Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010IP0050

    Verslag over het mededingingsbeleid 2008 Resolutie van het Europees Parlement van 9 maart 2010 over het verslag over het mededingingsbeleid 2008 (2009/2173(INI))

    PB C 349E van 22.12.2010, p. 16–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    22.12.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 349/16


    Dinsdag 9 maart 2010
    Verslag over het mededingingsbeleid 2008

    P7_TA(2010)0050

    Resolutie van het Europees Parlement van 9 maart 2010 over het verslag over het mededingingsbeleid 2008 (2009/2173(INI))

    2010/C 349 E/03

    Het Europees Parlement,

    gelet op artikel 107, lid 3, onder b) en c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (ex artikel 87, lid 3, onder b) en c) van het EG-Verdrag),

    gezien het verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid 2008 (1),

    gezien Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (2),

    gezien Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de EG-concentratieverordening) (3),

    gezien Verordening (EG) nr. 2790/1999 van de Commissie van 22 december 1999 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (4),

    gezien Verordening (EG) nr. 1400/2002 van de Commissie van 31 juli 2002 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertuigensector (5),

    gezien Beschikking 2005/842/EG van de Commissie van 28 november 2005 betreffende de toepassing van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst die aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen wordt toegekend (6) (Commissiebeschikking betreffende staatssteun aan openbare diensten),

    gezien de mededeling van de Commissie van 5 december 2008 getiteld „De herkapitalisatie van financiële instellingen in de huidige financiële crisis: beperking van steun tot het noodzakelijke minimum en bescherming tegen buitensporige mededingingsverstoringen” (7),

    gezien de mededeling van de Commissie van 17 december 2008 over een tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (8),

    gezien de mededeling van de Commissie van 9 februari 2009 over de richtsnoeren betreffende de handhavingsprioriteiten van de Commissie bij de toepassing van artikel 82 van het EG-Verdrag op onrechtmatig uitsluitingsgedrag door ondernemingen met een machtspositie (9),

    gezien de mededeling van de Commissie van 25 februari 2009 over de behandeling van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa in de communautaire banksector (10),

    gezien de mededeling van de Commissie van 23 juli 2009 betreffende het herstel van de levensvatbaarheid en de beoordeling van de herstructureringsmaatregelen in de financiële sector in de huidige crisis met inachtneming van de staatssteunregels (11),

    gezien de mededeling van de Commissie van 13 augustus 2009 over de toepassing van de staatssteunregels op maatregelen in het kader van de huidige wereldwijde financiële crisis genomen met betrekking tot financiële instellingen (2008/C 270/02) (12),

    gezien het Witboek van de Commissie van 2 april 2008 betreffende schadevergoedingsacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels (13) (Witboek schadevergoedingsacties) en onder verwijzing naar de desbetreffende resolutie van het Europees Parlement van 26 maart 2009 (14),

    gezien de nota van de Commissie over een code voor goede praktijken bij staatssteunprocedures (15), de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde soorten staatssteun (16) en de mededeling van de Commissie over de handhaving van de staatssteunregels door de nationale rechterlijke instanties (17) (vereenvoudigingspakket),

    gezien de richtsnoeren van de Commissie inzake staatssteun voor milieubescherming (18),

    gezien het Scorebord voor staatssteun voor 2008 en 2009,

    gezien de herziening van de Commissie van 7 augustus 2009 van garantie- en herkapitalisatieregelingen in de financiële sector in de huidige crisis,

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 22 februari 2005 over staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (19),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 maart 2009 over de verslagen over het mededingingsbeleid 2006 en 2007 (20),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 maart 2009 over voedselprijzen in Europa (21),

    onder verwijzing naar zijn schriftelijke verklaring van 19 februari 2008 over de noodzaak van een onderzoek naar en het optreden tegen misbruik van machtsposities door grote, in de Europese Unie gevestigde supermarkten (22),

    gelet op artikel 48 en artikel 119, lid 2, van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A7–0025/2010),

    A.

    overwegende dat wegens de buitengewone omstandigheden van de afgelopen twee jaar buitengewone maatregelen noodzakelijk waren,

    B.

    overwegende dat de Europese Unie voor het eerst gebruik heeft gemaakt van artikel 107, lid 3, onder b) en c) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    C.

