EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010IP0210

Vorderingen bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling: tussentijdse herziening ter voorbereiding op de VN-bijeenkomst op hoog niveau in september 2010 Resolutie van het Europees Parlement van 15 juni 2010 over de vorderingen bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling: tussentijdse herziening ter voorbereiding op de VN-bijeenkomst op hoog niveau in september 2010 (2010/2037(INI))

PB C 236E van 12.8.2011, p. 48–56 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 236/48


Dinsdag 15 juni 2010
Vorderingen bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling: tussentijdse herziening ter voorbereiding op de VN-bijeenkomst op hoog niveau in september 2010

P7_TA(2010)0210

Resolutie van het Europees Parlement van 15 juni 2010 over de vorderingen bij de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling: tussentijdse herziening ter voorbereiding op de VN-bijeenkomst op hoog niveau in september 2010 (2010/2037(INI))

2011/C 236 E/07

Het Europees Parlement,

gezien de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties van 8 september 2000,

gezien de bijeenkomst van de Europese Raad van 17 en 18 juni 2010 die zich op de millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MDG's) richt,

gezien de verplichtingen inzake de omvang van hulp, de hulp aan Afrika bezuiden de Sahara en de kwaliteit van de hulp die de G8 zichzelf op de top van 2005 in Gleneagles en alle daaropvolgende G8- en G20-bijeenkomsten heeft opgelegd,

gezien de G20-top in Pittsburgh op 24 en 25 september 2009 en de G20-top in Londen op 2 april 2009,

gezien de G8-top in L'Aquila (Italië) van 8 tot en met 10 juli 2009,

gezien de Europese Consensus inzake ontwikkeling (1) en de EU-Gedragscode over complementariteit en arbeidsverdeling in het ontwikkelingsbeleid (2),

gezien de Consensus van Monterrey, aangenomen tijdens de Internationale Conferentie over ontwikkelingsfinanciering in Monterrey, Mexico, van 18 tot en met 22 maart 2002,

gezien de Verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp en de Actieagenda van Accra,

gezien de Oproep van Addis Abeba tot dringend handelen ten behoeve van de gezondheid van moeders, de Oproep van Berlijn tot handelen en de Strategische opties voor NGO's waarbij beide laatstgenoemde documenten zijn gepubliceerd ter gelegenheid van de 15de verjaardag van de internationale Conferentie over bevolking en ontwikkeling (ICPD/15),

gelet op artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de EU, waarin wordt bepaald dat „de Unie bij de uitvoering van beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening [houdt] met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking”,

gezien de mededeling van de Commissie van 12 april 2005 over samenhang in het ontwikkelingsbeleid (3),

gezien Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (4) (het „Development Cooperation Instrument” (DCI)),

gelet op artikel 7 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Verdrag van Lissabon), waarin andermaal is vastgelegd dat de EU toeziet op de samenhang tussen haar beleidsmaatregelen en optredens, rekening houdend met het geheel van haar doelstellingen,

gezien de IAO-agenda voor waardig werk en het wereldwerkgelegenheidspact van de IAO, dat op 19 juni 2009 tijdens de Internationale Arbeidsconferentie met algemene instemming werd goedgekeurd,

gezien het rapport van juli 2009 van de Secretaris-generaal van de VN over de implementatie van de Millenniumverklaring,

gezien het UNDP-rapport getiteld „Beyond the Midpoint - Achieving the Millennium Development Goals” van januari 2010,

gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's getiteld „EU-twaalfpuntenplan ter ondersteuning van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling” (5),

gezien de conclusies van de Raad over de vooruitgang die geboekt is met het Europees actieprogramma voor externe maatregelen tegen HIV/AIDS, malaria en tuberculose (2007-2011),

gezien het arrest van het Hof van Justitie van 6 november 2008 inzake leningen van de Europese Investeringsbank (EIB) voor projecten buiten de Gemeenschap (6),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 april 2006 over de doeltreffendheid van hulp en de corruptie in ontwikkelingslanden (7),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 juni 2007 over de millenniumdoelstellingen - halverwege (8),

onder verwijzing naar zijn resoluties van 4 september 2008 over moedersterfte (9), van 24 maart 2009 over MDG-contracten (10) en van 25 maart 2010 over de gevolgen van de mondiale financiële en economische crisis voor de ontwikkelingslanden en de ontwikkelingssamenwerking (11),

gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en het advies van de Commissie Internationale handel (A7-0165/2010),

