EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013PC0535

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust)

/* COM/2013/0535 final - 2013/0256 (COD) */

52013PC0535

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust) /* COM/2013/0535 final - 2013/0256 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Eurojust is opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad[1] met het doel de bestrijding van ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit in de Europese Unie te versterken. Sindsdien heeft Eurojust gezorgd voor een betere coördinatie en samenwerking tussen nationale opsporings- en vervolgingsautoriteiten bij de aanpak van zaken waarbij verschillende lidstaten zijn betrokken. Het heeft bijgedragen tot meer wederzijds vertrouwen en de grote verscheidenheid aan rechtssystemen en -tradities in de EU helpen overbruggen. Door snel juridische problemen op te lossen en bevoegde autoriteiten in andere landen aan te wijzen, heeft Eurojust de tenuitvoerlegging van verzoeken om samenwerking en instrumenten voor wederzijdse erkenning vergemakkelijkt. Deze organisatie is de voorbije jaren gestaag gegroeid en is nu een centrale speler op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken.

De strijd tegen de georganiseerde misdaad en de ontwrichting van criminele organisaties zijn nog dagelijks een uitdaging. Spijtig genoeg is de grensoverschrijdende criminaliteit het laatste decennium explosief toegenomen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om drugshandel, mensenhandel, terrorisme en computercriminaliteit, met inbegrip van kinderpornografie. Al deze vormen van criminaliteit hebben gemeen dat zij over de grenzen heen worden gepleegd door zeer mobiele en flexibele groepen die in meerdere jurisdicties en criminele sectoren opereren. Een efficiënte bestrijding ervan vereist derhalve een gecoördineerde pan-Europees aanpak.

De toegenomen grensoverschrijdende dimensie van criminaliteit, alsmede haar diversificatie naar multi-crime activiteiten maken het moeilijker voor de individuele lidstaten om grensoverschrijdende criminaliteit op te sporen en aan te pakken, met name de georganiseerde misdaad. Eurojust blijft in dit verband een cruciale rol spelen bij de verbetering van justitiële samenwerking en coördinatie tussen de bevoegde justitiële autoriteiten van de lidstaten en bij steun aan opsporing waarbij derde landen betrokken zijn.

Het Verdrag van Lissabon voorziet in nieuwe mogelijkheden om de doeltreffendheid van Eurojust bij de bestrijding van deze vormen van criminaliteit te vergroten. Artikel 85 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU) erkent expliciet dat de opdracht van Eurojust bestaat in het ondersteunen en het versterken van de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die belast zijn met de het onderzoek en de vervolging van zware criminaliteit welke twee of meer lidstaten schaadt of een vervolging op gemeenschappelijke basis vereist. Er moet dan ook voor worden gezorgd dat Eurojust zo goed mogelijk wordt gebruikt en dat obstakels voor een doelmatige werking ervan worden verwijderd.[2]

In 2008 vond een brede hervorming van het Eurojust-besluit plaats ter versterking van Eurojust.[3] De omzettingstermijn was 4 juni 2011. De correcte uitvoering van het gewijzigde besluit is belangrijk, maar mag niet beletten dat vooruitgang wordt geboekt bij de aanpak van nieuwe uitdagingen en de verbetering van de werking van Eurojust en dat tegelijk de aspecten die de operationele doeltreffendheid ervan versterken, worden gehandhaafd.

Artikel 85 VWEU bepaalt ook dat de structuur, de werking, het werkterrein en de taken van Eurojust volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen worden vastgesteld. Het vereist ook dat bij die verordeningen wordt bepaald op welke wijze het Europees Parlement en de nationale parlementen bij de evaluatie van de activiteiten van Eurojust worden betrokken.

Bovendien zijn naar aanleiding van de mededeling van de Commissie "Europese agentschappen – Verdere ontwikkelingen"[4], het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het eens geworden om een interinstitutionele dialoog op te starten om de coherentie, de doeltreffendheid en het werk van gedecentraliseerde agentschappen te verbeteren, hetgeen heeft geleid tot de oprichting van een interinstitutionele werkgroep (IIWG) in maart 2009. Daarin werd een aantal belangrijke kwesties behandeld, waaronder de rol en de positie van de agentschappen in het institutionele bestel van de EU, de oprichting, structuur en werking ervan, alsook kwesties inzake financiering, begroting, controle en beheer.

Deze werkzaamheden hebben geleid tot de Gemeenschappelijke Aanpak voor gedecentraliseerde EU-agentschappen, die door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in juli 2012 is goedgekeurd, en waarmee rekening moet worden gehouden in het kader van al hun toekomstige besluiten met betrekking tot de gedecentraliseerde agentschappen van de EU, telkens na afzonderlijke analyse.

Dit voorstel voor een verordening houdt rekening met al deze elementen en zorgt voor één enkel vernieuwd rechtskader voor een nieuw agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), dat de rechtsopvolger is van Eurojust, zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad.

Met behoud van de elementen die doeltreffend zijn gebleken bij het beheer en de werking van Eurojust, moderniseert de verordening het rechtskader ervan en stroomlijnt zij de werking en de structuur ervan in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon en de eisen van de Gemeenschappelijke Aanpak, voor zover de aard van Eurojust dat toestaat.

Aangezien het voorstel voor deze verordening tegelijk met het voorstel voor een verordening tot oprichting van het Europees Openbaar Ministerie wordt goedgekeurd, zijn daarin bepalingen opgenomen om ervoor te zorgen dat het Europees Openbaar Ministerie wordt ingesteld op de grondslag van Eurojust, zoals vereist uit hoofde van artikel 86 VWEU, en dat Eurojust het kan ondersteunen.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN

Ter voorbereiding van deze verordening heeft de Commissie bij verschillende gelegenheden gespecialiseerde belanghebbenden geraadpleegd. Het voorstel heeft voornamelijk als doel gebruik te maken van de mogelijkheid die het Verdrag van Lissabon biedt om Eurojust te moderniseren door het een betere beheersstructuur te geven die de administratieve lasten die thans op het college rusten, vermindert en het college in staat stelt zich te concentreren op zijn kerntaken.

Op 18 oktober 2012 heeft de Commissie een overlegvergadering gehouden met deskundigen van de lidstaten en vertegenwoordigers van het secretariaat van de Raad, het Europees Parlement en Eurojust, om van gedachten te wisselen over kwesties in verband met een mogelijke hervorming op grond van artikel 85 VWEU. Het ging onder meer over de kwesties van een versterkt beheer, parlementaire betrokkenheid op Europees en nationaal niveau en mogelijke aanvullende bevoegdheden, alsook over de verbanden met de ontwikkeling van het Europees Openbaar Ministerie (EPPO). De vergadering was in het algemeen voorstander van de verbetering van de beheersstructuur en de efficiëntie van Eurojust.

Eurojust heeft ook rechtstreeks aan het raadplegingsproces deelgenomen en zijn bijdrage geleverd via nota’s en vergaderingen met de Commissie. Bovendien heeft overleg over de hervorming plaatsgevonden in het kader van verschillende seminars, zoals het strategische seminar "Eurojust en het Verdrag van Lissabon: naar meer doeltreffende maatregelen" (Brugge 20-22 september 2010) en de Eurojust-ERA conferentie “10 jaar Eurojust: operationele resultaten en toekomstige uitdagingen”, die plaatvond in Den Haag op 12 en 13 november 2012. Daarnaast werd de toekomst van Eurojust ook besproken op de speciale informele bijeenkomst van de Raad ter gelegenheid van de tiende verjaardag van Eurojust, in februari 2012.

De standpunten van belanghebbenden zijn ook verzameld via de "Studie over de versterking van Eurojust"[5], die in opdracht van de Commissie is gemaakt en waarin een goed overzicht wordt gegeven van de bestaande problemen en verschillende beleidsalternatieven worden gepresenteerd om deze aan te pakken.

3.           VOORSTEL

3.1.        Rechtsgrondslag

Artikel 85 VWEU vormt de rechtsgrondslag van dit voorstel. Het schrijft het gebruik van een verordening voor.

3.2.        Subsidiariteit en evenredigheid

Het is nodig dat de Unie optreedt omdat de geplande maatregelen een intrinsieke EU-dimensie hebben, omdat daarbij een entiteit wordt opgericht die als taak heeft het ondersteunen en versterken van de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale justitiële autoriteiten met betrekking tot zware criminaliteit welke twee of meer lidstaten schaadt of een vervolging op gemeenschappelijke basis vereist. Deze doelstelling kan alleen worden verwezenlijkt op het niveau van de Unie, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

3.3.        Toelichting per hoofdstuk

De belangrijkste doelstellingen van de voorstellen zijn:

· Eurojust doeltreffender maken door het een nieuwe beheersstructuur te geven;

· de operationele doeltreffendheid van Eurojust vergroten door de status en de bevoegdheden van de nationale leden homogeen vast te stellen;

· voorzien in een rol voor het Europees Parlement en de nationale parlementen bij de evaluatie van de activiteiten van Eurojust overeenkomstig het Verdrag van Lissabon;

· het rechtskader van Eurojust in overeenstemming brengen met de Gemeenschappelijke Aanpak, met volledige inachtneming van zijn bijzondere rol op het gebied van de coördinatie van lopende strafrechtelijke onderzoeken;

· ervoor zorgen dat Eurojust nauw kan samenwerken met het Europees Openbaar Ministerie, zodra dat is opgericht.

3.3.1.     Hoofdstuk I Doelstellingen en taken

Dit hoofdstuk heeft betrekking op de oprichting van het EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), als rechtsopvolger van Eurojust, zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad. In dit hoofdstuk worden ook de taken en bevoegdheden van Eurojust vastgesteld. Deze laatste worden autonoom gedefinieerd in een bijlage bij de ontwerpverordening.

3.3.2.     Hoofdstuk II: Structuur en organisatie van Eurojust

Dit hoofdstuk bevat enkele van de belangrijkste elementen van de hervorming.

Afdeling II is gewijd aan de nationale leden van Eurojust. De hervorming behoudt de link naar hun lidstaat van oorsprong, maar tegelijkertijd worden de operationele bevoegdheden die zij allen hebben, expliciet opgesomd. Dit zal hen in staat stellen om op een meer doeltreffende wijze met elkaar en met nationale autoriteiten samen te werken.

In de afdelingen III, IV en V wordt de nieuwe structuur van Eurojust beschreven met bepalingen over respectievelijk het college, de raad van bestuur en de administratief directeur. Eurojust zal beter worden beheerd doordat een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen twee samenstellingen van het college, naargelang het operationele of beheerstaken verricht. De eerstgenoemde taken verwijzen naar de kernfunctie van Eurojust bij het ondersteunen en coördineren van nationale onderzoeken. De laatstgenoemde hebben bijvoorbeeld betrekking op de vaststelling van het werkprogramma, de jaarlijkse begroting of het jaarverslag van het agentschap. Er wordt een nieuw orgaan ingesteld, de raad van bestuur, om de beheersbesluiten van het college voor te bereiden en om direct een aantal administratieve taken op zich te nemen. De Commissie is vertegenwoordigd in het college wanneer het zijn beheerstaken uitoefent en in de raad van bestuur. Ten slotte worden de procedure voor de benoeming, de verantwoordelijken en taken van de administratief directeur duidelijk vastgesteld.

Daarbij wordt een dubbele beheersstructuur ingevoerd, zoals bepaald in de Gemeenschappelijke Aanpak, met behoud van de bijzondere aard van Eurojust en zonder dat dit ten koste gaat van zijn onafhankelijkheid. Het is ook kostenefficiënt en draagt bij tot de doeltreffendheid van Eurojust, aangezien nationale leden zullen worden bijgestaan bij budgettaire en beheerskwesties, waardoor deze zich zullen kunnen concentreren op hun operationele taken.

3.3.3.     Hoofdstuk III: Operationele aangelegenheden

Dit hoofdstuk behoudt bestaande mechanismen voor de operationele doeltreffendheid van Eurojust, onder meer de coördinatie met oproepdienst (OCC), het nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust (ENCS), de uitwisseling van informatie en de follow-up van verzoeken van Eurojust. De architectuur van het casemanagementsysteem van Eurojust blijft dezelfde.

3.3.4.     Hoofdstuk IV: Informatieverwerking

Dit hoofdstuk bevat een verwijzing naar Verordening nr. 45/2001[6] als de toepasselijke regeling voor de verwerking van alle persoonsgegevens bij Eurojust. Bovendien vormt deze verordening een nadere uitwerking van en aanvulling op Verordening (EG) nr. 45/2001 wat de operationele persoonsgegevens betreft, met inachtneming van de specificiteit van justitiële samenwerking en rekening houdend met de noodzaak van consistentie en verenigbaarheid met de desbetreffende beginselen inzake gegevensbescherming. Beperkingen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens blijven mogelijk.

Dit hoofdstuk brengt ook de bepalingen inzake de rechten van de betrokkenen in overeenstemming met Verordening nr. 45/2001, en neemt de beschermingsnormen in acht waarin het hervormingspakket voor de gegevensbescherming voorziet, dat in januari 2012 door de Commissie is vastgesteld. Voorts voorziet dit hoofdstuk in een belangrijke verandering in het toezichtmechanisme. Het legt de bevoegdheden van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) vast, wat het toezicht op alle bij Eurojust verwerkte persoonsgegevens betreft. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zal de taken overnemen van het gemeenschappelijk controleorgaan, dat is opgericht bij het Eurojust-besluit van de Raad.

3.3.5.     Hoofdstuk V: Betrekkingen met de partners

Dit hoofdstuk weerspiegelt het belang van partnerschap en samenwerking tussen Eurojust en andere EU-instellingen, -organen en -agentschappen in de strijd tegen criminaliteit. Ten eerste gaat het daarbij om de betrekkingen met de secretariaten van het Europees justitieel netwerk, het deskundigennetwerk van de gemeenschappelijke onderzoeksteams en het genocidenetwerk, die worden gehost door Eurojust. Het hoofdstuk bevat ook een specifieke bepaling over de betrekkingen met het Europees Openbaar Ministerie.

Ten tweede is samenwerking met Europol bijzonder belangrijk, met name wat betreft zijn rol bij het verstrekken van informatie aan Eurojust overeenkomstig artikel 85 VWEU. Er is een specifieke bepaling ingevoerd om de bevoorrechte relatie tussen de twee agentschappen te beschrijven teneinde hun doeltreffendheid te vergroten bij de bestrijding van ernstige vormen van internationale criminaliteit die onder hun bevoegdheid vallen. Daarbij gaat het onder meer om een mechanisme voor kruiscontroles van hun respectieve informatiesystemen en de daaruit voortvloeiende uitwisseling van gegevens. Praktische details zullen worden geregeld door middel van een overeenkomst.

Zeer dikwijls is er bij ernstige en georganiseerde misdaad sprake van banden met derde landen, waardoor nauwe samenwerking met die landen van cruciaal belang is. Het Verdrag van Lissabon heeft de manier waarop de Europese Unie haar externe betrekkingen organiseert, veranderd, en deze veranderingen hebben ook gevolgen voor de agentschappen. Als gevolg daarvan zullen agentschappen niet langer zelf over internationale overeenkomsten kunnen onderhandelen — dergelijke overeenkomsten zullen tot stand moeten komen overeenkomstig artikel 218 VWEU. Eurojust zal echter werkafspraken kunnen maken om de samenwerking met de bevoegde autoriteiten van derde landen te verbeteren, mede door het uitwisselen van informatie. De reeds bestaande internationale overeenkomsten blijven geldig.

3.3.6.     Hoofdstuk VI Financiële bepalingen

Deze bepalingen hebben als doel de begroting van Eurojust, de vaststelling en de uitvoering ervan, de indiening van de rekeningen en de bepalingen over kwijting te moderniseren.

3.3.7.     Hoofdstuk VII Bepalingen inzake personeel

Deze bepalingen brengen de beginselen van de Gemeenschappelijke Aanpak tot uitdrukking met inachtneming van de specifieke kenmerken van Eurojust. De hybride aard van Eurojust en het belang van de operationele verbinding tussen de nationale bureaus en hun lidstaten van oorsprong verklaren dat de salarissen en emolumenten van het personeel door de lidstaten worden gedragen. De administratief directeur van Eurojust wordt nog steeds benoemd door het college van Eurojust maar op basis van een door de Commissie opgestelde shortlist van kandidaten, na een open en transparante selectieprocedure. Op die manier wordt de autonomie van het agentschap gerespecteerd en tegelijk een grondige evaluatie van de kandidaten gewaarborgd. Er is in een soortgelijke procedure voorzien voor het ontslag van de administratief directeur.

3.3.8.     Hoofdstuk VIII Evaluatie en rapportage

In dit hoofdstuk wordt het rechtskader van Eurojust afgestemd op de grotere democratische legitimiteit van Eurojust die het Verdrag van Lissabon oplegt. Het beschrijft op welke wijze het Europees Parlement en de nationale parlementen bij de evaluatie van de activiteiten van Eurojust worden betrokken. Dit geschiedt op een kostenefficiënte manier, op basis van het jaarverslag van Eurojust, maar met behoud van de operationele onafhankelijkheid van Eurojust. Er is ook voorzien in een periodieke algemene evaluatie van Eurojust overeenkomstig de Gemeenschappelijke Aanpak.

3.3.9.     Hoofdstuk IX Algemene en slotbepalingen

Dit hoofdstuk bevat bepalingen om de Eurojust-verordening in overeenstemming te brengen met de Gemeenschappelijke Aanpak, en bepalingen in verband met de inwerkingtreding van de verordening.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De hervorming van de beheersstructuur heeft geen financiële consequenties (het college neemt de taken van een "raad van bestuur" op zich) en dit voorstel kent Eurojust geen andere taken toe dan de ondersteuning van het Europees Openbaar Ministerie, hetgeen geen meerkosten zal meebrengen.

2013/0256 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende het EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 85,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Eurojust is bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad[7] opgericht als een orgaan van de Europese Unie met rechtspersoonlijkheid, met als doel de coördinatie en de samenwerking tussen de bevoegde justitiële autoriteiten van de lidstaten te bevorderen en te verbeteren, met name in verband met ernstige georganiseerde misdaad. Besluit 2003/659/JBZ van de Raad[8] en Besluit 2009/426/JBZ van de Raad[9] inzake het versterken van Eurojust hebben het rechtskader van Eurojust gewijzigd.

