 7. De in lid
1 bedoelde verbindingsmagistraten worden aangesloten op het
casemanagementsysteem. Artikel 47
Verzoeken om justitiële
samenwerking aan en van derde landen 1. Eurojust coördineert de
tenuitvoerlegging van verzoeken om justitiële samenwerking van een derde land
wanneer deze verzoeken onderdeel zijn van hetzelfde onderzoek en
tenuitvoerlegging in ten minste twee lidstaten vereist is. Dergelijke verzoeken
mogen ook door een bevoegde nationale instantie aan Eurojust worden
doorgegeven. 2. In noodgevallen, en overeenkomstig
artikel 19, kan de coördinatie met oproepdienst (OCC) de in lid 1 van dit
artikel bedoelde verzoeken van een derde staat die een werkafspraak met
Eurojust heeft gemaakt, in ontvangst nemen en behandelen. 3. Onverminderd artikel 3, lid 3,
faciliteert Eurojust, wanneer er verzoeken worden gedaan voor justitiële
samenwerking die betrekking hebben op hetzelfde onderzoek en tenuitvoerlegging
in een derde land vergen, justitiële samenwerking met dat derde land. HOOFDSTUK VI
FINANCIËLE BEPALINGEN Artikel 48
Begroting 1. Voor elk begrotingsjaar, dat
samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van
Eurojust geraamd en vervolgens in de begroting van Eurojust weergegeven. 2. De ontvangsten en uitgaven van
Eurojust moeten in evenwicht zijn. 3. Onverminderd andere inkomsten,
omvatten de ontvangsten van Eurojust: a) een bijdrage van de Unie die wordt
opgenomen in de algemene begroting van de Europese Unie; b) eventuele vrijwillige financiële
bijdragen van de lidstaten; c) vergoedingen voor publicaties en andere
door Eurojust verrichte diensten; d) ad-hocsubsidies. 4. De uitgaven van Eurojust omvatten de
bezoldiging van het personeel, uitgaven voor administratie en infrastructuur,
operationele uitgaven. Artikel 49
Vaststelling van de begroting 1. Elk jaar stelt de administratief
directeur een ontwerpraming op van de ontvangsten en uitgaven van Eurojust voor
het volgende begrotingsjaar, inclusief de personeelsformatie, en zendt deze toe
aan het college. 2. Op basis van dit ontwerp stelt het
college voor het volgende begrotingsjaar een voorlopige ontwerpraming van de
ontvangsten en uitgaven van Eurojust op. 3. De voorlopige ontwerpraming van de
ontvangsten en uitgaven van Eurojust wordt elk jaar uiterlijk op 31 januari aan
de Europese Commissie toegezonden. Het college zendt de Commissie uiterlijk op
31 maart een definitieve ontwerpraming toe, die tevens een ontwerp van
personeelsformatie bevat. 4. De Commissie zendt de raming, samen
met het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, toe aan het
Europees Parlement en de Raad (de begrotingsautoriteit). 5. Op basis van de raming neemt de
Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht voor de personeelsformatie
alsook de bijdrage ten laste van de algemene begroting op in het ontwerp van
algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig de
artikelen 313 en 314 van het Verdrag voorlegt aan de begrotingsautoriteit. 6. De begrotingsautoriteit keurt de
kredieten voor de bijdrage aan Eurojust goed. 7. De begrotingsautoriteit stelt het
formatieplan van Eurojust vast. 8. De begroting van Eurojust wordt door
het college vastgesteld. De begroting wordt definitief na de definitieve
vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Indien nodig wordt
de begroting dienovereenkomstig aangepast. 9. Overeenkomstig artikel 203 van
Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 stelt Eurojust het Europees Parlement en
de Raad zo snel mogelijk in kennis van onroerendgoedprojecten die wellicht
aanzienlijke gevolgen hebben voor de begroting. 10. Behoudens in geval van overmacht als
bedoeld in artikel 203 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 wordt het
voorstel betreffende het onroerendgoedproject door het Europees Parlement en de
Raad besproken binnen vier weken nadat beide instellingen het voorstel hebben
ontvangen. Na het verstrijken van de periode van vier weken
wordt het voorstel betreffende het onroerendgoedproject geacht te zijn
goedgekeurd, tenzij het Europees Parlement of de Raad binnen deze termijn een
besluit heeft genomen dat tegen het voorstel ingaat. Indien het Europees Parlement of de Raad binnen
deze periode van vier weken naar behoren gemotiveerde redenen aanvoert, wordt
de periode eenmaal met twee weken verlengd. Indien het Europees Parlement of de Raad een
besluit heeft genomen dat ingaat tegen het onroerendgoedproject, trekt Eurojust
zijn voorstel in en kan het een nieuw voorstel indienen. 11. Overeenkomstig artikel 203 van
Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 kan Eurojust een project tot verwerving
van onroerend goed financieren via een lening, mits de begrotingsautoriteit
hiervoor vooraf toestemming heeft gegeven. Artikel 50
Uitvoering van de begroting De administratief directeur treedt op als
ordonnateur van Eurojust en voert de begroting van Eurojust uit onder zijn of
haar eigen verantwoordelijkheid en binnen de in de begroting gestelde grenzen. Artikel 51
Indiening van de rekeningen
en kwijting 1. Uiterlijk op 1 maart van het jaar
dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar dient de rekenplichtige van Eurojust
de voorlopige rekeningen in bij de rekenplichtige van de Commissie en bij de
Rekenkamer. 2. Eurojust zendt het verslag over het
budgettaire en financiële beheer uiterlijk op 31 maart van het volgende
begrotingsjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer. 3. Uiterlijk op 31 maart van het jaar
dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van de
Commissie de voorlopige rekeningen van Eurojust na consolidatie met de
rekeningen van de Commissie toe aan de Rekenkamer. 4. Overeenkomstig artikel 148, lid 1, van
Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 maakt de Rekenkamer haar opmerkingen
over de voorlopige rekeningen van Eurojust uiterlijk op 1 juni van het volgende
jaar bekend. 5. Na ontvangst van de opmerkingen van
de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van Eurojust overeenkomstig artikel
148 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 maakt de administratief
directeur de definitieve rekeningen van Eurojust onder zijn of haar eigen
verantwoordelijkheid op en dient deze voor advies in bij het college. 6. Het college brengt advies uit over
de definitieve rekeningen van Eurojust. 7. Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat
volgt op het afgesloten begrotingsjaar zendt de administratief directeur de
definitieve rekeningen, samen met het advies van het college, toe aan het
Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer. 8. De definitieve rekeningen van
Eurojust worden uiterlijk op 15 november van het volgende jaar bekendgemaakt in
het Publicatieblad van de Europese Unie. 9. De administratief directeur zendt de
Rekenkamer uiterlijk op 30 september van het volgende jaar een antwoord op haar
opmerkingen toe. De administratief directeur zendt dit antwoord ook toe aan het
college en aan de Commissie. 10. Indien hij of zij daarom wordt
verzocht, doet de administratief directeur verslag over de uitvoering van zijn
of haar taken aan het Europees Parlement. De Raad kan de administratief
directeur verzoeken om verslag te doen over de uitvoering van zijn of haar
taken. 11. De administratief directeur verstrekt
het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor het
goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar,
overeenkomstig artikel 165, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr.