A.

overwegende dat de bestrijding en het uitbannen van armoede overeenkomstig het Verdrag van Lissabon het hoofddoel van het ontwikkelingsbeleid van de EU vormt, en dat dit ook een morele verplichting is die de eigen belangen van de EU op de lange termijn dient,

B.

overwegende dat de EU, als 's werelds grootste donor, en haar lidstaten een voortrekkersrol moeten vervullen tijdens de MDG-bijeenkomst in september en een ambitieus, eensluidend standpunt moeten innemen dat kan werken als een drijvende kracht met het oog op de tijdige verwezenlijking van de MDG's,

C.

overwegende dat de EU momenteel circa 20 miljard EUR op de door haar toegezegde MDG-uitgaven achterloopt,

D.

overwegende dat bepaalde EU-lidstaten hun begroting voor hulp inkrimpen,

E.

overwegende dat de waarde van de mondiale financiële transacties nu 70 maal het wereld-BNI bedraagt,

F.

overwegende dat onvoorspelbare hulp de ontvangende landen schade kan berokkenen en overwegende dat hulp van betere kwaliteit een extra 3 miljard EUR per jaar voor de ontwikkelingsbudgetten van de EU en haar lidstaten kan vrijmaken (12),

G.

overwegende dat 82 % van de nieuwe leningen van het IMF naar landen in het Europese gebied gaat terwijl de minst ontwikkelde landen (MOL's) er profijt van zouden hebben als zij een groter bedrag aan nieuwe leningen van het IMF zouden ontvangen,

H.

overwegende dat de VN het meest omvattende forum blijft voor de aanpak van mondiale governance-kwesties, al is de G20 representatiever dan de G8,

I.

overwegende dat gebrek aan samenhang in het EU-beleid het effect van de ontwikkelingsfinanciering niet mag ondermijnen,

J.

overwegende dat overmakingen door migranten jaarlijks voor ten minste 300 miljard Amerikaanse dollar tot de economie van ontwikkelingslanden bijdragen (13),

K.

overwegende dat, hoewel er op het vlak van sommige MDG's bemoedigende vorderingen zijn gemaakt, alle acht MDG's momenteel op hun schema achterlopen en overwegende dat de MDG's alleen met vastberaden politieke wil in de 5 jaar voor het verstrijken van de termijn in 2015 verwezenlijkt kunnen worden,

L.

overwegende dat sommige MOL's op een schema liggen waarbij niet één MDG wordt gehaald,

M.

overwegende dat de recente voedsel- en brandstofcrises, samen met de wereldwijde economische neergang en de klimaatverandering, hebben geleid tot een terugval in de vooruitgang die in de afgelopen tien jaar op het vlak van de armoedebestrijding is geboekt,

N.

overwegende dat grondbezit individuen, gezinnen en gemeenschappen stimuleert om hun ontwikkeling in eigen hand te nemen en te zorgen voor voedselzekerheid op plaatselijk niveau,

O.

overwegende dat de leniging van de klimaatverandering in de ontwikkelingslanden tegen 2020 circa 100 miljard USD per jaar kan gaan kosten (14) en de economische neergang minstens nog eens datzelfde bedrag (15),

P.

overwegende dat de situatie in ontwikkelingslanden met een „modaal inkomen” bij de herziening van de MDG's niet over het hoofd mag worden gezien, aangezien zij steun blijven behoeven om hun volledig ontwikkelingspotentieel te kunnen ontplooien,

Q.

overwegende dat met name de geïndustrialiseerde landen voor de klimaatverandering en de financiële en economische crisis verantwoordelijk zijn,

R.

overwegende dat het aantal werkende armen en mensen met kwetsbare banen stijgt,

S.

overwegende dat een gebrek aan vrede en veiligheid, democratie en politieke stabiliteit vaak verhindert dat arme landen hun volledige ontwikkelingspotentieel bereiken,

T.

overwegende dat corruptie de productiviteit vernietigt, instabiliteit veroorzaakt en buitenlandse investeringen ontmoedigt,

U.

overwegende dat de illegale kapitaalstromen uit de ontwikkelingslanden naar schatting 641 à 941 miljard USD bedragen en overwegende dat deze uitstroom ondermijnend is voor de capaciteit van de ontwikkelingslanden om hun eigen middelen te genereren en meer geld uit te trekken voor de terugdringing van de armoede (16),

