Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013AE4394

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening: deelname van burgers uit alle EU-lidstaten mogelijk maken en stimuleren (verkennend advies op verzoek van het Litouwse voorzitterschap)

PB C 67 van 6.3.2014, p. 11–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 67/11


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening: deelname van burgers uit alle EU-lidstaten mogelijk maken en stimuleren (verkennend advies op verzoek van het Litouwse voorzitterschap)

2014/C 67/03

Rapporteur: Giuseppe IULIANO

Het Litouwse voorzitterschap heeft op 15 april 2013 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te raadplegen over het

Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening: deelname van burgers uit alle EU-lidstaten mogelijk maken en stimuleren

(verkennend advies op verzoek van het Litouwse voorzitterschap)

De afdeling Externe Betrekkingen, die met de voorbereiding van de werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 25 september 2013 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 oktober 2013 gehouden 493e zitting (vergadering van 16 oktober) onderstaand advies uitgebracht, dat met 110 stemmen vóór, bij 2 onthoudingen, werd goedgekeurd.

Inleiding

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) besteedt al van meet af aan speciale aandacht aan vrijwilligerswerk, waarmee burgers in de praktijk blijk geven van hun streven naar solidariteit, sociale samenhang en een betere samenleving. Vrijwilligerswerk vormt "het bewijs dat er in de samenleving een overschot aan goede wil bestaat" en een tastbare weerspiegeling van de waarden die aan de Europese Unie ten grondslag liggen.

In diverse adviezen is het EESC ingegaan op kwesties rond vrijwilligerswerk op nationaal vlak en op het vlak van grensoverschrijdende maatregelen op EU-niveau. Het EESC heeft als eerste EU-instelling voorgesteld om tot een Europees Jaar van het vrijwilligerswerk te komen. Voorts heeft het EESC adviezen opgesteld over de rol van maatschappelijke organisaties in het externe en ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de EU.

Het VWEU bevat (in artikel 214, lid 5) een specifieke bepaling over de oprichting van een Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (EVHH), dat voortaan door het leven zal gaan als het EU Aid Volunteers-initiatief. Bovendien is er een proces op gang gezet om een verordening op te stellen waarin dit initiatief wordt geregeld. Het EESC doet er goed aan om hierover een advies uit te brengen, zodat de standpunten van het Europees maatschappelijk middenveld in de verordening en de tenuitvoerlegging daarvan kunnen worden meegenomen.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC is ingenomen met de oprichting van het Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (EVHH) oftewel de EU Aid Volunteers. Het EVHH kan ervoor helpen zorgen dat meer Europese burgers aan humanitaire activiteiten gaan deelnemen, met name via maatschappelijke organisaties zoals gespecialiseerde ngo's.

1.2

Lidstaten die niet zozeer een traditie hebben met humanitaire taken, moeten hier via het EVHH meer bij worden betrokken. Volgens het EESC zou in dit verband overwogen moeten worden specifieke maatregelen in te voeren om de deelname van vrijwilligers uit deze landen op te voeren en de sociale en humanitaire organisaties uit deze landen te versterken.

1.3

Om te bevorderen dat burgers zich voor humanitair werk gaan inzetten en om de rol van vrijwilligers te erkennen, raadt het EESC aan tevens na te denken over maatregelen om het grote publiek bekender te maken met deze thema's en de bewustwording te vergroten.

1.4

Het EESC schaart zich achter hetgeen in de verklaring De Europese consensus betreffende humanitaire hulp wordt gezegd over de doelen en middelen van humanitaire actie. Humanitaire hulp moet naar zijn stellige mening ook inhouden dat slachtoffers van humanitaire crises worden beschermd, hun waardigheid wordt verdedigd en hun rechten in acht worden genomen.

1.5

Het EESC beklemtoont dat humanitair werk hulp aldus breed moet worden opgevat, en dat het niet louter om hulpverlening gaat. De humanitaire beginselen van menselijkheid, onpartijdigheid, neutraliteit en onafhankelijkheid moeten geëerbiedigd worden, net als de wezenlijke rechtsnormen die aan humanitaire actie ten grondslag liggen.