(2)       Artikel 85 van het Verdrag bepaalt dat nadere regelingen over Eurojust bij verordening worden vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure. Het vereist ook dat wordt bepaald op welke wijze het Europees Parlement en de nationale parlementen bij de evaluatie van de activiteiten van Eurojust worden betrokken.

(3)       Artikel 85 bepaalt ook dat de opdracht van Eurojust bestaat in het ondersteunen en versterken van de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die belast zijn met het onderzoek en de vervolging van zware criminaliteit welke twee of meer lidstaten schaadt of een vervolging op gemeenschappelijke basis vereist, op basis van de door de autoriteiten van de lidstaten en Europol uitgevoerde operaties en verstrekte informatie.

(4)       Aangezien het Europees Openbaar Ministerie op de grondslag van Eurojust moet worden opgericht, omvat deze verordening de bepalingen die noodzakelijk zijn om de betrekkingen tussen Eurojust en het Europees Openbaar Ministerie te regelen.

(5)       Terwijl het Europees Openbaar Ministerie exclusief bevoegd moet zijn voor het opsporen en vervolgen van strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden, moet Eurojust de nationale autoriteiten kunnen ondersteunen wanneer zij deze vormen van criminaliteit in overeenstemming met de verordening tot oprichting van het Europees Openbaar Ministerie opsporen en vervolgen.

(6)       Om Eurojust in staat te stellen zijn taken te vervullen en zijn gehele potentieel te ontwikkelen op het gebied van de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende criminaliteit, moeten zijn operationele taken worden versterkt door de administratieve werklast voor de nationale leden te verminderen, en moet de Europese dimensie van Eurojust worden versterkt door de deelname van de Commissie aan het beheer van het agentschap en door de grotere betrokkenheid van het Europees Parlement en de nationale parlementen bij de evaluatie van zijn activiteiten.

(7)       Daarom moet Besluit 2002/187/JBZ van de Raad worden ingetrokken en vervangen door deze verordening tot vaststelling van regelingen voor parlementaire betrokkenheid, tot modernisering van de structuur van Eurojust en tot vereenvoudiging van het rechtskader ervan, met behoud van de elementen die efficiënt zijn gebleken voor de werking van Eurojust.

(8)       Deze verordening neemt de grondrechten in acht en gaat uit van de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd.

(9)       De vormen van ernstige criminaliteit welke twee of meer lidstaten schaden, waarvoor Eurojust bevoegd is, dienen te worden vastgesteld. Daarnaast moet worden bepaald welke zaken die geen betrekking hebben op twee of meer lidstaten, toch een vervolging op gemeenschappelijke basis vereisen. Het moet onder meer gaan om opsporing en vervolging waarbij slechts een lidstaat en een derde staat betrokken zijn, alsook zaken waarbij slechts een lidstaat en de Unie betrokken zijn.

(10)     Bij de uitoefening van zijn operationele taken met betrekking tot concrete strafzaken dient Eurojust op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of op eigen initiatief, te handelen hetzij door middel van een of meer van de nationale leden, hetzij als college.

(11)     Om ervoor te zorgen dat Eurojust grensoverschrijdende opsporing passend kan ondersteunen en coördineren, is het nodig dat alle nationale leden dezelfde operationele bevoegdheden hebben zodat zij op een meer doeltreffende wijze kunnen samenwerken, zowel onderling als met de nationale autoriteiten. Aan de nationale leden moeten de bevoegdheden worden verleend waarmee Eurojust zijn opdracht naar behoren kan uitvoeren. Voorbeelden van deze bevoegdheden zijn het toegang krijgen tot relevante informatie in de nationale openbare registers, indienen en ten uitvoer leggen van verzoeken om wederzijdse rechtshulp en erkenning, rechtstreeks contact opnemen en informatie uitwisselen met de bevoegde autoriteiten, deelnemen aan gemeenschappelijke onderzoeksteams en in samenspraak met de bevoegde nationale autoriteit of in geval van urgentie, opsporingsmaatregelen en gecontroleerde afleveringen bevelen.

(12)     Het is noodzakelijk Eurojust een bestuurs- en beheersstructuur te geven waarmee het zijn taken op een meer doeltreffende wijze kan uitvoeren en die de beginselen eerbiedigt die voor de agentschappen van de Unie gelden, zonder afbreuk te doen aan de speciale kenmerken van Eurojust en zonder dat dit ten koste gaat van zijn onafhankelijkheid bij de uitoefening van zijn operationele taken. Te dien einde moeten de functies van de nationale leden, het college en de administratief directeur worden verduidelijkt en moet een raad van bestuur worden ingesteld.

(13)     Er dienen bepalingen te worden vastgesteld waarin een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de operationele en de beheerstaken van het college, hetgeen de administratieve lasten voor de nationale leden tot het minimum moet beperken zodat de nadruk op de operationele werkzaamheden van Eurojust komt te liggen. De beheerstaken van het college bestaan onder meer in de goedkeuring van de werkprogramma’s, de begroting, het jaarlijks activiteitenverslag en de passende financiële voorschriften van Eurojust, alsook van de werkafspraken die Eurojust met de partners sluit. Het dient de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag uit te oefenen voor personeel van het agentschap, met inbegrip van de administratief directeur.

(14)     Om het beheer van Eurojust te verbeteren en de procedures te stroomlijnen, moet een raad van bestuur worden ingesteld om het college in zijn beheerstaken bij te staan en te zorgen voor gestroomlijnde besluitvorming inzake niet-operationele en strategische kwesties.

(15)     De Commissie moet in het college vertegenwoordigd zijn wanneer het zijn beheerstaken uitoefent en in de raad van bestuur, om het niet-operationeel toezicht en de strategische aansturing van Eurojust te garanderen.

(16)     Om te zorgen voor een efficiënt dagelijks bestuur van Eurojust, moet de administratief directeur zijn wettelijke vertegenwoordiger en beheerder zijn, die verantwoording dient af te leggen aan het college en de raad van bestuur. De administratief directeur moet de besluiten van het college en de raad van bestuur voorbereiden en uitvoeren.

(17)     Binnen Eurojust moet een coördinatie met oproepdienst (OCC) worden opgezet om Eurojust permanent beschikbaar te maken en dit orgaan in staat te stellen in dringende gevallen op te treden. Het moet tot de verantwoordelijkheid van elke lidstaat behoren ervoor te zorgen dat hun vertegenwoordigers in de OCC 24 uur per dag en 7 dagen per week inzetbaar zijn.

(18)     In de lidstaten moeten nationale coördinatiesystemen voor Eurojust worden opgezet om de werkzaamheden te coördineren van de nationale correspondenten voor Eurojust, de nationale correspondent voor Eurojust voor terrorisme, de nationale correspondent voor het Europees justitieel netwerk en maximaal drie andere contactpunten, alsook van vertegenwoordigers in het netwerk voor gemeenschappelijke onderzoeksteams en van de netwerken die zijn opgezet bij Besluit 2002/494/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 tot instelling van een Europees netwerk van aanspreekpunten inzake personen die verantwoordelijk zijn voor genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven[10], Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven[11] en Besluit 2008/852/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 inzake een netwerk van contactpunten ter bestrijding van corruptie[12].

(19)     Om de coördinatie en de samenwerking tussen nationale opsporings- en vervolgingsautoriteiten te kunnen stimuleren en versterken, is het van cruciaal belang dat Eurojust van de nationale autoriteiten de relevante informatie krijgt die nodig is voor de uitvoering van zijn taken. Hiertoe moeten de nationale bevoegde autoriteiten hun nationale leden informeren over het opzetten van gezamenlijke onderzoeksteams en de resultaten daarvan, over zaken die onder de bevoegdheid van Eurojust vallen en waarbij ten minste drie lidstaten rechtstreeks betrokken zijn en waarvoor verzoeken of besluiten inzake justitiële samenwerking naar ten minste twee lidstaten zijn gestuurd, alsmede, in bepaalde omstandigheden, over jurisdictiegeschillen, gecontroleerde afleveringen en herhaalde problemen op het gebied van justitiële samenwerking.

(20)     Terwijl de verwerking van persoonsgegevens bij Eurojust onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[13] valt, vallen de verwerking van persoonsgegevens door de autoriteiten van de lidstaat en de overdracht van dergelijke gegevens aan Eurojust onder Conventie 108 van de Raad van Europa [te vervangen door de desbetreffende richtlijn die van kracht is op het moment van de vaststelling].

(21)     Wanneer Eurojust persoonsgegevens doorgeeft aan een autoriteit van een derde land of aan een internationale organisatie of Interpol uit hoofde van een internationale overeenkomst die is gesloten overeenkomstig artikel 218 van het Verdrag moeten de passende garanties ten aanzien van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de fundamentele rechten en vrijheden van personen ervoor zorgen dat de bepalingen inzake gegevensbescherming van deze verordening worden nageleefd.

(22)     Eurojust dient gemachtigd te zijn tot het verwerken van bepaalde persoonsgegevens betreffende personen die conform het nationale recht van de betrokken lidstaten verdacht worden van het plegen van of deelnemen aan een strafbaar feit dat onder de bevoegdheid van Eurojust valt of die veroordeeld zijn voor een dergelijk strafbaar feit. Het is niet de bedoeling dat Eurojust een geautomatiseerde vergelijking van DNA-profielen of vingerafdrukken verricht.

(23)     Eurojust dient in de gelegenheid te worden gesteld om de termijnen voor het bewaren van persoonsgegevens te verlengen, met inachtneming van het beginsel van beperking van het doel dat van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van alle activiteiten van Eurojust, teneinde zijn doelstellingen te kunnen verwezenlijken. Deze besluiten moeten worden genomen na zorgvuldige afweging van alle belangen die op het spel staan, inclusief die van de personen op wie de gegevens betrekking hebben. Tot verlenging van de termijnen voor de verwerking van persoonsgegevens na het tijdstip waarop in alle lidstaten de geldende termijn voor verjaring van het recht van strafvordering is verstreken, mag alleen worden besloten in geval van een bijzondere noodzaak tot verlening van bijstand krachtens deze verordening.

(24)     Eurojust moet bevoorrechte relaties met het Europees justitieel netwerk onderhouden, gebaseerd op overleg en complementariteit. Deze verordening dient de respectieve rollen van Eurojust en het Europees justitieel netwerk en hun onderlinge relatie helpen verduidelijken en tegelijkertijd het specifieke karakter van het Europees justitieel netwerk in stand houden.

(25)     Eurojust dient samenwerkingsverbanden te onderhouden met andere organen en agentschappen van de Unie, met het Europees Openbaar Ministerie, met de bevoegde autoriteiten van derde landen en met internationale organisaties, voor zover deze nodig zijn voor de uitvoering van zijn taken.

(26)     Om de operationele samenwerking tussen Eurojust en Europol te verbeteren, en met name verbanden te leggen tussen gegevens die reeds in het bezit zijn van een van beide of beide organen, dient Eurojust Europol toegang te verschaffen tot gegevens die bij Eurojust beschikbaar zijn en de mogelijkheid te bieden om deze gegevens te vergelijken met de eigen gegevens.

(27)     Voor zover nodig voor de verrichting van zijn taken, dient Eurojust persoonsgegevens te kunnen uitwisselen met andere organen van de Unie.

(28)     Er dient te worden voorzien in de mogelijkheid dat Eurojust verbindingsmagistraten detacheert in derde landen met het oog op het bereiken van soortgelijke doelen als die welke worden nagestreefd door de verbindingsmagistraten die door de lidstaten worden gedetacheerd uit hoofde van Gemeenschappelijk Optreden 96/277/JBZ van de Raad van 22 april 1996 inzake een kader voor de uitwisseling van verbindingsmagistraten ter verbetering van de justitiële samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie[14].

(29)     Er dient te worden bepaald dat Eurojust de tenuitvoerlegging van verzoeken om justitiële samenwerking van een derde land kan coördineren, wanneer zij betrekking hebben op een enkele opsporing en daarin om tenuitvoerlegging in ten minste twee lidstaten wordt verzocht.

(30)     Om de volledige autonomie en onafhankelijkheid van Eurojust te garanderen, moet het een eigen begroting krijgen met inkomsten die hoofdzakelijk uit een bijdrage van de begroting van de Unie komen, met uitzondering van de salarissen en emolumenten van de nationale leden en hun medewerkers die ten laste komen van hun lidstaat van oorsprong. De begrotingsprocedure van de Unie dient van toepassing te zijn op de bijdrage van de Unie en eventuele andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Unie. De Rekenkamer moet de rekeningen controleren.

(31)     Om de transparantie van en het democratisch toezicht op Eurojust te vergroten, moet in mechanismen worden voorzien om het Europees Parlement en de nationale parlementen te betrekken bij de evaluatie van de activiteiten van Eurojust. Dit mag geen belemmering vormen voor de beginselen van onafhankelijkheid ten aanzien van maatregelen die zijn genomen in specifieke operationele zaken of voor de zwijg- en geheimhoudingsplicht.

(32)     Het is van belang dat de toepassing van deze verordening regelmatig wordt geëvalueerd.

(33)     Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[15] dient van toepassing te zijn op Eurojust.

(34)     Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)[16] dient van toepassing te zijn op Eurojust.

(35)     De noodzakelijke bepalingen betreffende de huisvesting van Eurojust in de lidstaat waar zijn hoofdkwartier is gevestigd, Nederland, en de specifieke voorschriften die gelden voor het personeel van Eurojust en hun gezinnen, dienen te worden vastgelegd in een zetelovereenkomst. De gastlidstaat dient voorts optimale voorwaarden te creëren om ervoor te zorgen dat Eurojust goed functioneert, inclusief scholen voor kinderen en vervoer, teneinde hooggekwalificeerd personeel te kunnen aantrekken uit een zo groot mogelijk geografisch gebied.

(36)     Aangezien Eurojust, zoals ingesteld bij deze verordening, in de plaats komt en de opvolger is van Eurojust, zoals opgericht krachtens Besluit 2002/187/JBZ, moet het ook de rechtsopvolger zijn van Eurojust met betrekking tot al zijn contractuele verplichtingen, met inbegrip van arbeidsovereenkomsten, aansprakelijkheid en eigendommen. Internationale overeenkomsten die zijn gesloten door Eurojust, zoals opgericht bij dat besluit, moeten van kracht blijven.

(37)     Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de oprichting van een entiteit die als taak heeft het ondersteunen en versterken van de coördinatie en de samenwerking tussen justitiële autoriteiten van de lidstaten met betrekking tot zware criminaliteit welke twee of meer lidstaten schaadt of een vervolging op gemeenschappelijke basis vereist, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en wegens de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel 5 neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(38)     [Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol (Nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hebben deze lidstaten kennis gegeven van hun wens deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening] OF [Onverminderd artikel 4 van het Protocol (Nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de aanneming van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze landen].

(39)     Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol (Nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I DOELSTELLINGEN EN TAKEN

Artikel 1 Het EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken

1.           Er wordt een EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust) opgericht.

2.           Eurojust, zoals opgericht bij deze verordening, is de rechtsopvolger van Eurojust, zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad.

3.           In elke lidstaat beschikt Eurojust over de ruimste handelingsbevoegdheid die volgens de geldende wetgeving aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden.

Artikel 2 Taken

1.           Eurojust ondersteunt en versterkt de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die belast zijn met de opsporing en de vervolging van zware criminaliteit welke twee of meer lidstaten schaadt of een vervolging op gemeenschappelijke basis vereist, op basis van de door de autoriteiten van de lidstaten en Europol uitgevoerde operaties en verstrekte informatie.

2.           Bij de uitvoering van zijn taken moet Eurojust:

a)      rekening houden met elk verzoek dat uitgaat van een bevoegde autoriteit van een lidstaat en met alle informatie die wordt verstrekt door een orgaan dat bevoegd is krachtens de in het kader van de Verdragen vastgestelde bepalingen of die door Eurojust zelf is verzameld;

b)      de tenuitvoerlegging van verzoeken om en besluiten inzake justitiële samenwerking vergemakkelijken, waaronder die welke zijn gebaseerd op instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning.

3.           Eurojust oefent zijn taken uit op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of op eigen initiatief.

Artikel 3 Bevoegdheid van Eurojust

1.           De bevoegdheid van Eurojust bestrijkt de in bijlage 1 genoemde vormen van criminaliteit. Eurojust is echter niet bevoegd voor de strafbare feiten die onder de bevoegdheid van het Europees Openbaar Ministerie vallen.

2.           De bevoegdheid van Eurojust strekt zich ook uit tot de daarmee samenhangende strafbare feiten. De volgende feiten worden als zodanig beschouwd:

a)      strafbare feiten die zijn gepleegd om zich de middelen te verschaffen om in bijlage 1 genoemde strafbare feiten te plegen;

b)      strafbare feiten die zijn gepleegd om in bijlage 1 genoemde strafbare feiten te vergemakkelijken of uit te voeren;

c)      strafbare feiten die zijn gepleegd om in bijlage 1 genoemde strafbare feiten ongestraft te doen blijven;

3.           Op verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat kan Eurojust ook bijstand verlenen in geval van opsporing of vervolging waarbij alleen die lidstaat en een derde land betrokken zijn, wanneer met dat derde land een samenwerkingsovereenkomst is gesloten of een afspraak tot samenwerking is gemaakt krachtens artikel 43 of wanneer er, in een specifiek geval, een essentieel belang bestaat om die bijstand te verlenen.

4.           Op verzoek van hetzij een bevoegde autoriteit van een lidstaat, hetzij de Commissie, kan Eurojust ook bijstand verlenen aan opsporing en vervolging waarbij alleen die lidstaat en de Unie betrokken zijn.