    overwegende dat in tijden van crisis goed functionerende markten van het grootste belang zijn en de mededingingsregels soepel maar strikt moeten worden toegepast,

    D.

    overwegende dat protectionisme en distorsie van de mededinging de crisis alleen maar zouden verdiepen en verlengen,

    E.

    overwegende dat het groeiende begrotingstekort en de toenemende overheidsschuld in vele lidstaten het economisch herstel en de economische groei gedurende jaren, en misschien wel decennia kunnen vertragen,

    F.

    overwegende dat de regeringen van de lidstaten garanties op bankkredieten hebben verstrekt als reactie op de financiële crisis sedert oktober 2008; overwegende dat een aanzienlijke hoeveelheid gegarandeerde obligaties is uitgegeven, wat voor de banken een significante bron is geweest van financiering en verzekering tegen de risico's van het financiële systeem,

    G.

    overwegende dat uit empirische analyses blijkt dat de waarborgen van de regeringen van de lidstaten een aantal gevolgen en distorsies hebben veroorzaakt, zoals een verminderde uitgifte van particuliere obligaties, waarmee rekening dient te worden gehouden indien overwogen wordt deze waarborgen verder te verstrekken in 2010,

    H.

    overwegende dat de mogelijkheid die transnationale bedrijven hebben om als onderdeel van hun belastingontwijkingsstrategieën extensief gebruik te maken van belastingparadijzen en offshore-centra, strijdig is met het beginsel van eerlijke mededinging,

    I.

    overwegende dat goed bestuur in belastingzaken een belangrijke voorwaarde is om gunstige omstandigheden voor eerlijke mededinging te behouden en de werking van de gemeenschappelijke markt te verbeteren,

    Algemeen

    1.

    verwelkomt het verslag over het mededingingsbeleid 2008, met name het hierin opgenomen themahoofdstuk over kartels en de consumenten; ondersteunt de oprichting van een Contactpunt Consumenten; merkt op dat het bestaan van kartels consumenten schade berokkent; betreurt dat consumenten slechts moeilijk van de voordelen van concurrentie kunnen profiteren;

    2.

    legt er de nadruk op dat de vorming van kartels tot de ernstigste schendingen van het mededingingsrecht behoort, dat kartels de waardeketen verstoren, nadelig zijn voor de consumenten en een zeer negatieve invloed hebben op de economie; moedigt de Commissie aan verder te gaan met haar strenge handhaving om kartels te voorkomen en te bestrijden; verwelkomt instrumenten zoals het schikkingspakket, dat de Commissie in staat stelt kartelzaken te beslechten door middel van een vereenvoudigde procedure, waarbij kartels na inzage van het bewijsmateriaal ervoor kiezen om hun betrokkenheid bij het kartel toe te geven en de aan de partijen opgelegde boete verminderd wordt; wijst er nogmaals op dat het mededingingsbeleid en strenge handhaving van de mededingingsregels onontbeerlijk zijn voor soepel functionerende en concurrerende Europese markten, omdat hierdoor de efficiëntie, het optimaal functioneren van het bedrijfsleven en de consumentenbescherming verbeterd worden; is met name van oordeel dat kartelbestrijding cruciaal is om te verzekeren dat consumenten baat hebben bij een mededingingsregeling door middel van lagere prijzen en een ruimere keuze van producten en diensten;

    3.

    wenst op een brede grondslag bij de vormgeving van het mededingingsbeleid te worden betrokken, onder meer doordat een medewetgevende rol wordt geïntroduceerd en de eis wordt gesteld dat het Parlement regelmatig op de hoogte wordt gehouden over alle initiatieven op dit gebied;

    4.

    verzoekt de Commissie het Europees Parlement in de loop van het jaar 2010 op de hoogte te stellen over de specifieke maatregelen die zij op het gebied van de mededinging wil nemen als gevolg van de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon;

    5.

    verzoekt de Commissie het Parlement gedetailleerd en jaarlijks verslag uit te brengen over het gevolg dat zij aan de aanbevelingen van het Parlement heeft gegeven, en eventuele afwijkingen van deze aanbevelingen te motiveren;

    6.