1.6

Het EESC wijst erop dat vrijwilligerswerk een geheel eigen karakter heeft, en niet door elkaar gehaald mag worden met vormen van actie waarbij het echt om arbeid gaat. Dit aspect is in de huidige tijden van economische crisis van speciaal belang, zowel voor het interne als externe EU-beleid.

1.7

Het EU Aid Volunteers-initiatief kan negatief worden beïnvloed door het feit dat er in de verschillende lidstaten uiteenlopende wettelijke regels voor vrijwilligerswerk bestaan.

1.8

Vrijwilligers moeten altijd op basis van de behoeften worden ingezet, nadat de situatie en de noden van de mensen die door rampen of complexe crises zijn getroffen, geanalyseerd en beoordeeld zijn.

1.9

In het verordeningsvoorstel (1) wordt benadrukt dat er normen moeten worden vastgesteld voor alle fases in het proces rond de deelname van vrijwilligers. Het EESC is het hiermee eens en stelt voor om deze normen te baseren op goede praktijken in de humanitaire sector en op bestaande initiatieven die hun waarde hebben bewezen.

1.10

Vrijwilligerswerk wordt meestal verricht via maatschappelijke organisaties en in mindere mate via civiele overheidsinstellingen. Voor het welslagen van het werk is de kwaliteit van de instellingen van bijzonder belang. Het EESC onderschrijft dat er voor de certificering van organisaties mechanismen moeten komen, gebaseerd op de ervaring en expertise van de humanitaire sector. De certificeringscriteria moeten - zij het in aangepaste vorm - ook gelden voor de ontvangende organisaties uit de getroffen landen.

1.11

Het certificeringsmechanisme moet op al deze ervaringen gegrondvest zijn en bij de toepassing ervan dienen kerncriteria als transparantie, vrije mededinging, gelijke kansen en verantwoording in acht te worden genomen. Het initiatief moet de deelname bevorderen van ngo's uit landen met een minder grote traditie op dit terrein.

1.12

Het is vanzelfsprekend belangrijk dat de vrijwilligers in kwestie technisch goed zijn getraind. Daarnaast moet in de opleiding echter ook meer aandacht worden besteed aan het overbrengen van waarden, het eerbiedigen van de getroffen bevolking, de interculturele dimensie, respect, de psychosociale aspecten van hulp, kortom, aan allerlei kwesties tot de humanitaire taken behoren en die verdergaan dan alleen de technische kant.

1.13

Deelname van ondernemingen die ook ervaring hebben met (bedrijfs)vormen van vrijwilligerswerk, dient volgens het EESC grondig te worden bestudeerd, waarbij ook de rol van middelgrote en kleine ondernemingen moet worden benadrukt.

2.   Algemene aspecten

2.1

De vrijwilligerssector en vrijwilligerswerk maken deel uit van het EU-acquis en in de voorbije decennia hebben de Europese instellingen ter zake diverse projecten en programma's opgezet. Een specifieke verwijzing naar vrijwilligerswerk is echter pas opgenomen in het VWEU, nl. in lid 5 van artikel 214, dat betrekking heeft op humanitaire hulp. Hierin staat dat er een Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening (EVHH) wordt opgericht om te bevorderen dat Europese jongeren aan humanitaire hulpacties gaan deelnemen.

2.2

Het opnemen van deze bepaling was om verscheidene redenen verrassend: het is de eerste Verdragsverwijzing naar vrijwilligerswerk, de humanitaire sector is wellicht een van de meest geprofessionaliseerde sectoren op samenwerkingsgebied, en verwijzingen naar andere sectoren waarin Europa ervaring heeft met vrijwilligerswerk (bv. de jeugd- en de sociale sector) ontbreken. Hoe dan ook hebben de EU-instellingen na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon werk gemaakt van deze bepaling. Zo heeft de Commissie een aantal haalbaarheids- en impactstudies verricht en zijn er diverse proefprojecten opgestart om lessen te trekken en concrete invulling te geven aan dit initiatief (2). Ook is besloten om de naam te veranderen in EU Aid Volunteers-initiatief en is er verder gediscussieerd over een verordening om dit initiatief ten uitvoer te leggen.