V.

overwegende dat, hoewel er belangrijke vorderingen zijn geboekt met de verwezenlijking van een aantal MDG's op gezondheidsgebied van de gezondheidszorg, de drie MDG's op gezondheidsgebied van de gezondheidszorg, met name de moedersterfte, het verst op hun schema achterlopen,

W.

overwegende dat 13 % van de gevallen van moedersterfte in ontwikkelingslanden het gevolg is van onveilige abortussen en overwegende dat dit percentage in Afrika nog veel hoger ligt (17),

X.

overwegende dat de financiering van gezinsplanning per vrouw de afgelopen tien jaar is gekelderd,

Y.

overwegende dat er, zelfs als we alle MDG's verwezenlijken, in de arme landen sprake blijft van door armoede veroorzaakte problemen en leed,

Z.

overwegende dat het niet nakomen van onze MDG-beloften voortzetting van het lijden van miljoenen armen betekent en het vertrouwen tussen noord en zuid ernstig schaadt,

I.   Financiering

1.

verwacht dat de Europese Raad van juni 2010 instemt met een ambitieus en eendrachtig EU-standpunt in aanloop naar de MDG-bijeenkomst van de VN in september en komt tot nieuwe, resultaatgerichte, aanvullende, transparante en meetbare verbintenissen;

2.

verzoekt de lidstaten aan hun verplichtingen te voldoen zoals vastgelegd in het kader van de Europese consensus over ontwikkeling;

3.

wijst erop dat het verwezenlijken van de MDG's een kerndoelstelling voor de Europese Unie moet blijven; onderstreept dat de terugdringing van armoede via de verwezenlijking van de MDG's ondubbelzinnig moet worden erkend als overkoepelend kader voor het ontwikkelingsbeleid van de EU en dat dit duidelijk moet zijn terug te vinden in alle relevante beleids- en wetgevingsvoorstellen, met inbegrip van het handelsbeleid; is van oordeel dat de MDG's niet mogen worden beschouwd als een technische kwestie die gewoon kan worden opgelost door meer geld of meer handelsmogelijkheden te bieden zonder de onderliggende oorzaken van armoede te identificeren en aan te pakken;

4.

onderstreept dat de cijfers in het recente VN-rapport „Rethinking Poverty” niet alleen alarmerend zijn, maar duidelijk aangeven dat het gevaar dat de MDG's niet worden gehaald, reëel is;

5.

roept alle lidstaten op hun belofte van 0,7 % steun uiterlijk in 2015 na te komen;

6.

roept de EU en de lidstaten op versterkte verantwoordingsmaatregelen in te voeren met betrekking tot hun engagement om tegen 20150,7 % van hun BNI te besteden aan hulpverlening, met inbegrip van het opstarten binnen de Raad Buitenlandse Zaken van een „ODA Peer Review”-proces, dat de vooruitgang op weg naar de doelstelling van 0,7 % tegen 2015 moet beoordelen, en dat uiteindelijk moet leiden tot een verslag aan de Europese Raad en het Europees Parlement;

7.

doet een beroep op alle lidstaten om maatregelen voor ontwikkelingshulp vast te stellen en meerjarige tijdschema's voor de verwezenlijking van de MDG's op te stellen; verzoekt de Commissie volledige transparantie te betrachten op het gebied van officiële ontwikkelingshulp (ODA) en verzoekt haar in dit verband de bedragen die door de lidstaten aan ODA worden besteed te publiceren;

8.

verzoekt de EU en de OESO de definitie van ODA niet te verruimen en schuldenkwijtschelding of andere financiële niet-ODA-stromen niet als hulp aan te merken;

9.

roept alle lidstaten op tot actieve uitbanning van belastingparadijzen, belastingontduiking en illegale kapitaalstromen, binnen het G20- en VN-kader, en tot bevordering van meer transparantie, met inbegrip van automatische openbaarmaking van gemaakte winsten en betaalde belasting, alsmede een rapportagesysteem per land om ontwikkelingslanden in staat te stellen hun eigen middelen te houden voor hun eigen ontwikkeling;

10.

verzoekt de EIB zijn beleid inzake offshore financiële centra te herzien volgens stringentere criteria dan de lijst van verboden of onder toezicht gestelde jurisdicties van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), en te zorgen voor de uitvoering hiervan en jaarlijkse verslagen over de vorderingen op te stellen;