    moedigt de Europese Commissie aan met consumentenorganisaties een bestendige en duurzame dialoog op gang te brengen om mededingingsproblemen aan het licht te brengen en prioriteiten bij de rechtshandhaving te definiëren; verzoekt om een volledig verslag over de activiteiten van het Contactpunt consumenten van DG Concurrentie;

    7.

    verzoekt de Commissie alle evaluaties en studies waarnaar in haar toekomstige jaarlijkse mededingingsverslagen wordt verwezen, voor het publiek beschikbaar te stellen en gebruik te maken van onafhankelijke en betrouwbare expertise voor het uitvoeren van deze evaluaties en studies;

    8.

    herinnert aan zijn verzoek aan de Commissie om onverwijld de personeelssterkte van het directoraat-generaal Concurrentie te heroverwegen en te garanderen dat de toegewezen middelen overeenstemmen met de toenemende werklast;

    9.

    benadrukt dat duidelijke, solide en MKB-vriendelijke mededingingsregels noodzakelijk zijn gebaseerd op het „denk eerst klein”-beginsel dat is vastgelegd in de „Small Business Act” voor Europa;

    10.

    dringt er bij de Commissie op aan in het volgende verslag een themahoofdstuk op te nemen gewijd aan het MKB en mededinging; wijst op de hoge kosten van het octrooistelsel voor het MKB, met name als gevolg van de dreigende rechtsvorderingen door octrooimisbruikers (NPE -niet-praktiserende entiteiten); vestigt de aandacht op open innovatie en gemeenschappelijke kennis; roept het MKB op gebruik te maken van de openbaar toegankelijke resultaten van KP7;

    11.

    verzoekt de Commissie als rechtsgrondslag voor toekomstige wetgeving op het gebied van de interne markt gebruik te maken van artikel 12 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (oud artikel 153, lid 2 EG-Verdrag) waarin duidelijk wordt bepaald dat „met de eisen terzake van consumentenbescherming […] rekening [wordt] gehouden bij het bepalen en uitvoeren van het beleid en het optreden van de Unie op andere gebieden”;

    12.

    verzoekt de Commissie zich in te zetten voor de uitvoering van het telecompakket;

    13.

    is ingenomen met de publicatie van de mededeling van de Commissie, getiteld „Richtsnoeren betreffende de handhavingsprioriteiten van de Commissie bij de toepassing van artikel 82 van het EG-Verdrag op onrechtmatig uitsluitingsgedrag door ondernemingen met een machtspositie”; meent dat de richtsnoeren een stap voorwaarts zijn aangezien zij zorgen voor meer transparantie en voorspelbaarheid inzake een mogelijk optreden van de Commissie, maar dat zij nooit een beperking of een rem mogen worden op de mogelijkheid van de Commissie om in dit gebied op te treden in het kader van wat nu het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is;

    14.

    benadrukt dat in 2008 voor de eerste keer in de geschiedenis van het mededingingsbeleid van de EU dwangsommen zijn opgelegd voor niet-nakoming van een vroegere beschikking van de Commissie;

    Staatssteun

    15.

    benadrukt dat het belangrijk is dat de Commissie zorgvuldig toeziet op het gebruik van staatssteun, teneinde te voorkomen dat deze steunmaatregelen worden benut om nationale industrieën te beschermen op een manier die de interne markt en de Europese consumenten schade toebrengt;

    16.

    acht het dan ook essentieel dat bij de beoordeling van de verenigbaarheid van overheidssteun met het Verdrag, het juiste evenwicht wordt gevonden tussen de negatieve gevolgen van overheidssteun op de mededinging en de positieve gevolgen ervan in termen van gemeenschappelijk belang;

    17.

    verzoekt de Commissie de externe dimensie van de gevolgen van de beoogde bankregelingen te evalueren, met name voor het concurrentievermogen van de Europese banken;

    18.

    is van oordeel dat de maatregelen inzake overheidssteun die zijn genomen met betrekking tot financiële instellingen en het economisch herstelproces, nuttig geweest zijn om de financiële markt te stabiliseren en de gevolgen van de kredietcrisis op de reële economie aan te pakken;

    19.