2.3

Vrijwilligerswerk is sinds jaar en dag onlosmakelijk verbonden met tal van maatschappelijke organisaties in Europa. Daarom heeft het EESC in zijn werkzaamheden geregeld aandacht besteed aan o.m. het bevorderen en promoten daarvan.

2.4

Ook heeft het EESC in verscheidene adviezen zijn mening gegeven over kwesties i.v.m. ontwikkelingssamenwerking en het externe optreden van de EU, waarbij het vooral aspecten belichtte die met zijn mandaat verband houden: rol van het maatschappelijk middenveld, arbeids- en sociale rechten, enz.

2.5

Humanitaire hulp valt onder het externe beleid van de EU en behoort tot de terreinen waarop de deelname en de belangrijke rol van het Europees maatschappelijk middenveld het duidelijkst tot uiting komt. Meer dan 47 % van de humanitaire hulp van de Europese Commissie wordt verleend via ngo's (3). Voor de hulp van de meeste lidstaten geldt een vergelijkbaar percentage. Bovendien is dit een van de beleidsterreinen waarvoor het maatschappelijk draagvlak het grootst is, zo blijkt uit de Eurobarometers (4).

2.6

Sinds in 1996 Verordening (EG) nr. 1275/1996 is goedgekeurd, beschikt de Europese Commissie over een solide basis voor haar humanitaire werk. Die werd verder verstevigd toen de drie instellingen (Raad, Commissie en Parlement) in 2007 instemden met De Europese consensus betreffende humanitaire hulp, waarmee een algemeen kader voor het beleid inzake humanitaire hulp is geschapen. Dit document bevat een gedeelde visie op de humanitaire hulp van de EU, alsook de beleidsdoelstellingen en beginselen ter zake, zodat de EU de humanitaire behoeften eensgezind en efficiënter kan aanpakken. Ook wordt in deze tekst de rol van de lidstaten en de EU-instellingen omschreven. Uiteindelijk is in artikel 214 van het VWEU bepaald dat humanitaire hulp een apart beleidsterrein is.

2.7

Het EESC schaart zich achter de volgende opmerking uit De Europese consensus betreffende humanitaire hulp: "Met haar humanitaire hulp streeft de EU naar het mogelijk maken van een op de behoeften toegesneden spoedreactie die gericht is op het redden van levens, het voorkomen en verlichten van menselijk leed en de verdediging van de menselijke waardigheid wanneer dat nodig is, in gevallen waarin de regering en de plaatselijke actoren de situatie niet aankunnen ofwel niet kunnen of willen optreden. De humanitaire hulp van de EU omvat ondersteunings-, hulp- en beschermingsoperaties teneinde levens te redden en te sparen in humanitaire crises of in de onmiddellijke nasleep daarvan, en daarnaast maatregelen om toegang tot mensen in nood en de vrije aanvoer van hulpverlening te vergemakkelijken of mogelijk te maken. De humanitaire hulp van de EU wordt zowel verleend in het geval van door de mens veroorzaakte crises (met inbegrip van complexe noodsituaties) als bij natuurrampen, naar gelang van wat nodig is" (5). Het EESC juicht toe dat er verwezen wordt naar de bescherming van de slachtoffers en van de menselijke waardigheid, want het gaat bij dit vraagstuk niet alleen om het puur technisch verlenen van hulp.

2.8

Het EESC vindt dan ook dat er verder moet worden gegaan dan de definities uit het internationale humanitaire recht (waarin de rechten van slachtoffers worden omschreven) en uit de eigen Europese rechtsinstrumenten die hierboven zijn genoemd. Het beklemtoont dat sommige humanitaire organisaties, zoals Artsen Zonder Grenzen, humanitair werk hebben omschreven als een gebaar van persoon tot persoon om levens te redden en lijden te verlichten. Anders dan andere soorten hulp is humanitaire hulp niet bedoeld om een samenleving om te vormen, maar om een kritieke periode door te komen. Het gaat om een verbintenis t.o.v. personen en niet t.o.v. staten. Het maatschappelijk middenveld komt op dit gebied een essentiële rol toe.

