Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021R1349

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1349 van de Commissie van 6 mei 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere invulling van de criteria voor de beoordeling door de bevoegde autoriteiten van de naleving van het verplichte beheer van een cruciale benchmark (Voor de EER relevante tekst)

    C/2021/3117

    PB L 291 van 13.8.2021, p. 4–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2021/1349/oj

    13.8.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 291/4


    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1349 VAN DE COMMISSIE

    van 6 mei 2021

    tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere invulling van de criteria voor de beoordeling door de bevoegde autoriteiten van de naleving van het verplichte beheer van een cruciale benchmark

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 21, lid 5,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De in artikel 21, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2016/1011 bedoelde beoordeling door de bevoegde autoriteiten betreft de vraag hoe een cruciale benchmark moet overgaan naar een nieuwe beheerder of hoe de aanbieding ervan moet worden stopgezet. Het is daarom passend twee reeksen criteria te specificeren waarmee door de bevoegde autoriteiten rekening moet worden gehouden, afhankelijk van het scenario dat zij beoordelen.

    (2)

    Wanneer een cruciale benchmark moet overgaan naar een nieuwe beheerder, moet de nieuwe beheerder de continuïteit van het aanbieden van de cruciale benchmark op zodanige wijze kunnen waarborgen dat onder toezicht staande entiteiten deze zonder onderbreking en in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/1011 kunnen blijven gebruiken. Daarom moeten de criteria worden gespecificeerd waarmee een bevoegde autoriteit rekening moet houden bij de beoordeling of de nieuwe beheerder die continuïteit kan waarborgen.

    (3)

    Het toezicht op een cruciale benchmark moet worden gewaarborgd tijdens het gehele overgangsproces van die benchmark naar een nieuwe beheerder. Er bestaat een groter risico op onderbreking van het toezicht op dergelijke benchmarks wanneer de nieuwe beheerder is gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat van de bevoegde autoriteit die beoordeelt hoe de cruciale benchmark moet overgaan naar de nieuwe beheerder. De betrokken bevoegde autoriteiten moeten samenwerken om ervoor te zorgen dat de beoordelende bevoegde autoriteit alle nodige informatie ontvangt om te bepalen of de voortzetting van het toezicht tijdens het gehele overgangsproces gewaarborgd is, met inbegrip van een analyse met betrekking tot de locatie van de nieuwe beheerder en zijn vergunningsstatus.

    (4)

    Bij de beoordeling van de wijze waarop een cruciale benchmark moet overgaan naar een nieuwe beheerder, moet een bevoegde autoriteit analyseren hoe het aanbieden van de cruciale benchmark in operationeel opzicht zal overgaan van de huidige naar de nieuwe beheerder. De betrokken bevoegde autoriteit moet met name rekening houden met de ononderbroken publicatie van de benchmark, de beschikbaarheid van inputgegevens, de methodologie voor de berekening van de benchmark en alle noodzakelijke contacten met contribuanten, gebruikers en andere belanghebbenden.

    (5)

    Een bevoegde autoriteit die beoordeelt hoe het aanbieden van een cruciale benchmark moet worden stopgezet, moet ervan overtuigd zijn dat de aanbieding van de benchmark op ordelijke wijze kan worden stopgezet, onder meer gelet op de procedure voor de stopzetting van de benchmark die door de beheerder ervan is vastgesteld overeenkomstig artikel 28, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011. Daarom moeten de criteria worden gespecificeerd waarmee een bevoegde autoriteit rekening moet houden om te bepalen of dat het geval is.

