Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022D0762

    Besluit (EU) 2022/762 van de Raad van 12 mei 2022 betreffende het namens de Europese Unie in het Comité havenstaatcontrole van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole in te nemen standpunt betreffende het lidmaatschap van de Russische Federatie van het Memorandum van overeenstemming van Parijs

    ST/8645/2022/INIT

    PB L 139 van 18.5.2022, p. 16–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2022/762/oj

    18.5.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 139/16


    BESLUIT (EU) 2022/762 VAN DE RAAD

    van 12 mei 2022

    betreffende het namens de Europese Unie in het Comité havenstaatcontrole van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole in te nemen standpunt betreffende het lidmaatschap van de Russische Federatie van het Memorandum van overeenstemming van Parijs

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Het Memorandum van overeenstemming inzake toezicht op schepen door de havenstaat (het “memorandum van Parijs”) is op 26 januari 1982 in Parijs ondertekend en op 1 juli 1982 in werking getreden. 27 maritieme instanties zijn lid van het memorandum van Parijs, namelijk België, Bulgarije, Canada, Kroatië, Cyprus, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, IJsland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Malta, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, de Russische Federatie, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. De Unie is geen lid van het memorandum van Parijs.

    (2)

    Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) bevat rechtskader van de Unie inzake havenstaatcontrole, waarbij de eerdere rechtshandelingen van Unie op dit gebied, die sinds 1995 van kracht zijn, worden hergeformuleerd en aangescherpt. Het rechtskader van de Unie inzake havenstaatcontrole is gebaseerd op het memorandum van Parijs.

    (3)

    Wat de lidstaten betreft, brengt Richtlijn 2009/16/EG de procedures, instrumenten en activiteiten van het memorandum van Parijs daadwerkelijk binnen de werkingssfeer van de Uniewetgeving. Krachtens die richtlijn zijn bepaalde beslissingen die door het op grond van sectie 7.1 van het memorandum van Parijs opgerichte Comité havenstaatcontrole zijn genomen, bindend voor de lidstaten.

    (4)

    In zijn conclusies van 24 februari 2022 heeft de Europese Raad de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie van de Russische Federatie tegen Oekraïne in de krachtigste bewoordingen veroordeeld. In zijn conclusies van 24 en 25 maart 2022 heeft de Europese Raad verklaard dat de aanvalsoorlog van de Russische Federatie tegen Oekraïne een grove schending van het internationaal recht vormt en geëist dat de Russische Federatie zijn militaire agressie op het grondgebied van Oekraïne onmiddellijk staakt.

    (5)

    Naar aanleiding van de militaire agressie tegenOekraïne door de Russische Federatie ontving het secretariaat van het memorandum van Parijs op 14 maart 2022 een brief van de Oekraïense minister van Infrastructuur. In die brief heeft Oekraïne het memorandum van Parijs verzocht schepen onder Oekraïense vlag na inspecties in het kader van de havenstaatcontrole niet onnodig aan te houden, de Russische Federatie uit te sluiten van het memorandum van Parijs en certificaten die zijn afgegeven namens de maritieme instanties van de Russische Federatie niet langer te erkennen.

    (6)

    Met betrekking tot het verzoek om Oekraïense vaartuigen niet onnodig aan te houden, heeft het memorandum van Parijs op 2 maart 2022 PSCircular 101 (Richtsnoeren voor de repatriëring van zeevarenden als gevolg van de situatie in Oekraïne) uitgevaardigd, waarin deze kwestie aan de orde wordt gesteld. Bij PSCircular 101 wordt de aangesloten autoriteiten meegedeeld dat in de huidige omstandigheden flexibiliteit aan de dag moet worden gelegd, onder meer met betrekking tot de repatriëring van zeevarenden, het Maritiem Arbeidsverdrag van 2006, certificaten die zijn afgegeven in het kader van het STCW-Verdrag van 1978 en medische certificaten. Indien de ontwikkelingen dit vereisen, kan het memorandum van Parijs verdere aanpassingen van PSCircular 101 in overweging nemen. Dit standpunt moet worden meegedeeld aan de Oekraïense autoriteiten.

    (7)

    Met betrekking tot het verzoek ten aanzien van het lidmaatschap van de Russische Federatie van het memorandum van Parijs, moet worden opgemerkt dat de Russische Federatie geen toegang meer heeft tot en niet langer gebruik kan maken van de THETIS-targetingtool voor havenstaatcontrole en -inspectiedatabank waarin artikel 24 van Richtlijn 2009/16/EG voorziet. Dit betekent dat de deelname van de Russische Federatie aan de werkzaamheden van het memorandum van Parijs reeds sterk is beperkt en dat de Russische Federatie, zonder toegang tot die databank, zijn verplichtingen uit hoofde van het memorandum van Parijs niet kan nakomen en evenmin kan bijdragen aan de werkzaamheden van het memorandum.