11.

verzoekt alle lidstaten en de internationale gemeenschap om maatregelen te treffen om overmakingen door migranten goedkoper te maken;

12.

verzoekt alle lidstaten om VN-initiatieven te steunen en maatregelen te nemen om de verantwoordelijkheid van leningverstrekker en lener in het kader van transacties met staatsschulden te vergroten;

13.

roept alle lidstaten en de internationale gemeenschap op tot hernieuwde inspanningen om de schuldenlast te verlichten van de MOL's met een staat van dienst op het gebied van betrouwbaarheid, transparantie en behoorlijk bestuur;

14.

roept de EU op tot het verstrekken van aanzienlijke middelen om de arme landen te helpen bij de bestrijding van de gevolgen van de klimaatverandering en de economische crisis; dringt erop aan dat deze middelen daadwerkelijk een aanvulling vormen op de bestaande steunverbintenissen;

15.

roept alle lidstaten zich ertoe te verbinden om in het kader van de volgende financiële vooruitzichten en het Europees Ontwikkelingsfonds aanzienlijk meer middelen aan ontwikkelingssamenwerking en noodhulp toe te kennen;

16.

verzoekt de Europese Commissie gebruik te maken van haar bestaande instrumenten voor samenwerking met ontwikkelingslanden, waaronder de actieplannen van het ENB, het Oostelijk partnerschap, SAP en SAP+, en om praktische maatregelen uit te werken en toe te passen, die zijn bedoeld om de verwezenlijking van de MDG's te vergemakkelijken;

17.

roept alle lidstaten op tot een aanzienlijke verhoging van het bedrag voor hulp uit de begrotingssteun, met name in de vorm van MDG-contracten, maar dringt aan op naleving van de criteria met betrekking tot democratie, mensenrechten, bestuur en andere essentiële zaken en op meer en betere controles en audits;

18.

verzoekt alle lidstaten ervoor te zorgen dat de EU zich blijft inzetten via een breed scala van bestaande financiële instrumenten op mondiaal en nationaal niveau naast begrotingssteun, met inbegrip van het Wereldfonds voor de bestrijding van HIV/AIDS, tuberculose en malaria, en andere relevante organisaties en mechanismes, in het bijzonder maatschappelijke organisaties en gemeenschappen;

19.

roept alle lidstaten op tot verdere verbetering van hun donorcoördinatie door hun steun te bundelen, overeenkomstig de Verklaringen van Parijs en Accra, waardoor de grote versnippering van het budget voor ontwikkelingshulp wordt verminderd, hetgeen voor de samenhang en de ontkoppeling van de steun absoluut noodzakelijk is; erkent tevens dat de verschillende lidstaten deskundigheid kunnen inbrengen met betrekking tot diverse geografische regio's en ontwikkelingssectoren;

II.   Samenhang in ontwikkelingsbeleid

20.

roept de Europese Commissie en de lidstaten op ervoor te zorgen dat het programmeren van de ontwikkelingsgelden en het vaststellen van de prioriteiten in het nieuwe institutionele bestel van de EU de hoofdverantwoordelijkheid van de commissaris voor ontwikkeling blijft;

21.

verzoekt de EU concrete actie te ondernemen tegen armoede middels een samenhangend beleid dat handel, ontwikkelingssamenwerking en haar gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid omvat, om te voorkomen om directe en indirecte negatieve gevolgen voor de economie van de ontwikkelingslanden te voorkomen;

22.

doet een beroep op de EU om op te komen voor het beginsel van de voedselzekerheid in de ontwikkelingslanden en om bij alle betrokkenen aan te dringen op de naleving van dit beginsel tijdens de lopende WTO-onderhandelingen;

23.

meent dat voor de verwezenlijking van de MDG's maatregelen om de toegang tot land, water en de bronnen van biodiversiteit te bevorderen, en maatregelen ter bevordering van een beleid van plaatselijke steun voor duurzame kleinschalige landbouw nodig zijn;

24.

verzoekt de EU haar visserijafspraken „ontwikkelingsvast” te maken, zodat deze optimaal rekening houden met de sociale en economische gevolgen voor plaatselijke gemeenschappen, met name door middel van langdurige sectorale EU-steun en een mechanisme waarmee scheepseigenaars een billijk aandeel in de kosten van toegang voor de EU-vloot betalen;