Artikel 4 Operationele taken van Eurojust

1.           Eurojust:

a)      informeert de bevoegde autoriteiten van de lidstaten over de opsporing en vervolging waarvan het kennis heeft gekregen en die gevolgen hebben op Unie- niveau of gevolgen kunnen hebben voor andere dan de rechtstreeks betrokken lidstaten;

b)      staat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij met het oog op een optimale coördinatie van de opsporing en vervolging;

c)      verleent steun om de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te verbeteren, onder meer op basis van de door Europol verrichte analyses;

d)      werkt samen en treedt in overleg met het Europees justitieel netwerk in strafzaken, onder meer gebruik makend van de documentaire gegevensbank van het Europees justitieel netwerk en bijdragend tot de verbetering daarvan;

e)      biedt operationele, technische en financiële ondersteuning bij grensoverschrijdende operaties en opsporing van lidstaten, inclusief gemeenschappelijke onderzoeksteams;

2.           Bij het verrichten van zijn taken kan Europol de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, onder vermelding van de reden, verzoeken:

a)      ter zake van bepaalde feiten opsporing of vervolging in te stellen;

b)      te aanvaarden dat een van hen beter in staat is ter zake van bepaalde feiten opsporing of vervolging in te stellen;

c)      het optreden van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten te coördineren;

d)      overeenkomstig de toepasselijke samenwerkingsregelingen een gemeenschappelijk onderzoeksteam in te stellen;

e)      alle gegevens te verstrekken die Eurojust nodig heeft om zijn taken te verrichten;

f)       speciale opsporingsmaatregelen te treffen;

g)      alle andere voor de opsporing of vervolging gerechtvaardigde maatregelen te treffen.

3.           Eurojust kan ook:

a)      Europol adviezen geven op basis van de analyses van Europol;

b)      logistieke steun verlenen, met name steun voor vertaling, vertolking en organisatie van coördinatievergaderingen.

4.           Wanneer twee of meer lidstaten het niet eens kunnen worden over wie van hen opsporing of vervolging moet instellen naar aanleiding van een verzoek overeenkomstig lid 2, onder b), geeft Eurojust schriftelijk advies over de zaak. Dat advies wordt de betrokken lidstaten terstond toegezonden.

5.           Op verzoek van een bevoegde autoriteit brengt Eurojust schriftelijk advies uit over herhaalde weigeringen of moeilijkheden in verband met de uitvoering van verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking, met name die welke zijn gebaseerd op instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning, voor zover de kwestie niet in onderlinge overeenstemming door de bevoegde nationale autoriteiten of door tussenkomst van de betrokken nationale leden kon worden opgelost. Dat advies wordt de betrokken lidstaten terstond toegezonden.

Artikel 5 Uitvoering van operationele taken

1.           Eurojust handelt door middel van één of meer van de betrokken nationale leden wanneer het een van de in artikel 4, leden 1 of 2, bedoelde taken verricht.

2.           Eurojust handelt als college:

a)      bij het verrichten van een van de in artikel 4, leden 1 of 2, bedoelde taken:

(i)      wanneer een of meer nationale leden die betrokken zijn bij een door Eurojust behandelde zaak, daarom verzoeken;

(ii)      wanneer de zaak betrekking heeft op opsporing of vervolging die gevolgen heeft op Unie-niveau of gevolgen kan hebben voor andere dan de rechtstreeks betrokken lidstaten;

b)      bij het verrichten van een van de in artikel 4, leden 3, 4 of 5, bedoelde taken;

c)      wanneer een algemene vraag in verband met de verwezenlijking van zijn operationele doelstellingen aan de orde is;

d)      wanneer in deze verordening anders is bepaald.

3.           Bij het verrichten van zijn taken geeft Eurojust aan of het handelt door middel van een of meer van de nationale leden, dan wel als college.

HOOFDSTUK II STRUCTUUR EN ORGANISATIE VAN EUROJUST

Afdeling I Structuur

Artikel 6 Structuur van Eurojust

De structuur van Eurojust omvat:

a)           de nationale leden;

b)           het college;

c)           de raad van bestuur;

d)           de administratief directeur.

Afdeling II Nationale leden

Artikel 7 Status van nationale leden

1.           Eurojust bestaat uit één door elke lidstaat overeenkomstig zijn rechtsstelsel gedetacheerd nationaal lid, dat zijn of haar vaste werkplek heeft op de zetel van Eurojust.

2.           Elk nationaal lid wordt bijgestaan door een adjunct en door een medewerker. De adjunct en de medewerker hebben hun vaste werkplek bij Eurojust. Het nationale lid kan daarnaast worden bijgestaan door andere adjuncten of medewerkers, die zo nodig en met instemming van het college hun vaste werkplek bij Eurojust kunnen hebben.

3.           De nationale leden en hun adjuncten hebben de status van openbaar aanklager, rechter of politieofficier met een gelijkwaardige bevoegdheid. De bevoegde nationale autoriteiten verlenen hun de in deze verordening beschreven bevoegdheden zodat zij hun taken kunnen verrichten.

4.           De adjunct kan optreden namens of als vervanger van het nationale lid. Een medewerker kan eveneens namens of als vervanger van het nationale lid optreden indien hij een in lid 3 bedoelde status heeft.

5.           Tussen Eurojust en de lidstaten uitgewisselde operationele gegevens worden doorgezonden via de nationale leden.

6.           Nationale leden nemen rechtstreeks contact op met de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat.

7.           De salarissen en emolumenten van de nationale leden, hun adjuncten en medewerkers komen ten laste van hun lidstaat van oorsprong.

8.           Wanneer de nationale leden, hun adjuncten en medewerkers in het kader van de taken van Eurojust handelen, worden de desbetreffende relevante uitgaven beschouwd als operationele uitgaven.

Artikel 8 Bevoegdheden van nationale leden

1.           De nationale leden zijn bevoegd om:

a)      de afgifte en uitvoering van een verzoek om wederzijdse rechtshulp of wederzijdse erkenning te vergemakkelijken of anderszins te ondersteunen, of een dergelijk verzoek zelf af te geven en uit te voeren;

b)      rechtstreeks contact op te nemen en informatie uit te wisselen met een nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat;

c)      rechtstreeks contact op te nemen en informatie uit te wisselen met een bevoegde internationale autoriteit in overeenstemming met de internationale verbintenissen van hun lidstaat;

d)      deel te nemen aan gezamenlijke onderzoeksteams, inclusief aan het instellen ervan.

2.           De nationale leden, in overeenstemming met de bevoegde nationale autoriteit:

a)      gelasten opsporingsmaatregelen;

b)      geven toestemming voor en coördineren gecontroleerde afleveringen in de lidstaat in overeenstemming met de nationale wetgeving.

3.           In dringende gevallen, wanneer niet tijdig overeenstemming kan worden bereikt, zijn de nationale leden bevoegd om de in lid 2 bedoelde maatregelen te nemen en informeren zij zo spoedig mogelijk de nationale bevoegde autoriteit.

Artikel 9 Toegang tot nationale registers

De nationale leden hebben toegang tot, of kunnen ten minste de informatie verkrijgen die aanwezig is in de volgende soorten registers van hun lidstaat, overeenkomstig het nationaal recht:

a)           strafregisters;

b)           registers van aangehouden personen;

c)           opsporingsregisters,

d)           DNA-registers,

e)           andere registers van openbare autoriteiten van hun lidstaten indien dergelijke informatie nodig is om hun taken te vervullen.

Afdeling III Het college

Artikel 10 Samenstelling van het college

1.           Het college bestaat uit:

a)      alle nationale leden wanneer het college zijn operationele taken verricht uit hoofde van artikel 4;

b)      alle nationale leden en twee vertegenwoordigers van de Commissie wanneer het college zijn beheerstaken verricht uit hoofde van artikel 14.

2.           De ambtstermijn van de leden en hun adjuncten bedraagt ten minste vier jaar en kan eenmaal worden verlengd. Na afloop van hun ambtstermijn of bij aftreden blijven de leden in functie totdat hun ambtstermijn wordt verlengd of in hun vervanging is voorzien.

3.           De administratief directeur woont de beheersvergaderingen van het college bij, maar heeft geen stemrecht.

4.           Het college kan elkeen van wie het advies dienstig kan zijn, uitnodigen om als waarnemer de vergaderingen bij te wonen.

5.           De leden van het college kunnen zich laten bijstaan door adviseurs of deskundigen, overeenkomstig de wijze die in het reglement van orde is vastgesteld.

Artikel 11 De voorzitter en vicevoorzitter van Eurojust

1.           Het college kiest een voorzitter en twee vicevoorzitters uit de nationale leden met een meerderheid van tweederde van zijn leden.

2.           De vicevoorzitters vervangen de voorzitter als deze niet in staat is zijn taken te verrichten.

3.           De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitters bedraagt vier jaar. Zij zijn eenmaal herbenoembaar. Wanneer een nationaal lid tot voorzitter of vicevoorzitter van Eurojust wordt verkozen, wordt zijn of haar ambtstermijn als nationaal lid verlengd om ervoor te zorgen dat hij of zij zijn of haar taak als voorzitter of vicevoorzitter kan verrichten.

Artikel 12 Vergaderingen van het college

1.           De voorzitter roept de vergaderingen van het college bijeen.

2.           Het college houdt ten minste één operationele vergadering per maand. Om zijn beheerstaken uit te voeren, houdt het college ten minste twee gewone vergaderingen per jaar. Daarnaast komt het college bijeen op initiatief van de voorzitter, op verzoek van de Commissie of van ten minste één derde van zijn leden.

3.           De Europese openbare aanklager ontvangt de agenda’s van de vergaderingen van het college en heeft het recht om zonder stemrecht deel te nemen aan deze vergaderingen wanneer kwesties worden besproken die hij of zij relevant acht voor de werking van het Europees Openbaar Ministerie.

Artikel 13 Stemprocedure van het college

1.           Tenzij anders is bepaald, stelt het college zijn besluiten vast bij meerderheid van zijn leden.

2.           Elk lid heeft één stem. Bij afwezigheid van een stemgerechtigd lid mag zijn of haar adjunct zijn stemrecht uitoefenen.

3.           De voorzitter en de vicevoorzitters hebben stemrecht.

Artikel 14 Beheerstaken van het college

1.           Het college verricht de volgende beheerstaken:

a)      het stelt ieder jaar het programmeringsdocument van Eurojust vast met een tweederdemeerderheid van zijn leden en overeenkomstig artikel 15;

b)      het stelt de jaarlijkse begroting van Eurojust vast met een tweederdemeerderheid van zijn leden en voert andere taken uit betreffende de begroting van Eurojust overeenkomstig hoofdstuk VI;

c)      het stelt een geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag over de activiteiten van Europol vast en zendt dit voor [in het Financieel Reglement vastgestelde datum] van het daaropvolgende jaar toe aan het Europees Parlement, de nationale parlementen, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer en het maakt het geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag openbaar.

d)      het neemt in het programmeringsdocument een programmering van de personele middelen op;

e)      het stelt de financiële regeling die op Eurojust van toepassing is, vast overeenkomstig artikel 52;

f)       het stelt regels vast ter voorkoming en beheersing van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden;

g)      het oefent overeenkomstig lid 2, met betrekking tot het personeel van het agentschap de bevoegdheid tot aanstelling uit die krachtens het statuut[17] is verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag en die krachtens de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden[18] is verleend aan het tot het sluiten van arbeidscontracten bevoegde gezag ("de bevoegdheid tot aanstelling");

h)      het benoemt de administratief directeur en, indien relevant, verlengt zijn of haar ambtstermijn of ontheft hem of haar uit zijn of haar functie overeenkomstig artikel 17;

i)       het benoemt een rekenplichtige en een functionaris voor gegevensbescherming, die functioneel onafhankelijk zijn bij de uitvoering van hun taken;

j)       het stelt werkafspraken vast die overeenkomstig artikel 43 zijn gemaakt;

k)      het verkiest de voorzitter en de vicevoorzitters overeenkomstig artikel 11;

l)       het stelt zijn reglement van orde vast.

2.           Overeenkomstig artikel 110 van het statuut neemt het college op basis van artikel 2, lid 1, van het statuut en op basis van artikel 6 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, een besluit aan waarbij de bevoegdheden tot aanstelling worden gedelegeerd aan de administratief directeur en de voorwaarden worden vastgesteld waaronder die delegatie kan worden geschorst. De administratief directeur mag deze bevoegdheid op zijn beurt subdelegeren.

3.           Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, kan het college een besluit nemen om de delegatie van de bevoegdheden tot aanstelling van de administratief directeur en de door hem verleende subdelegatie tijdelijk te schorsen en deze bevoegdheden zelf uit te oefenen dan wel te delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de administratief directeur.

4.           Het college neemt zijn besluiten inzake benoeming, verlenging van de ambtstermijn en ontheffing uit het ambt van de administratief directeur op basis van een tweederdemeerderheid van zijn leden.

Artikel 15 Jaarlijkse en meerjarenprogrammering

1.           Uiterlijk op [30 november van elk jaar] stelt het college een programmeringsdocument vast met de meerjarige en de jaarlijkse programmering op basis van een ontwerp van de administratief directeur, rekening houdend met het advies van de Commissie. Het stuurt dit door naar het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het programmeringsdocument wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting en wordt, indien nodig, dienovereenkomstig aangepast.

2.           Het jaarlijkse werkprogramma omvat een gedetailleerde beschrijving van de doelstellingen en de beoogde resultaten, inclusief prestatie-indicatoren. Het bevat ook een beschrijving van de te financieren activiteiten en een indicatie van de financiële en personele middelen die aan iedere activiteit worden toegewezen, overeenkomstig de beginselen die gelden voor activiteitsgestuurde begroting en beheer. Het jaarlijkse werkprogramma is consistent met het meerjarige werkprogramma als bedoeld in lid 4. Het vermeldt duidelijk welke taken zijn toegevoegd, gewijzigd of geschrapt ten opzichte van het vorige begrotingsjaar.

3.           Het college past het vastgestelde jaarlijkse werkprogramma aan wanneer Eurojust een nieuwe taak krijgt toegewezen. Iedere wezenlijke verandering van het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld door middel van dezelfde procedure als het oorspronkelijke jaarlijkse werkprogramma. Het college kan aan de administratief directeur de bevoegdheid delegeren om niet-wezenlijke veranderingen door te voeren in het jaarlijkse werkprogramma.

4.           Het meerjarige werkprogramma omvat de algemene strategische programmering, met inbegrip van doelstellingen, beoogde resultaten en prestatie-indicatoren. Het bevat ook de programmering van de middelen, met inbegrip van de meerjarenbegroting en personele middelen. De programmering van de middelen wordt jaarlijks bijgewerkt. De strategische programmering wordt in voorkomend geval bijgewerkt en met name om rekening te houden met de resultaten van de in artikel 56 bedoelde evaluatie.

Afdeling IV De raad van bestuur

Artikel 16 Werking van de raad van bestuur

1.           Het college wordt bijgestaan door een raad van bestuur. De raad van bestuur is niet betrokken bij de operationele taken van Eurojust als bedoeld in de artikelen 4 en 5.

2.           De raad van bestuur heeft daarnaast de volgende taken:

a)      hij bereidt de door het college overeenkomstig artikel 14 vast te stellen besluiten voor;

b)      hij stelt een fraudebestrijdingsstrategie vast die in verhouding staat tot de frauderisico’s voor wat betreft de kosten- batenverhouding van de uit te voeren maatregelen;

c)      hij stelt toepasselijke regels vast ten behoeve van de uitvoering van het Statuut en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden overeenkomstig artikel 110 van het Statuut;

d)      hij zorgt voor een passende opvolging van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit de interne of externe auditverslagen, beoordelingen en onderzoeken, waaronder die van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) en het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF);

e)      hij neemt alle beslissingen betreffende het opzetten en, waar nodig, het wijzigen van de interne administratieve structuren van Eurojust;

f)       hij ondersteunt en adviseert de administratief directeur bij de tenuitvoerlegging van de besluiten van het college teneinde het toezicht op het administratief en begrotingsbeheer te versterken, onverminderd de verantwoordelijkheden van de administratief directeur als omschreven in artikel 18;

g)      hij neemt alle andere besluiten waarvoor het college niet uitdrukkelijk bevoegd is op grond van artikel 5 of artikel 14 of waarvoor de administratief directeur niet verantwoordelijk is overeenkomstig artikel 18;

h)      hij stelt zijn reglement van orde vast.

3.           In spoedeisende gevallen kan de raad van bestuur namens het college zo nodig bepaalde voorlopige besluiten nemen inzake administratieve en budgettaire aangelegenheden, die door het college moeten worden bevestigd.

4.           De raad van bestuur bestaat uit de voorzitter en ondervoorzitters van het college, één vertegenwoordiger van de Commissie en één ander lid van het college. De voorzitter van het college is de voorzitter van de raad van bestuur. De besluiten van de raad van bestuur worden genomen met een meerderheid van de leden. Elk lid heeft één stem. De administratief directeur neemt deel aan de vergaderingen van de raad van bestuur, maar heeft geen stemrecht.

5.           De leden van de raad van bestuur worden benoemd voor een periode van vier jaar, met uitzondering van het lid uit het college, dat wordt benoemd volgens een tweejaarlijks toerbeurtsysteem. De ambtstermijn van de leden van de raad van bestuur eindigt wanneer hun mandaat als nationale lid eindigt.

6.           De raad van bestuur houdt minste één gewone vergadering per kwartaal. Daarnaast komt de raad bijeen op initiatief van zijn voorzitter of op verzoek van de Commissie of van ten minste twee van zijn andere leden.

7.           De Europese openbare aanklager ontvangt de agenda’s van alle vergaderingen van de raad van bestuur en kan, zonder stemrecht, aan dergelijke vergaderingen deelnemen wanneer er onderwerpen worden besproken die hij of zij van belang voor het functioneren van het Europees Openbaar Ministerie acht.

8.           De Europese openbare aanklager kan schriftelijke adviezen richten tot de raad van bestuur, waarop de raad van bestuur onverwijld schriftelijk reageert.

Afdeling V De administratief directeur

Artikel 17 Status van de administratief directeur

1.           De administratief directeur wordt aangesteld als tijdelijk functionaris van Eurojust op grond van artikel 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie.

2.           De administratief directeur wordt na een open en transparante selectieprocedure door het college aangesteld uit een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten. Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de administratief directeur wordt Eurojust vertegenwoordigd door de voorzitter van het college.

3.           De ambtstermijn van de administratief directeur is vijf jaar. Aan het eind van deze termijn stelt de Commissie een beoordeling op waarin rekening wordt gehouden met de evaluatie van de prestaties van de administratief directeur.