966/2012. 12. Vóór 15 mei van het jaar N+2 verleent
het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde
meerderheid van stemmen besluit, de administratief directeur kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar N. Artikel 52
Financiële regels De financiële regels die op Eurojust van
toepassing zijn, worden door het college overeenkomstig [Verordening nr.
2343/2002 van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de
organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van
de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene
begroting van de Europese Gemeenschappen] en na overleg met de Commissie
vastgesteld. Deze financiële regels mogen slechts afwijken van [Verordening
2343/2002] indien dit in verband met de activiteiten van Eurojust een
specifieke vereiste is en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend. HOOFDSTUK VII
BEPALINGEN INZAKE PERSONEEL Artikel 53
Algemene bepalingen Het Statuut van de Europese Unie, de regeling
welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de voorschriften die in
overleg zijn vastgesteld door de instellingen van de Europese Unie ten behoeve
van de uitvoering van dit Statuut en de regeling welke van toepassing is op de
andere personeelsleden, zijn van toepassing op de personeelsleden van Eurojust.
Artikel 54
Gedetacheerde nationale
deskundigen en andere personeelsleden 1. Eurojust kan een beroep doen op
gedetacheerde nationale deskundigen of andere personeelsleden die niet bij
Eurojust in dienst zijn. 2. Bij besluit van het college worden
voorschriften voor de detachering van nationale deskundigen bij Eurojust
vastgesteld. HOOFDSTUK VIII
EVALUATIE EN RAPPORTAGE Artikel 55
Betrokkenheid van het
Europees Parlement en de nationale parlementen 1. Eurojust dient zijn jaarverslag in
bij het Europees Parlement, dat opmerkingen en conclusies kan formuleren. 2. De voorzitter van het college
verschijnt op verzoek voor het Europees Parlement om kwesties betreffende
Eurojust te bespreken en met name om de jaarverslagen van Eurojust te
presenteren, met inachtneming van de zwijg- en geheimhoudingsplicht. In de
besprekingen wordt niet rechtstreeks of onrechtstreeks verwezen naar concrete
acties in verband met specifieke operationele zaken. 3. Behalve de andere in deze verordening
opgenomen informatie- en raadplegingsverplichtingen dient Eurojust bij het
Europees Parlement ter informatie het volgende in: a) de resultaten van studies en strategische
projecten die door Eurojust zijn uitgewerkt of opgedragen; b) werkafspraken met derden; c) het jaarverslag van de Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming. 4. Eurojust dient zijn jaarverslag in
bij de nationale parlementen. Eurojust dient bij de nationale parlementen ook
de in lid 3 bedoelde documenten in. Artikel 56
Evaluatie en herziening 1. Ten laatste [vijf jaar na de
inwerkingtreding van deze verordening] en daarna elke vijf jaar geeft de
Commissie de opdracht om de uitvoering en de gevolgen van deze verordening te
evalueren, alsook de doeltreffendheid en efficiëntie van Eurojust en zijn
werkmethoden. De evaluatie richt zich in het bijzonder op de vraag of het
mandaat van Eurojust moet worden gewijzigd en op de financiële gevolgen van
dergelijke wijzigingen. 2. De Commissie zendt het
evaluatieverslag samen met haar conclusies toe aan het Europees Parlement, de
nationale parlementen, de Raad en het college. De resultaten van de evaluatie
worden openbaar gemaakt. 3. Bij elke tweede evaluatie toetst de
Commissie bovendien de door Eurojust bereikte resultaten aan zijn doelstellingen,
mandaat en taken. HOOFDSTUK IX
ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN Artikel 57
Voorrechten en immuniteiten Op Eurojust en zijn personeel is het Protocol
betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie van toepassing. Artikel 58 Talenregeling 1. Verordening nr. 1[21] is van toepassing op Eurojust. 2. De voor het functioneren van
Eurojust vereiste vertaaldiensten worden verricht door het Vertaalbureau voor
de organen van de Europese Unie. Artikel 59
Geheimhouding 1. Voor de nationale leden, hun adjuncten
en hun medewerkers als bedoeld in artikel 7, de personeelsleden van Eurojust,
de nationale correspondenten en de functionaris voor gegevensbescherming geldt
een geheimhoudingsplicht met betrekking tot alle informatie die in de
uitoefening van hun taken te hunner kennis is gekomen. 2. De geheimhoudingsplicht geldt ten
aanzien van alle personen en organen die met Eurojust moeten samenwerken. 3. De geheimhoudingsplicht blijft ook
gelden na beëindiging van de functie, het dienstverband of de activiteit van de
in de leden 1 en 2 bedoelde personen. 4. De geheimhoudingsplicht geldt voor
alle informatie die Eurojust ontvangt, tenzij die informatie reeds openbaar of
voor het publiek toegankelijk is gemaakt. 5. De leden en de personeelsleden van
de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zijn gehouden aan een
geheimhoudingsplicht met betrekking tot alle informatie die in de uitoefening
van hun taken te hunner kennis is gekomen. Artikel 60
Transparantie 1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 is
van toepassing op documenten die betrekking hebben op de administratieve taken
van Eurojust. 2. Het college stelt binnen zes maanden
nadat het een eerste keer heeft vergaderd, gedetailleerde voorschriften voor de
toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast. 3. Besluiten die door Eurojust worden
genomen op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001
kunnen voorwerp zijn van een klacht bij de Ombudsman of een procedure die
aanhangig wordt gemaakt bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, overeenkomstig
de voorwaarden die zijn vastgelegd in respectievelijk artikel 228 en
artikel 263 van het Verdrag. Artikel 61
OLAF en de Europese
Rekenkamer 1. Teneinde de bestrijding van fraude,
corruptie en andere onwettige activiteiten krachtens Verordening (EG) nr. 1073/1999
te vereenvoudigen, treedt Eurojust binnen zes maanden na de inwerkingtreding
van deze verordening toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999
betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor
Fraudebestrijding (OLAF) en stelt het op basis van het model in de bijlage bij
dat akkoord passende voorschriften op voor al zijn werknemers. 2. De Europese Rekenkamer is bevoegd om
bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die van
Eurojust EU-middelen hebben ontvangen, controles op stukken en controles ter
plaatse te verrichten. 3. Overeenkomstig de bepalingen en
procedures van Verordening (EG) nr. 1073/1999 en Verordening
(Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad[22]
kan OLAF onderzoeken, waaronder controles en inspecties ter plaatse, uitvoeren
om vast te stellen of er sprake is van onregelmatigheden waardoor de financiële
belangen van de Unie worden geschaad in verband met uitgaven die door Eurojust
worden gefinancierd. 4. Onverminderd de leden 1, 2 en 3
moeten in werkafspraken met derde landen en internationale organisaties of
Interpol, overeenkomsten, subsidieovereenkomsten en -besluiten van Eurojust
bepalingen worden opgenomen die de Europese Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de
bevoegdheid verlenen dergelijke controles en onderzoeken te verrichten
overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden. Artikel 62
Veiligheidsvoorschriften
betreffende de bescherming van gerubriceerde informatie Eurojust past de beveiligingsprincipes toe die
zijn vastgelegd in de veiligheidsvoorschriften van de Commissie voor de
bescherming van gerubriceerde EU-gegevens (EUCI) en gevoelige,
niet-gerubriceerde informatie zoals omschreven in de bijlage van Besluit
2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie[23].
Dit betreft onder andere bepalingen inzake uitwisseling, verwerking en opslag
van dergelijke informatie. Artikel 63
Administratieve onderzoeken De administratieve activiteiten van Eurojust
kunnen worden onderzocht door de Europese Ombudsman overeenkomstig
artikel 228 van het Verdrag. Artikel 64
Aansprakelijkheid voor andere
aangelegenheden dan ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens 1. De contractuele aansprakelijkheid
van Eurojust wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op de
betrokken overeenkomst. 2. Het Hof van Justitie van de Europese
Unie is bevoegd om uitspraak te doen krachtens arbitrageclausules in de door
Eurojust gesloten overeenkomsten. 3. In geval van niet-contractuele
aansprakelijkheid vergoedt Eurojust, los van enige aansprakelijkheid
overeenkomstig artikel 37, alle door het college of zijn personeelsleden
bij de uitoefening van hun functie veroorzaakte schade overeenkomstig de
gemeenschappelijke rechtsbeginselen van de lidstaten. 4. Lid 3 is ook van toepassing op
de door een nationaal lid, een adjunct of een medewerker in de uitoefening van
zijn functie veroorzaakte schade. Wanneer hij of zij echter optreedt op grond
van de hem of haar uit hoofde van artikel 8 verleende bevoegdheden,
vergoedt zijn of haar lidstaat van oorsprong aan Eurojust de bedragen die
Eurojust heeft betaald om de schade in kwestie te vergoeden. 5. Het Hof van Justitie van de Europese
Unie heeft rechtsmacht voor geschillen over de vergoeding van de in lid 3
bedoelde schade. 6. Welke nationale rechter bevoegd is
om kennis te nemen van geschillen omtrent de in dit artikel bedoelde
aansprakelijkheid van Eurojust, wordt vastgesteld op basis van Verordening (EG)
nr. 44/2001[24]. 7. De persoonlijke aansprakelijkheid
van de personeelsleden jegens Eurojust wordt beheerst door de bepalingen van
het Statuut of die van de Regeling welke van toepassing is op de andere
personeelsleden. Artikel 65
Zetelovereenkomst en
exploitatievoorwaarden Eurojust is gevestigd in Den Haag in
Nederland. De noodzakelijke bepalingen betreffende de
huisvesting van Eurojust in Nederland en de door Nederland ter beschikking te
stellen voorzieningen, alsook de specifieke voorschriften die in Nederland
gelden voor de administratief directeur, de leden van het college, de
personeelsleden van Eurojust en hun gezinsleden, worden vastgesteld in een
zetelovereenkomst tussen Eurojust en Nederland, die wordt gesloten nadat het
college daarmee heeft ingestemd. Nederland zorgt ervoor dat Eurojust in
optimale omstandigheden kan werken, onder andere door het aanbieden van
meertalig onderwijs met een Europese dimensie en degelijke
vervoersverbindingen. Artikel 66
Overgangsregelingen 1. Eurojust is de algemene
rechtsopvolger voor alle overeenkomsten, financiële verplichtingen en
eigendommen van Eurojust, zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad.