    (8)

    Noch het memorandum van Parijs, noch een van de beleidsinstructies voorziet in een procedure of mechanisme om een lid uit te sluiten van het memorandum van Parijs. Als alternatief voor de uitsluiting van het memorandum van Parijs, zou het lidmaatschap tot nader order kunnen worden geschorst. Het onmiddellijke gevolg van schorsing zou vergelijkbaar zijn met uitsluiting, maar het is minder definitief. In het memorandum van Parijs is echter evenmin een bepaling inzake de schorsing van leden opgenomen. Een schorsing zou de mogelijkheid bieden om na te denken over de noodzaak van volledige uitsluiting van het memorandum van Parijs en kan bovendien worden teruggedraaid als de omstandigheden veranderen.

    (9)

    Als mondiale speler staat de Unie centraal in de inspanningen binnen de Verenigde Naties (VN) en andere multilaterale fora en in de processen om de Russische Federatie ter verantwoording te roepen voor hun niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie tegen Oekraïne, om de militaire agressie op het grondgebied van Oekraïne te stoppen en een terugkeer naar de volledige eerbiediging van de soevereiniteit, onafhankelijkheid en territoriale integriteit van Oekraïne binnen zijn internationaal erkende grenzen te bewerkstelligen. De niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde militaire agressie van de Russische Federatie tegen Oekraïne is een ernstige schending van artikel 2, lid 4, van het Handvest van de Verenigde Naties, dat bedreiging met of gebruik van geweld tegen de territoriale integriteit of politieke onafhankelijkheid van staten verbiedt.

    (10)

    In het licht van het bovenstaande en gezien de ernst van de situatie en zolang de Russische Federatie de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties niet eerbiedigt noch haar internationale verplichtingen naleeft, is het passend het lidmaatschap van de Russische Federatie van het memorandum van Parijs overeenkomstig artikel 62, lid 3, van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht te schorsen.

    (11)

    Samenwerking, binnen het Comité havenstaatcontrole met andere derde landen die lid zijn van het memorandum van Parijs, namelijk Canada, IJsland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk is van wezenlijk belang om overeenstemming te bereiken over een besluit om het lidmaatschap van de Russische Federatie van het memorandum van Parijs te schorsen.

    (12)

    Met betrekking tot het verzoek om de door de maritieme autoriteiten van de Russische Federatie afgegeven certificaten niet te erkennen, moet worden opgemerkt dat dergelijke certificaten worden afgegeven overeenkomstig de internationale verdragen. Aangezien de Russische Federatie lid blijft van de Internationale Maritieme Organisatie, is het memorandum van Parijs niet bevoegd om te beslissen dergelijke certificaten niet langer te erkennen. Dit standpunt moet worden meegedeeld aan de Oekraïense autoriteiten.

    (13)

    Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het Comité havenstaatcontrole moet worden ingenomen betreffende het lidmaatschap van de Russische Federatie van het memorandum van Parijs, aangezien de besluiten gevolgen kunnen hebben voor het recht van de Unie, namelijk Richtlijn 2009/16/EG.

    (14)

    Het standpunt van de Unie moet tot uiting worden gebracht door de gezamenlijk in het belang van de Unie optredende lidstaten die lid zijn van het memorandum van Parijs,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het standpunt dat namens de Unie in het Comitée havenstaatcontrole van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole (het “memorandum van Parijs”) moet worden ingenomen betreffende het lidmaatschap van de Russische Federatie van het memorandum van Parijs, luidt als volgt:

    a)

    instemmen met de in paragraaf 5 van document PSCC55/11.1 van het Comité havenstaatcontrole voorgestelde aanpak inzake de aanhouding van schepen onder Oekraïense vlag in havens van het memorandum van Parijs;

    b)

    ijveren voor de schorsing van de Russische Federatie als lid van het memorandum van Parijs;

    c)

    streven naar consensus tussen alle andere leden van het memorandum van Parijs over de schorsing tot nader order van de Russische Federatie als lid van het memorandum van Parijs;

    d)

    instemmen met de in paragraaf 7 van document PSCC55/11.1 van het Comité havenstaatcontrole voorgestelde aanpak inzake het niet langer erkennen van wettelijke certificaten die zijn afgegeven door de Russische Federatie.

    Artikel 2

    Het in artikel 1 bedoelde standpunt wordt tot uitdrukking gebracht door de gezamenlijk in het belang van de Unie optredende lidstaten van de Unie die lid zijn van het memorandum van Parijs.

    Artikel 3

    Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

    Gedaan te Brussel, 12 mei 2022.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    J.-Y. LE DRIAN


    (1)  Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).


    Top