    merkt op dat het beleid inzake overheidssteun een integraal onderdeel is van het mededingingsbeleid en dat met staatssteuncontrole tegemoet wordt gekomen aan de noodzaak om gelijke kansen te blijven bieden aan alle ondernemingen die activiteiten verrichten op de interne Europese markt; vraagt zich in dit verband af in welke mate de aan de financiële markt verstrekte overheidssteun een verstoring van de mededinging heeft veroorzaakt; verzoekt om opstelling van een onafhankelijk verslag over de potentiële concurrentieverstorende effecten van staatsinterventie in de financiële sector; verzoekt de Commissie verslag uit te brengen over de door ontvangers van staatssteun geboekte voortgang bij de herstructurering en meer duidelijkheid te verschaffen over de terugbetaling van staatssteun en over mogelijke sancties voor het uitblijven van terugbetaling; dringt er bij de Commissie op aan dat zij toelichtingen geeft bij de bindende herstructureringsmaatregelen in verband met mogelijke concurrentieverstorende effecten die resulteren in verschillen in de terugbetalingsvoorwaarden tussen de lidstaten; verzoekt om meer inzicht te bieden in de criteria voor desinvesteringen alsmede in hun middellange impact op betrokken bedrijven;

    20.

    is bezorgd over de steun en de verstoring die veroorzaakt is door de door de regeringen van de lidstaten verstrekte waarborgen op bankkredieten; vraagt met nadruk dat de Commissie de omvang van de steun met betrekking tot waarborgen op bankkredieten beoordeelt en dus nagaat of deze in overeenstemming is met het mededingingsrecht van de EU, alsook de maatregelen die nodig zijn om eventuele verstoringen in verband met deze waarborgen te corrigeren;

    21.

    roept de Commissie op om onverwijld nader te onderzoeken waarom aan banken verstrekte staatssteun niet wordt doorgegeven aan de reële economie, en maatregelen te nemen tegen banken die aantoonbaar tekortschieten bij het doorgeven van de dankzij staatssteun gemaakte winst, of weigeren dit te doen;

    22.

    stelt vast dat de Commissie al is begonnen met het afbouwen van staatssteun en het verplichten van herstructurering en afstotingen; erkent dat deze processen alleen kunnen slagen indien ze soepel verlopen; verzoekt de Commissie toch om richtsnoeren inzake deze processen; meent dat staatsinterventie niet buitensporig verlengd mag worden en dat exitstrategieën zo snel mogelijk gedetailleerd moeten worden uitgewerkt;

    23.

    beklemtoont de noodzaak om de exitstrategieën te coördineren, met name voor wat betreft de geleidelijk afschaffing van de steun aan de banksector; onderstreept dat een dergelijke coördinatie van wezenlijk belang is om eventuele verstoring van de mededinging te voorkomen die het gevolg is van een situatie waarin banken in zekere mate gesubsidieerd kunnen worden in die landen waar de programma's voor steun aan banken gehandhaafd blijven, in tegenstelling tot landen waar dergelijke programma's afgebouwd worden;

    24.

    meent dat het systeem van mededingingsregels de storm tot nog toe heeft doorstaan, maar dat de crisis duidelijk heeft gemaakt dat de ontwikkeling van een EU-kader voor grensoverschrijdend crisisbeheer in de financiële sector dringend noodzakelijk is, waaronder een oplossing voor de instellingen die te groot zijn om failliet te laten gaan en een snelle en volledige uitvoering van de aanbevelingen van het rapport-De Larosière, onder meer een enkele Europese regelgevende instantie en een reddingsfonds, of een equivalent systeem;

    25.

    verzoekt de Commissie verslag uit te brengen over nationale maatregelen op het gebied van staatssteun, de verschillen tussen de nationale regelingen, hun mogelijke verstoring van de mededinging en de economische divergentie die daaruit kan voortvloeien; roept de Commissie op voorstellen te doen voor een enkele, samenhangende Europese aanpak;

    26.

    verzoekt de Commissie grondiger onderzoek te verrichten naar mogelijke collusie tussen overheidssteun en andere communautaire instrumenten zoals de structuurfondsen en het fonds voor aanpassing aan de mondialisering, teneinde de samenhang in haar optreden te verzekeren;

    27.

    verzoekt de Commissie uiteen te zetten welke criteria worden gebruikt bij het nemen van een besluit over een eventuele verlenging van de tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun;