2. De nationale leden van Eurojust die
overeenkomstig Besluit 2002/187/JBZ door iedere lidstaat zijn gedetacheerd,
nemen overeenkomstig deel II van hoofdstuk II van deze verordening de rol op
zich van nationale leden van Eurojust. Hun mandaat kan één keer worden verlengd
overeenkomstig artikel 10, lid 2, van deze verordening na de inwerkingtreding
ervan, ongeacht een vorige verlenging. 3. De voorzitter en de vicevoorzitters
van Eurojust op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening,
fungeren overeenkomstig artikel 11 als voorzitter en vicevoorzitters van
Eurojust tot hun ambtstermijn overeenkomstig Besluit 2002/187/JBZ afloopt. Zij
zijn eenmaal herbenoembaar na de inwerkingtreding van deze verordening op grond
van artikel 11, lid 3, ervan, ongeacht een eerdere herbenoeming. 4. De administratief directeur die als
laatste op grond van artikel 29 van Besluit 2002/187/JBZ is benoemd, fungeert
op grond van artikel 17 als administratief directeur tot zijn of haar
ambtstermijn overeenkomstig Besluit 2002/187/JBZ afloopt. De ambtstermijn van
de administratief directeur kan eenmaal worden verlengd na de inwerkingtreding
van deze verordening. 5. Deze verordening doet geen afbreuk
aan de rechtsgeldigheid van overeenkomsten die zijn gesloten door Eurojust,
zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ. In het bijzonder blijven alle
internationale overeenkomsten rechtsgeldig die door Eurojust zijn gesloten en
die in werking zijn getreden vóór de inwerkingtreding van deze verordening. Artikel 67
Intrekking 1. Deze verordening vervangt Besluiten
2002/187/JBZ, 2003/659/JBZ en 2009/426/JBZ en trekt deze besluiten in. 2. Verwijzingen naar de in lid 1
bedoelde ingetrokken besluiten van de Raad gelden als verwijzingen naar deze
verordening. Artikel 68
Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Deze
verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk
in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE 1 Lijst van vormen van ernstige criminaliteit
waarvoor Eurojust overeenkomstig artikel 3, lid 1, bevoegd is: –
georganiseerde misdaad; –
terrorisme; –
drugshandel; –
witwassen van geld; –
corruptie; –
misdrijven tegen de financiële belangen van de
Unie; –
moord, zware mishandeling; –
ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en
gijzeling; –
seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van
vrouwen en kinderen, kinderpornografie en het benaderen van kinderen voor
seksuele doeleinden; –
racisme en vreemdelingenhaat; –
georganiseerde diefstal; –
criminaliteit in verband met gestolen
motorvoertuigen; –
oplichting en fraude; –
racketeering en afpersing; –
namaak van producten en productpiraterij; –
vervalsing van administratieve documenten en handel
in valse documenten; –
valsemunterij en vervalsing van betaalmiddelen; –
computercriminaliteit; –
handel met voorkennis en manipulatie van de
financiële markten; –
migrantensmokkel; –
mensenhandel; –
illegale handel in menselijke organen en weefsels; –
illegale handel in hormonale stoffen en andere
groeibevorderaars; –
illegale handel in cultuurgoederen, met inbegrip
van antiquiteiten en kunstvoorwerpen; –
illegale handel in wapens, munitie en explosieven; –
illegale handel in bedreigde diersoorten; –
illegale handel in bedreigde planten- en
boomsoorten; –
milieucriminaliteit; –
verontreiniging vanaf schepen; –
criminaliteit in verband met nucleaire en
radioactieve stoffen; –
genocide, misdaden tegen de menselijkheid en
oorlogsmisdaden. BIJLAGE 2 In artikel 27 bedoelde categorieën
persoonsgegevens 1. a) naam, meisjesnaam,
voornamen en, in voorkomend geval, bijnamen; b) geboortedatum en geboorteplaats; c) nationaliteit; d) geslacht; e) woonplaats, beroep en verblijfplaats van
de betrokkene; f) socialezekerheidsnummers, rijbewijzen,
identificatiedocumenten en paspoortgegevens, douanenummers en fiscale
identificatienummers; g) informatie betreffende rechtspersonen,
indien deze informatie gegevens bevat betreffende geïdentificeerde of
identificeerbare individuen tegen wie een onderzoek of vervolging loopt; h) bankrekeningen en rekeningen bij andere
financiële instellingen; i) de beschrijving en de aard van de
feiten, de datum waarop zij werden gepleegd, de strafrechtelijke kwalificatie
en de stand van het onderzoek; j) de feitelijke elementen op grond waarvan
kan worden aangenomen dat het geval een internationale dimensie heeft gekregen; k) nadere gegevens omtrent vermoedelijk
lidmaatschap van een criminele organisatie; l) telefoonnummers, e-mailadressen,
verkeers- en locatiegegevens, en de daarmee verband houdende gegevens die nodig
zijn om de abonnee of gebruiker te identificeren; m) gegevens uit kentekenregisters; n) op basis van het niet-gecodeerde gedeelte
van het DNA vastgestelde DNA-profielen, foto’s en vingerafdrukken. 2. a) naam, meisjesnaam,
voornamen en, in voorkomend geval, bijnamen; b) geboortedatum en geboorteplaats; c) nationaliteit; d) geslacht; e) woonplaats, beroep en verblijfplaats van
de betrokkene; f) de beschrijving en de aard van de hen
betreffende feiten, de datum waarop zij werden gepleegd, de kwalificatie en de
stand van het onderzoek. FINANCIEEL MEMORANDUM 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstellingen
1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.6. Duur
en financiële gevolgen 1.7. Beheersvorm(en)
2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de
geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.2. Geraamde gevolgen
voor de kredieten van [de instantie] 3.2.3. Geraamde gevolgen voor
het personeel van [de instantie] 3.2.4. Verenigbaarheid met
het huidige meerjarige financiële kader 3.2.5. Bijdrage van derden
aan de financiering 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten FINANCIEEL
MEMORANDUM 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming
van het voorstel/initiatief Voorstel
voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het
EU-agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (EUROJUST) 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[25]
Beleidsterrein:
33 - Justitie Activiteit:
33.03 - Justitie in strafrechtelijke en burgerlijke zaken (vanaf 2014: 33.03 –
Justitie) 1.3. Aard van
het voorstel/initiatief ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een
voorbereidende actie[26]
þ Het voorstel/initiatief betreft de
verlenging van een bestaande actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe
actie 1.4. Doelstelling(en) 1.4.1. De met het voorstel/initiatief
beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie Eurojust is naar aanleiding van een initiatief
van de lidstaten opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ als een orgaan van de Unie
met rechtspersoonlijkheid, teneinde de strijd tegen ernstige vormen van
criminaliteit te versterken. Artikel 85 VWEU bepaalt dat het functioneren
van Eurojust wordt geregeld door een verordening die wordt vastgesteld volgens
de gewone wetgevingsprocedure. De opdracht van Eurojust bestaat in het
ondersteunen en versterken van de coördinatie en de samenwerking tussen de
nationale autoriteiten die belast zijn met het onderzoek en de vervolging van
zware criminaliteit welke twee of meer lidstaten van de Europese Unie schaadt.