4.           Op grond van een voorstel van de Commissie, waarin rekening wordt gehouden met de in lid 3 bedoelde evaluatie, kan het college de ambtstermijn van de administratief directeur eenmaal verlengen, voor ten hoogste vijf jaar.

5.           Een administratief directeur wiens ambtstermijn is verlengd, is aan het eind van de volledige termijn uitgesloten van een andere selectieprocedure voor dezelfde functie.

6.           De administratief directeur legt verantwoording af aan het college en de raad van bestuur.

7.           De administratief directeur kan uitsluitend uit zijn of haar functie worden ontheven bij besluit van het college op voorstel van de Commissie.

Artikel 18 Verantwoordelijkheden van de administratief directeur

1.           Voor administratieve doeleinden wordt Eurojust geleid door de administratief directeur.

2.           Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie, het college of de raad van bestuur, voert de administratief directeur zijn of haar taken op onafhankelijke wijze uit, zonder instructies te vragen aan of te ontvangen van regeringen of andere organen.

3.           De administratief directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van Eurojust.

4.           De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de administratieve taken die Eurojust zijn toegekend. De administratief directeur is in het bijzonder belast met:

a)      het dagelijkse bestuur van Eurojust;

b)      de uitvoering van de besluiten van het college en de raad van bestuur;

c)      de opstelling van het programmeringsdocument en de indiening daarvan bij de raad van bestuur en het college na raadpleging van de Commissie;

d)      de uitvoering van het programmeringsdocument en de rapportage over die uitvoering aan de raad van bestuur en het college;

e)      de opstelling van het jaarverslag van de activiteiten van Eurojust en de aanbieding daarvan ter voltooiing aan de raad van bestuur en ter goedkeuring aan het college;

f)       de opstelling van een actieplan voor de opvolging van conclusies van de interne of externe auditverslagen, beoordelingen en onderzoeken, waaronder die van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en OLAF, en de halfjaarlijkse verslaglegging aan de raad van bestuur, de Commissie en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over de voortgang;

g)      de bescherming van de financiële belangen van de Unie door toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door middel van effectieve controles en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en, waar nodig, doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties;

h)      de opstelling van een fraudebestrijdingsstrategie voor Eurojust en de aanbieding daarvan ter goedkeuring aan de raad van bestuur;

i)       de opstelling van een ontwerp van de financiële regels die op Eurojust van toepassing zijn;

j)       de opstelling van Eurojust’s ontwerpraming van ontvangsten en uitgaven, en de uitvoering van de begroting.

HOOFDSTUK III OPERATIONELE AANGELEGENHEDEN

Artikel 19 Coördinatie met oproepdienst (OCC)

1.           Teneinde zijn taken in dringende gevallen te vervullen, beschikt Eurojust over een coördinatie met oproepdienst die te allen tijde aan Eurojust gerichte verzoeken in ontvangst kan nemen en behandelen. De coördinatie met oproepdienst is 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar via één OCC-contactpunt bij Eurojust.

2.           De coördinatie met oproepdienst doet een beroep op één vertegenwoordiger (de OCC-vertegenwoordiger) per lidstaat, die het nationale lid zelf of zijn adjunct kan zijn, of een medewerker die bevoegd is om het nationale lid te vervangen. De OCC-vertegenwoordiger is 24 uur per dag en 7 dagen per week inzetbaar.

3.           De OCC-vertegenwoordigers ondernemen onverwijld actie met betrekking tot de uitvoering van het verzoek in hun lidstaat.

Artikel 20 Nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust

1.           Elke lidstaat wijst één of meer nationale correspondenten voor Eurojust aan.

2.           Elke lidstaat zet een nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust op om te zorgen voor de coördinatie van de werkzaamheden verricht door:

a)      de nationale correspondenten voor Eurojust;

b)      de nationale correspondent voor Eurojust voor terrorismebestrijding;

c)      de nationale correspondent voor het Europees justitieel netwerk in strafzaken en ten hoogste drie andere contactpunten van dat Europees justitieel netwerk;

d)      nationale leden of contactpunten van het netwerk voor gemeenschappelijke onderzoeksteams en van de netwerken die zijn opgezet bij Besluit 2002/494/JBZ, Besluit 2007/845/JBZ en Besluit 2008/852/JBZ.

3.           De in de leden 1 en 2 bedoelde personen behouden de positie en de status waarover zij krachtens het nationale recht beschikken.

4.           De nationale correspondenten voor Eurojust zijn verantwoordelijk voor de werking van het nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust. Indien verschillende nationale correspondenten voor Eurojust zijn aangewezen, is een van hen verantwoordelijk voor de werking van het nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust.

5.           Het nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust vergemakkelijkt in de lidstaat de taakvervulling van Eurojust, met name door:

a)      ervoor te zorgen dat het in artikel 24 bedoelde casemanagementsysteem op efficiënte en betrouwbare wijze gegevens in verband met de betrokken lidstaat ontvangt;

b)      te helpen bepalen of een zaak met bijstand van Eurojust of van het Europees justitieel netwerk moet worden behandeld;

c)      het nationale lid te helpen bepalen welke autoriteiten bevoegd zijn voor de tenuitvoerlegging van verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder die welke zijn gebaseerd op instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning;

d)      nauwe betrekkingen met de nationale Europol-eenheid te onderhouden.

6.           Voor de verwezenlijking van de in lid 5 bedoelde doelstellingen worden de in lid 1 en lid 2, onder a), b) en c), bedoelde personen op het casemanagementsysteem aangesloten en kunnen de in lid 2, onder d), bedoelde personen hierop worden aangesloten overeenkomstig dit artikel, en de artikelen 24, 25, 26 en 30. De aansluiting op het casemanagementsysteem komt ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie.

7.           Het opzetten van het nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust en de aanwijzing van nationale correspondenten staat niet in de weg aan rechtstreekse contacten tussen het nationale lid en de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat.

Artikel 21 Uitwisseling van informatie met de lidstaten en tussen nationale leden

1.           De bevoegde autoriteiten van de lidstaten wisselen met Eurojust alle informatie uit die nodig is voor de uitvoering van zijn taken overeenkomstig de artikelen 2 en 4 en de in deze verordening vastgestelde voorschriften inzake gegevensbescherming. Daarbij gaat het ten minste om de in de leden 5, 6 en 7 bedoelde informatie.

2.           De overdracht van informatie aan Eurojust wordt alleen als een verzoek om bijstand van Eurojust opgevat indien een bevoegde autoriteit dat in het betrokken geval specifiek vermeldt.

3.           De nationale leden wisselen, zonder voorafgaande toestemming, onderling of met de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat alle voor de vervulling van de taken van Eurojust vereiste gegevens uit. In het bijzonder brengen de bevoegde nationale autoriteiten hun nationale leden terstond op de hoogte van een hen betreffende zaak.

4.           De nationale bevoegde autoriteiten brengen hun nationale leden op de hoogte van het instellen van gemeenschappelijk onderzoeksteams en van de resultaten van dergelijke teams.

5.           De nationale bevoegde autoriteiten stellen hun nationale leden zonder nodeloze vertraging in kennis van een zaak inzake strafbare feiten die onder de bevoegdheid van Eurojust vallen en waarbij ten minste drie lidstaten betrokken zijn en waarin verzoeken of besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder die welke gebaseerd zijn op instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning, aan ten minste twee lidstaten zijn toegezonden.      

6.           De nationale bevoegde autoriteiten stellen hun nationale leden in kennis van:

a)      zaken waarin jurisdictiegeschillen zijn ontstaan of kunnen ontstaan;

b)      gecontroleerde afleveringen waarbij ten minste drie landen betrokken zijn, waaronder ten minste twee lidstaten;

c)      herhaalde problemen met of weigeringen van het uitvoeren van verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder die welke gebaseerd zijn op instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning.

7.           Nationale autoriteiten zijn in afzonderlijke gevallen niet verplicht informatie te verstrekken indien daardoor:

a)      wezenlijke nationale veiligheidsbelangen worden geschaad; of

b)      de veiligheid van een persoon in gevaar wordt gebracht.

8.           Dit artikel laat in bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen tussen lidstaten en derde landen gestelde voorwaarden, met inbegrip van door derde landen gestelde voorwaarden betreffende het gebruik van informatie nadat deze verstrekt is, onverlet.

9.           De in dit artikel bedoelde gegevens worden op gestructureerde, door Eurojust vastgestelde wijze verstrekt.

Artikel 22 Door Eurojust aan de bevoegde nationale autoriteiten verstrekte gegevens

1.           Eurojust verstrekt de bevoegde nationale autoriteiten gegevens over de resultaten van het verwerken van gegevens, onder meer over het bestaan van verbanden met reeds in het casemanagementsysteem opgenomen zaken. Deze informatie kan persoonsgegevens omvatten.

2.           Wanneer een bevoegde nationale autoriteit Eurojust om gegevens verzoekt, verstrekt Eurojust deze gegevens binnen de door die autoriteit vastgestelde termijn.

Artikel 23 Follow-up van verzoeken en adviezen van Eurojust

De bevoegde nationale autoriteiten behandelen de uit hoofde van artikel 4 gedane verzoeken en uitgebrachte adviezen van Eurojust zonder nodeloze vertraging. Indien de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat besluiten geen gevolg te geven aan een verzoek als bedoeld in artikel 4, lid 2, of aan een schriftelijk advies als bedoeld in artikel 4, lid 4 of lid 5, stellen zij Eurojust daarvan zonder nodeloze vertraging in kennis, met opgave van redenen. Wanneer de redenen voor de weigering om aan een verzoek te voldoen niet kunnen worden opgegeven omdat zulks wezenlijke nationale veiligheidsbelangen zou schaden of de veiligheid van personen in gevaar zou brengen, mogen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten operationele redenen aanvoeren.

Artikel 24 Casemanagementsysteem, register en tijdelijke werkbestanden

1.           Eurojust zet een casemanagementsysteem op dat bestaat uit tijdelijke werkbestanden en een register met in bijlage 2 genoemde persoonsgegevens en andere dan persoonsgegevens

2.           Doel van het casemanagementsysteem is:

a)      het ondersteunen van het beheer en de coördinatie van onderzoeken en vervolgingen die Eurojust helpt coördineren, met name door vergelijking van informatie;

b)      het vergemakkelijken van de toegang tot informatie over lopende onderzoeken en vervolgingen;

c)      het vergemakkelijken van het toezicht op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking en op de naleving van de desbetreffende bepalingen van deze verordening.

3.           Het casemanagementsysteem kan worden verbonden met de beveiligde telecommunicatieverbinding bedoeld in artikel 9 van Besluit 2008/976/JBZ.

4.           Het register bevat verwijzingen naar de tijdelijke werkbestanden die in het kader van Eurojust worden aangemaakt en mag geen andere persoonsgegevens bevatten dan die welke worden genoemd in de punten 1, onder a) tot en met i), k) en m), en 2, van bijlage 2.

5.           Bij het vervullen van hun taken, mogen de nationale leden gegevens betreffende de dossiers die zij in behandeling hebben, verwerken in een tijdelijk werkbestand. Zij bieden de functionaris voor gegevensbescherming toegang tot de tijdelijke werkbestanden. Telkens wanneer een nieuw tijdelijk werkbestand met persoonsgegevens wordt aangemaakt, stelt het betrokken nationale lid de functionaris voor gegevensbescherming daarvan in kennis.

6.           Voor de verwerking van operationele persoonsgegevens mag Eurojust geen ander geautomatiseerd bestand aanmaken dan een tijdelijk werkbestand.

7.           Het casemanagementsysteem en zijn tijdelijke werkbestanden worden voor gebruik door het Europees Openbaar Ministerie beschikbaar gesteld.

8.           De bepalingen inzake de toegang tot het casemanagementsysteem en de tijdelijke werkbestanden zijn mutatis mutandis van toepassing op het Europees Openbaar Ministerie. De informatie die door het Europees Openbaar Ministerie in het casemanagementsysteem, de tijdelijke werkbestanden en het register is opgenomen, is echter niet toegankelijk op nationaal niveau.

Artikel 25 Werking van de tijdelijke werkbestanden en van het register

1.           Het betrokken nationale lid maakt voor iedere zaak waarover hij of zij informatie krijgt verstrekt een tijdelijk werkbestand aan voor zover deze informatieverstrekking in overeenstemming is met deze verordening of met andere toepasselijke rechtsinstrumenten. Het nationale lid is verantwoordelijk voor het beheer van de tijdelijke werkbestanden die hij of zij heeft aangemaakt.

2.           Het nationale lid dat een tijdelijk werkbestand heeft aangemaakt, besluit per geval om ofwel de toegang tot het tijdelijk werkbestand beperkt te houden, ofwel andere nationale leden of door de administratief directeur gemachtigde personeelsleden van Eurojust toegang te geven tot dit bestand of tot delen ervan, indien dat nodig is om Eurojust in staat te stellen zijn taken te vervullen.

3.           Het nationale lid dat een tijdelijk werkbestand heeft aangemaakt, besluit welke informatie betreffende dit tijdelijke werkbestand in het register wordt opgenomen.

Artikel 26 Toegang tot het casemanagementsysteem op nationaal niveau

1.           De in artikel 20, lid 2, bedoelde personen, voor zover zij op het casemanagementsysteem zijn aangesloten, mogen alleen toegang hebben tot:

a)      het register, tenzij het nationale lid dat besloten heeft de gegevens in het register op te nemen die toegang uitdrukkelijk heeft geweigerd;

b)      door het nationale lid van hun lidstaat aangemaakte tijdelijke werkbestanden;

c)      door nationale leden van andere lidstaten aangemaakte tijdelijke werkbestanden waartoe het nationale lid van hun lidstaat toegang heeft gekregen, tenzij het nationale lid dat het tijdelijke werkbestand heeft aangemaakt, deze toegang uitdrukkelijk heeft geweigerd.

2.           Het nationale lid besluit, binnen de in lid 1 bepaalde grenzen, over de mate waarin in zijn of haar lidstaat toegang tot de tijdelijke werkbestanden wordt verleend aan de in artikel 20, lid 2, bedoelde personen, voor zover die op het casemanagementsysteem zijn aangesloten.

3.           Elke lidstaat besluit na overleg met zijn nationale lid over de mate waarin in die lidstaat toegang tot het register wordt verleend aan de in artikel 20, lid 2, bedoelde personen, voor zover die op het casemanagementsysteem zijn aangesloten. De lidstaten stellen Eurojust en de Commissie in kennis van hun besluit met betrekking tot de toepassing van dit lid. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis.

4.           Personen aan wie overeenkomstig lid 2 toegang is verleend, hebben ten minste toegang tot het register voor zover die toegang noodzakelijk is voor de toegang tot de tijdelijke werkbestanden waartoe hun toegang is verleend.

HOOFDSTUK IV INFORMATIEVERWERKING

Artikel 27 Verwerking van persoonsgegevens

1.           Voor zover noodzakelijk voor het vervullen van zijn uitdrukkelijk omschreven taak kan Eurojust in het kader van zijn bevoegdheden en om zijn operationele taken uit te voeren, overeenkomstig deze verordening uitsluitend de onder punt 1 van bijlage 2 bedoelde persoonsgegevens verwerken, langs geautomatiseerde weg of in gestructureerde manuele bestanden, van personen die op grond van de nationale wetgeving van de betrokken lidstaten worden verdacht van het plegen van of deelnemen aan een strafbaar feit ten aanzien waarvan Eurojust bevoegd is, of die veroordeeld zijn voor een dergelijk feit.

2.           Eurojust mag uitsluitend de onder punt 2 van bijlage 2 bedoelde persoonsgegevens verwerken van personen die op grond van de nationale wetgeving van de betrokken lidstaten worden beschouwd als getuigen of slachtoffers in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of een strafrechtelijke vervolging inzake een of meer van de in artikel 3 bedoelde vormen van criminaliteit en strafbare feiten, alsook van personen jonger dan 18 jaar. Dergelijke persoonsgegevens mogen alleen worden verwerkt indien dit strikt noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de uitdrukkelijk omschreven taak van Eurojust, in het kader van zijn bevoegdheden en om zijn operationele taken uit te voeren.

3.           In uitzonderlijke gevallen kan Eurojust voor een bepaalde periode, die niet langer duurt dan nodig is voor het sluiten van de zaak in verband waarmee de gegevens worden verwerkt, ook andere dan de in de leden 1 en 2 bedoelde persoonsgegevens verwerken die betrekking hebben op de omstandigheden van een feit, indien deze gegevens van onmiddellijk belang zijn voor en deel uitmaken van lopende onderzoeken die Eurojust coördineert of helpt coördineren en indien de verwerking strikt noodzakelijk is voor de in lid 1 genoemde doeleinden. De in artikel 31 bedoelde gegevensbeschermingsfunctionaris wordt onmiddellijk in kennis gesteld van de toepassing van dit lid en van de specifieke omstandigheden die de noodzaak van de verwerking van dergelijke persoonsgegevens rechtvaardigen. Wanneer die andere gegevens betrekking hebben op getuigen of slachtoffers in de zin van lid 2, wordt het besluit tot verwerking door ten minste twee nationale leden gezamenlijk genomen.

4.           Langs geautomatiseerde weg of op andere wijze verwerkte persoonsgegevens waaruit ras of etnische afkomst, politieke overtuiging, godsdienstige of andere levensbeschouwing of lidmaatschap van een vakvereniging blijkt, alsmede persoonsgegevens die betrekking hebben op gezondheid of seksueel gedrag, mogen door Eurojust alleen worden verwerkt wanneer deze gegevens strikt noodzakelijk zijn voor het betrokken nationale onderzoek alsmede voor de coördinatie binnen Eurojust en als zij andere reeds verwerkte persoonsgegevens aanvullen. De functionaris voor gegevensbescherming wordt er onmiddellijk van in kennis gesteld dat dit lid is toegepast. Deze gegevens mogen niet worden verwerkt in het in artikel 24, lid 4, bedoelde register. Wanneer die andere gegevens betrekking hebben op getuigen of slachtoffers in de zin van lid 2, wordt het besluit tot verwerking genomen door het college.