    28.

    beklemtoont dat overheidssteun verenigbaar moet zijn met de doelstellingen van de Lissabon-Göteborg-strategie en het pakket klimaat-energie; dringt er bij de lidstaten op aan een eind te maken aan schadelijke subsidies die onder meer het verbruik van fossiele brandstoffen of productie die de broeikasgassen doet toenemen, bevorderen; onderstreept meer in het algemeen dat strategische milieubeoordelingen (SMB's) van het beleid moeten worden uitgevoerd alsook milieueffectbeoordelingen (MEB's) van projecten die binnen het herstelpakket gepland zijn;

    29.

    verwelkomt de nieuwe richtsnoeren inzake overheidssteun voor milieubescherming binnen het kader van het pakket klimaat-energie, waarin een gestandaardiseerde evaluatie wordt geïntroduceerd voor minder belangrijke kwesties en een gedetailleerde evaluatie voor belangrijke vraagstukken;

    30.

    roept de Commissie op in de loop van 2010 een uitvoerig verslag te publiceren over de effectiviteit van staatssteun die is verstrekt voor „groen herstel” (waarmee een fundamentele heroriëntatie op duurzaamheid teweeg wordt gebracht, vooral in de automobielindustrie), en van staatssteun voor milieubescherming;

    31.

    verzoekt een vergelijkbaar verslag op te stellen over staatssteun die is verstrekt ter ondersteuning van het MKB, van maatregelen op het gebied van opleidingen, van O&O en van innovatie;

    32.

    vindt dat bij de geleidelijke afschaffing van de tijdelijke communautaire kaderregeling inzake overheidssteun ter bevordering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis, rekening moet worden gehouden met de economische situatie (duur van het herstel en omvang van de daling van het BBP) van de betrokken lidstaat;

    33.

    vraagt de Commissie dat zij binnen de telecomsector haar inspanningen voortzet voor grotere transparantie in de tarieven voor vaste en vooral mobiele operatoren;

    34.

    beklemtoont de noodzaak om het probleem dat belastingparadijzen en off-shorecentra vormen onder meer in termen van oneerlijke concurrentie en financiële stabiliteit, nader te bezien;

    35.

    herhaalt zijn oproep voor de invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting;

    36.

    roept de Commissie nadrukkelijk op het Parlement te informeren over haar herziening van de Commissiebeschikking betreffende staatssteun aan openbare diensten, die sinds 19 december 2008 wordt verwacht en waarin nu rekening dient te worden gehouden met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon;

    37.

    wijst er met bezorgdheid op dat het terugvorderen van illegaal verstrekte staatssteun een langdurig en moeizaam proces is, en dat een klein aantal lidstaten verantwoordelijk is voor vrijwel alle zaken die in behandeling zijn; moedigt de Commissie aan de procedures verder te vereenvoudigen en druk te blijven uitoefenen op de lidstaten, in het bijzonder op de lidstaten die herhaaldelijk overtredingen begaan;

    38.

    vraagt dat de Commissie een grondig onderzoek instelt naar het veralgemeende grootschalige gebruik dat sommige Europese bedrijven maken van laagbetaalde tijdelijke arbeidscontracten en stages voor hooggeschoolde arbeidskrachten, als een onrechtmatige economische strategie die haaks staat op de beginselen van fatsoenlijke arbeid en distorsie van de mededinging veroorzaakt;

    39.

    onderstreept dat het vergemakkelijken van risicokapitaalfinanciering voor KMO's van wezenlijk belang is om eerlijke concurrentie te bevorderen;

    40.

    roept de Commissie op te evalueren in hoeverre, als dit al het geval is, de verschillende nationale steunregelingen in de auto-industrie hebben bijgedragen aan andere communautaire doelstellingen, in het bijzonder duurzaamheid en milieuvriendelijke technologieën, en om hiervan verslag te doen; spoort de Commissie aan om het concurrentievermogen binnen deze markt te evalueren, met name de relatie tussen fabrikanten van originele uitrusting en primaire en secundaire leveranciers;

    41.

    is ingenomen met de publicatie van het vereenvoudigingspakket;

    Antitrustbeleid

    42.