2.9

Het begrip humanitaire hulp heeft zich in de voorbije decennia zodanig ontwikkeld dat het nu aspecten omvat zoals preventie en vermindering van risico's, hulpverlening, bescherming en rehabilitatie na rampen of gewapende conflicten. De EU zelf speelt op dit gebied een leidende rol, waarbij ze uitgaat van de Europese consensus over humanitaire hulp. Tegelijkertijd is de humanitaire hulp er niet alleen op gericht om aan de behoeften van de getroffenen te voldoen, maar spelen hierbij ook elementen uit de zgn. "op rechten gebaseerde aanpak" en wordt ernaar gestreefd om mensen hun waardigheid terug te geven. In het kader van deze op mensenrechten gebaseerde benadering kan het EESC een specifieke bijdrage leveren.

2.10

De Europese consensus over humanitaire hulp en het EU Aid Volunteers-initiatief kunnen er ook toe bijdragen dat er voor deze kwesties meer aandacht komt in lidstaten die zich op dit vlak weliswaar niet op een traditie kunnen beroemen, maar wel een groot potentieel hebben om nieuwe ideeën aan te dragen, dynamiek te creëren en vrijwilligers uit te zenden. Het EU Aid Volunteers-initiatief zou er o.m. toe moeten bijdragen humanitair vrijwilligerswerk te promoten onder burgers uit de gehele EU.

2.11

Het EESC is dan ook blij met dit initiatief en wil aan het opstellen van een verordening hierover graag meehelpen. De ideeën die het heeft in te brengen betreffen vooral aspecten die te maken met zijn rol en ervaring als EU-orgaan dat het Europees maatschappelijk middenveld vertegenwoordigt.

3.   Vrijwilligerswerk in de Europese hulpverlening

3.1

Het EESC kan zich vinden in de vrijwilligerswerkdefinities in het verordeningsvoorstel, die in andere adviezen al werden gehanteerd. Het beklemtoont dat vrijwilligerswerk een geheel eigen karakter heeft, en niet door elkaar gehaald mag worden met vormen van actie waarbij het echt om arbeid gaat. Dit aspect is in de huidige tijden van economische crisis van speciaal belang, zowel voor het interne als externe EU-beleid. Het EESC stelt dan ook voor om in bepaalde gevallen een evaluatie te maken van de economische impact van Europese vrijwilligers op de ontvangende landen.

3.2

Het wijst er nogmaals op dat de wettelijke voorschriften voor vrijwilligerswerk in de EU en met name voor de internationale activiteiten van vrijwilligers samenhang moeten vertonen. Het EU Aid Volunteers-initiatief kan negatief worden beïnvloed door het feit dat er in de verschillende lidstaten uiteenlopende rechtskaders voor vrijwilligerswerk bestaan (6).

3.3

Een dergelijk initiatief moet volgens het EESC stimuleren dat kwesties rond vrijwilligerswerk en humanitaire hulp ook worden opgepikt door lidstaten die op dit terrein een minder grote traditie hebben. Het initiatief moet de participatie van organisaties uit deze landen mogelijk maken, en bevorderen dat vrijwilligers uit de gehele EU eraan gaan deelnemen, uitgaande van het beginsel van gelijke kansen. Het EESC stelt voor dat er specifieke acties op touw worden gezet ter bevordering van de deelname van organisaties en vrijwilligers uit lidstaten die tot dusverre minder zijn betrokken bij humanitaire taken.

3.4

Het voorstel uit het VWEU was oorspronkelijk beperkt tot humanitair werk. In de praktijk gaat het bij een groot deel van de gefinancierde proefprojecten en bij een aanzienlijk deel van de aan vrijwilligers opgedragen taken echter meer om ontwikkelingssamenwerking, reducering van het risico op rampen, rehabilitatie en wederopbouw, verzachting van gevolgen, weerbaarheid, enz. Het EESC vindt dit een logische aanpassing en stelt voor om te onderzoeken hoe vrijwilligerswerk in de toekomst binnen de ontwikkelingssamenwerking van de EU kan evolueren.