5.           Verordening (EG) nr. 45/2001 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door Eurojust in het kader van zijn werkzaamheden. Deze verordening vormt een specificatie van en aanvulling op Verordening (EG) nr. 45/2001 voor wat door Eurojust ten behoeve van zijn operationele taken verwerkte persoonsgegevens betreft.

Artikel 28 Bewaartermijn van persoonsgegevens

1.           Door Eurojust verwerkte persoonsgegevens mogen niet langer worden bewaard dan het moment waarop de eerste van de volgende data van toepassing is:

a)      de datum waarop in alle bij de opsporing en vervolging betrokken lidstaten de geldende termijn voor verjaring van het recht van strafvordering is verstreken;

b)      de datum waarop de betrokkene wordt vrijgesproken en de rechterlijke uitspraak definitief is geworden;

c)      drie jaar na de definitieve rechterlijke beslissing in de laatste van de lidstaten die betrokken zijn bij de opsporing of de vervolging;

d)      de datum waarop Eurojust en de betrokken lidstaten in onderling overleg hebben geconstateerd of zijn overeengekomen dat Eurojust de coördinatie van het onderzoek en de vervolging niet meer hoeft voort te zetten, tenzij er overeenkomstig artikel 21, lid 5 of lid 6 een verplichting is Eurojust deze informatie te verstrekken;

e)      drie jaar na de datum waarop overeenkomstig artikel 21 lid 6 of lid 7, gegevens werden verstrekt.

2.           De naleving van de in lid 1, onder a), b), c) en d), bedoelde bewaringstermijn wordt permanent gecontroleerd door middel van adequate geautomatiseerde verwerking. Na de invoering van de gegevens wordt evengoed om de drie jaar nagegaan of de bewaring noodzakelijk is. Als persoonsgegevens zoals bedoeld in artikel 27, lid 4, worden opgeslagen gedurende een periode van meer dan vijf jaar, wordt de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming hiervan in kennis gesteld.

3.           Wanneer een in lid 1, onder a), b), c) of d), bedoelde termijn is verstreken, gaat Eurojust na of het voor de uitvoering van zijn taken nodig is de gegevens verder te bewaren en kan het besluiten om de gegevens bij uitzondering tot de volgende controle te bewaren. De redenen voor verdere bewaring worden onderbouwd en geregistreerd. Als er niet wordt besloten tot verdere bewaring van de persoonsgegevens, worden deze gegevens automatisch na drie jaar gewist. Wanneer evenwel in alle betrokken lidstaten de geldende termijn voor verjaring van het recht van strafvordering is verstreken als bedoeld in lid 1, onder a), mogen de gegevens alleen worden bewaard voor zover zulks noodzakelijk is om Eurojust in staat te stellen overeenkomstig deze verordening bijstand te verlenen.

4.           Wanneer gegevens overeenkomstig lid 3 langer zijn bewaard dan de in lid 1 bedoelde data, wordt om de drie jaar door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming nagegaan of de bewaring noodzakelijk is.

5.           Wanneer een dossier niet-geautomatiseerde en niet-gestructureerde gegevens omvat en de bewaringstermijn van het laatste geautomatiseerde gegeven uit het dossier verstreken is, worden alle stukken van het dossier teruggestuurd naar de instantie die deze heeft verstrekt en worden alle kopieën daarvan vernietigd.

6.           Indien Eurojust een onderzoek of vervolging heeft gecoördineerd, stellen de betrokken nationale leden, met name ter toepassing van lid 1, onder b), Eurojust en de overige betrokken lidstaten in kennis van alle definitieve rechterlijke uitspraken betreffende deze zaak.

Artikel 29 Registratie en documentatie

1.           Eurojust houdt gegevens bij betreffende de verzameling, wijziging, toegang, bekendmaking, samenvoeging of uitwissing van voor operationele doeleinden gebruikte persoonsgegevens teneinde te controleren of de gegevensverwerking rechtmatig is, interne controle uit te oefenen en de integriteit en de beveiliging van de gegevens te waarborgen. Dergelijke registratie of documentatie wordt na 18 maanden weer verwijderd, tenzij de gegevens nog nodig zijn voor een lopende controle.

2.           Op grond van lid 1 bijgehouden registratie en documentatie wordt op verzoek meegedeeld aan de Europees Toezichthouder voor gegevensverwerking. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming gebruikt die informatie uitsluitend om de gegevensverwerking te controleren, voor een passende gegevensverwerking te zorgen en de integriteit en beveiliging van de gegevens te waarborgen.

Artikel 30 Geautoriseerde toegang tot persoonsgegevens

Alleen de nationale leden, hun adjuncten en hun medewerkers, de in artikel 20, lid 2, bedoelde personen voor zover die op het casemanagementsysteem zijn aangesloten, en het geautoriseerde personeel van Eurojust hebben ter vervulling van de taken van Eurojust en binnen de in de artikelen 24, 25 en 26 gestelde grenzen, toegang tot de voor zijn operationele taken door Eurojust verwerkte persoonsgegevens.

Artikel 31  Aanstelling van de functionaris voor gegevensbescherming

1.           De raad van bestuur stelt overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 45/2001 een functionaris voor gegevensbescherming aan.

2.           Bij het nakomen van de verplichtingen van artikel 24 van Verordening (EG) nr. 45/2001 dient de functionaris voor gegevensbescherming:

a)      te waarborgen dat de doorgifte van persoonsgegevens schriftelijk wordt vastgelegd;

b)      samen te werken met de personeelsleden van Eurojust die verantwoordelijk zijn voor procedures, opleiding en advies op het gebied van gegevensverwerking;

c)      een jaarverslag op te stellen en dit voor te leggen aan het college en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

3.           Bij het verrichten van zijn of haar taken heeft de functionaris voor gegevensbescherming toegang tot alle door Eurojust verwerkte gegevens en tot alle dienstruimten van Eurojust.

4.           Voor zover nodig voor de verrichting van hun taken hebben de personeelsleden van Eurojust die de functionaris voor gegevensverwerking bijstaan bij het verrichten van zijn of haar taken, toegang tot de bij Eurojust verwerkte persoonsgegevens en tot de dienstruimten van Eurojust.

5.           Indien de functionaris voor gegevensbescherming van oordeel is dat de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001 of de onderhavige verordening met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens niet worden nageleefd, stelt hij of zij de administratief directeur hiervan in kennis, waarbij hij of zij hem of haar verzoekt om deze situatie van niet-naleving binnen een bepaalde termijn op te lossen. Indien de administratief directeur deze situatie van niet-naleving niet binnen de gestelde termijn oplost, legt de functionaris voor gegevensbescherming de zaak voor aan het college, en komt hij of zij met het college een bepaalde antwoordtermijn overeen. Indien het college deze situatie van niet-naleving niet binnen de gestelde termijn oplost, legt de functionaris voor gegevensbescherming de zaak voor aan de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

6.           De raad van bestuur stelt de in artikel 24, lid 8, van Verordening (EG) nr. 45/2001 bedoelde uitvoeringsvoorschriften vast.

Artikel 32 Voorschriften inzake de uitoefening van het recht van toegang

1.           Elke betrokkene die het recht van toegang tot persoonsgegevens wil uitoefenen, kan daartoe kosteloos een aanvraag indienen bij de daartoe aangewezen autoriteit in de lidstaat van zijn keuze. Die autoriteit geeft de aanvraag onmiddellijk, en in ieder geval binnen een maand na ontvangst, door aan Eurojust.

2.           Eurojust beantwoordt de aanvraag onmiddellijk, en in ieder geval binnen drie maanden nadat het dit heeft ontvangen.

3.           Eurojust raadpleegt de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten alvorens een beslissing te nemen. Een besluit betreffende de toegang tot gegevens veronderstelt nauwe samenwerking tussen Eurojust en de lidstaten waarvoor de verstrekking van die gegevens van rechtstreeks belang is. Indien een lidstaat bezwaar maakt tegen het door Eurojust voorgestelde antwoord, stelt hij Eurojust in kennis van de redenen voor dit bezwaar.

4.           Wanneer het recht van toegang is beperkt overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 45/2001, stelt Eurojust de betrokkene hiervan overeenkomstig artikel 20, lid 3, van die verordening schriftelijk in kennis. De voornaamste redenen hoeven niet te worden meegedeeld indien de beperking ten gevolge van het verstrekken van dergelijke informatie haar effect zou verliezen. De betrokkene wordt er ten minste van in kennis gesteld dat alle nodige controles door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming hebben plaatsgevonden.

5.           Eurojust legt vast waarom er geen informatie wordt verstrekt over de voornaamste redenen van de toepassing van de in lid 4 bedoelde beperking.

6.           De aanvraag wordt behandeld en er wordt over beslist, namens Eurojust, door de nationale leden voor wie zij bestemd is. De aanvraag wordt binnen drie maanden na ontvangst afgehandeld. Bij gebreke van overeenstemming tussen de leden verwijzen deze de zaak naar het college, dat met een tweederde meerderheid over de aanvraag beslist.

7.           Wanneer de Europees Toezichthouder voor gegevensbescherming op grond van de artikelen 46 en 47 van Verordening (EG) nr. 45/2001 de rechtmatigheid controleert van de verwerking door Eurojust, stelt hij of zij de betrokkene er ten minste van in kennis dat alle nodige controles door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming hebben plaatsgevonden.

Artikel 33 Recht van correctie, van uitwissing en van beperking van verwerking

1.           Indien de persoonsgegevens die moeten worden gecorrigeerd of uitgewist of aan de verwerking waarvan beperkingen moeten worden gesteld overeenkomstig de artikelen 14, 15 of 16 van Verordening (EG) nr. 45/2001, Eurojust zijn verstrekt door derde landen, internationale organisaties, private partijen of privépersonen of het resultaat zijn van de eigen analyses van Eurojust, corrigeert of wist Eurojust de betrokken gegevens, of stelt Eurojust beperkingen aan de verwerking ervan.

2.           Indien de persoonsgegevens die moeten worden gecorrigeerd of uitgewist of aan de verwerking waarvan beperkingen moeten worden gesteld overeenkomstig de artikelen 14, 15 of 16 van Verordening (EG) nr. 45/2001, Eurojust rechtstreeks zijn verstrekt door de lidstaten, corrigeert of wist Eurojust de betrokken gegevens, of stelt het beperkingen aan de verwerking ervan in samenwerking met de lidstaten.

3.           Indien onjuiste gegevens via een andere passende weg zijn verstrekt of indien de onjuistheden in de door de lidstaten verstrekte gegevens te wijten zijn aan foutieve doorgifte of in strijd met deze verordening werden verstrekt of indien de onjuistheden het gevolg zijn van foutieve of met deze verordening strijdige invoer, verwerking of opslag door Eurojust, corrigeert of wist Eurojust deze gegevens, in samenwerking met de betrokken lidstaten.

4.           In de in de artikelen 14, 15 of 16 van Verordening (EG) nr. 45/2001 bedoelde gevallen worden alle ontvangers van dergelijke gegevens onverwijld in kennis gesteld overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 45/2001. Overeenkomstig de toepasselijke regels corrigeren of wissen de ontvangers deze gegevens, of stellen zij beperkingen aan de verwerking ervan in hun systemen.

5.           Eurojust stelt de betrokkene er onverwijld en in ieder geval binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek schriftelijk van in kennis dat de hem betreffende gegevens zijn gecorrigeerd of gewist, of dat aan de verwerking ervan beperkingen zijn gesteld.

6.           Eurojust stelt de betrokkene schriftelijk in kennis van elke weigering om over te gaan tot correctie of uitwissing of tot beperking van de verwerking, en van de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of om een rechtsmiddel in te stellen.

Artikel 34 Verantwoordelijkheid voor de gegevensbescherming

1.           Eurojust verwerkt persoonsgegevens zodanig dat kan worden vastgesteld welke instantie de gegevens heeft verstrekt of uit welke bron de persoonsgegevens afkomstig zijn.

2.           De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de persoonsgegevens ligt bij de lidstaat die de persoonsgegevens aan Eurojust heeft verstrekt en bij Eurojust voor die gegevens die zijn verstrekt door EU-organen, derde landen of internationale organisaties, alsmede voor persoonsgegevens die door Eurojust zijn ontleend aan openbare bronnen.

3.           De verantwoordelijkheid voor de naleving van Verordening (EG) nr. 45/2001 en de onderhavige verordening ligt bij het Eurojust. De verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van de overdracht van persoonsgegevens die door de lidstaten aan Eurojust worden verstrekt, ligt bij de lidstaat die de persoonsgegevens verstrekt, en die voor de rechtmatigheid van de overdracht van persoonsgegevens die door Eurojust aan de lidstaten, EU-organen en derde landen of organisaties worden verstrekt, ligt bij het Eurojust.

4.           Onverminderd andere bepalingen van deze verordening is Eurojust verantwoordelijk voor alle gegevens die het verwerkt.

Artikel 35 Samenwerking tussen de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de nationale gegevensbeschermingsinstanties

1.           De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werkt nauw samen met de nationale autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op gegevensbescherming bij specifieke kwesties waarvoor nationale betrokkenheid vereist is, met name in het geval dat de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of een nationale instantie die bevoegd is voor toezicht op gegevensbescherming grote verschillen tussen praktijken van de lidstaten of een potentieel onrechtmatige gegevensoverdracht via de kanalen van Eurojust constateert, dan wel in de context van vragen van een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten over de uitvoering en de uitlegging van deze verordening.

2.           In de gevallen die worden genoemd in lid 1, wisselen de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de nationale instanties die bevoegd zijn voor het toezicht op gegevensbescherming, elk binnen de eigen bevoegdheden, relevante informatie uit, staan zij elkaar bij in de uitvoering van audits en inspecties, behandelen zij problemen bij de uitlegging of toepassing van deze verordening, buigen zij zich over problemen bij de uitoefening van het onafhankelijk toezicht of bij de uitoefening van de rechten van betrokkenen, stellen zij geharmoniseerde voorstellen voor gemeenschappelijke oplossingen voor problemen op, en vestigen zij de aandacht op gegevensbeschermingsrechten, voor zover noodzakelijk.

3.           De nationale toezichthoudende autoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming komen zo nodig bijeen voor de in dit artikel vastgestelde doeleinden. De kosten en logistieke ondersteuning van deze bijeenkomsten komen ten laste van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Tijdens de eerste bijeenkomst wordt een reglement van orde vastgesteld. Indien noodzakelijk worden in onderling overleg verdere werkmethoden ontwikkeld.

Artikel 36 Recht om een klacht in te dienen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

1.           Indien een door een betrokkene op grond van artikel 32, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 ingediende klacht betrekking heeft op een besluit als bedoeld in artikel 32 of 33, raadpleegt de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming de nationale toezichthoudende autoriteiten of de bevoegde rechter van de lidstaat waarvan de gegevens afkomstig zijn dan wel van de rechtstreeks betrokken lidstaat. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming neemt zijn beslissing, die een weigering kan inhouden om gegevens te verstrekken, in nauw overleg met de nationale toezichthoudende instantie of de bevoegde rechter.

2.           Indien de klacht betrekking heeft op de verwerking van door een lidstaat aan Eurojust verstrekte gegevens, vergewist de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zich ervan dat de nodige controles correct zijn uitgevoerd, en dit in nauw overleg met de nationale toezichthoudende instantie van de lidstaat die de gegevens heeft verstrekt.

3.           Indien de klacht betrekking heeft op de verwerking van door organen van de EU, derde landen of organisaties of private partijen aan Eurojust verstrekte gegevens, vergewist de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zich ervan dat Eurojust de nodige controles heeft uitgevoerd.

Artikel 37 Aansprakelijkheid voor ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens

1            Eurojust is overeenkomstig artikel 340 van het Verdrag aansprakelijk voor elke schade die aan een particulier is berokkend als gevolg van ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens door Eurojust.

2.           Klachten tegen Eurojust op grond van de in lid 1 bedoelde aansprakelijkheid worden ingediend bij het Hof van Justitie overeenkomstig artikel 268 van het Verdrag.

3.           Elke lidstaat is, overeenkomstig zijn nationaal recht, aansprakelijk voor elke schade die aan een particulier is berokkend als gevolg van ongeoorloofde of onjuiste verwerking door die lidstaat van gegevens die aan Eurojust zijn meegedeeld.

HOOFDSTUK V BETREKKINGEN MET PARTNERS

AFDELING I GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 38 Gemeenschappelijke bepalingen

1.           Voor zover noodzakelijk voor de verrichting van zijn taken kan Eurojust samenwerkingsverbanden aangaan en onderhouden met organen en agentschappen van de Unie overeenkomstig de doelstellingen van deze organen en agentschappen, alsook met de bevoegde autoriteiten van derde landen, internationale organisaties en de Internationale Politieorganisatie (Interpol).

2.           Voor zover relevant voor de verrichting van zijn taken en behoudens de beperkingen op grond van artikel 21, lid 8, kan Eurojust direct alle informatie, met uitzondering van persoonsgegevens, uitwisselen met de in lid 1 bedoelde entiteiten.

3.           Eurojust kan persoonsgegevens van de in lid 1 bedoelde entiteiten overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 45/2001 ontvangen en deze verwerken voor zover nodig voor het verrichten van zijn taken en behoudens de bepalingen van afdeling IV.

4.           Persoonsgegevens mogen door Eurojust alleen aan derde landen, internationale organisaties en Interpol worden doorgegeven, indien dit nodig is voor de preventie en bestrijding van criminaliteit die onder de bevoegdheid van Eurojust valt en behoudens deze verordening Indien de over te dragen gegevens zijn verstrekt door een lidstaat, vraagt Eurojust eerst die lidstaat om toestemming, tenzij:

a)      de toestemming kan worden verondersteld aangezien de lidstaat geen uitdrukkelijke beperkingen heeft gesteld aan verdere overdracht; of

b)      de lidstaat aan een dergelijke verdere overdracht zijn voorafgaande goedkeuring heeft gegeven, in algemene zin dan wel behoudens specifieke voorwaarden. Deze goedkeuring kan te allen tijde worden ingetrokken.