    is ingenomen met de goedkeuring door de Commissie van het Witboek betreffende schadevergoedingsacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels; beschouwt dit als een overwinning voor consumentenbescherming binnen de Europese Unie;

    43.

    herinnert eraan dat kartels de economie schaden en tot de ernstigste schendingen van het mededingingsrecht behoren; meent dat dergelijke schendingen van het mededingingsrecht ingaan tegen de belangen van de burgers van de Unie, aangezien zij inhouden dat de voordelen van de uit de mededinging voortvloeiende lagere prijzen niet naar de consumenten kunnen worden overgedragen; wijst er in dit verband op dat in alle toekomstige voorstellen inzake collectieve schadeloosstelling rekening moet worden gehouden met het standpunt van het Parlement, dat is uitgedrukt in zijn resolutie van 26 maart 2009 over schadevorderingen wegens schending van de EU-antitrustregels en beklemtoont dat het Parlement moet worden betrokken bij de goedkeuring van dergelijke handelingen door middel van de medebeslissingprocedure;

    44.

    verzoekt de Commissie haar initiatieven inzake mededingingsrecht en consumentenrecht beter te coördineren;

    45.

    is tevreden over het feit dat de Commissie de afgelopen jaren zeer resoluut heeft gereageerd op mededingingsverstorend gedrag dat consumenten en de economie veel schade berokkent; wijst op de noodzaak van een breed draagvlak voor het concurrentiebeleid en van democratische legitimiteit welke door de inschakeling van het Europees Parlement gewaarborgd wordt; is er bezorgd over dat het gebruik van steeds hogere boetes als enig instrument wellicht te grof is, niet in de laatste plaats met het oog op mogelijk banenverlies indien bedrijven de boetes niet kunnen betalen, en roept op tot de ontwikkeling van een breder scala aan verfijnder instrumenten, waarmee punten worden aangesproken als de individuele verantwoordelijkheid, transparantie en verantwoordingsplicht van ondernemingen, kortere procedures, het recht op verdediging en een eerlijk proces, mechanismen ter waarborging van een doeltreffende gang van zaken bij clementieverzoeken (met name om de interferentie te ondervangen die veroorzaakt is door de discovery-procedures in de VS), programma's voor naleving van de regelgeving door bedrijven en de ontwikkeling van Europese normen; is voorstander van een benadering waarbij slecht gedrag wordt bestraft met sancties met een daadwerkelijk afschrikkende werking, met name voor recidivisten, en goed gedrag wordt beloond met stimulansen;

    46.

    is van oordeel dat, wanneer eenzelfde bedrijf herhaaldelijk het mededingingsrecht schendt, er sterkere afschrikkingsmaatregelen nodig zijn om de antitrustregels toe te passen op kartelzaken of misbruiken van machtspositie te bestrijden;

    47.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten het beginsel van persoonlijke aansprakelijkheid te introduceren;

    48.

    roept de Commissie ertoe op na te denken over de rol van programma's voor controle op de naleving als instrument ter bestrijding van mededingingsverstorend gedrag;

    49.

    verzoekt de Commissie specifieke criteria vast te stellen volgens dewelke ondernemingen geacht worden met opzet of uit onachtzaamheid te hebben gehandeld;

    50.

    verzoekt de Commissie specifieke criteria vast te leggen op grond waarvan moederondernemingen gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor kartelachtig gedrag van de kant van hun dochterondernemingen;

    51.

    wijst er voorts op dat het MKB relatief harder wordt getroffen door onevenredig hoge boetes dan grote ondernemingen;

    52.

    is van mening dat boetes in verhouding tot de inbreuk moeten staan; stelt tevens voor in bepaalde gevallen de desbetreffende bedragen die als schadevergoeding zijn betaald, in ogenschouw te nemen bij de vaststelling van de boete; vraagt de Commissie de grondslag voor de vaststelling van boetes te herzien en in voorkomend geval de nieuwe beginselen inzake het opleggen van boetes op te nemen in Verordening (EG) nr. 1/2003;

    53.

    verzoekt de Commissie één loket te introduceren voor aanvragen voor toepassing van de clementieregeling;

    54.