    (6)

    Een bevoegde autoriteit die beoordeelt hoe de aanbieding van een cruciale benchmark moet worden stopgezet, moet ook rekening houden met de in artikel 28, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1011 bedoelde schriftelijke plannen voor de stopzetting van de benchmark. Die schriftelijke plannen van verschillende gebruikers van een cruciale benchmark zijn mogelijk niet altijd op elkaar afgestemd en zijn mogelijk niet consistent bij gelijktijdige toepassing. Het is daarom belangrijk dat de bevoegde autoriteiten nagaan in hoeverre die schriftelijke plannen verenigbaar zijn tussen de verschillende gebruikers van de benchmark, ook wat betreft de in die schriftelijke plannen bedoelde gebeurtenissen die een aanleiding vormen om de benchmark stop te zetten, en hoe die schriftelijke plannen kunnen worden gebruikt om te waarborgen dat de cruciale benchmark op ordelijke wijze wordt stopgezet.

    (7)

    Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority, ESMA) bij de Commissie heeft ingediend.

    (8)

    ESMA heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en heeft de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht (2).

    (9)

    Om te zorgen voor samenhang met de datum van toepassing van artikel 5 van Verordening (EU) 2019/2175 van het Europees Parlement en de Raad (3), waarbij artikel 21, lid 5, werd ingevoegd in Verordening (EU) 2016/1011, moet de onderhavige verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2022,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Criteria voor de beoordeling van de overgang naar een nieuwe beheerder

    Bij de beoordeling van de wijze waarop een cruciale benchmark moet overgaan naar een nieuwe beheerder houden de bevoegde autoriteiten rekening met alle volgende criteria:

    a)

    of de nieuwe beheerder die wordt voorgesteld in de beoordeling die door de huidige beheerder is ingediend overeenkomstig artikel 21, lid 1, punt b), i), van Verordening (EU) 2016/1011:

    i)

    gevestigd is in dezelfde lidstaat als de huidige beheerder, of in een andere lidstaat, in welk geval de bevoegde autoriteit zo nodig samenwerkt met de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de nieuwe beheerder om te beoordelen of het toezicht op de cruciale benchmark tijdens het gehele overgangsproces naar de nieuwe beheerder gewaarborgd zal zijn;

    ii)

    een onder toezicht staande entiteit is en, zo ja, voor welke activiteiten zij onder toezicht staat en of er sprake is van daadwerkelijke of potentiële belangenconflicten met de bestaande activiteiten van die entiteit;

    iii)

    een gebruiker van de benchmark is en, zo ja, of de mogelijke belangenconflicten afdoende worden beperkt;

    iv)

    reeds een vergunning als benchmarkbeheerder heeft verkregen krachtens artikel 34 van Verordening (EU) 2016/1011;

    v)

    reeds benchmarks aanbiedt en, zo ja, of die benchmarks cruciale, significante, niet-significante benchmarks, grondstoffen- of rentevoetbenchmarks zijn;

    b)

    of de huidige beheerder van de cruciale benchmark contribuanten, gebruikers en andere belanghebbenden heeft geïnformeerd of openbare raadplegingen heeft gehouden over de mogelijke overgang van de cruciale benchmark naar de nieuwe beheerder;

    c)

    de wijze waarop de nieuwe beheerder voornemens is de cruciale benchmark te berekenen en of die beheerder voornemens is een van de volgende elementen met betrekking tot de cruciale benchmark te wijzigen en, zo ja, hoe de beheerder ervoor zal zorgen dat die elementen in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2016/1011:

    i)

    de methodologie, met inbegrip van de kwaliteit van de inputgegevens, en de evaluatie ervan;

    ii)

    het beleid voor de berekening van de benchmark in noodsituaties;

    iii)

    de procedures voor de afhandeling van fouten in inputgegevens of bij de hernieuwde vaststelling van de benchmark;

    iv)

    de gedragscode;

    d)

    of de nieuwe beheerder toegang zal hebben tot dezelfde inputgegevens als de huidige beheerder, met inbegrip van historische inputgegevens waarover de huidige beheerder beschikt;

    e)

    of de IT-infrastructuur van de nieuwe beheerder naar behoren is getest met het oog op het aanbieden van de cruciale benchmark;

    f)