3.5

Vrijwilligerswerk in het kader van Europese humanitaire hulpverlening en in het algemeen in het kader van ontwikkelingssamenwerking moet coherent en complementair zijn met het overige EU-beleid en dient hierin te worden geïntegreerd. Vrijwilligerswerk kan op andere terreinen van internationale ontwikkelingssamenwerking nuttig zijn, maar wat de deelname daaraan betreft is het wel zaak om de nodige voorzichtigheid (do no harm) en voorzorgen in te bouwen en duidelijk af te bakenen in welke situaties vrijwilligers kunnen worden ingezet.

3.6

Het EESC is het er dan ook mee eens dat het Europees Parlement beperkingen heeft gesteld aan de mogelijke inzet van vrijwilligers in geval van een conflict, een veiligheidsbedreiging of een complexe noodsituatie. De veiligheid van de hulpontvangers, van de vrijwilligers en van het personeel in het algemeen, met name in de soort situaties waarin humanitair werk wordt verricht, moet vooropstaan.

3.7

Het EESC stelt in dit verband voor om vaart te zetten achter het definiëren van soorten projecten die het meest geschikt zijn voor vrijwilligers, of tenminste om duidelijker aan te geven welk soort acties niet in aanmerking komen voor deelname door EU Aid Volunteers. Onder humanitair werk valt een brede waaier van uiteenlopende activiteiten en daarbinnen moet worden aangegeven in welke situaties vrijwilligers het best een bijdrage kunnen leveren.

3.8

Voorts is het EESC ermee ingenomen dat het concept van vrijwilligerswerk door jongeren zoals dat uit het Verdrag voortvloeide, in de praktijk realistischer is benaderd door te kijken naar de verschillende soorten vrijwilligerswerk, de vereiste vaardigheden, de specifieke waarden die men wil overbrengen, enz. Het EESC vindt overigens dat er gestreefd moet worden naar een passend evenwicht tussen mannelijke en vrouwelijke deelnemers aan het project.

4.   Uitdagingen bij de implementatie van het EU Aid Volunteers-initiatief

4.1

De EU-instellingen hebben bij de concrete tenuitvoerlegging van het EU Aid Volunteers-initiatief voor een voorzichtige aanpak gekozen. Om een aantal toekomstige uitdagingen het hoofd te kunnen bieden is het van fundamenteel belang dat de proefprojecten en de tot dusverre ontplooide initiatieven worden geëvalueerd. De resultaten van deze evaluaties moeten met alle betrokken partijen worden gedeeld, en de getrokken lessen dienen te worden besproken.

4.2

Vrijwilligers moeten altijd op basis van de behoeften worden ingezet, nadat de situatie en de noden van de mensen die door rampen of complexe crises zijn getroffen, geanalyseerd en beoordeeld zijn. Het is van cruciaal belang om voor een koppeling te zorgen met de coördinatiemechanismen, zowel op Europees niveau (Cohafa, mechanismen van DG ECHO, enz.) als op internationaal vlak, via het OCHA (Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden).

4.3

Verder moeten er heldere afspraken worden gemaakt met gespecialiseerde netwerken uit de humanitaire sector, zoals (op dit moment) de Internationale Federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maan-verenigingen, VOICE (Voluntary Organisations in Cooperation in Emergencies) en ICVA (International Council of Voluntary Agencies).

4.4

In het verordeningsvoorstel wordt benadrukt dat er normen moeten worden vastgesteld voor alle fases in de uitzending van vrijwilligers naar derde landen. Het EESC is het hiermee eens en stelt voor om deze normen te baseren op goede praktijken in de humanitaire sector en op relevante bestaande initiatieven die hun waarde hebben bewezen (7).

