EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0090

Toepassing van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2009 over de toepassing van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen (2008/2247(INI))

PB C 87E van 1.4.2010, p. 23–27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

1.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 87/23


Dinsdag, 10 maart 2009
Toepassing van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen

P6_TA(2009)0090

Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2009 over de toepassing van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen (2008/2247(INI))

2010/C 87 E/06

Het Europees Parlement,

gezien Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen (1),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 februari 2008 over het 23ste jaarlijks verslag van de Commissie over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht (2005) (2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 oktober 2008 over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht – 24ste jaarlijks verslag van de Commissie (3),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 september 2007 over het 13de jaarverslag over de wetgeving verbeteren 2005: toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid – 13de jaarverslag (4),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 september 2007 over betere regelgeving in de Europese Unie (5),

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken (A6-0014/2009),

A.

overwegende dat het Parlement herhaaldelijk heeft verklaard dat EU-wetgeving slechts dan zin heeft wanneer deze in de lidstaten wordt nageleefd en dat daarom het toezicht op de omzetting en uitvoering van de EU-wetgeving door de lidstaten moet worden versterkt; overwegende dat het Parlement heeft voorgesteld dat de verantwoordelijk rapporteur na het verstrijken van de omzettingstermijn het Parlement informeert over de stand van zaken,

B.

overwegende dat het Parlement en de Raad op 17 mei 2006 Richtlijn 2006/43/EG („de richtlijn”) hebben vastgesteld, dat de omzettingstermijn in de lidstaten op 29 juni 2008 verstreken is en dat derhalve onderzocht moet worden of de omzetting correct heeft plaatsgevonden,

C.

overwegende dat het scorebord gepubliceerd door de Commissie weliswaar aangeeft welke artikelen van de richtlijn door wie ten uitvoer zijn gelegd, maar dat het scorebord geen informatie verschaft over de wijze waarop deze tenuitvoerlegging heeft plaatsgevonden noch of de nationale regelgeving voldoet aan de minimumstandaard van de richtlijn,

D.

overwegende dat de doelstelling van de richtlijn ten eerste is om de kwaliteit van controles van jaarrekeningen in de gehele EU te optimaliseren en hiermee het vertrouwen in deze verslaglegging te verbeteren ten gunste van de situatie op de financiële markten, en ten tweede het tot stand brengen van gelijke concurrentievoorwaarden voor de auditsector binnen de interne markt,

E.

overwegende dat de tenuitvoerlegging van de richtlijn in de lidstaten getoetst moet worden aan de hand van deze tweeledige doelstelling,

1.

merkt op dat de richtlijn is aangenomen in reactie op de crisis die volgde op de ondergang van Enron; benadrukt dat de huidige financiële crisis het belang van kwalitatief hoogstaande boekhoudings- en auditpraktijken onderstreept; betreurt het dat slechts 12 lidstaten de richtlijn volledig hebben omgezet; verzoekt de Commissie te zorgen voor onverwijlde omzetting en naleving;

2.

stelt met bezorgdheid vast dat de omzetting van de cruciale begrippen „organisatie van openbaar belang” (Public Interest Entities, PIEs) (6) en „netwerk” (7) leidt tot verschillende interpretaties binnen de lidstaten; benadrukt in dit verband dat de richtlijn diverse verstrekkende verplichtingen in het leven roept voor een onderneming die als organisatie van openbaar belang wordt aangemerkt, alsmede voor de auditor die deze onderneming controleert; stelt voorts vast dat de richtlijn ook verscheidene extra verplichtingen creëert voor auditkantoren die onder de definitie van „netwerk” vallen; merkt op dat er meer aandacht geschonken moet worden aan de gevolgen van de definitie van „netwerk” en het gebrek aan juridische duidelijkheid over de aansprakelijkheid van kantoren voor het handelen van andere kantoren die tot hetzelfde netwerk behoren; vreest in het algemeen dat een lappendeken van definities leidt tot rechtsonzekerheid en hoge nalevingskosten en uiteindelijk afbreuk doet aan het halen van de doelstellingen van de richtlijn; roept de Commissie daarom op de definities en de waarneembare effecten van de invoering ervan op brede schaal te herzien, en in overleg met de lidstaten te streven naar eenduidigheid inzake de beleidsprioriteiten op de lange termijn die de EU zich in dit kader stelt, en de wijze waarop deze het best kunnen worden gerealiseerd;

3.

constateert dat veel lidstaten nog geen uitvoering hebben gegeven aan artikel 41 van de richtlijn, op grond waarvan de lidstaten organisaties van openbaar belang dienen te verplichten een auditcomité of een vergelijkbaar orgaan in te stellen; is van mening dat deze verplichting een belangrijk middel is om de onafhankelijkheid van de wettelijke controles van jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang te garanderen;

4.

benadrukt dat recente ervaring heeft uitgewezen dat er behoefte is aan frequente en kwalitatief hoogstaande interactie binnen auditcomités en tussen onafhankelijke bestuurders, raden van toezicht en auditors, en dat niet bij het dagelijks bestuur betrokken bestuurders zorgvuldig zouden moeten nadenken over de mogelijkheid om in afwezigheid van leden van het dagelijks bestuur te vergaderen;