5.           Verdere doorgifte aan derden van persoonsgegevens die lidstaten, organen of agentschappen van de Unie, derde landen en internationale organisaties of Interpol hebben ontvangen van Eurojust is verboden, tenzij Eurojust, na de omstandigheden van het betrokken geval te hebben onderzocht, hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft verleend en mits doorgifte een specifiek doel dient dat niet onverenigbaar is met het doel waarvoor de gegevens waren toegezonden.

AFDELING II BETREKKINGEN MET PARTNERS

Artikel 39 Samenwerking met het Europees justitieel netwerk en andere netwerken van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken

1.           Eurojust en het Europees justitieel netwerk in strafzaken onderhouden met elkaar bevoorrechte betrekkingen, die gebaseerd zijn op overleg en complementariteit, met name tussen het nationale lid, de contactpunten van het Europees justitieel netwerk van een zelfde lidstaat en de nationale correspondenten voor Eurojust en het Europees justitieel netwerk. Ten behoeve van een efficiënte samenwerking worden de volgende maatregelen genomen:

a)      de nationale leden brengen de contactpunten van het Europees justitieel netwerk per geval op de hoogte van alle zaken die in hun ogen beter door het netwerk kunnen worden behandeld;

b)      het secretariaat van het Europees justitieel netwerk maakt deel uit van het personeel van Eurojust. Het vormt een aparte eenheid. Het kan beschikken over de administratieve middelen van Eurojust die het nodig heeft om de taken van het Europees justitieel netwerk te kunnen vervullen, onder meer voor dekking van de kosten van de plenaire vergaderingen van het netwerk;

c)      De contactpunten van het Europees justitieel netwerk kunnen ad hoc worden uitgenodigd voor de vergaderingen van Eurojust.

2.           De werknemers van de secretariaten van het netwerk voor gemeenschappelijke onderzoeksteams en van het bij Besluit 2002/494/JBZ opgezette netwerk behoren tot het personeel van Eurojust. Deze secretariaten vormen aparte eenheden. Zij kunnen beschikken over de administratieve middelen van Eurojust die zij nodig hebben om hun taken te kunnen vervullen. Eurojust zorgt voor de coördinatie tussen de secretariaten. Dit lid is van toepassing op het secretariaat van elk bij Raadsbesluit opgezet nieuw netwerk indien in dat besluit wordt bepaald dat Eurojust daarvoor het secretariaat levert.

3.           Het bij Besluit 2008/852/JBZ opgezette netwerk kan Eurojust verzoeken een secretariaat voor het netwerk te leveren. Indien dat verzoek wordt gedaan, is lid 2 van toepassing.

Artikel 40 Betrekkingen met Europol

1.           Eurojust neemt alle nodige maatregelen om Europol in staat te stellen om binnen de grenzen van zijn mandaat op basis van een hit/no hit-systeem indirecte toegang te verkrijgen tot informatie die Eurojust is verstrekt, onverminderd eventuele beperkingen die door de informatieverstrekkers – de lidstaten, organen van de Unie, derde landen, internationale organisaties of Interpol – zijn gesteld. Indien een zoekopdracht een hit oplevert, start Eurojust de procedure op grond waarvan de informatie die tot de hit heeft geleid, mag worden gedeeld, met inachtneming van het besluit van de lidstaat, het orgaan van de Unie, het derde land, de internationale organisatie of interpol, waardoor de informatie aan Eurojust is verstrekt.

2.           Zoekopdrachten naar informatie overeenkomstig lid 1 worden slechts uitgevoerd om na te gaan of informatie die beschikbaar is bij Eurojust overeenkomt met door Europol verwerkte informatie.

3.           Eurojust staat zoekopdrachten overeenkomstig lid 1 slechts toe nadat het van Europol heeft vernomen welke personeelsleden zijn gemachtigd om dergelijke zoekopdrachten uit te voeren.

4.           Indien tijdens de informatieverwerkingsactiviteiten van Eurojust met betrekking tot een individueel onderzoek Eurojust of een lidstaat coördinatie, samenwerking of ondersteuning overeenkomstig het mandaat van Europol nodig acht, brengt Eurojust hen hiervan op de hoogte en start het de procedure voor informatie-uitwisseling, met inachtneming van het besluit van de lidstaat die de informatie heeft verstrekt. In een dergelijk geval overlegt Eurojust met Europol.

5.           Europol neemt de algemene of specifieke toegangs- of gebruiksbeperkingen in acht die lidstaten, organen of agentschappen van de Unie, derde landen, internationale organisaties of Interpol hebben gesteld.

Artikel 41 Betrekkingen met het Europees Openbaar Ministerie

1.           Eurojust creëert en onderhoudt een bijzondere band met het Europees Openbaar Ministerie, die gebaseerd is op nauwe samenwerking en de ontwikkeling van de hieronder beschreven operationele, administratieve en beheersmatige verbanden tussen beide organen. Daartoe komen de Europese openbare aanklager en de voorzitter van Eurojust regelmatig bijeen om kwesties van gemeenschappelijk belang te bespreken.

2.           Eurojust zal elk verzoek om ondersteuning van het Europees Openbaar Ministerie onverwijld in behandeling nemen en dergelijke verzoeken in voorkomend geval behandelen alsof zij afkomstig waren van een voor justitiële samenwerking bevoegde nationale autoriteit.

3.           Indien nodig maakt Eurojust gebruik van de overeenkomstig artikel 20 opgezette nationale coördinatiesystemen van Eurojust, alsook van de betrekkingen die het heeft aangeknoopt met derde landen, met inbegrip van zijn verbindingsmagistraten, teneinde de overeenkomstig lid 1 tot stand gebrachte samenwerking te ondersteunen.

4.           De samenwerking die overeenkomstig lid 1 is aangegaan, houdt de uitwisseling in van informatie, waaronder persoonsgegevens. Aldus uitgewisselde gegevens worden alleen gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt. Elk ander gebruik van de gegevens is slechts toegestaan voor zover dergelijk gebruik binnen de opdracht valt van het orgaan dat de gegevens ontvangt en met voorafgaande toestemming van het orgaan dat de gegevens heeft verstrekt.          

5.           Om na te gaan of informatie die beschikbaar is bij Eurojust overeenkomt met de door het Europees Openbaar Ministerie verwerkte informatie, stelt Eurojust een mechanisme in voor automatische kruiscontrole van in zijn casemanagementsysteem opgenomen gegevens. Telkens wanneer een overeenkomst wordt gevonden tussen gegevens die het Europees Openbaar Ministerie in het casemanagementsysteem heeft ingevoerd en die welke daarin door Eurojust zijn ingevoerd, wordt het feit dat er een overeenkomst is, meegedeeld aan zowel Eurojust en het Europees Openbaar Ministerie als de lidstaat die de betrokken gegevens aan Eurojust verstrekte. Wanneer de gegevens door een derde waren verstrekt, deelt Eurojust de ontdekte overeenkomst alleen met toestemming van het Europees Openbaar Ministerie aan die derde mee.

6.           Eurojust wijst de personeelsleden aan die bevoegd zijn de resultaten van het kruiscontrolemechanisme in te zien en stelt het Europees Openbaar Ministerie daarvan in kennis.

7.           Eurojust ondersteunt het functioneren van het Europees Openbaar Ministerie door middel van door zijn personeelsleden te verlenen diensten. Deze ondersteuning omvat in ieder geval:

a)      technische ondersteuning bij het opstellen van de jaarlijkse begroting, het programmeringsdocument met de jaarlijkse en meerjarige programmering en het beheersplan;

b)      technische ondersteuning bij personeelsaanwerving en loopbaanbegeleiding;

c)      beveiligingsdiensten;

d)      diensten in verband met informatietechnologie;

e)      diensten op het gebied van financieel beheer, boekhouding en audit;

f)       overige diensten van gezamenlijk belang.

De details van de te verlenen diensten worden vastgelegd in een overeenkomst tussen Eurojust en het Europees openbaar ministerie.

8.           De Europese openbare aanklager kan schriftelijke adviezen richten tot het college, waarop het college onverwijld schriftelijk reageert. Dergelijke schriftelijke adviezen worden in ieder geval aangeboden bij iedere vaststelling door het college van de jaarlijkse begroting en het jaarlijkse werkprogramma.

Artikel 42 Betrekkingen met andere organen en agentschappen van de Unie

1.           Eurojust zal samenwerkingsverbanden aangaan en onderhouden met het Europees netwerk voor justitiële opleiding.

2.           OLAF kan bijdragen aan de coördinatiewerkzaamheden van Eurojust op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Unie in overeenstemming met zijn mandaat krachtens Verordening (EU, Euratom) nr. …/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en van de Raad en van Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad.

3.           Ten behoeve van de ontvangst en de overdracht van gegevens tussen Eurojust en het OLAF en onverminderd artikel 8, zien de lidstaten erop toe dat de nationale leden van Eurojust uitsluitend ter fine van toepassing van de Verordeningen (EG) nr. 1073/1999 en (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad[19] als bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden aangemerkt. De gegevensuitwisseling tussen OLAF en de nationale leden laat de informatie die krachtens deze verordeningen aan andere bevoegde instanties moet worden verstrekt, onverlet.

Deel III INTERNATIONALE SAMENWERKING

Artikel 43 Betrekkingen met de autoriteiten van derde landen en internationale organisaties

1.           Eurojust kan werkafspraken maken met de in artikel 38, lid 1, bedoelde entiteiten.

2.           Eurojust kan ter bevordering van de samenwerking met instemming van de bevoegde autoriteiten contactpunten in derde landen aanwijzen.

AFDELING IV DOORGIFTE VAN PERSOONSGEGEVENS

Artikel 44 Doorgifte van persoonsgegevens aan organen of agentschappen van de Unie

Behoudens eventuele beperkingen op grond van artikel 21, lid 8, kan Eurojust persoonsgegevens direct aan de organen of agentschappen van de Unie doorgeven, voor zover dit nodig is voor de verrichting van zijn taken of van die van het ontvangende orgaan of agentschap van de Unie.

Artikel 45 Doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen en internationale organisaties

1.           Voor zover nodig voor de verrichting van zijn taken, kan Eurojust persoonsgegevens doorgeven aan een autoriteit van een derde land, een internationale organisatie of Interpol, zij het uitsluitend op basis van:

a)      een overeenkomstig de artikelen 25 en 31 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad[20] genomen besluit van de Commissie dat het land of de internationale organisatie in kwestie, dan wel een gegevensverwerkende sector binnen dat derde land of die internationale organisatie waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt (adequaatheidsbesluit); of

b)      een internationale overeenkomst tussen de Unie en dat derde land of die internationale organisatie op grond van artikel 218 van het Verdrag waarin passende waarborgen zijn opgenomen betreffende de bescherming van het privéleven en van de fundamentele rechten en vrijheden van burgers; of

c)      een tussen Eurojust en dat derde land of die internationale organisatie overeenkomstig artikel 27 van Besluit 2002/187/JBZ gesloten samenwerkingsovereenkomst.

Voor dergelijke doorgiften is geen nadere toestemming nodig. Eurojust mag werkafspraken maken ter uitvoering van dergelijke overeenkomsten of adequaatheidsbesluiten.

2.           In afwijking van lid 1 mag Eurojust de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen, internationale organisaties of Interpol in individuele gevallen toestaan indien:

a)      de doorgifte van de gegevens absoluut noodzakelijk is om de essentiële belangen van een of meer lidstaten overeenkomstig de doelstellingen van Eurojust te beschermen;

b)      de doorgifte van de gegevens absoluut noodzakelijk is om een dreigend gevaar met betrekking tot criminaliteit of terroristische misdrijven af te wenden;

c)      de doorgifte anderszins noodzakelijk of wettelijk verplicht is vanwege zwaarwegende algemene belangen van de Unie of haar lidstaten, zoals erkend in het recht van de Unie of het nationale recht, of voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte; of

d)      de doorgifte noodzakelijk is om een vitaal belang van de betrokkene of een andere persoon te beschermen.

3.           Daarnaast kan het college, in overleg met de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, een reeks doorgiften overeenkomstig de bovenstaande punten a) tot en met d) toestaan, met inachtneming van de waarborgen betreffende de bescherming van het privéleven en van de fundamentele rechten en vrijheden van burgers, voor een verlengbare periode van maximaal een jaar.

4.           De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming wordt in kennis gesteld van gevallen waarin lid 3 is toegepast.

5.           Eurojust kan administratieve persoonsgegevens doorgeven overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 46 In derde landen gedetacheerde verbindingsmagistraten

1.           Ter vergemakkelijking van de justitiële samenwerking met derde landen in zaken waarin Eurojust bijstand biedt overeenkomstig deze verordening, kan het college verbindingsmagistraten detacheren in een derde land, onder voorbehoud van een werkafspraak met dat derde land zoals bedoeld in artikel 43.

2.           De in lid 1 bedoelde verbindingsmagistraat moet ervaring hebben met Eurojust en een toereikende kennis hebben van justitiële samenwerking en van de werking van Eurojust. Voor detachering van een verbindingsmagistraat namens Eurojust is voorafgaande instemming van de magistraat en van diens lidstaat vereist.

3.           Indien de bij Eurojust gedetacheerde verbindingsmagistraat verkozen is uit nationale leden, adjuncten of medewerkers,

a)      wordt hij of zij door de betrokken lidstaat in zijn of haar functie als nationaal lid, adjunct of medewerker vervangen;

b)      mag hij of zij niet meer de hem of haar door artikel 8 toegekende bevoegdheden uitoefenen.

4.           Onverminderd artikel 110 van het Statuut stelt het college voorschriften op voor de detachering van verbindingsmagistraten en stelt het de daarvoor nodige uitvoeringsregeling vast, in overleg met de Commissie.

5.           Op de activiteiten van de door Eurojust gedetacheerde verbindingsmagistraten wordt toezicht uitgeoefend door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. De verbindingsmagistraten brengen verslag uit aan het college, dat op passende wijze het Europees Parlement en de Raad in het jaarverslag informeert over hun activiteiten. De verbindingsmagistraten brengen de nationale leden en de bevoegde nationale autoriteiten op de hoogte van alle hun lidstaat betreffende zaken.

6.           De bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de verbindingsmagistraten bedoeld in lid 1 kunnen rechtstreeks met elkaar in contact treden. In dat geval brengt de verbindingsmagistraat het betrokken nationale lid op de hoogte van een dergelijk contact.

7.           De in lid 1 bedoelde verbindingsmagistraten worden aangesloten op het casemanagementsysteem.

Artikel 47 Verzoeken om justitiële samenwerking aan en van derde landen

1.           Eurojust coördineert de tenuitvoerlegging van verzoeken om justitiële samenwerking van een derde land wanneer deze verzoeken onderdeel zijn van hetzelfde onderzoek en tenuitvoerlegging in ten minste twee lidstaten vereist is. Dergelijke verzoeken mogen ook door een bevoegde nationale instantie aan Eurojust worden doorgegeven.

2.           In noodgevallen, en overeenkomstig artikel 19, kan de coördinatie met oproepdienst (OCC) de in lid 1 van dit artikel bedoelde verzoeken van een derde staat die een werkafspraak met Eurojust heeft gemaakt, in ontvangst nemen en behandelen.

3.           Onverminderd artikel 3, lid 3, faciliteert Eurojust, wanneer er verzoeken worden gedaan voor justitiële samenwerking die betrekking hebben op hetzelfde onderzoek en tenuitvoerlegging in een derde land vergen, justitiële samenwerking met dat derde land.

HOOFDSTUK VI FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 48 Begroting

1.           Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van Eurojust geraamd en vervolgens in de begroting van Eurojust weergegeven.

2.           De ontvangsten en uitgaven van Eurojust moeten in evenwicht zijn.

3.           Onverminderd andere inkomsten, omvatten de ontvangsten van Eurojust:

a)      een bijdrage van de Unie die wordt opgenomen in de algemene begroting van de Europese Unie;

b)      eventuele vrijwillige financiële bijdragen van de lidstaten;

c)      vergoedingen voor publicaties en andere door Eurojust verrichte diensten;

d)      ad-hocsubsidies.

4.           De uitgaven van Eurojust omvatten de bezoldiging van het personeel, uitgaven voor administratie en infrastructuur, operationele uitgaven.

Artikel 49 Vaststelling van de begroting

1.           Elk jaar stelt de administratief directeur een ontwerpraming op van de ontvangsten en uitgaven van Eurojust voor het volgende begrotingsjaar, inclusief de personeelsformatie, en zendt deze toe aan het college.

2.           Op basis van dit ontwerp stelt het college voor het volgende begrotingsjaar een voorlopige ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van Eurojust op.

3.           De voorlopige ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van Eurojust wordt elk jaar uiterlijk op 31 januari aan de Europese Commissie toegezonden. Het college zendt de Commissie uiterlijk op 31 maart een definitieve ontwerpraming toe, die tevens een ontwerp van personeelsformatie bevat.

4.           De Commissie zendt de raming, samen met het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, toe aan het Europees Parlement en de Raad (de begrotingsautoriteit).

5.           Op basis van de raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht voor de personeelsformatie alsook de bijdrage ten laste van de algemene begroting op in het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig de artikelen 313 en 314 van het Verdrag voorlegt aan de begrotingsautoriteit.

6.           De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de bijdrage aan Eurojust goed.

7.           De begrotingsautoriteit stelt het formatieplan van Eurojust vast.

8.           De begroting van Eurojust wordt door het college vastgesteld. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

9.           Overeenkomstig artikel 203 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 stelt Eurojust het Europees Parlement en de Raad zo snel mogelijk in kennis van onroerendgoedprojecten die wellicht aanzienlijke gevolgen hebben voor de begroting.

10.         Behoudens in geval van overmacht als bedoeld in artikel 203 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 wordt het voorstel betreffende het onroerendgoedproject door het Europees Parlement en de Raad besproken binnen vier weken nadat beide instellingen het voorstel hebben ontvangen.

Na het verstrijken van de periode van vier weken wordt het voorstel betreffende het onroerendgoedproject geacht te zijn goedgekeurd, tenzij het Europees Parlement of de Raad binnen deze termijn een besluit heeft genomen dat tegen het voorstel ingaat.

Indien het Europees Parlement of de Raad binnen deze periode van vier weken naar behoren gemotiveerde redenen aanvoert, wordt de periode eenmaal met twee weken verlengd.

