Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021D1102

    Besluit (EU) 2021/1102 van de Raad van 28 juni 2021 met het verzoek aan de Commissie een studie voor te leggen over de situatie en de opties van de Unie met betrekking tot de invoering, de evaluatie, de productie, het in de handel brengen en het gebruik van ongewervelde biologische bestrijdingsmiddelen op het grondgebied van de Unie, en tevens een voorstel in te dienen indien passend in het licht van de resultaten van de studie

    ST/9112/2021/INIT

    PB L 238 van 6.7.2021, p. 81–83 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2021/1102/oj

    6.7.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 238/81


    BESLUIT (EU) 2021/1102 VAN DE RAAD

    van 28 juni 2021

    met het verzoek aan de Commissie een studie voor te leggen over de situatie en de opties van de Unie met betrekking tot de invoering, de evaluatie, de productie, het in de handel brengen en het gebruik van ongewervelde biologische bestrijdingsmiddelen op het grondgebied van de Unie, en tevens een voorstel in te dienen indien passend in het licht van de resultaten van de studie

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 241,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Biologische bestrijdingsmiddelen zijn natuurlijke vijanden, antagonisten of concurrenten of andere organismen die worden gebruikt om hetzij direct hetzij indirect, plantenplagen, met inbegrip van quarantaineorganismen, te bestrijden door hun vectoren, onkruid en invasieve uitheemse planten te bestrijden.

    (2)

    Dit besluit heeft uitsluitend betrekking op ongewervelde biologische bestrijdingsmiddelen zoals insecten, met inbegrip van mannelijke steriele insecten, mijt- en nematodensoorten (Biological Control Agents — BCA’s).

    (3)

    Er bestaan grote verschillen tussen de benaderingen van de lidstaten en de soorten regelgeving die zij toepassen op het vrijgeven, de evaluatie en de verplaatsing van BCA’s. BCA’s kennen echter geen grenzen en kunnen zich verspreiden buiten de gebieden waar zij opzettelijk worden vrijgelaten om plantenplagen, onkruid en invasieve uitheemse planten te bestrijden.

    (4)

    BCA’s worden vaak gebruikt bij de kasteelt en zijn steeds belangrijker in de duurzame land- en bosbouw, namelijk bij de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming (integrated pest management — IPM) en in de biologische landbouw. Duurzame landbouwsystemen leveren een essentiële bijdrage aan de overgang van de Unie naar duurzame voedselsystemen, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie “Een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem” en de mededeling van de Commissie over een “Europese Green Deal”, en ondersteund door het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het gebruik van BCA’s helpt in dit verband de afhankelijkheid van chemische gewasbeschermingsmiddelen te verminderen.

    (5)

    Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad (1) heeft tot doel de Unie te beschermen tegen de binnenkomst van nieuwe plagen en tegelijkertijd bestaande plagen doeltreffender aan te pakken. Het in die verordening vervatte fytosanitaire beleid is met name gericht op het screenen van nieuwe plantenplagen wereldwijd, het verhinderen dat dergelijke plagen het grondgebied van de Unie binnenkomen en, indien dit toch gebeurt het vroegtijdig opsporen en uitroeien ervan.

    (6)

    De binnenkomst, vestiging en verspreiding van plantenplagen kan de duurzaamheid van de landbouw, bossen, natuurlijke milieus, biodiversiteit en ecosystemen in gevaar brengen. De wereldhandel, het verkeer van personen, klimaatverandering en extreme weersomstandigheden verhogen de prevalentie van plagen en fytosanitaire risico’s. Voorts vormen nieuwe exotische plaagorganismen een bedreiging voor bestaande land- en bosbouwproductiesystemen van de Unie en voor inheemse flora en fauna. De invoering van een natuurlijke vijand uit de regio waaruit de plaag afkomstig is, kan bijdragen tot een passende bestrijdingsstrategie, maar kan risico’s inhouden voor inheemse flora en fauna. Daarom moet vóór de invoering van BCA’s met behulp van standaardmethoden een wetenschappelijke beoordeling worden gemaakt van de mogelijke effecten op de plantgezondheid en de biodiversiteit, met inbegrip van mogelijke ongewenste effecten op niet-doelsoorten, ecosystemen en de biodiversiteit in het algemeen.

