Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010IP0246

    Executies in Libië Resolutie van het Europees Parlement van 17 juni 2010 over executies in Libië

    PB C 236E van 12.8.2011, p. 148–151 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.8.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 236/148


    Donderdag 17 juni 2010
    Executies in Libië

    P7_TA(2010)0246

    Resolutie van het Europees Parlement van 17 juni 2010 over executies in Libië

    2011/C 236 E/27

    Het Europees Parlement,

    onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties over de afschaffing van de doodstraf en zijn voorgaande resoluties over jaarverslagen over de mensenrechten in de wereld, met name dat van 2008 en de noodzaak van een onmiddellijk moratorium op terechtstellingen in landen waar de doodstraf nog wordt opgelegd,

    gezien resoluties 62/149 van 18 december 2007 en 63/168 van 18 december 2008 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties waarin een moratorium op de toepassing van de doodstraf wordt geëist (op basis van het verslag van de Derde Commissie (A/62/439/Add. 2)),

    gezien de EU-richtsnoeren inzake de doodstraf van 16 juni 1998 en de herziene en bijgewerkte versie van 2008,

    gezien de slotverklaring van het vierde wereldcongres tegen de doodstraf, dat heeft plaatsgevonden in Genève van 24 tot 26 februari 2010, waarin wordt opgeroepen tot de universele afschaffing van de doodstraf,

    gezien de internationale verdragen over de bescherming van de mensenrechten en fundamentele vrijheden,

    gezien het Europees migratie- en asielbeleid en de Conventie van Genève van 28 juli 1951 en het protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen,

    gezien de informele dialoog die momenteel plaatsvindt tussen de EU en Libië om de betrekkingen aan te halen en de huidige samenwerking van de EU en Libië over migratie (2 projecten uitgevoerd in het kader van het Aeneas-programma en het migratie- en asielinstrument) en HIV/AIDS (Actieplan voor Benghazi),

    gelet op artikel 122, lid 5, van het Reglement,

    A.

    overwegende dat afschaffing van de doodstraf een onlosmakelijk onderdeel is van de fundamentele waarden van de Europese Unie; overwegende dat het Europees Parlement zich sterk inzet voor de afschaffing van de doodstraf en naar een wereldwijde aanvaarding hiervan streeft,

    B.

    overwegende dat de Libische regering zich verzet heeft tegen pogingen om de doodstraf af te schaffen; in december 2007 en 2008 hoorde Libië tot de minderheid van staten die stemden tegen de succesvolle resoluties van de Algemene Vergadering van de VN waarin aangedrongen werd op een wereldwijd moratorium op de executies,

    C.

    overwegende dat Libië onlangs is gekozen in de VN-Mensenrechtenraad, hetgeen een grotere verantwoordelijkheid betekent op het gebied van de mensenrechten,

    D.

    overwegende dat Cerene, een dagblad dat nauwe banden heeft met Saif al Islam Kadafi, zoon van de Libische leider Moeammar Kadafi, berichtte dat er 18 mensen, waaronder ingezetenen van Tsjaad, Egypte en Nigeria, op 30 mei in Tripoli en Benghazi terechtgesteld zijn, na een veroordeling voor moord met voorbedachten rade; overwegende dat hun identiteit niet bekend is gemaakt door de Libische autoriteiten,

    E.

    overwegende dat de vrees bestaat dat doodstraffen worden uitgesproken na processen die niet aan de internationale normen voor eerlijke procesvoering beantwoorden,

    F.

    overwegende dat het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat ondertekend is door Libië, en in het bijzonder artikel 6, lid 2 van dit verdrag, stelt dat de verdragsluitende partijen die nog niet de doodstraf hebben afgeschaft, deze alleen mogen toepassen voor de „ernstigste misdaden”,

    G.

    overwegende dat de Libische rechtspraak de doodstraf blijft opleggen, in de meeste gevallen voor moord of drugsmisdaden, maar dat deze ook opgelegd kan worden voor een breder scala overtredingen, waaronder ook de vreedzame uitoefening van de vrijheid van meningsuiting en vereniging,

    H.

    overwegende dat er geen officiële statistieken beschikbaar zijn over het aantal personen dat per jaar in Libië ter dood veroordeeld wordt en terechtgesteld; overwegende dat volgens verschillende bronnen meer dan 200 mensen, waaronder buitenders, momenteel hun executie afwachten in Libië,

    I.

    overwegende dat buitenlanders vaak geen contact mogen leggen met hun eigen consulaire vertegenwoordigers en geen bijstand in de vorm van vertolking of vertaling krijgen gedurende jet proces,

    J.

    overwegende dat artikel 19, lid 2 van het Handvest van de grondrechten verwijdering, uitzetting of uitlevering verbiedt aan een staat waarin een ernstig risico bestaat dat de persoon aan de doodstraf, aan folteringen of aan andere onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen wordt,

    K.

    overwegende dat de Europese Unie sinds de opheffing van de internationale sancties tegen Libië van 2003, een politiek van geleidelijke toenadering met Libië heeft gevolgd en eind 2007 begonnen is met de onderhandelingen over een kaderovereenkomst,

    L.

    overwegende dat de EU een informele dialoog voert en een serie overleggen met Libië heeft gehouden met het oog op het sluiten van een kaderovereenkomst, die ook migratiekwesties betreft;overwegende dat de onderhandelingen tot dusver in minstens 7 onderhandelingsrondes tussen beide partijen zijn gevoerd, die in geen enkele substantiële vooruitgang hebben geresulteerd of duidelijke toezeggingen van Libië om de internationale mensenrechtenverdragen te zullen respecteren,