    indien de cruciale benchmark gebaseerd is op inputgegevens die worden aangeleverd door een panel van contribuanten, hoe de nieuwe beheerder voornemens is te voldoen aan de vereiste van artikel 11, lid 1, punt d), van Verordening (EU) 2016/1011 en of de huidige contribuanten deel zullen blijven uitmaken van het panel na de overgang van de benchmark naar de nieuwe beheerder;

    g)

    de wijze waarop de nieuwe beheerder voornemens is de cruciale benchmark te publiceren, met inbegrip van de standaardregelingen voor dagelijkse publicatie, de publicatiefrequentie, het adres van de website en de vraag of de cruciale benchmark tegen betaling van een vergoeding of kosteloos toegankelijk zal zijn;

    h)

    of er een gedetailleerd plan voor de overgangsdatum is en, zo ja, of dat plan betrekking heeft op alle mogelijke problemen, met inbegrip van contractuele problemen die voortvloeien uit de overgang van de cruciale benchmark naar een nieuwe beheerder;

    i)

    juridische risico’s in verband met de overgang, met inbegrip van het risico van niet-naleving van contracten als gevolg van onvoorziene omstandigheden;

    j)

    de boekhoudkundige en fiscale effecten van het feit dat de benchmark door een nieuwe beheerder wordt aangeboden;

    k)

    het effect van de overgang op financiëlemarktinfrastructuren, met inbegrip van clearinginstellingen.

    Artikel 2

    Criteria om de stopzetting van de aanbieding van een cruciale benchmark te beoordelen

    1.   Bij de beoordeling van de wijze waarop de aanbieding van een cruciale benchmark moet worden stopgezet, houden de bevoegde autoriteiten rekening met alle volgende criteria:

    a)

    de doeltreffendheid van de overeenkomstig artikel 28, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 vastgestelde procedure en met name:

    i)

    of die procedure nauwkeurig bepaalt welke maatregelen de beheerder moet nemen om de aanbieding van de cruciale benchmark op ordelijke wijze stop te zetten;

    ii)

    of die maatregelen, gelet op de omstandigheden van het specifieke geval, toereikend zullen zijn om te waarborgen dat de aanbieding van de cruciale benchmark op ordelijke wijze wordt stopgezet, mede gelet op het in punt b) van dit lid genoemde criterium;

    iii)

    wanneer die procedure is opgesteld en wanneer die voor het laatst is bijgewerkt;

    b)

    de in artikel 28, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1011 bedoelde schriftelijke plannen en met name:

    i)

    of die schriftelijke plannen geschikte alternatieve benchmarks aanwijzen die als referentie kunnen worden gebruikt ter vervanging van de cruciale benchmark en, zo ja, of die schriftelijke plannen dezelfde of verschillende alternatieve benchmarks aanwijzen;

    ii)

    indien die schriftelijke plannen dezelfde alternatieve benchmark aanwijzen, of die benchmark in verschillende activaklassen is vastgesteld;

    iii)

    of de in de schriftelijke plannen vermelde gebeurtenissen die een aanleiding vormen om de aanbieding van de cruciale benchmark stop te zetten dezelfde zijn in de plannen die zijn opgesteld door de onder toezicht staande entiteiten die die cruciale benchmark gebruiken, voor zover dit kan worden beoordeeld;

    c)

    of de beheerders van de in punt b), i), van dit lid bedoelde alternatieve benchmarks beschikken over een vergunning;

    d)

    indien mogelijk, of de stopzetting van de aanbieding van de cruciale benchmark negatieve gevolgen zou hebben voor de marktintegriteit, de financiële stabiliteit, de consumenten, de reële economie of de financiering van huishoudens en ondernemingen (4);

    e)

    of de stopzetting van de aanbieding van de cruciale benchmark zou leiden tot een geval van overmacht;

    f)

    de dynamiek van de markt of economische realiteit die de cruciale benchmark beoogt te meten en of er voldoende inputgegevens van voldoende kwaliteit zijn om die onderliggende markt of economische realiteit nauwkeurig weer te geven;