25.

roept de EU op om arme landen niet met haar handelsbeleid tot het openstellen van kwetsbare marktsectoren te dwingen wanneer zij vanwege hun ontwikkelingsniveau niet eerlijk op de wereldmarkt kunnen concurreren, en tegelijk het EU-beleid betreffende hulp voor handel nog meer op de armen te richten;

26.

verzoekt de EU te strijden voor een tijdige, op de ontwikkeling gerichte afsluiting van de Doha-ronde van de WTO;

27.

dringt erop aan de beoordeling van de risico's van klimaatverandering systematisch op te nemen in alle aspecten van de beleidsplanning en besluitvorming met betrekking tot handel, landbouw en voedselzekerheid; eist dat de resultaten van deze beoordeling worden gebruikt voor het formuleren van duidelijke richtsnoeren voor een beleid inzake duurzame ontwikkelingssamenwerking;

28.

benadrukt dat er een effectieve mondiale oplossing moet komen voor het probleem van de klimaatverandering, waarbij de geïndustrialiseerde landen hun verantwoordelijkheid op zich nemen en een voortrekkersrol vervullen in de bestrijding van de effecten van broeikasgassen, die de MDG's ondermijnen als zij niet worden aangepakt;

29.

verzoekt de EU en de lidstaten, die partij zijn bij het Protocol betreffende strategische milieueffectrapportage bij het Verdrag van Espoo, volledig te voldoen aan de bepalingen van het protocol bij het helpen ontwikkelen van programma's en overheidsprojecten in ontwikkelingslanden;

30.

is ervan overtuigd dat handel een krachtige aanjager van economische groei kan zijn, maar dat handel alleen de ontwikkelingsproblemen niet kan oplossen; is van oordeel dat de trage voortgang van de Doha-onderhandelingsronde een belemmering vormt voor de bijdrage van het internationale handelsstelsel aan de verwezenlijking van de MDG's; benadrukt dat een positieve afsluiting van de Doha-ronde zou kunnen bijdragen aan een wereldwijd economisch stimuleringspakket; wijst erop dat uit studies van de UNCTAD en andere organisaties blijkt dat de verregaande liberalisering van de handel in de MOL's zelden heeft geleid tot een duurzame en substantiële terugdringing van de armoede en heeft bijgedragen aan een verslechtering van de handelsbalans van de ontwikkelingslanden, met name de Afrikaanse landen;

31.

onderstreept het belang van de inspanningen om de integratie van ontwikkelingslanden in de wereldeconomie te vergemakkelijken; herhaalt dat toegang tot handel en steun voor aanbodcapaciteit belangrijke elementen zijn in elke coherente ontwikkelingsstrategie en dat initiatieven voor handelsgerelateerde technische bijstand een bijkomend instrument vormen om armoede uit te roeien en onderontwikkeling aan te pakken;

32.

herinnert eraan dat de verbetering van de handelscapaciteit van de ontwikkelingslanden en minst ontwikkelde landen hen zou kunnen helpen de handelsgerelateerde vaardigheden en infrastructuur te verwerven die noodzakelijk zijn om WTO-overeenkomsten te implementeren en daarvan profijt te trekken, hun handel uit te breiden, nieuwe en bestaande handelsmogelijkheden te benutten, nieuwe overeenkomsten te implementeren en zich aan te passen aan een veranderend extern handelsklimaat;

33.

is ingenomen met de op EU- en WTO-niveau bestaande initiatieven inzake handel met de ontwikkelingslanden, met name het „Alles behalve wapens”-initiatief, SAP en SAP+, alsook het beginsel van asymmetrie en de overgangsperioden die in alle bestaande economische partnerschapsovereenkomsten zijn overeengekomen, en verzoekt de Commissie deze beleidsstrategie te consolideren; wijst erop dat het SAP-stelsel zijn gebruikers meer stabiliteit, voorspelbaarheid en handelsmogelijkheden biedt; merkt op dat (via het SAP-stelsel) aanvullende preferenties worden toegekend aan landen die belangrijke internationale verdragen over duurzame ontwikkeling, sociale rechten en goed bestuur hebben geratificeerd;

34.

verzoekt de Commissie de ontwikkelingsinhoud van de huidige onderhandelingen in het kader van de WTO en bilaterale vrijhandelsovereenkomsten te verbeteren;

35.