Dit voorstel voor een verordening voorziet in één enkel vernieuwd wettelijk
kader voor een nieuw EU-agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken
als rechtsopvolger van Eurojust. 1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en
betrokken ABM/ABB-activiteit(en) Specifieke doelstelling nr. 2: Verbeteren van
de justitiële samenwerking in strafzaken en aldus bijdragen tot het creëren van
een echte Europese rechtsruimte Betrokken ABM/ABB-activiteit(en) 33.03
- Justitie in strafrechtelijke en burgerlijke zaken 1.4.3. Verwacht(e) resulta(a)t(en) en
gevolg(en) Vermeld de gevolgen
die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen. Door
zeer ervaren openbare aanklagers en rechters uit alle lidstaten van de EU samen
te brengen, speelt Eurojust een centrale rol in de ontwikkeling van een
Europese rechtsruimte. Als doeltreffende facilitator van justitiële
samenwerking, waarvan de hulp steeds meer wordt ingeroepen door nationale
beroepsbeoefenaars, speelt het agentschap ook een belangrijke rol in de strijd
tegen grensoverschrijdende criminaliteit in de EU. De verwachte effecten zijn
onder meer: 1.
Operationele werkzaamheden Eurojust
ondersteunt en versterkt de justitiële samenwerking in strafzaken. De nationale
leden, hetzij individueel, hetzij als college, komen tussen in concrete
strafzaken wanneer de nationale autoriteiten behoefte hebben aan betere
coördinatie of problemen ondervinden bij de praktische toepassing van
instrumenten voor justitiële samenwerking en wederzijdse erkenning. Door snel
taalkundige of juridische problemen op te lossen of door op zoek te gaan naar
bevoegde autoriteiten in andere landen, heeft Eurojust geholpen om te kloof te
dichten tussen de zeer verschillende rechtssystemen en rechtstradities in de EU
en om het wederzijds vertrouwen, de hoeksteen van de instrumenten voor
wederzijdse erkenning, te bevorderen. 2.
Juridisch expertisecentrum voor de doeltreffende bestrijding van ernstige
grensoverschrijdende criminaliteit Eurojust
speelt een belangrijke rol in de strijd tegen grensoverschrijdende
criminaliteit. Eurojust organiseert coördinatievergaderingen waarop nationale
autoriteiten afspraken maken over een gemeenschappelijke onderzoeksaanpak,
bijstandsverzoeken voorbereiden, juridische vraagstukken oplossen of daarop
anticiperen of over gelijktijdige operaties beslissen. Eurojust is betrokken
bij de samenstelling van en deelname aan gemeenschappelijke onderzoeksteams,
die steun verlenen aan de lidstaten. 3.
Samenwerking met partners Eurojust
werkt samen met andere agentschappen, met name Europol, met OLAF en met derde
landen en biedt onderdak aan de secretariaten van het Europees justitieel
netwerk, het deskundigennetwerk van de gemeenschappelijke onderzoeksteams en
het genocidenetwerk, in overeenstemming met het besluit van de Raad. 4.