    verwacht over alle wijzigingen van de groepsvrijstellingsverordening voor motorvoertuigen naar behoren te worden geïnformeerd en geraadpleegd binnen een tijdsbestek dat een adequate controle en een grondige bijdrage door het Parlement mogelijk maakt, rekening houdend met de dringende noodzaak de sector voorspelbare perspectieven te geven waardoor deze de passende maatregelen kan treffen;

    55.

    onderstreept het belang van effectieve samenwerking met het Parlement en met consumentenorganisaties en organisaties van kleine ondernemingen bij elke wijziging van de groepsvrijstellingsverordening inzake verticale overeenkomsten; wijst erop dat een regelgevend kader dat een samenhangend optreden van de verschillende marktdeelnemers bevordert de beste manier is om potentiële consumentenbenadeling vanwege een gebrek aan keuze te bestrijden;

    56.

    herhaalt zijn verzoek om een nauwkeurig onderzoek, met inbegrip van een hoorzitting in het Europees Parlement met organisaties van eindgebruikers, naar de ontwerpverordening van de Europese Commissie betreffende de groepsvrijstelling voor de sector motorvoertuigen en het ontwerp voor aanvullende richtsnoeren; verzoekt de Commissie toekomstbestendige regels met ingang van 1 juni 2010 te waarborgen;

    57.

    is in dit verband verheugd over het voorstel van de Commissie voor een strikter regelgevend kader op het gebied van klantenservice, om de hoge consumentenuitgaven voor reparatie en onderhoud veroorzaakt door verstorende praktijken zoals de uitsluiting van onafhankelijke dienstverleners, te verminderen.

    58.

    verwacht dat in de toekomstige mededingingsregeling voor de automobielsector naar behoren rekening wordt gehouden met de belangen van de kleine en middelgrote autohandelaren; is van mening dat, indien dit niet gebeurt, de groepsvrijstelling voor motorvoertuigen in haar huidige vorm verlengd moet worden;

    59.

    vraagt te worden geraadpleegd over elke voorgestelde wijziging van de groepsvrijstellingsverordening voor motorvoertuigen die van toepassing is op verticale overeenkomsten, en wel binnen een tijdsbestek dat een adequate controle en een degelijke bijdrage door het Parlement mogelijk maakt;

    Concentratiecontrole

    60.

    is ingenomen met de doelstelling de verwijsmechanismen te verbeteren en consequentere beoordelingen van vergelijkbare concentratieoperaties te realiseren; moedigt de Commissie aan de effecten van de tweederderegel nader te onderzoeken;

    61.

    verwelkomt de herziening van de mededeling van de Commissie betreffende op grond van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad en Verordening (EG) nr. 802/2004, van de Commissie aanvaardbare corrigerende maatregelen, waarin recente arresten van het Hof van Justitie gecodificeerd worden, rekening wordt gehouden met de conclusies van de studie corrigerende maatregelen en wordt ingegaan op de kwesties die bij de openbare raadpleging aan de orde zijn gesteld;

    62.

    verzoekt de Commissie per land een verslag op te stellen over de toepassing van artikel 21, lid 4, van de EU-concentratieverordening, op grond waarvan beleidsoverwegingen voorrang kunnen krijgen boven concurrentieoverwegingen;

    63.

    benadrukt dat de huidige economische crisis geen verslapping van het EU-beleid inzake concentratiecontrole rechtvaardigt;

    Sectoronderzoeken

    64.

    roept de Commissie op de criteria voor het starten van een sectoronderzoek vast te leggen; is van oordeel dat de Commissie niet alleen moet handelen naar aanleiding van klachten uit een sector of van consumenten, maar ook naar aanleiding van aanbevelingen van het Parlement;

    65.

    verzoekt de Commissie de margeverdeling in de productie- en distributieketen te onderzoeken overeenkomstig de resolutie van het Parlement van 26 maart 2009 over voedselprijzen in Europa; verzoekt de Commissie passende maatregelen voor te stellen, met inbegrip van regulering, om consumenten, werknemers en producenten te beschermen tegen misbruik van machtsposities of negatieve gevolgen die in de loop van dit onderzoek aan het licht komen;

    66.