4.5

In het kader van deze normen moet speciale aandacht worden besteed aan veiligheidsvraagstukken en moeten de voorwaarden worden geschapen waaronder vrijwilligers hun werkzaamheden kunnen ontplooien en humanitaire projecten een meerwaarde kunnen geven.

4.6

Vrijwilligerswerk wordt meestal verricht via maatschappelijke organisaties en in mindere mate via civiele overheidsinstellingen. Om zoden aan de dijk te kunnen zetten is de kwaliteit van de instellingen van bijzonder belang. Het EESC onderschrijft dat er voor de certificering van organisaties mechanismen moeten komen, gebaseerd op de ervaring en expertise van de humanitaire sector. Zo stelt het EESC voor om een analyse en beoordeling te maken van de ervaring die DG ECHO heeft opgedaan via kaderovereenkomsten voor samenwerking met ngo's en VN-organen (8).

4.7

Het certificeringsmechanisme moet op al deze ervaringen gegrondvest zijn en bij de toepassing ervan dienen kerncriteria als transparantie, vrije mededinging, gelijke kansen en verantwoording in acht te worden genomen. Het initiatief moet de deelname bevorderen van ngo's uit landen met een minder grote traditie op dit terrein. Hiertoe stelt het EESC voor dat er specifieke maatregelen worden uitgewerkt om het EU Aid Volunteers-initiatief en humanitair werk in het algemeen onder de aandacht te brengen in deze lidstaten.

4.8

De certificeringscriteria moeten - zij het in aangepaste vorm - ook gelden voor de ontvangende organisaties uit de getroffen landen. Er moet hoog worden ingezet op capaciteitsopbouwmaatregelen bij de ontvangende organisaties. Het project moet hiervoor technische, logistieke en financiële steun beschikbaar stellen. Het initiatief kan een middel vormen om partners uit het Zuiden te steunen en de samenleving van de ontvangende landen te helpen versterken. Dit thema ligt het EESC na het hart. Het heeft hierover verscheidene adviezen uitgebracht (9).

4.9

Het EESC wijst erop dat de instellingen die vrijwilligers uitzenden en ontvangen van civiele aard moeten zijn om te waarborgen dat de humanitaire waarden en beginselen in acht worden genomen en voor draagvlak te zorgen bij de getroffen gemeenschappen.

4.10

Deelname van ondernemingen die ook ervaring hebben met (bedrijfs)vormen van vrijwilligerswerk, dient volgens het EESC grondig te worden bestudeerd. Voor deze deelname moeten bepaalde afspraken worden gemaakt. Het EESC vindt in ieder geval dat ook de rol van kleine en middelgrote bedrijven moet worden gestimuleerd, en dus niet alleen (zoals soms is gebeurd) de rol van grote ondernemingen die over afdelingen voor MVO (maatschappelijk verantwoord ondernemen) en dergelijke beschikken.

4.11

Om voor een goed verloop van de werkzaamheden te zorgen, is het van essentieel belang dat de kandidaat-vrijwilligers van het EU Aid Volunteers-initiatief een opleiding krijgen. Het is vanzelfsprekend belangrijk dat de vrijwilligers in kwestie technisch goed zijn getraind. Daarnaast moet in de opleiding echter ook meer aandacht worden besteed aan het overbrengen van waarden, het eerbiedigen van de getroffen bevolking, de interculturele dimensie, respect, de psychosociale aspecten van hulp, kortom, aan allerlei kwesties die tot de humanitaire taken behoren en die verdergaan dan alleen de technische kant. Als er iets kenmerkend is voor humanitair werk, dan is het wel deze nadruk op waarden en beginselen. Deze dienen bij de opleiding van vrijwilligers dan ook een essentiële rol te spelen.

4.12

Daarom moet er worden samengewerkt met op dit vlak ervaren instanties uit de lidstaten en met Europese opleidingsnetwerken, niet alleen universitaire netwerken, maar ook netwerken van non-profitinstellingen. Speciale aandacht moet uitgaan naar het evalueren van opleidingsacties die onderdeel vormden van reeds uitgevoerde proefprojecten. Het EESC pleit ervoor om de goede praktijken ter zake zo snel mogelijk in kaart te brengen, zodat ze als uitgangspunt (benchmarks) kunnen dienen voor toekomstige voorstellen.