Betrekkingen met het Europees Openbaar Ministerie Overeenkomstig
artikel 86 VWEU dient het Europees Openbaar Ministerie "op de grondslag
van Eurojust" te worden ingesteld. Het doel van dit voorstel is dus ook
voorschriften vast te stellen voor de betrekkingen tussen Eurojust en het
Europees Openbaar Ministerie. De administratieve steun aan het Europees
Openbaar Ministerie vindt plaats op kosteloze basis. 1.4.4. Resultaat- en
effectindicatoren Vermeld de indicatoren
aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is
uitgevoerd. Overeenkomstig
het stappenplan voor de uitvoering van de gemeenschappelijke aanpak voor de
agentschappen werkt de Commissie aan richtsnoeren voor het bepalen van
prestatie-indicatoren voor de agentschappen. Dit zal waarschijnlijk worden
afgerond in 2013. 1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of
lange termijn moet worden voorzien Op
korte termijn zal Eurojust naar verwachting zijn kernactiviteiten blijven
uitvoeren, met name die welke rechtstreeks betrekking hebben op de
ondersteuning en versterking van de coördinatie en de samenwerking tussen de
nationale autoriteiten die belast zijn met onderzoek en vervolging in gevallen
van ernstige grensoverschrijdende criminaliteit. De doorstroming van informatie
en de band tussen de nationale autoriteiten en Eurojust worden daardoor vanzelf
versterkt. Op
middellange termijn zullen de structuur, de werking en de taken van Eurojust en
het Parlementaire toezicht daarop overeenkomstig artikel 85 VWEU door dit
voorstel worden versterkt. Er zijn ook vereisten in verband met artikel 86 VWEU
en de instelling van een Europees Openbaar Ministerie op de grondslag van
Eurojust: Eurojust zal administratieve ondersteuning aan het Europees Openbaar
Ministerie moeten verlenen. 1.5.2. Toegevoegde waarde van de
deelname van de EU De
toegevoegde waarde van de door Eurojust ondernomen actie: het bevorderen van de
justitiële samenwerking tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten en
het verbeteren van de coördinatie om de georganiseerde misdaad doeltreffender
te kunnen bestrijden, heeft een intrinsiek Europese dimensie en kan alleen op
EU-niveau worden bereikt. 1.5.3. Nuttige ervaring die bij
soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan In
de jaarverslagen van Eurojust wordt bevestigd dat er een voortdurende behoefte
is aan Europese en internationale coördinatie en ondersteuning op het gebied
van ernstige grensoverschrijdende criminaliteit. De voorbije tien jaar werden
gekenmerkt door een explosieve groei van de georganiseerde misdaad, zoals
drugshandel, mensenhandel, terrorisme en computercriminaliteit, waaronder
kinderpornografie. Er ontstaat een nieuwe soort criminaliteit, die in
toenemende mate wordt gekenmerkt door zeer mobiele en flexibele groepen die in
verschillende rechtsgebieden en criminele sectoren actief zijn en die
voornamelijk profiteren van het wijdverbreide, illegale gebruik van het
internet. De lidstaten kunnen deze groepen op nationaal niveau niet afdoende
bestrijden, zodat coördinatie en bijstand cruciaal worden. Eurojust is het
enige EU-agentschap dat de nationale justitiële autoriteiten ondersteunt bij
het op adequate wijze opsporen van deze gevallen en het instellen van
vervolging. 1.5.4. Samenhang en eventuele
synergie met andere relevante instrumenten De
versterking van de justitiële samenwerking in strafzaken is cruciaal om een
ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te creëren. De opdracht van
Eurojust - het bevorderen van de coördinatie en de samenwerking – heeft vorm
gekregen in het kader van andere rechtsinstrumenten op dat gebied, zoals de
Rechtshulpovereenkomst van 2000, het kaderbesluit van de Raad betreffende het
Europees aanhoudingsbevel en het kaderbesluit van de Raad over
jurisdictiegeschillen. Er moet rekening worden gehouden met synergieën met
andere JBZ-agentschappen, in het bijzonder Europol, en met de noodzaak dubbel
werk te vermijden en de samenwerking te verbeteren. Er zal ook van duidelijke
synergieën sprake zijn in de samenwerking tussen Eurojust en het Europees
Openbaar Ministerie. 1.6. Duur en
financiële gevolgen ¨ Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur –
¨ Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met
[DD/MM]JJJJ –
¨ Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ x Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en
met JJJJ, –
gevolgd door een volledige uitvoering. 1.7. Beheersvorm(en)[27] Rechtstreeks beheer
door de Commissie –
via haar diensten, met inbegrip van haar personeel
in de EU-delegaties; –
¨ door de uitvoerende agentschappen; ¨ Gedeeld beheer met
de lidstaten X Indirect beheer door uitvoeringstaken te
delegeren aan: –
¨ derde landen of de door hen aangewezen organen; –
¨ internationale organisaties en hun agentschappen (specificeren); –
¨de EIB en het Europees Investeringsfonds; –
X organen als bedoeld in de artikelen 208 en 209
van het Financieel Reglement; –
¨ publiekrechtelijke organen; –
¨ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor
zover zij voldoende financiële garanties bieden; –
¨ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van
een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële
garanties bieden; –
¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het
gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die
worden genoemd in het desbetreffende basisbesluit. – Verstrek, indien meer dan één beheersvorm is
aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen". Opmerkingen Dit
wetgevingsvoorstel is gericht op de modernisering van het wettelijke kader van
Eurojust en het stroomlijnen van de werking daarvan. Dit voorstel
is opgesteld in de geest van begrotingsneutraliteit. Als gevolg daarvan is de
financiële programmering van Eurojust, die is opgesteld voor de periode
2014-2020 en door de Commissie in juli 2013 is vastgesteld, geldig voor dit
wetgevingsvoorstel. Deze
verordening voert echter een nieuw element in wat betreft de betrekkingen met
het Europees Openbaar Ministerie: zoals bepaald in deze verordening zou
Eurojust structuren voor administratieve steun verlenen aan het Europees
Openbaar Ministerie, waaronder financiële en personele middelen, veiligheid en
IT. Tegelijkertijd
zouden strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de EU worden
geschaad, die 5 tot 10 % van de huidige gevallen uitmaken, niet langer tot
het werkterrein van Eurojust behoren. Bijgevolg kunnen binnen het agentschap
posten worden verschoven om de ondersteuning van het Europees Openbaar
Ministerie te dekken. Dit voorstel
heeft dus geen financiële gevolgen voor de begroting en wijzigt het totaal
aantal posten in de financiële programmering voor de periode 2014-2020 niet. 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen Vermeld frequentie en
voorwaarden. Elk
jaar zendt de voorzitter van Eurojust namens het college aan het Europees
Parlement het volgende toe: het jaarverslag over de werkzaamheden van Eurojust,
informatie over werkafspraken met derde partijen en het jaarverslag van de
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. De
Commissie geeft de opdracht voor een externe en onafhankelijke evaluatie van de
uitvoering van de verordening en de activiteiten van Eurojust uiterlijk vijf