    wijst in dit verband andermaal op zijn eerdere verzoeken sectoronderzoeken te laten uitvoeren naar online-adverteren en de betrekkingen tussen landbouwproducenten (met name de producenten van zuivelproducten), tussenhandelaars, grootwinkelbedrijven en de consumenten; verzoekt een onderzoek te laten verrichten naar mediaconcentraties, met inbegrip van alle kanalen die media-inhoud verspreiden, zoals gedrukte media, televisie en radio, en internet; verlangt van de Commissie een analyse van concurrentie in de telecommunicatie- en autosector en de sector financiële diensten;

    67.

    onderstreept de behoefte aan uitgebreide sectoronderzoeken en follow-up-maatregelen in nauwe samenwerking met de autoriteiten van het Europese Concurrentie Netwerk (ECN) op het gebied van de voedselindustrie en met name de distributieketen voor zuivelproducten;

    68.

    verzoekt de Commissie te blijven toezien op de prijzen van levensmiddelen in de Europese Unie en op de concurrentievoorwaarden in de levensmiddelenindustrie;

    69.

    wijst op de noodzaak de concurrentie in de farmaceutische sector te verbeteren door passende maatregelen te nemen om de praktijken van farmaceutische bedrijven die de markttoetreding van generieke geneesmiddelen kunnen vertragen of afblokken te bestrijden, een en ander in overeenstemming met de resultaten van het onderzoek naar de farmasector dat is uitgevoerd door het DG Mededinging;

    70.

    is ingenomen met het onderzoek van de Commissie naar de energiesector; verzoekt de Commissie te onderzoeken in welke mate een gebrek aan investeringen in infrastructuur, met name in gas- en elektriciteitsinterconnecties, de concurrentie belemmert; merkt op dat continuïteit van voorziening en doeltreffende concurrentie op de energiemarkt niet kunnen worden verwezenlijkt zonder een goed functionerende energie-infrastructuur met onderlinge verbindingen;

    71.

    is bezorgd over de ontoereikende concurrentie in de telecommunicatiesector; dringt aan op verder sectoronderzoek; dringt erop aan dat het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) de concurrentie bevordert, met name door middel van relevante marktanalyse; benadrukt derhalve dat het secretariaat van BEREC over voldoende middelen moet kunnen beschikken om dit doel te bereiken;

    72.

    vindt het jammer dat de Commissie in haar verslag slechts kort melding maakt van de institutionele samenwerking met het Parlement en niet ingaat op de volgende verzoeken die door het Parlement in zijn resolutie van 10 maart 2009 zijn verwoord:

    onrechtmatige praktijken in de dienstensector waardoor kleine bedrijven niet kunnen inschrijven op aanbestedingen, tegen het licht houden,

    zorgen voor adequaat toezicht op het concurrentiegedrag op de brandstoffenmarkten van de Unie,

    maatregelen nemen ter ondersteuning van concurrentie in het prijsbeleid in plaats van regulering van de consumptieprijzen;

    73.

    roept nogmaals op tot een onderzoek naar de toepassing van de voorschriften voor openbare aanbestedingen en naar de vraag of nationale verschillen leiden tot concurrentieverstoring;

    *

    * *

    74.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


    (1)  COM(2009)0374.

    (2)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

    (3)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.

    (4)  PB L 336 van 29.12.1999, blz. 21.

    (5)  PB L 203 van 1.8.2002, blz. 30.

    (6)  PB L 312 van 29.11.2005, blz. 67.

    (7)  PB C 10 van 15.1.2009, blz. 2.

    (8)  PB C 16 van 22.1.2009, blz. 1.

    (9)  PB C 45 van 24.2.2009, blz. 7.

    (10)  PB C 72 van 26.3.2009, blz. 1.

    (11)  PB C 195 van 19.8.2009, blz. 9.

    (12)  PB C 270 van 25.10.2008, blz. 8.

    (13)  COM(2008)0165.

    (14)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0187.

    (15)  PB C 136 van 16.6.2009, blz. 13.

    (16)  PB C 136 van 16.6.2009, blz. 3.

    (17)  PB C 85 van 9.4.2009, blz. 1.

    (18)  PB C 82 van 1.4.2008, blz. 1.

    (19)  Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0033.

    (20)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0099.

    (21)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0191.

    (22)  PB C 184 E van 6.8.2009, blz. 23.


    Top