    M.

    overwegende dat het belangrijkste obstakel in de betrekkingen tussen de EU en Libië betrekking heeft op de stagnatie in de dialoog over de mensenrechten, fundamentele vrijheden en democratie, met name de uitblijvende ratificatie van het Verdrag van Genève, alsook op het agressieve buitenlandse beleid van het Libische regime, niet in het minst tegen Europese landen; overwegende dat Libië geen nationaal asielsysteem heeft dat voorziet in screening en registratie van vluchtelingen, verlening van de asielstatus, bezoeken aan asielzoekersverblijven en verlening van medische en humanitaire hulp, dat gedaan wordt door de UNHCR,

    N.

    overwegende dat volgens de UNHCR 9 000 vluchtelingen – voornamelijk Palestijnen, Irakezen, Soedanezen en Somalis – in Libië zijn geregistreerd, waaronder zich 3 700 asielzoekers bevinden, vooral uit Eritrea; overwegende dat vluchtelingen voordurend gevaar lopen naar de staat van herkomst of doorreis te worden gedeporteerd, in strijd met de normen van het Verdrag van Genève, en blootgesteld dreigen te worden aan vervolging en moord; overwegende dat er gevallen van mishandeling, martelingen en moord zijn gerapporteerd in detentiecentra voor vluchtelingen, alsmede van achterlating van vluchtelingen in de woestijn tussen Libië en andere Afrikaanse landen,

    O.

    overwegende dat op 8 juni 2010 de Libische autoriteiten de sluiting hebben bevolen van het UNHCR-kantoor, dat sinds 1991 in Tripoli gevestigd was, omdat de vertegenwoordigers „illegale activiteiten” zouden hebben begaan,

    P.

    overwegende dat Libië, net als andere landen die een associatieovereenkomst hebben getekend, een Nationaal Indicatief Programma ter waarde van 60 miljoen EUR voor de periode 2011-2013 is toegekend, om het land in staat te stellen verdere gezondheidszorg te bieden en illegale immigratie te bestrijden,

    1.

    verklaart nogmaals tegen de doodstraf in alle gevallen en onder alle omstandigheden te zijn; wijst op de sterke inzet van de EU voor de afschaffing van de doodstraf overal ter wereld, en benadrukt nogmaals dat de afschaffing van de doodstraf bijdraagt aan de menselijke waardigheid en de progressieve ontwikkeling van de mensenrechten;

    2.

    veroordeelt krachtig de executie van de 18 mensen op 30 mei 2010 en betuigt zijn medeleven en solidariteit met de families van de terechtgestelden;

    3.

    vraagt Libië de namen van de 18 geëxecuteerde mensen te onthullen, waaronder ook die van de buitenlandse ingezetenen;

    4.

    vraagt de Libische autoriteiten ervoor te zorgen dat degenen die in connectie met bovengenoemde gebeurtenissen vastzitten, in gevangenschap een menselijke behandeling krijgen en een eerlijk proces, in overeenstemming met het internationaal recht, met inbegrip van contact met een advocaat van eigen keuze, en inachtneming van het beginsel dat iemand onschuldig is tenzij het tegendeel wordt bewezen;

    5.

    verzoekt de Libische autoriteiten met klem toe te werken naar een moratorium op executies;

    6.

    uit zijn diepe bezorgdheid over de sluiting van het UNHCR-kantoor in Libië;

    7.

    dringt er bij de Libische autoriteiten op aan het Vluchtelingenverdrag van Genève onverwijld te ratificeren en de uitvoering van de UNHCR-werkzaamheden in Libië toe te laten en te faciliteren, met inbegrip van een nationaal asielsysteem;

    8.

    verzoekt de lidstaten die migranten in samenwerking met Frontex (Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie) naar Libië uitzetten, deze uitzettingen onmiddellijk te staken wanneer er ernstig gevaar bestaat dat de betrokken persoon wordt blootgesteld aan de doodstraf, martelingen of andere onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;

    9.

    verzoekt de Commissie en de Raad stappen te ondernemen krachtens artikel 265 en artikel 218, lid 10, van de VWEU, die bepalen dat het Europees Parlement „in alle stadia van de onderhandelingen over internationale overeenkomsten onverwijld en ten volle geïnformeerd moet worden” over de onderhandelingen met Libië; dringt er nogmaals op aan volledig geïnformeerd te worden over het onderhandelingsmandaat van de Commissie op dit vlak;

    10.

    verklaart dat elke samenwerking of overeenkomst tussen de EU en Libië gekoppeld moet zijn aan de voorwaarde dat Libië het Vluchtelingenverdrag van Geneve en andere belangrijke verdragen en protocollen inzake de mensenrechten ratificeert en uitvoert;

    11.

    is ingenomen met het feit dat er een hervorming van het strafrecht wordt doorgevoerd door een commissie onder leiding van de voormalige president van het hooggerechtshof Dr. Abdulraham Abu Tuta, en spreekt de hoop uit dat deze commissie snel een rapport zal presenteren; verzoekt de Libische autoriteiten een vrij en democratisch nationaal debat over de doodstraf te lanceren, om zich aan te sluiten bij de wereldwijde verschuiving ten gunste van afschaffing van de doodstraf;

    12.

    is ingenomen met de vrijlating van de Zwitserse burger Max Goeldi;

    13.

    verzoekt zijn voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de lidstaten, de UNHCR, de UNGA, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen en de Libische autoriteiten.


    Top