Indien het Europees Parlement of de Raad een besluit heeft genomen dat ingaat tegen het onroerendgoedproject, trekt Eurojust zijn voorstel in en kan het een nieuw voorstel indienen.

11.         Overeenkomstig artikel 203 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 kan Eurojust een project tot verwerving van onroerend goed financieren via een lening, mits de begrotingsautoriteit hiervoor vooraf toestemming heeft gegeven.

Artikel 50 Uitvoering van de begroting

De administratief directeur treedt op als ordonnateur van Eurojust en voert de begroting van Eurojust uit onder zijn of haar eigen verantwoordelijkheid en binnen de in de begroting gestelde grenzen.

Artikel 51 Indiening van de rekeningen en kwijting

1.           Uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar dient de rekenplichtige van Eurojust de voorlopige rekeningen in bij de rekenplichtige van de Commissie en bij de Rekenkamer.

2.           Eurojust zendt het verslag over het budgettaire en financiële beheer uiterlijk op 31 maart van het volgende begrotingsjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

3.           Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van Eurojust na consolidatie met de rekeningen van de Commissie toe aan de Rekenkamer.

4.           Overeenkomstig artikel 148, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 maakt de Rekenkamer haar opmerkingen over de voorlopige rekeningen van Eurojust uiterlijk op 1 juni van het volgende jaar bekend.

5.           Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van Eurojust overeenkomstig artikel 148 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 maakt de administratief directeur de definitieve rekeningen van Eurojust onder zijn of haar eigen verantwoordelijkheid op en dient deze voor advies in bij het college.

6.           Het college brengt advies uit over de definitieve rekeningen van Eurojust.

7.           Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar zendt de administratief directeur de definitieve rekeningen, samen met het advies van het college, toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

8.           De definitieve rekeningen van Eurojust worden uiterlijk op 15 november van het volgende jaar bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

9.           De administratief directeur zendt de Rekenkamer uiterlijk op 30 september van het volgende jaar een antwoord op haar opmerkingen toe. De administratief directeur zendt dit antwoord ook toe aan het college en aan de Commissie.

10.         Indien hij of zij daarom wordt verzocht, doet de administratief directeur verslag over de uitvoering van zijn of haar taken aan het Europees Parlement. De Raad kan de administratief directeur verzoeken om verslag te doen over de uitvoering van zijn of haar taken.

11.         De administratief directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 165, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

12.         Vóór 15 mei van het jaar N+2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de administratief directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar N.

Artikel 52 Financiële regels

De financiële regels die op Eurojust van toepassing zijn, worden door het college overeenkomstig [Verordening nr. 2343/2002 van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen] en na overleg met de Commissie vastgesteld. Deze financiële regels mogen slechts afwijken van [Verordening 2343/2002] indien dit in verband met de activiteiten van Eurojust een specifieke vereiste is en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.

HOOFDSTUK VII BEPALINGEN INZAKE PERSONEEL

Artikel 53 Algemene bepalingen

Het Statuut van de Europese Unie, de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de voorschriften die in overleg zijn vastgesteld door de instellingen van de Europese Unie ten behoeve van de uitvoering van dit Statuut en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, zijn van toepassing op de personeelsleden van Eurojust.

Artikel 54 Gedetacheerde nationale deskundigen en andere personeelsleden

1.           Eurojust kan een beroep doen op gedetacheerde nationale deskundigen of andere personeelsleden die niet bij Eurojust in dienst zijn.

2.           Bij besluit van het college worden voorschriften voor de detachering van nationale deskundigen bij Eurojust vastgesteld.

HOOFDSTUK VIII EVALUATIE EN RAPPORTAGE

Artikel 55 Betrokkenheid van het Europees Parlement en de nationale parlementen

1.           Eurojust dient zijn jaarverslag in bij het Europees Parlement, dat opmerkingen en conclusies kan formuleren.

2.           De voorzitter van het college verschijnt op verzoek voor het Europees Parlement om kwesties betreffende Eurojust te bespreken en met name om de jaarverslagen van Eurojust te presenteren, met inachtneming van de zwijg- en geheimhoudingsplicht. In de besprekingen wordt niet rechtstreeks of onrechtstreeks verwezen naar concrete acties in verband met specifieke operationele zaken.

3.           Behalve de andere in deze verordening opgenomen informatie- en raadplegingsverplichtingen dient Eurojust bij het Europees Parlement ter informatie het volgende in:

a)      de resultaten van studies en strategische projecten die door Eurojust zijn uitgewerkt of opgedragen;

b)      werkafspraken met derden;

c)      het jaarverslag van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

4.           Eurojust dient zijn jaarverslag in bij de nationale parlementen. Eurojust dient bij de nationale parlementen ook de in lid 3 bedoelde documenten in.

Artikel 56 Evaluatie en herziening

1.           Ten laatste [vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] en daarna elke vijf jaar geeft de Commissie de opdracht om de uitvoering en de gevolgen van deze verordening te evalueren, alsook de doeltreffendheid en efficiëntie van Eurojust en zijn werkmethoden. De evaluatie richt zich in het bijzonder op de vraag of het mandaat van Eurojust moet worden gewijzigd en op de financiële gevolgen van dergelijke wijzigingen.

2.           De Commissie zendt het evaluatieverslag samen met haar conclusies toe aan het Europees Parlement, de nationale parlementen, de Raad en het college. De resultaten van de evaluatie worden openbaar gemaakt.

3.           Bij elke tweede evaluatie toetst de Commissie bovendien de door Eurojust bereikte resultaten aan zijn doelstellingen, mandaat en taken.

HOOFDSTUK IX ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 57 Voorrechten en immuniteiten

Op Eurojust en zijn personeel is het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie van toepassing.

Artikel 58

Talenregeling

1.           Verordening nr. 1[21] is van toepassing op Eurojust.

2.           De voor het functioneren van Eurojust vereiste vertaaldiensten worden verricht door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

Artikel 59 Geheimhouding

1.           Voor de nationale leden, hun adjuncten en hun medewerkers als bedoeld in artikel 7, de personeelsleden van Eurojust, de nationale correspondenten en de functionaris voor gegevensbescherming geldt een geheimhoudingsplicht met betrekking tot alle informatie die in de uitoefening van hun taken te hunner kennis is gekomen.

2.           De geheimhoudingsplicht geldt ten aanzien van alle personen en organen die met Eurojust moeten samenwerken.

3.           De geheimhoudingsplicht blijft ook gelden na beëindiging van de functie, het dienstverband of de activiteit van de in de leden 1 en 2 bedoelde personen.

4.           De geheimhoudingsplicht geldt voor alle informatie die Eurojust ontvangt, tenzij die informatie reeds openbaar of voor het publiek toegankelijk is gemaakt.

5.           De leden en de personeelsleden van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zijn gehouden aan een geheimhoudingsplicht met betrekking tot alle informatie die in de uitoefening van hun taken te hunner kennis is gekomen.

Artikel 60 Transparantie

1.           Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing op documenten die betrekking hebben op de administratieve taken van Eurojust.

2.           Het college stelt binnen zes maanden nadat het een eerste keer heeft vergaderd, gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3.           Besluiten die door Eurojust worden genomen op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kunnen voorwerp zijn van een klacht bij de Ombudsman of een procedure die aanhangig wordt gemaakt bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in respectievelijk artikel 228 en artikel 263 van het Verdrag.

Artikel 61 OLAF en de Europese Rekenkamer

1.           Teneinde de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten krachtens Verordening (EG) nr. 1073/1999 te vereenvoudigen, treedt Eurojust binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) en stelt het op basis van het model in de bijlage bij dat akkoord passende voorschriften op voor al zijn werknemers.

2.           De Europese Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die van Eurojust EU-middelen hebben ontvangen, controles op stukken en controles ter plaatse te verrichten.

3.           Overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EG) nr. 1073/1999 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad[22] kan OLAF onderzoeken, waaronder controles en inspecties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van onregelmatigheden waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met uitgaven die door Eurojust worden gefinancierd.

4.           Onverminderd de leden 1, 2 en 3 moeten in werkafspraken met derde landen en internationale organisaties of Interpol, overeenkomsten, subsidieovereenkomsten en -besluiten van Eurojust bepalingen worden opgenomen die de Europese Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen dergelijke controles en onderzoeken te verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

Artikel 62 Veiligheidsvoorschriften betreffende de bescherming van gerubriceerde informatie

Eurojust past de beveiligingsprincipes toe die zijn vastgelegd in de veiligheidsvoorschriften van de Commissie voor de bescherming van gerubriceerde EU-gegevens (EUCI) en gevoelige, niet-gerubriceerde informatie zoals omschreven in de bijlage van Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie[23]. Dit betreft onder andere bepalingen inzake uitwisseling, verwerking en opslag van dergelijke informatie.

Artikel 63 Administratieve onderzoeken

De administratieve activiteiten van Eurojust kunnen worden onderzocht door de Europese Ombudsman overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag.

Artikel 64 Aansprakelijkheid voor andere aangelegenheden dan ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens

1.           De contractuele aansprakelijkheid van Eurojust wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op de betrokken overeenkomst.

2.           Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om uitspraak te doen krachtens arbitrageclausules in de door Eurojust gesloten overeenkomsten.

3.           In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt Eurojust, los van enige aansprakelijkheid overeenkomstig artikel 37, alle door het college of zijn personeelsleden bij de uitoefening van hun functie veroorzaakte schade overeenkomstig de gemeenschappelijke rechtsbeginselen van de lidstaten.

4.           Lid 3 is ook van toepassing op de door een nationaal lid, een adjunct of een medewerker in de uitoefening van zijn functie veroorzaakte schade. Wanneer hij of zij echter optreedt op grond van de hem of haar uit hoofde van artikel 8 verleende bevoegdheden, vergoedt zijn of haar lidstaat van oorsprong aan Eurojust de bedragen die Eurojust heeft betaald om de schade in kwestie te vergoeden.

5.           Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft rechtsmacht voor geschillen over de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.

6.           Welke nationale rechter bevoegd is om kennis te nemen van geschillen omtrent de in dit artikel bedoelde aansprakelijkheid van Eurojust, wordt vastgesteld op basis van Verordening (EG) nr. 44/2001[24].

7.           De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden jegens Eurojust wordt beheerst door de bepalingen van het Statuut of die van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

Artikel 65 Zetelovereenkomst en exploitatievoorwaarden

Eurojust is gevestigd in Den Haag in Nederland.

De noodzakelijke bepalingen betreffende de huisvesting van Eurojust in Nederland en de door Nederland ter beschikking te stellen voorzieningen, alsook de specifieke voorschriften die in Nederland gelden voor de administratief directeur, de leden van het college, de personeelsleden van Eurojust en hun gezinsleden, worden vastgesteld in een zetelovereenkomst tussen Eurojust en Nederland, die wordt gesloten nadat het college daarmee heeft ingestemd.

Nederland zorgt ervoor dat Eurojust in optimale omstandigheden kan werken, onder andere door het aanbieden van meertalig onderwijs met een Europese dimensie en degelijke vervoersverbindingen.

Artikel 66 Overgangsregelingen

1.           Eurojust is de algemene rechtsopvolger voor alle overeenkomsten, financiële verplichtingen en eigendommen van Eurojust, zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad.

2.           De nationale leden van Eurojust die overeenkomstig Besluit 2002/187/JBZ door iedere lidstaat zijn gedetacheerd, nemen overeenkomstig deel II van hoofdstuk II van deze verordening de rol op zich van nationale leden van Eurojust. Hun mandaat kan één keer worden verlengd overeenkomstig artikel 10, lid 2, van deze verordening na de inwerkingtreding ervan, ongeacht een vorige verlenging.

3.           De voorzitter en de vicevoorzitters van Eurojust op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening, fungeren overeenkomstig artikel 11 als voorzitter en vicevoorzitters van Eurojust tot hun ambtstermijn overeenkomstig Besluit 2002/187/JBZ afloopt. Zij zijn eenmaal herbenoembaar na de inwerkingtreding van deze verordening op grond van artikel 11, lid 3, ervan, ongeacht een eerdere herbenoeming.

4.           De administratief directeur die als laatste op grond van artikel 29 van Besluit 2002/187/JBZ is benoemd, fungeert op grond van artikel 17 als administratief directeur tot zijn of haar ambtstermijn overeenkomstig Besluit 2002/187/JBZ afloopt. De ambtstermijn van de administratief directeur kan eenmaal worden verlengd na de inwerkingtreding van deze verordening.

5.           Deze verordening doet geen afbreuk aan de rechtsgeldigheid van overeenkomsten die zijn gesloten door Eurojust, zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ. In het bijzonder blijven alle internationale overeenkomsten rechtsgeldig die door Eurojust zijn gesloten en die in werking zijn getreden vóór de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 67 Intrekking

1.           Deze verordening vervangt Besluiten 2002/187/JBZ, 2003/659/JBZ en 2009/426/JBZ en trekt deze besluiten in.

2.           Verwijzingen naar de in lid 1 bedoelde ingetrokken besluiten van de Raad gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 68 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

BIJLAGE 1

Lijst van vormen van ernstige criminaliteit waarvoor Eurojust overeenkomstig artikel 3, lid 1, bevoegd is:

– georganiseerde misdaad;

– terrorisme;

– drugshandel;

– witwassen van geld;

– corruptie;

– misdrijven tegen de financiële belangen van de Unie;

– moord, zware mishandeling;

– ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling;

– seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van vrouwen en kinderen, kinderpornografie en het benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden;

– racisme en vreemdelingenhaat;

– georganiseerde diefstal;

– criminaliteit in verband met gestolen motorvoertuigen;

– oplichting en fraude;

– racketeering en afpersing;

– namaak van producten en productpiraterij;

– vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten;

– valsemunterij en vervalsing van betaalmiddelen;

– computercriminaliteit;

– handel met voorkennis en manipulatie van de financiële markten;

– migrantensmokkel;

– mensenhandel;

– illegale handel in menselijke organen en weefsels;

– illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars;

– illegale handel in cultuurgoederen, met inbegrip van antiquiteiten en kunstvoorwerpen;

– illegale handel in wapens, munitie en explosieven;

– illegale handel in bedreigde diersoorten;

– illegale handel in bedreigde planten- en boomsoorten;

– milieucriminaliteit;

– verontreiniging vanaf schepen;

– criminaliteit in verband met nucleaire en radioactieve stoffen;

– genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden.

BIJLAGE 2

In artikel 27 bedoelde categorieën persoonsgegevens

1.           a)       naam, meisjesnaam, voornamen en, in voorkomend geval, bijnamen;

b)      geboortedatum en geboorteplaats;

c)      nationaliteit;

d)      geslacht;

e)      woonplaats, beroep en verblijfplaats van de betrokkene;

f)       socialezekerheidsnummers, rijbewijzen, identificatiedocumenten en paspoortgegevens, douanenummers en fiscale identificatienummers;

g)      informatie betreffende rechtspersonen, indien deze informatie gegevens bevat betreffende geïdentificeerde of identificeerbare individuen tegen wie een onderzoek of vervolging loopt;

h)      bankrekeningen en rekeningen bij andere financiële instellingen;

i)       de beschrijving en de aard van de feiten, de datum waarop zij werden gepleegd, de strafrechtelijke kwalificatie en de stand van het onderzoek;

j)       de feitelijke elementen op grond waarvan kan worden aangenomen dat het geval een internationale dimensie heeft gekregen;

k)      nadere gegevens omtrent vermoedelijk lidmaatschap van een criminele organisatie;

l)       telefoonnummers, e-mailadressen, verkeers- en locatiegegevens, en de daarmee verband houdende gegevens die nodig zijn om de abonnee of gebruiker te identificeren;

m)     gegevens uit kentekenregisters;

n)      op basis van het niet-gecodeerde gedeelte van het DNA vastgestelde DNA-profielen, foto’s en vingerafdrukken.

2.           a)       naam, meisjesnaam, voornamen en, in voorkomend geval, bijnamen;

b)      geboortedatum en geboorteplaats;

c)      nationaliteit;

d)      geslacht;

e)      woonplaats, beroep en verblijfplaats van de betrokkene;

f)       de beschrijving en de aard van de hen betreffende feiten, de datum waarop zij werden gepleegd, de kwalificatie en de stand van het onderzoek.

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief

              1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

              1.3.    Aard van het voorstel/initiatief

              1.4.    Doelstellingen

              1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

              1.6.    Duur en financiële gevolgen

              1.7.    Beheersvorm(en)

2.           BEHEERSMAATREGELEN

              2.1.    Regels inzake het toezicht en de verslagen

              2.2.    Beheers- en controlesysteem

              2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              3.1.    Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

              3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.2. Geraamde gevolgen voor de kredieten van [de instantie]

              3.2.3. Geraamde gevolgen voor het personeel van [de instantie]

              3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

              3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

              3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.        Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het EU-agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (EUROJUST)

1.2.        Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[25]

Beleidsterrein: 33 - Justitie

Activiteit: 33.03 - Justitie in strafrechtelijke en burgerlijke zaken (vanaf 2014: 33.03 – Justitie)

1.3.        Aard van het voorstel/initiatief

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[26]

þ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.        Doelstelling(en)

1.4.1.     De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Eurojust is naar aanleiding van een initiatief van de lidstaten opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ als een orgaan van de Unie met rechtspersoonlijkheid, teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken. Artikel 85 VWEU bepaalt dat het functioneren van Eurojust wordt geregeld door een verordening die wordt vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure. De opdracht van Eurojust bestaat in het ondersteunen en versterken van de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die belast zijn met het onderzoek en de vervolging van zware criminaliteit welke twee of meer lidstaten van de Europese Unie schaadt. Dit voorstel voor een verordening voorziet in één enkel vernieuwd wettelijk kader voor een nieuw EU-agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken als rechtsopvolger van Eurojust.