4.13

In de ontwerpverordening wordt voorgesteld een databank te creëren van kandidaat-vrijwilligers die later via geaccrediteerde organisaties of eventueel via de diensten van de Commissie kunnen worden ingezet. Het EESC benadrukt dat de opname van een vrijwilliger in een organisatie niet alleen afhangt van technische vereisten. Het gaat er ook om dat de vrijwilliger een zekere affiniteit met gemeenschappelijke waarden aan de dag legt, het mandaat en de taken van de organisatie onderschrijft, e.d. Dit aspect moet volgens het EESC zeker in aanmerking worden genomen, hoe de door de Commissie te creëren vrijwilligersdatabank er ook uit komt te zien.

4.14

Het EU Aid Volunteers-initiatief biedt de kans om de Europese burgers er meer van te doordringen dat er solidariteit nodig is en dat het ook in crisistijden zaak is hulp te blijven verlenen en universele waarden te promoten. Het gaat er niet louter om dat de acties "zichtbaarder" worden; het EESC wil er net als in eerdere adviezen ook op wijzen dat de banden met de burgers moeten worden aangehaald. Een cruciale rol hierbij is weggelegd voor de organisaties uit het maatschappelijk middenveld, van wie er vele in het EESC zijn vertegenwoordigd. Het EESC is er voorstander van dat deze op het grote publiek gerichte maatregelen vooral ten uitvoer worden gelegd in lidstaten die tot op heden een minder grote traditie hebben op humanitair gebied.

Brussel, 16 oktober 2013

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening EU Aid Volunteers (COM(2012) 514 final).

(2)  DG ECHO heeft drie evaluaties laten verrichten over dit thema, nl. in 2006, 2010 en 2012: Review concerning the establishment of a European Voluntary Humanitarian Aid Corps (2006), Review concerning the establishment of a European Voluntary Humanitarian Aid Corps - Final report (2010) en Impact Assessment on the establishment of a European Voluntary Humanitarian Aid Corps (2012), met verschillende conclusies.

(3)  Gegevens uit het ECHO-jaarverslag 2012 http://ec.europa.eu/echo/files/funding/figures/budget_implementation/AnnexV.pdf.

(4)  Volgens de Eurobarometer van maart 2012, die aan dit thema is gewijd, steunt 88 % van de Europese burgers dat de EU hiervoor middelen uittrekt. http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_383-384_fact_nl_nl.pdf.

(5)  Artikel 8 van de consensus. PB C 25 van 30.1.2008, blz. 1-12. In de consensus wordt ook gewag gemaakt van initiatieven zoals het Sphere-project, waarin de rechten van personen die zijn getroffen door humanitaire crisis zijn vastgelegd en op hun bescherming wordt aangedrongen. "Humanitair Handvest" en minimumnormen van het Sphere-project.

(6)  EESC-advies over de "Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Mededeling over EU-beleid en vrijwilligerswerk: erkenning en bevordering van grensoverschrijdend vrijwilligerswerk in de EU". COM(2011) 568 final, PB C 181 van 21.6.2012, blz. 150-153.

(7)  Het EESC stelt voor om een specifiek vervolg te geven aan het Initiatief over gemeenschappelijke normen (JSI) dat is opgezet door drie van de belangrijkste initiatieven ter verbetering van humanitaire actie: het Sphere-project, het HAP-initiatief (Humanitarian Accountability Partnership) en de gedragscode van People in Aid.

(8)  Daarnaast zou het goed zijn om werk te maken van de voorstellen van het stuurcomité voor humanitair optreden die momenteel worden besproken, en om onderzoek te doen naar de accreditatiemechanismen die in sommige lidstaten zijn ingevoerd, teneinde tot een coherente aanpak te komen en dubbel werk te voorkomen.

(9)  EESC-advies "De betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij het EU-ontwikkelingsbeleid", PB C 181 van 21.6.2012, blz. 28-34.


Top