5.

stelt vast dat enkele lidstaten de verplichting om auditors binnen maximaal zeven jaar te laten rouleren ten uitvoer hebben gelegd door middel van een zeer korte roulatieperiode van twee of drie jaar; betwijfelt of zulke korte roulatieperioden de kwaliteit en de continuïteit van de wettelijke controles van organisaties van openbaar belang ten goede komen en wijst erop dat zij een nadelige invloed kunnen hebben op het inzicht van auditors en auditkantoren in de gecontroleerde organisatie;

6.

betreurt dat niet alle lidstaten het door de richtlijn vereiste stelsel van publiek toezicht hebben ingevoerd; stelt bovendien vast dat er grote verschillen bestaan tussen de lidstaten indien er wel vormen van publiek toezicht ingevoerd zijn; stelt vast dat het publieke toezicht volgens de richtlijn zodanig samengesteld moet zijn dat belangenconflicten worden vermeden; vraagt zich tegen deze achtergrond af of toezichthouders direct gelieerd aan nationale regeringen voldoen aan deze eis;

7.

acht het van groot belang dat de in de richtlijn vereiste samenwerking tussen publieke toezichthouders daadwerkelijk tot stand komt, omdat intensieve samenwerking tussen toezichthouders de samenhang tussen lidstaten bevordert en extra administratieve lasten door verschillende nationale procedures en eisen kan voorkomen;

8.

benadrukt dat wettelijke controles verplicht zijn voor geregistreerde dochterbedrijven; adviseert wettelijke controles van moederbedrijven, verricht door auditors die zijn erkend in overeenstemming met de richtlijn, verplicht te stellen bij nationale wetgeving;

9.

is van mening dat de duidelijkheid omtrent de tenuitvoerlegging van artikel 47 van de richtlijn betreffende de controledocumenten zeer te wensen overlaat; wijst erop dat de lidstaten toestemming mogen geven om controledocumenten of andere documenten die in bezit zijn van door hen goedgekeurde auditors of auditkantoren over te dragen aan de bevoegde autoriteiten van derde landen, maar dat er onderwerpen van juridische aard en op het gebied van databescherming aangepakt moeten worden om ervoor te zorgen dat de informatie die EU-auditors van hun cliënten ontvangen vertrouwelijk blijft en niet openbaar wordt in de derde landen waar deze bedrijven zijn geregistreerd of waar het moederbedrijf is gevestigd;

10.

verzoekt de Commissie alle nationale wetgeving ter omzetting van de richtlijn zorgvuldig te evalueren, de onder 1 tot en met 9 genoemde problemen voortvarend aan te pakken en het Parlement hierover binnen twee jaar te informeren; betwijfelt of de gekozen methodiek van minimumharmonisatie wel de juiste weg is om de doelstelling van deze en andere richtlijnen met betrekking tot de interne markt te halen, aangezien de vele afwijkingen die door de richtlijn worden toegestaan tot verdere fragmentatie van de auditmarkt leiden; spoort de Commissie aan om bij harmonisatie gebruik te maken van eenduidige begrippen;

11.

wijst erop dat overmatige vertraging bij het goedkeuren van de internationale controlestandaards (International Standards on Auditing, ISAs) nadelige gevolgen kan hebben voor het regelgevingskader en kan leiden tot verdere fragmentatie, wat in strijd is met de algemene doelstelling van de richtlijn; verzoekt de Commissie derhalve onnodige vertraging bij het aannemen van de ISA, te voorkomen en een brede en openbare raadpleging te houden over het aannemen ervan;

12.

is van mening dat zorgvuldig toezicht op en verificatie van correcte en tijdige tenuitvoerlegging van EU-wetgeving een essentieel middel is om tot een betere toepassing van de EU-wetgeving te komen en gold-plating te vermijden, dat zich bijvoorbeeld zou kunnen voordoen op grond van artikel 40 van de richtlijn, waarin een niet-limitatieve opsomming wordt gegeven van de eisen waaraan transparante verslaglegging moet voldoen;

13.

is een voorstander van de begeleiding en de nauwe samenwerking die de Commissie de lidstaten biedt, waarmee zij beoogt een correcte en tijdige tenuitvoerlegging te garanderen, bijvoorbeeld door omzettingsworkshops te gebruiken als een forum voor het creëren van consensus over de tenuitvoerlegging van specifieke bepalingen uit de communautaire wetgeving; steunt het gebruik van concordantietabellen in het tenuitvoerleggingsproces als een middel om optimale samenhang te bereiken; is niettemin van mening dat er nog altijd meer moet worden gedaan om de lidstaten heldere begeleiding te bieden bij het tenuitvoerleggingsproces en richting te geven aan een ondubbelzinnige tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving;

14.