herinnert eraan dat de steun-voor-handelstrategie tot doel heeft arme en kwetsbare landen te ondersteunen bij het ontwikkelen van de economische basisinfrastructuur en de instrumenten die ze nodig hebben om handel te gebruiken als een motor voor economische groei en ontwikkeling; is ingenomen met de verklaringen van de Commissie dat de EU reeds haar toegezegde streefbedrag van 2 miljard EUR voor handelsgerelateerde bijstand tegen 2010 heeft gehaald, aangezien de totale steun voor handelsgerelateerde bijstand van de EU en haar lidstaten in 2008 2,15 miljard EUR bedroeg (1,14 miljard EUR van de lidstaten en 1,01 miljard EUR van de EU), en wijst erop dat er ook inzake de ruimere steun-voor-handelsagenda belangrijke resultaten zijn geboekt, onder meer op het vlak van vervoer en energie, de productiesectoren en handelsgerelateerde aanpassingen; verzoekt de Commissie desondanks gedetailleerde informatie (en cijfers) te verstrekken over de begrotingslijnen die worden gebruikt voor de financiering van handelsgerelateerde bijstand en steun voor handel;

36.

dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan meer aandacht en steun te geven aan de MOL's, ten einde de totale EU-financiering voor steun-voor-handel te verhogen, die de laatste tijd niet wezenlijk is toegenomen; is van oordeel dat, aangezien regionale integratie steeds belangrijker wordt in het kader van de steun-voor-handelsagenda van de EU, er meer inspanningen moeten worden geleverd om de regionale steun-voor-handelspakketten met ACS-landen te voltooien; is van mening dat de efficiëntie van de steun kan worden verbeterd door meer gezamenlijke analyses, meer gezamenlijke responsstrategieën en meer gezamenlijke uitvoering van steun-voor-handel maatregelen;

37.

is van mening dat de zuid-zuid-dimensie een snel groeiend onderdeel van de wereldhandel aan het worden is, steeds belangrijker zou kunnen worden als basis voor de ontwikkeling van de armste landen en aangemoedigd en ondersteund zou moeten worden;

III.   Belangrijkste MDG's

38.

verzoekt de EU een geïntegreerde en omvattende benadering ten aanzien van de MDG's te blijven volgen, met als uitgangspunt dat alle afzonderlijke doelstellingen en streefdoelen met elkaar samenhangen en minimumvoorwaarden vormen voor de uitbanning van de armoede.

Gezondheidszorg en onderwijs

39.

roept alle lidstaten en de Commissie op ten minste 20 % van alle ontwikkelingsgelden toe te kennen aan basiszorg en -onderwijs, hun bijdragen aan het Wereldfonds voor de bestrijding van HIV/AIDS, malaria en tuberculose te verhogen en hun middelen voor andere programma's ter schraging van de gezondheidsstelsels te verhogen, alsmede de gezondheid van moeders en de strijd tegen kindersterfte voorop te stellen;

40.

roept de ontwikkelingslanden op om ten minste 15 % van hun nationale begroting aan de gezondheidszorg uit te geven en hun systemen voor gezondheidszorg te versterken;

41.

roept de EU en de ontwikkelingslanden op tot bevordering van de vrije toegang tot gezondheidszorg en onderwijs;

42.

verzoekt alle lidstaten en de Commissie om de zorgwekkende neergang in de financiering van seksuele en reproductieve gezondheidszorg en de rechten op dat vlak in de ontwikkelingslanden te keren, en om beleid inzake vrijwillige gezinsplanning, veilige abortus, de behandeling van seksueel overdraagbare infecties en de verstrekking van producten voor reproductieve gezondheid zoals levensreddende geneesmiddelen en anticonceptiemiddelen, waaronder condooms, te steunen;

43.

verzoekt de Commissie, de lidstaten en de ontwikkelingslanden om MDG 5 (inzake de verbetering van de gezondheid van moeders), MDG 4 (inzake kindersterfte) en MDG 6 (inzake HIV/AIDS, malaria en tuberculose) op een samenhangende en holistische wijze aan te pakken, samen met MDG 3 (inzake gendergelijkheid en de zelfbeschikking van vrouwen);

44.

dringt erop aan dat in nationale en regionale strategiedocumenten de nadruk wordt gelegd op de noodzaak van wetgeving ter bestrijding van geweld en discriminatie jegens vrouwen, de participatie van vrouwen in het besluitvormingsproces wordt gestimuleerd en de noodzaak van genderbewust beleid wordt onderstreept;