jaar nadat de verordening in werking is getreden en vervolgens om de vijf jaar. 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.2.1. Mogelijk(e) risico('s) In
deze fase werden geen specifieke risico’s in de beheers- en controlesystemen
vastgesteld. 2.2.2. Controlemiddel(en) Eurojust
is onderworpen aan administratieve controles met inbegrip van financiële en
interne controles, jaarverslagen van de Europese Rekenkamer en de jaarlijkse
kwijting voor de uitvoering van de begroting van de EU. 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden Vermeld de bestaande
en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen. Om fraude, corruptie en andere ongeoorloofde
activiteiten te bestrijden is Verordening (EG) nr. 1073/1999 zonder beperkingen
op het agentschap van toepassing. 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN
HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven · Bestaande begrotingsonderdelen In volgorde van de
rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Nummer [Rubriek ………………………...……….] || GK/ NGK ([28]) || van EVA-landen[29] || van kandidaat-lidstaten[30] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement 3 || 33.0304 EU-agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (EUROJUST) || GK || NEEN || JA Na goedkeuring || NEEN || NEEN · Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële
kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Nummer [Rubriek ………………………...……….] || GK/ NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement || || GK || NEEN || NEEN || NEEN || NEEN 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde
gevolgen voor de uitgaven in miljoen EUR (tot op 3 decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader: || Nummer 3 || Veiligheid en burgerschap EUROJUST || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL Titel 1 || Vastleggingen || (1) || || || || || || || || Betalingen || (2) || || || || || || || || Titel 2 || Vastleggingen || (1a) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Betalingen || (2a) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Titel 3 || Vastleggingen || (3a) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || Betalingen || (3b) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 TOTAAL kredieten voor EUROJUST || Vastleggingen || =1+1a +3a || || || || || || || || Betalingen || =2+2a +3b || || || || || || || || Programma voor justitie || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL 33 03 02 – Verbetering van de justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken || Vastleggingen || (1) || || || || || || 0,400 || || 0,400 Betalingen || (2) || || || || || || 0,400 || || 0,400 TOTAAL Programma voor justitie[31] || Vastleggingen || (1) || || || || || || 0,400 || || 0,400 Betalingen || (2) || || || || || || 0,400 || || 0,400 De huidige berekening is gebaseerd op de
veronderstelling dat de structuren voor administratieve steun die Eurojust
verleent aan het Europees Openbaar Ministerie, waaronder financiële en
personele middelen, veiligheid en IT, begrotingsneutraal zijn en geen extra
personeel van de personeelsformatie van Eurojust vergen, omdat binnen Eurojust
een interne herschikking is gepland als gevolg van het stopzetten van sommige
activiteiten na de oprichting van het Europees Openbaar Ministerie. Concreet zou de administratieve structuur van
Eurojust de behoeften van zowel Eurojust als het Europees Openbaar Ministerie
dekken. Deze administratieve structuur zou zorgen voor een gecoördineerde
planning en uitvoering van de begroting, voor verschillende aspecten van
personeelsbeheer en voor het verlenen van alle andere ondersteunende diensten. De accountant van Eurojust zal naar
verwachting de accountant van het Europees Openbaar Ministerie zijn. De kosten van de evaluatie van in het
bijzonder de uitvoering en de gevolgen van deze verordening en van de
doeltreffendheid en efficiëntie van Eurojust, dienen onder het nieuwe programma
voor justitie te vallen. Rubriek van het meerjarige financiële kader: || 5 || 'Administratieve uitgaven' in miljoen EUR (tot op 3 decimalen) || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL DG: JUSTITIE || Personele middelen || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Andere administratieve uitgaven || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 TOTAAL DG JUSTITIE || Kredieten || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 TOTAAL kredieten in RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (Totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 in miljoen EUR (tot op 3 decimalen) || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL TOTAAL kredieten in RUBRIEKEN 1 tot 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || || || || || || 0,400 || || 0,400 Betalingen || || || || || || 0,400 || || 0,400 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de
kredieten van [de instantie] –
X Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten
nodig Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Vastleggingskredieten in miljoen EUR (tot op 3
decimalen) Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL OUTPUTS Soort[32] || Gemiddelde kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Totaal aantal || Totale kosten SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1[33] ... || || || || || || || || || || || || || || || || - Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 … || || || || || || || || || || || || || || || || - Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 3 || || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || || TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || . || || || || || || 3.2.3. Geraamde gevolgen voor het
personeel van [de instantie] 3.2.3.1. Samenvatting –
þ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten
nodig –
o Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig,
zoals hieronder beschreven: voltijdequivalenten:
VTE Personele middelen || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Totaal Personeelsformatieposten (in personen) || || || || || || || || - waarvan AD || || || || || || || || - waarvan AST || || || || || || || || Extern personeel (VTE) || || || || || || || || - waarvan arbeidscontractanten || || || || || || || || - waarvan gedetacheerde nationale experten (SNE) || || || || || || || || Totaal personeelsbestand || || || || || || || || in miljoen EUR
(tot op 3 decimalen) Personeelsuitgaven || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Totaal Personeelsformatieposten || || || || || || || || - waarvan AD || || || || || || || || - waarvan AST || || || || || || || || Extern personeel || || || || || || || || - waarvan arbeidscontractanten || || || || || || || || - waarvan gedetacheerde nationale experten (SNE) || || || || || || || || Totaal personeelsuitgaven || || || || || || || || 3.2.3.2. Geraamde behoefte aan personele
middelen voor het verantwoordelijke DG –
X Voor het voorstel/initiatief zijn geen
bijkomende personele middelen nodig. –
Voor het voorstel/initiatief zijn personele
middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1