benadrukt met klem dat elke quasi-wetgevende maatregel binnen het toepassingsgebied van de richtlijn alleen kan worden aangenomen met toepassing van de regelgevingsprocedure met toetsing, en in voorkomend geval vergezeld van een evaluatie van de effecten van deze maatregel;

Aanbeveling inzake kwaliteitsborging

15.

is ingenomen met Aanbeveling 2008/362/EG van de Commissie van 6 mei 2008 inzake de externe kwaliteitsborging voor wettelijke auditors en auditkantoren die jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang controleren (8); onderschrijft de gangbare mening dat onafhankelijke externe kwaliteitsbeoordelingen, in lijn met de doelstelling van de richtlijn, van belang zijn om de kwaliteit van de controles en de geloofwaardigheid van de openbaar gemaakte informatie te verhogen; schaart zich tevens achter de algemene visie dat totale onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de inspecties en de beoordelaars van het grootste belang zijn;

16.

dringt er bij de Commissie op aan om in nauwe samenwerking met de lidstaten structuren voor nationale kwaliteitsborging te bevorderen, die een onafhankelijke en externe kwaliteitsborging van auditkantoren garanderen; benadrukt in dit verband dat de Europese wetgever zich hierbij moet beperken tot de in de richtlijn en de aanbeveling neergelegde algemene kadernormen en dat de concrete uitwerking van deze regels aan de beroepsgroep moet worden overgelaten;

Besluit over de registratie van auditors uit derde landen

17.

neemt kennis van Beschikking 2008/627/EG van de Commissie van 29 juli 2008 betreffende een overgangsperiode voor controleactiviteiten van bepaalde auditors en auditorganisaties van derde landen (9); verzoekt de Commissie het Parlement in kennis te stellen van het vervolg dat zij geeft aan dit onderwerp;

Aansprakelijkheid auditors

18.

merkt op dat de uiteenlopende aansprakelijkheidssystemen in de verschillende lidstaten kunnen leiden tot arbitrair toezicht en schadelijk kunnen zijn voor de interne markt, is zich er evenwel van bewust dat de mate van blootstelling uiteenloopt al naar gelang de grootte van auditkantoren en de bedrijven waarmee zij te maken hebben; benadrukt dat aansprakelijkheidsclaims dikwijls afkomstig zijn uit derde landen, waar van het resultaat afhankelijke honoraria vaak de aanleiding voor dergelijke claims vormen; heeft zijn bedenkingen over het binnenhalen van een dergelijke claimcultuur in de Europese Unie en verzoekt om een fundamentelere oplossing voor de negatieve uitwerkingen van deze praktijken, die worden ingegeven door winstbejag;

19.

neemt kennis van Aanbeveling 2008/473/EG van de Commissie van 5 juni 2008 inzake de beperking van de wettelijke aansprakelijkheid van wettelijke auditors en auditkantoren (10), waarin de lidstaten worden opgeroepen de aansprakelijkheid van auditors te beperken met inachtneming van hun eigen nationale wettelijke en feitelijke omstandigheden; neemt voorts nota van de doelstelling van deze aanbeveling de gelijke concurrentievoorwaarden voor ondernemingen en auditors te versterken door middel van meer samenhang tussen de lidstaten op dit terrein; benadrukt dat het beperken van de aansprakelijkheid van auditors en auditkantoren, zoals de Commissie voorstelt in haar aanbeveling, niet strijdig mag zijn met de beginselen van wetgeving op het gebied van wettelijke aansprakelijkheid in bepaalde lidstaten, waaronder het recht op schadevergoeding voor gedupeerden; onderstreept in het kader van de huidige economische en financiële crisis dat de aanbeveling de kwaliteit van de wettelijke audit of het vertrouwen in de functie van wettelijke audits niet in twijfel mag trekken; verzoekt de Commissie het Parlement uiterlijk in 2010 op de hoogte te stellen van de uitwerking en de follow-up van deze aanbeveling, waarbij met name de vraag van belang is of en in hoeverre de aanbeveling conform de doelstelling van de richtlijn leidt tot meer samenhang tussen de lidstaten; benadrukt dat, indien verdere maatregelen noodzakelijk blijken, de Commissie een onderzoek moet verrichten naar de mogelijke gevolgen die de beperking van de wettelijke aansprakelijkheid van auditors en auditkantoren heeft voor de kwaliteit van de audits, de financiële zekerheid en de concentratie op de auditmarkt;

Consultatie over eigendomsregels

20.

verwelkomt de door de Commissie gestarte consultatie over de eigendomsrechten in auditkantoren en ziet met interesse uit naar de reacties van belanghebbenden;

*

* *

21.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87.

(2)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0060.

(3)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0494.

(4)  PB C 187 E van 24.7.2008, blz. 67.

(5)  PB C 187 E van 24.7.2008, blz. 60.

(6)  Artikel 2, punt 13 van de richtlijn.

(7)  Artikel 2, punt 7 van de richtlijn.

(8)  PB L 120 van 7.5.2008, blz. 20.

(9)  PB L 202 van 31.7.2008, blz. 70.

(10)  PB L 162 van 21.6.2008, blz. 39.


Top