45.

herhaalt dat de EU de ontwikkelingslanden zou moeten ondersteunen die gebruik maken van de zogenaamde flexibiliteiten die zijn ingebouwd in de TRIPS-overeenkomst om in staat te zijn tegen betaalbare prijzen geneesmiddelen te verstrekken in het kader van hun binnenlandse volksgezondheidsprogramma's; benadrukt dat deze overeenkomsten die toegang tot generieke geneesmiddelen waarborgen, niet mogen worden ondermijnd door vrijhandelsovereenkomsten;

Kwetsbare groepen

46.

verzoekt de EU ten minste de helft van haar steun aan de MOL's uit te geven en zich daarbij te richten op de meest hulpbehoevenden in deze landen, met name vrouwen, kinderen en gehandicapten, en de belangen van kwetsbare groepen doeltreffender in haar ontwikkelingsstrategieën te integreren;

47.

steunt in dit verband het voorstel van de Commissie om financiële middelen over te hevelen naar de landen met de grootste achterstand in het kader van de tussentijdse herziening van ACS-programma's in 2010;

48.

roept de EU en de ontwikkelingslanden op om in het bijzonder aandacht te schenken aan de rechten van minderheden, en dringt erop aan dat de EU absoluut geldende mensenrechten- en non-discriminatiebepalingen in haar internationale overeenkomsten opneemt, onder meer met betrekking tot discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd, seksuele geaardheid en ten aanzien van mensen met HIV/AIDS;

Vrijwaring van honger

49.

verzoekt de EU en partnerregeringen om hun investeringen in de landbouw en de voedselzekerheid te verhogen tot een niveau dat alle mensen vrijwaart van honger en daarbij speciaal aandacht te besteden aan programma's voor hongersnood, kleinschalige landbouw en sociale bescherming;

50.

verzoekt de Commissie landbezit te bevorderen als instrument in de armoedebestrijding en als waarborg voor voedselzekerheid, door versterking van de eigendomsrechten en vergemakkelijking van de toegang tot leningen voor boeren, kleine bedrijfjes en plaatselijke gemeenschappen;

Waardig werk

51.

uit zijn diepe bezorgdheid over de aankoop van landbouwgrond (in het bijzonder in Afrika) door buitenlandse investeerders, met steun van de overheid, die de lokale voedselzekerheid dreigt te ondermijnen en ernstige en verstrekkende gevolgen voor de ontwikkelingslanden kan hebben; dringt er bij de VN en de EU op aan de negatieve effecten van aankoop van landbouwgrond (zoals onteigening van kleine boeren en niet-duurzaam gebruik van grond en water) aan te pakken door de erkenning van het recht van de bevolking controle uit te oefenen over landbouwgrond en andere essentiële natuurlijke hulpbronnen

52.

verzoekt de lidstaten en de Commissie hun inspanningen ter bestrijding van kinderarbeid te intensiveren zowel middels steun aan specifieke programma's als middels richtsnoeren inzake ontwikkelingsbeleid en internationale handel;

53.

dringt er bij de EU en de regeringen van de ontwikkelingslanden op aan het wereldwerkgelegenheidspact van de IAO te steunen en alle elementen van de agenda voor waardig werk doeltreffend toe te passen;

54.

verzoekt de Commissie om controle uit te oefenen op de sociale bescherming van werknemers, de sociale dialoog en de belangrijkste arbeidsnormen in de ontwikkelingslanden en deze, zo nodig, door middel van handelsovereenkomsten en andere beschikbare instrumenten te stimuleren of sanctioneren;

IV.   Governance

55.

roept de Wereldbank en het IMF op een eerlijker deel van de stemrechten aan ondervertegenwoordigde landen toe te kennen en ervoor te zorgen dat leners en leningverstrekkers gelijke stemrechten hebben op de korte termijn, en dat leningen niet de in Parijs en Accra vastgelegde beginselen met betrekking tot ownership ondermijnen;

56.

verzoekt het IMF de toegang voor de lageinkomenslanden tot zijn concessionele faciliteiten te verruimen en de bijzondere trekkingsrechten voor deze landen te verhogen naar gelang van hun behoeften;

57.