1.4.2.     Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstelling nr. 2: Verbeteren van de justitiële samenwerking in strafzaken en aldus bijdragen tot het creëren van een echte Europese rechtsruimte

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

33.03 - Justitie in strafrechtelijke en burgerlijke zaken

1.4.3.     Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

Door zeer ervaren openbare aanklagers en rechters uit alle lidstaten van de EU samen te brengen, speelt Eurojust een centrale rol in de ontwikkeling van een Europese rechtsruimte. Als doeltreffende facilitator van justitiële samenwerking, waarvan de hulp steeds meer wordt ingeroepen door nationale beroepsbeoefenaars, speelt het agentschap ook een belangrijke rol in de strijd tegen grensoverschrijdende criminaliteit in de EU. De verwachte effecten zijn onder meer:

1. Operationele werkzaamheden

Eurojust ondersteunt en versterkt de justitiële samenwerking in strafzaken. De nationale leden, hetzij individueel, hetzij als college, komen tussen in concrete strafzaken wanneer de nationale autoriteiten behoefte hebben aan betere coördinatie of problemen ondervinden bij de praktische toepassing van instrumenten voor justitiële samenwerking en wederzijdse erkenning. Door snel taalkundige of juridische problemen op te lossen of door op zoek te gaan naar bevoegde autoriteiten in andere landen, heeft Eurojust geholpen om te kloof te dichten tussen de zeer verschillende rechtssystemen en rechtstradities in de EU en om het wederzijds vertrouwen, de hoeksteen van de instrumenten voor wederzijdse erkenning, te bevorderen.

2. Juridisch expertisecentrum voor de doeltreffende bestrijding van ernstige grensoverschrijdende criminaliteit

Eurojust speelt een belangrijke rol in de strijd tegen grensoverschrijdende criminaliteit. Eurojust organiseert coördinatievergaderingen waarop nationale autoriteiten afspraken maken over een gemeenschappelijke onderzoeksaanpak, bijstandsverzoeken voorbereiden, juridische vraagstukken oplossen of daarop anticiperen of over gelijktijdige operaties beslissen. Eurojust is betrokken bij de samenstelling van en deelname aan gemeenschappelijke onderzoeksteams, die steun verlenen aan de lidstaten.

3. Samenwerking met partners

Eurojust werkt samen met andere agentschappen, met name Europol, met OLAF en met derde landen en biedt onderdak aan de secretariaten van het Europees justitieel netwerk, het deskundigennetwerk van de gemeenschappelijke onderzoeksteams en het genocidenetwerk, in overeenstemming met het besluit van de Raad.

4. Betrekkingen met het Europees Openbaar Ministerie

Overeenkomstig artikel 86 VWEU dient het Europees Openbaar Ministerie "op de grondslag van Eurojust" te worden ingesteld. Het doel van dit voorstel is dus ook voorschriften vast te stellen voor de betrekkingen tussen Eurojust en het Europees Openbaar Ministerie. De administratieve steun aan het Europees Openbaar Ministerie vindt plaats op kosteloze basis.

1.4.4.     Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

Overeenkomstig het stappenplan voor de uitvoering van de gemeenschappelijke aanpak voor de agentschappen werkt de Commissie aan richtsnoeren voor het bepalen van prestatie-indicatoren voor de agentschappen. Dit zal waarschijnlijk worden afgerond in 2013.

1.5.        Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.     Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Op korte termijn zal Eurojust naar verwachting zijn kernactiviteiten blijven uitvoeren, met name die welke rechtstreeks betrekking hebben op de ondersteuning en versterking van de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die belast zijn met onderzoek en vervolging in gevallen van ernstige grensoverschrijdende criminaliteit. De doorstroming van informatie en de band tussen de nationale autoriteiten en Eurojust worden daardoor vanzelf versterkt.

Op middellange termijn zullen de structuur, de werking en de taken van Eurojust en het Parlementaire toezicht daarop overeenkomstig artikel 85 VWEU door dit voorstel worden versterkt. Er zijn ook vereisten in verband met artikel 86 VWEU en de instelling van een Europees Openbaar Ministerie op de grondslag van Eurojust: Eurojust zal administratieve ondersteuning aan het Europees Openbaar Ministerie moeten verlenen.

1.5.2.     Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

De toegevoegde waarde van de door Eurojust ondernomen actie: het bevorderen van de justitiële samenwerking tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten en het verbeteren van de coördinatie om de georganiseerde misdaad doeltreffender te kunnen bestrijden, heeft een intrinsiek Europese dimensie en kan alleen op EU-niveau worden bereikt.

1.5.3.     Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

In de jaarverslagen van Eurojust wordt bevestigd dat er een voortdurende behoefte is aan Europese en internationale coördinatie en ondersteuning op het gebied van ernstige grensoverschrijdende criminaliteit. De voorbije tien jaar werden gekenmerkt door een explosieve groei van de georganiseerde misdaad, zoals drugshandel, mensenhandel, terrorisme en computercriminaliteit, waaronder kinderpornografie. Er ontstaat een nieuwe soort criminaliteit, die in toenemende mate wordt gekenmerkt door zeer mobiele en flexibele groepen die in verschillende rechtsgebieden en criminele sectoren actief zijn en die voornamelijk profiteren van het wijdverbreide, illegale gebruik van het internet. De lidstaten kunnen deze groepen op nationaal niveau niet afdoende bestrijden, zodat coördinatie en bijstand cruciaal worden. Eurojust is het enige EU-agentschap dat de nationale justitiële autoriteiten ondersteunt bij het op adequate wijze opsporen van deze gevallen en het instellen van vervolging.

1.5.4.     Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

De versterking van de justitiële samenwerking in strafzaken is cruciaal om een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te creëren. De opdracht van Eurojust - het bevorderen van de coördinatie en de samenwerking – heeft vorm gekregen in het kader van andere rechtsinstrumenten op dat gebied, zoals de Rechtshulpovereenkomst van 2000, het kaderbesluit van de Raad betreffende het Europees aanhoudingsbevel en het kaderbesluit van de Raad over jurisdictiegeschillen. Er moet rekening worden gehouden met synergieën met andere JBZ-agentschappen, in het bijzonder Europol, en met de noodzaak dubbel werk te vermijden en de samenwerking te verbeteren. Er zal ook van duidelijke synergieën sprake zijn in de samenwerking tussen Eurojust en het Europees Openbaar Ministerie.

1.6.        Duur en financiële gevolgen

¨ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

– ¨  Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

– ¨  Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

x Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

– Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

– gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.        Beheersvorm(en)[27]

Rechtstreeks beheer door de Commissie

– via haar diensten, met inbegrip van haar personeel in de EU-delegaties;

– ¨  door de uitvoerende agentschappen;

¨ Gedeeld beheer met de lidstaten

X Indirect beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan:

– ¨ derde landen of de door hen aangewezen organen;

– ¨ internationale organisaties en hun agentschappen (specificeren);

– ¨de EIB en het Europees Investeringsfonds;

– X organen als bedoeld in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement;

– ¨ publiekrechtelijke organen;

– ¨ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

– ¨ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

– ¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in het desbetreffende basisbesluit.

– Verstrek, indien meer dan één beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

Dit wetgevingsvoorstel is gericht op de modernisering van het wettelijke kader van Eurojust en het stroomlijnen van de werking daarvan.

Dit voorstel is opgesteld in de geest van begrotingsneutraliteit. Als gevolg daarvan is de financiële programmering van Eurojust, die is opgesteld voor de periode 2014-2020 en door de Commissie in juli 2013 is vastgesteld, geldig voor dit wetgevingsvoorstel.

Deze verordening voert echter een nieuw element in wat betreft de betrekkingen met het Europees Openbaar Ministerie: zoals bepaald in deze verordening zou Eurojust structuren voor administratieve steun verlenen aan het Europees Openbaar Ministerie, waaronder financiële en personele middelen, veiligheid en IT.

Tegelijkertijd zouden strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de EU worden geschaad, die 5 tot 10 % van de huidige gevallen uitmaken, niet langer tot het werkterrein van Eurojust behoren. Bijgevolg kunnen binnen het agentschap posten worden verschoven om de ondersteuning van het Europees Openbaar Ministerie te dekken.

Dit voorstel heeft dus geen financiële gevolgen voor de begroting en wijzigt het totaal aantal posten in de financiële programmering voor de periode 2014-2020 niet.

2.           BEHEERSMAATREGELEN

2.1.        Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Elk jaar zendt de voorzitter van Eurojust namens het college aan het Europees Parlement het volgende toe: het jaarverslag over de werkzaamheden van Eurojust, informatie over werkafspraken met derde partijen en het jaarverslag van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

De Commissie geeft de opdracht voor een externe en onafhankelijke evaluatie van de uitvoering van de verordening en de activiteiten van Eurojust uiterlijk vijf jaar nadat de verordening in werking is getreden en vervolgens om de vijf jaar.

2.2.        Beheers- en controlesysteem

2.2.1.     Mogelijk(e) risico('s)

In deze fase werden geen specifieke risico’s in de beheers- en controlesystemen vastgesteld.

2.2.2.     Controlemiddel(en)

Eurojust is onderworpen aan administratieve controles met inbegrip van financiële en interne controles, jaarverslagen van de Europese Rekenkamer en de jaarlijkse kwijting voor de uitvoering van de begroting van de EU.

2.3.        Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Om fraude, corruptie en andere ongeoorloofde activiteiten te bestrijden is Verordening (EG) nr. 1073/1999 zonder beperkingen op het agentschap van toepassing.

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.        Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

· Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage

Nummer [Rubriek ………………………...……….] || GK/ NGK ([28]) || van EVA-landen[29] || van kandidaat-lidstaten[30] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

3 || 33.0304 EU-agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (EUROJUST) || GK || NEEN || JA Na goedkeuring || NEEN || NEEN

· Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage

Nummer [Rubriek ………………………...……….] || GK/ NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

|| || GK || NEEN || NEEN || NEEN || NEEN

3.2.        Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.     Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader: || Nummer 3 || Veiligheid en burgerschap

EUROJUST || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

Titel 1 || Vastleggingen || (1) || || || || || || || ||

Betalingen || (2) || || || || || || || ||

Titel 2 || Vastleggingen || (1a) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

Betalingen || (2a) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

Titel 3 || Vastleggingen || (3a) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

|| Betalingen || (3b) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

TOTAAL kredieten voor EUROJUST || Vastleggingen || =1+1a +3a || || || || || || || ||

Betalingen || =2+2a +3b || || || || || || || ||

Programma voor justitie || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

33 03 02 – Verbetering van de justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken || Vastleggingen || (1) || || || || || || 0,400 || || 0,400

Betalingen || (2) || || || || || || 0,400 || || 0,400

TOTAAL Programma voor justitie[31] || Vastleggingen || (1) || || || || || || 0,400 || || 0,400

Betalingen || (2) || || || || || || 0,400 || || 0,400

De huidige berekening is gebaseerd op de veronderstelling dat de structuren voor administratieve steun die Eurojust verleent aan het Europees Openbaar Ministerie, waaronder financiële en personele middelen, veiligheid en IT, begrotingsneutraal zijn en geen extra personeel van de personeelsformatie van Eurojust vergen, omdat binnen Eurojust een interne herschikking is gepland als gevolg van het stopzetten van sommige activiteiten na de oprichting van het Europees Openbaar Ministerie.

Concreet zou de administratieve structuur van Eurojust de behoeften van zowel Eurojust als het Europees Openbaar Ministerie dekken. Deze administratieve structuur zou zorgen voor een gecoördineerde planning en uitvoering van de begroting, voor verschillende aspecten van personeelsbeheer en voor het verlenen van alle andere ondersteunende diensten.

De accountant van Eurojust zal naar verwachting de accountant van het Europees Openbaar Ministerie zijn.

De kosten van de evaluatie van in het bijzonder de uitvoering en de gevolgen van deze verordening en van de doeltreffendheid en efficiëntie van Eurojust, dienen onder het nieuwe programma voor justitie te vallen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader: || 5 || 'Administratieve uitgaven'

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

DG: JUSTITIE ||

Ÿ Personele middelen || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

Ÿ Andere administratieve uitgaven || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

TOTAAL DG JUSTITIE || Kredieten || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

TOTAAL kredieten in RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (Totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

TOTAAL kredieten in RUBRIEKEN 1 tot 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || || || || || || 0,400 || || 0,400

Betalingen || || || || || || 0,400 || || 0,400

3.2.2.     Geraamde gevolgen voor de kredieten van [de instantie]

– X  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig         Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUTS

Soort[32] || Gemiddelde kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Totaal aantal || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1[33] ... || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 … || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 3 || || || || || || || || || || || || || || || ||

Output || || || || || || || || || || || || || || || ||

TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || . || || || || || ||

3.2.3.     Geraamde gevolgen voor het personeel van [de instantie]

3.2.3.1.  Samenvatting

– þ  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

– o  Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder beschreven:

voltijdequivalenten: VTE

Personele middelen || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Totaal

Personeelsformatieposten (in personen) || || || || || || || ||

- waarvan AD || || || || || || || ||

- waarvan AST || || || || || || || ||

Extern personeel (VTE) || || || || || || || ||

- waarvan arbeidscontractanten || || || || || || || ||

- waarvan gedetacheerde nationale  experten (SNE) || || || || || || || ||

Totaal personeelsbestand || || || || || || || ||

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

Personeelsuitgaven || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Totaal

Personeelsformatieposten || || || || || || || ||

- waarvan AD || || || || || || || ||

- waarvan AST || || || || || || || ||

Extern personeel || || || || || || || ||

- waarvan arbeidscontractanten || || || || || || || ||

- waarvan gedetacheerde nationale  experten (SNE) || || || || || || || ||

Totaal personeelsuitgaven || || || || || || || ||

3.2.3.2.  Geraamde behoefte aan personele middelen voor het verantwoordelijke DG

– X  Voor het voorstel/initiatief zijn geen bijkomende personele middelen nodig.

– Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

|| || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020

Ÿ Posten in de personeelsformatie (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) ||

|| XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || || || || || || ||

|| XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || ||

|| XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || ||

|| 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || ||

|| || || || || || || ||

|| Ÿ Extern personeel (voltijdequivalenten: VTE)[34] ||

|| XX 01 02 01 (CA, SNE, INT van de 'totale financiële middelen') || || || || || || ||

|| XX 01 02 02 (CA, LA, SNE, INT en JED in de delegaties) || || || || || || ||

|| XX 01 04 jj[35] || - zetel[36] || || || || || || ||

|| - delegaties || || || || || || ||

|| XX 01 05 02 (CA, SNE, INT – onderzoek door derden) || || || || || || ||

|| 10 01 05 02 (CA, SNE, INT – eigen onderzoek) || || || || || || ||

|| Andere begrotingsonderdelen (specificeren) || || || || || || ||

|| TOTAAL || || || || || || ||

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel || Beleidshadowing en advies aan het agentschap, budgettair en financieel advies aan het agentschap en feitelijke betalingen, kwijting, procedures voor de ontwerpbegroting

Extern personeel ||

Deel 3 van de bijlage moet een beschrijving bevatten van de berekening van de kosten van VTE.

3.2.4.     Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

– X  Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader.

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[37].

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.     Bijdragen van derden

– X Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

– Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal

Medefinancieringsbron || || || || || || || ||

TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || ||

3.3.        Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

– X  Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

– ¨  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

– ¨         voor de eigen middelen

– ¨         voor de diverse ontvangsten

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het huidige begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[38]

Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel …………. || || || || || || || ||

Voor de diverse ontvangsten die worden ‘toegewezen’, vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

[1]               Besluit van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken, gewijzigd bij Besluit 2003/659/JBZ van de Raad en Besluit 2009/426/JBZ van de Raad van 16 december 2008 inzake het versterken van Eurojust.         PB L 063 van 6.3.2002, blz. 1.

[2]               Het ontwerpvoorstel voor een nieuwe Europol-verordening is gericht op versterkte politiële samenwerking en bijstand op het gebied van de preventie en bestrijding van ernstige criminaliteit.

[3]               Besluit 2009/426/JBZ van de Raad van 16.12.2008, PB L 138 van 4.6.2009, blz. 14.

[4]               Zie COM(2008) 135.

[5]               "Studie over de versterking van Eurojust", uitgevoerd door GHK.

[6]               PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

[7]               PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1.

[8]               PB L 245 van 29.9.2003, blz. 44.

[9]               PB L 138 van 4.6.2009, blz. 14.

[10]             PB L 167 van 26.6.2002, blz. 1.

[11]             PB L 332 van 18.12.2007, blz. 103.

[12]             PB L 301 van 12.11.2008, blz. 38.

[13]             PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

[14]             PB L 105 van 27.4.1996, blz. 1.

[15]             PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

[16]             PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

[17]             Verordening nr. 31/EEG, nr. 11/EGA van 18 december 1961 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB P 45 van 14.6.1962, blz. 1385), met name gewijzigd bij de nadien zelf gewijzigde Verordening nr. 259/68 van 29 februari 1968 (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).

[18]             Verordening nr. 31/EEG, nr. 11/EGA van 18 december 1961 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB P 45 van 14.6.1962, blz. 1385), met name gewijzigd bij de nadien zelf gewijzigde Verordening nr. 259/68 van 29 februari 1968 (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).

[19]             PB L 136 van 31.5.1999, blz. 8.

[20]             PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

[21]             PB L 17 van 6.10.1958, blz. 385.

[22]             PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

[23]             PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1.

[24]             PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. Verordening (EG) nr. 44/2001 wordt met ingang van 10 januari 2015 vervangen door Verordening (EU) nr. 1215/2012.

[25]             ABM: Activity Based Management (activiteitsgestuurd beheer) – ABB: Activity Based Budgeting (activiteitsgestuurde begroting).

[26]             In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

[27]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

[28]             GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.

[29]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

[30]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

[31]             In artikel 56 van de ontwerpverordening wordt bepaald dat de Commissie een verslag moet voorleggen over de tenuitvoerlegging van de verordening. Dit verslag is gebaseerd op een externe studie.

[32]             Outputs zijn te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[33]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. 'Specifieke doelstelling(en)...'

[34]             CA = contract agent (arbeidscontractant); LA = local agent (plaatselijk functionaris); SNE = seconded national expert (gedetacheerde nationale expert); INT = intérimaire (uitzendkracht); JED = jeune expert en délégation (jonge deskundige in delegatie).

[35]             Submaximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).

[36]             Voornamelijk voor de structuurfondsen, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Visserijfonds (EVF).

[37]             Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

[38]             Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.

Top