    g)

    of de beheerder de contribuanten aan de cruciale benchmark, de gebruikers van die benchmark en de andere belanghebbenden heeft geïnformeerd of openbare raadplegingen heeft gehouden over de mogelijke stopzetting van de aanbieding van de cruciale benchmark;

    h)

    de juridische risico’s die verbonden zijn aan de stopzetting van de aanbieding van de cruciale benchmark;

    i)

    de boekhoudkundige en fiscale gevolgen van de stopzetting van de aanbieding van de cruciale benchmark;

    j)

    het effect van de stopzetting van de aanbieding van de cruciale benchmark op marktinfrastructuren, met inbegrip van clearinginstellingen.

    Voor de toepassing van punt c) beoordeelt de bevoegde autoriteit, wanneer de beheerders van de in punt b), i), van dit lid bedoelde alternatieve benchmarks niet beschikken over een vergunning, de voorwaarden voor de vergunningverlening aan de beheerders krachtens artikel 34 van Verordening (EU) 2016/1011 en beoordeelt zij of een periode van verplicht beheer van de cruciale benchmark nodig is om de beheerders van die alternatieve benchmarks een vergunning te kunnen verlenen.

    2.   In aanvulling op de criteria van lid 1, punt a), kan een bevoegde autoriteit beoordelen of de door de beheerder overeenkomstig artikel 28, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 vastgestelde procedure passend is, rekening houdend met de volgende elementen betreffende de financiële instrumenten, financiële overeenkomsten of beleggingsfondsen die naar de cruciale benchmark verwijzen:

    a)

    het volume en de waarde ervan;

    b)

    de termijn, duur, looptijd of vervaldatum van de financiële instrumenten, financiële overeenkomsten en elk ander document dat is opgesteld om de prestatie van een beleggingsfonds te meten aan de hand van een index of een combinatie van indices teneinde het rendement van een dergelijke index of combinatie van indices te monitoren, de activatoewijzing van een portfolio te bepalen of de prestatievergoedingen te berekenen;

    c)

    of de cruciale benchmark verder zal worden aangeboden voor gebruik tijdens een overgangs- of uitloopperiode;

    d)

    of de in artikel 28, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1011 bedoelde procedure voorziet in wijzigingen van de cruciale benchmark die nodig kunnen zijn om ervoor te zorgen dat de cruciale benchmark betrouwbaar en representatief blijft voor de onderliggende markt of economische realiteit die de benchmark beoogt te meten gedurende de in lid 2, punt c), van dit artikel bedoelde periode;

    e)

    de waarschijnlijkheid dat een dergelijk financieel instrument, een dergelijke financiële overeenkomst of ander document dat is opgesteld om de prestatie van een beleggingsfonds te meten aan de hand van een index of een combinatie van indices teneinde het rendement van een dergelijke index of combinatie van indices te monitoren, de activatoewijzing van een portfolio te bepalen of de prestatievergoedingen te berekenen, zou worden bemoeilijkt of dat de bepalingen ervan zouden worden geschonden in geval van stopzetting van de aanbieding van de cruciale benchmark.

    Artikel 3

    Inwerkingtreding en toepassing

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 6 mei 2021.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

    (2)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

    (3)  Verordening (EU) 2019/2175 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en Verordening (EU) 2015/847 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (PB L 334 van 27.12.2019, blz. 1).

    (4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/64 van de Commissie van 29 september 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het specificeren hoe de criteria van artikel 20, lid 1, onder c), iii), moeten worden toegepast om te beoordelen of bepaalde gebeurtenissen significante negatieve gevolgen hebben voor de marktintegriteit, de financiële stabiliteit, de consumenten, de reële economie of de financiering van huishoudens en ondernemingen in een of meer lidstaten (PB L 12 van 17.1.2018, blz. 5).


    Top