is voornemens bij de medebeslissing over de aanstaande herziening van het externe mandaat van de Europese Investeringsbank, ervoor te zorgen dat de ontwikkelingsverplichtingen van de bank worden nagekomen en de middelen van de EIB meer worden afgestemd op de behoeften van de ontwikkelingslanden, met inbegrip van wederzijds doeltreffende financieringsfaciliteiten ten gunste van de armen;

58.

roept alle lidstaten en de internationale gemeenschap op ervoor te zorgen dat de VN het forum bij uitstek blijft voor de aanpak van wereldwijde kwesties in verband met governance en armoede;

59.

verzoekt de autoriteiten van de EU en de AU om hernieuwde politieke wil te investeren in het strategisch partnerschap van Afrika en de EU en om specifiek die middelen in te zetten waardoor dit volledig tot bloei kan komen;

60.

verzoekt de EU en de internationale gemeenschap om democratie, vrede, rechtsorde en corruptieloos bestuur in de ontwikkelingslanden te bevorderen en steunen;

61.

doet een beroep op de EU en de internationale gemeenschap om zich buitengewone inspanningen te getroosten om het overheidsbestuur in de ontwikkelingslanden te steunen, speciaal ter bestrijding van de corruptie en ter instelling van een bestuursmilieu dat transparant, onpartijdig en rechtvaardig is, waarbij ook de fundamentele rol van niet-overheidsactoren en het maatschappelijk middenveld moet worden erkend;

62.

roept alle ontwikkelingslanden dringend op het VN-Verdrag tegen corruptie te ondertekenen, praktische stappen te nemen om de bepalingen ervan doeltreffend uit te voeren en mechanismen te introduceren om de voortgang in het oog te houden;

63.

onderkent dat voor ontwikkelingslanden een verbetering van de internationale boekhoudnormen nodig is om belastingontwijking en belastingontduiking te voorkomen, en zo een betere fiscale governance op wereldniveau te bereiken;

64.

verzoekt de ontwikkelingslanden om hun parlementen, plaatselijke overheid, maatschappelijke organisaties en andere niet-overheidsactoren bij alle stadia van de beleidsvorming en de uitvoering van beleid te betrekken;

65.

verzoekt de ontwikkelingslanden, met name zij die de meeste EU-steun krijgen, hun goed bestuur in alle overheidsaangelegenheden te versterken, in het bijzonder het beheer van de ontvangen steun, en dringt er bij de Commissie op aan alle noodzakelijke stappen te ondernemen om te zorgen voor een transparante en doeltreffende tenuitvoerlegging van de steun;

66.

onderkent het cruciale verband tussen veiligheid en ontwikkeling en is verontrust over het gebrek aan vooruitgang bij het vinden van een vreedzame oplossing in vastgelopen conflicten in de regio rond de EU en verder weg, en dringt er bij de EU op aan haar inspanningen op dit gebied op te voeren;

67.

verzoekt de EU om een ambitieuze en constructieve dialoog met alle traditionele en opkomende donoren aan te gaan en zo te zorgen dat de MDG's worden gehaald en de armoedebestrijding boven aan de mondiale agenda blijft staan;

*

* *

68.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties.


(1)  PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1.

(2)  Conclusies van de Raad 9558/2007 van 15 mei 2007.

(3)  COM(2005)0134 def.

(4)  PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41.

(5)  COM(2010)0159 def.

(6)  Zaak C-155/07, Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie, PB C 327 van 20.12.2008, blz. 2.

(7)  PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 316.

(8)  PB C 146 E van 12.6.2008, blz. 232.

(9)  PB C 295 E van 4.12.2009, blz. 62.

(10)  PB C 117 E van 6.5.2010, blz. 15.

(11)  Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0089.

(12)  „Aid Effectiveness Agenda: Benefits of a European Approach”, Europese Commissie, oktober 2009.

(13)  „Migration and Remittance Trends 2009”, Wereldbank, november 2009.

(14)  „Meer internationale middelen om de strijd tegen klimaatverandering te financieren: Een Europese blauwdruk voor de overeenkomst van Kopenhagen” (COM(2009)0475),

(15)  „Swimming against the Tide: How Developing Countries Are Coping with the Global Crisis” Wereldbank, maart 2009.

(16)  Professor Guttorm Schjelderup, Hoorzitting Europees Parlement, 10 november 2009.

(17)  „Facts on induced abortion worldwide”, Wereldgezondheidsorganisatie en Guttmacher Institute, 2007.


Top