decimaal) || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 Posten in de personeelsformatie (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) || || XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || || || || || || || || XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || || || XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || || || || || || || || || || || Extern personeel (voltijdequivalenten: VTE)[34] || || XX 01 02 01 (CA, SNE, INT van de 'totale financiële middelen') || || || || || || || || XX 01 02 02 (CA, LA, SNE, INT en JED in de delegaties) || || || || || || || || XX 01 04 jj[35] || - zetel[36] || || || || || || || || - delegaties || || || || || || || || XX 01 05 02 (CA, SNE, INT – onderzoek door derden) || || || || || || || || 10 01 05 02 (CA, SNE, INT – eigen onderzoek) || || || || || || || || Andere begrotingsonderdelen (specificeren) || || || || || || || || TOTAAL || || || || || || || XX is het
beleidsterrein of de begrotingstitel. De benodigde personele
middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer
van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel
aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure
met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen
worden toegewezen. Beschrijving van de
uit te voeren taken: Ambtenaren en tijdelijk personeel || Beleidshadowing en advies aan het agentschap, budgettair en financieel advies aan het agentschap en feitelijke betalingen, kwijting, procedures voor de ontwerpbegroting Extern personeel || Deel 3 van de bijlage moet een beschrijving
bevatten van de berekening van de kosten van VTE. 3.2.4. Verenigbaarheid met het
huidige meerjarige financiële kader –
X Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het
huidige meerjarige financiële kader. –
¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarige financiële kader. Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder
vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. –
¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[37]. Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de
betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. 3.2.5. Bijdragen van derden –
X Het voorstel/initiatief voorziet niet in
medefinanciering door derden. –
Het voorstel/initiatief voorziet in
medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd: Kredieten in miljoen EUR (tot op 3 decimalen) || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal Medefinancieringsbron || || || || || || || || TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || || 3.3. Geraamde
gevolgen voor de ontvangsten –
X Het voorstel/initiatief heeft geen financiële
gevolgen voor de ontvangsten. –
¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen: –
¨ voor de eigen middelen –
¨ voor de diverse ontvangsten in miljoen EUR (tot op 3 decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het huidige begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[38] Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Artikel …………. || || || || || || || || Voor de diverse
ontvangsten die worden ‘toegewezen’, vermeld het (de) betrokken
begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. Vermeld de wijze van
berekening van de gevolgen voor de ontvangsten. [1] Besluit van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de
oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van
criminaliteit te versterken, gewijzigd bij Besluit 2003/659/JBZ van de Raad en
Besluit 2009/426/JBZ van de Raad van 16 december 2008 inzake het versterken van
Eurojust. PB L 063 van 6.3.2002, blz. 1. [2] Het
ontwerpvoorstel voor een nieuwe Europol-verordening is gericht op versterkte
politiële samenwerking en bijstand op het gebied van de preventie en
bestrijding van ernstige criminaliteit. [3] Besluit
2009/426/JBZ van de Raad van 16.12.2008, PB L 138 van 4.6.2009, blz. 14. [4] Zie
COM(2008) 135. [5] "Studie
over de versterking van Eurojust", uitgevoerd door GHK. [6] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1. [7] PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1. [8] PB L 245 van 29.9.2003, blz. 44. [9] PB L 138 van 4.6.2009, blz. 14. [10] PB L 167 van 26.6.2002, blz. 1. [11] PB L 332 van 18.12.2007, blz. 103. [12] PB L 301 van 12.11.2008, blz. 38. [13] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1. [14] PB L 105 van 27.4.1996, blz. 1. [15] PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1. [16] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1. [17] Verordening nr. 31/EEG, nr. 11/EGA van 18 december 1961
tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing
is op de andere personeelsleden van de Europese Economische Gemeenschap en de
Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB P 45 van 14.6.1962, blz. 1385), met
name gewijzigd bij de nadien zelf gewijzigde Verordening nr. 259/68 van 29
februari 1968 (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1). [18] Verordening nr. 31/EEG, nr. 11/EGA van 18 december 1961
tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van
toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Economische
Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB P 45 van
14.6.1962, blz. 1385), met name gewijzigd bij de nadien zelf gewijzigde
Verordening nr. 259/68 van 29 februari 1968 (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1). [19] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 8. [20] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. [21] PB L 17
van 6.10.1958, blz. 385. [22] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2. [23] PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1. [24] PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. Verordening (EG) nr.
44/2001 wordt met ingang van 10 januari 2015 vervangen door Verordening (EU)
nr. 1215/2012. [25] ABM: Activity Based Management (activiteitsgestuurd
beheer) – ABB: Activity Based Budgeting (activiteitsgestuurde begroting). [26] In de zin van artikel 49, lid 6, onder a)
of b), van het Financieel Reglement. [27] Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar
het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb:
http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html [28] GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste
kredieten. [29] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. [30] Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële
kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan. [31] In artikel 56 van de ontwerpverordening wordt bepaald dat
de Commissie een verslag moet voorleggen over de tenuitvoerlegging van de
verordening. Dit verslag is gebaseerd op een externe studie. [32] Outputs zijn te verstrekken producten en diensten (bv.
aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen,
enz.). [33] Zoals beschreven in punt 1.4.2. 'Specifieke
doelstelling(en)...' [34] CA = contract agent (arbeidscontractant); LA = local agent
(plaatselijk functionaris); SNE = seconded national expert (gedetacheerde
nationale expert); INT = intérimaire (uitzendkracht); JED = jeune expert en
délégation (jonge deskundige in delegatie). [35] Submaximum voor extern personeel uit beleidskredieten
(vroegere "BA"-onderdelen). [36] Voornamelijk voor de structuurfondsen, het Europees
Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees
Visserijfonds (EVF). [37] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel
Akkoord. [38] Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en
suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van
25 % aan inningskosten.