    (7)

    Het gebruik van BCA’s neemt toe, gelet op de toenemende vraag van landbouwers, beheerders van groene ruimten en tuinders, die hun afhankelijkheid van chemische gewasbeschermingsmiddelen trachten te verminderen.

    (8)

    Internationale organisaties, met name de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties via het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (International Plant Protection Convention — IPPC) en de Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse Zee (European and Mediterranean Plant Protection Organisation — EPPO), hebben internationale fytosanitaire normen en richtsnoeren ontwikkeld voor het veilige gebruik van BCA’s en spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van normen voor risicoanalyse en onderzoek.

    (9)

    Producenten van BCA’s, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, bieden innovatieve en specifieke oplossingen voor gewasbescherming aan. Kwaliteitscontrole van BCA’s is cruciaal om de veiligheid en prestaties ervan te waarborgen.

    (10)

    Een consistentere aanpak tussen de lidstaten onderling zou de ontwikkeling van en markttoegang tot veilige BCA’s kunnen vergemakkelijken. Dit zou bijdragen tot het creëren van mogelijkheden voor land- en bosbouwproductiesystemen en voor de bestrijding van plantenplagen, terwijl de bescherming van de gezondheid en het milieu wordt gewaarborgd.

    (11)

    De Raad is van oordeel dat een studie over de situatie en de opties van de Unie met betrekking tot het invoeren, evalueren, produceren, in de handel brengen en gebruiken van BCA’s op het grondgebied van de Unie noodzakelijk is om de beschikbaarheid en toegankelijkheid ervan voor gebruikers te verbeteren en tegelijkertijd de veiligheid van mensen, dieren, planten, het milieu en de voedselzekerheid te waarborgen, overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (2), en met name punt 10 betreffende de toepassing van de artikelen 225 en 241 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

    (12)

    Dergelijke opties kunnen beoordelingen omvatten van de mogelijkheden voor harmonisatie van criteria, procedures en besluitvorming in de Unie; voor programma’s van de Unie voor onderzoek, innovatie en kennisverspreiding en voor versterkte samenwerking met relevante internationale organisaties om de markttoegang te versnellen en de toegankelijkheid van BCA’s te vergroten; en voor het ondersteunen van investeringen, innovatie en het veilige gebruik van BCA’s bij de bestrijding van plantenplagen, als eerste stap op weg naar een geharmoniseerde definitie van een breder concept van biologische bestrijding,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De Raad verzoekt de Commissie uiterlijk 31 december 2022 een studie voor te leggen over de situatie met betrekking tot de invoering, de productie, de evaluatie, het in de handel brengen en het gebruik van ongewervelde biologische bestrijdingsmiddelen (Biological Control Agents — BCA’s) op het grondgebied van de Unie. De mogelijkheden voor de harmonisatie van procedures op het volledige grondgebied van de Unie moeten eveneens worden geëvalueerd, teneinde de bevordering van de invoering van en de markttoegang tot BCA’s te vergemakkelijken, investeringen en innovatie te steunen en bij te dragen tot het veilige gebruik van BCA’s, onder meer wanneer deze nodig zijn voor de bestrijding van quarantaineorganismen zoals voorgeschreven door de fytosanitaire autoriteiten.

    Artikel 2

    De Raad verzoekt de Commissie, indien passend in het licht van de resultaten van de studie, een voorstel in te dienen, of de Raad mee te delen welke andere maatregelen naar aanleiding van de studie kunnen worden genomen.

    Artikel 3

    Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Luxemburg, 28 juni 2021.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    M. do C. ANTUNES


    (1)  Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).

    (2)  Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).


    Top