EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32016R1903

Verordening (EU) 2016/1903 van de Raad van 28 oktober 2016 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2016/72

PB L 295 van 29.10.2016, p. 1–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 28/01/2017

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2016/1903/oj

29.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 295/1


VERORDENING (EU) 2016/1903 VAN DE RAAD

van 28 oktober 2016

tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2016/72

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 43, lid 3, van het Verdrag is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden vaststelt.

(2)

Krachtens Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) moeten instandhoudingsmaatregelen worden vastgesteld, rekening houdend met de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, met inbegrip van, waar relevant, verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij en van andere adviesinstanties, alsmede in het licht van eventuele adviezen van adviesraden en gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten.

(3)

De Raad moet maatregelen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden vaststellen, inclusief, in voorkomend geval, bepaalde voorwaarden die daar functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten zo over de lidstaten worden verdeeld dat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van elke lidstaat voor elk visbestand of elke visserij wordt gewaarborgd, mede met inachtneming van de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).

(4)

Op grond van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft het GVB onder meer tot doel het exploitatieniveau voor de maximale duurzame opbrengst indien mogelijk in 2015 en, door het geleidelijk te laten oplopen, uiterlijk in 2020 voor alle bestanden te verwezenlijken.

(5)

De totale toegestane vangsten (TAC's) dienen derhalve, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013, te worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, rekening houdend met de biologische en sociaaleconomische aspecten, waarbij wordt gezorgd voor een gelijke behandeling van de visserijsectoren, en met inachtneming van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht.

(6)

Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad (2) stelt een meerjarenplan vast voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren („het plan”). Het plan beoogt ervoor te zorgen dat de mariene biologische rijkdommen zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de beviste soorten worden hersteld en gehandhaafd op een peil dat hoger is dan datgene wat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Daartoe worden de streefwaarden voor de visserijsterfte, uitgedrukt in bandbreedtes, zo snel mogelijk, en geleidelijk oplopend, uiterlijk in 2020 gerealiseerd. Het is passend dat de vangstmogelijkheden voor 2017 voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee worden vastgesteld met het oog op het verwezenlijken van de doelstellingen van het plan.

(7)

Volgens het plan moeten, indien uit het wetenschappelijk advies blijkt dat de paaibiomassa van een van de bestanden in kwestie beneden de in bijlage II bij Verordening (EU) 2016/1139 vastgestelde referentiepunten voor de paaibiomassa ligt, alle passende corrigerende maatregelen worden genomen zodat het betrokken bestand snel opnieuw boven het niveau zit dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. De Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) heeft aangegeven dat de biomassa van het kabeljauwbestand in het westelijke deel van de Oostzee zich onder de in bijlage II bij die verordening vermelde instandhoudingsreferentiepunten bevindt. Bijgevolg is het passend de vangstmogelijkheden van kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee onder de in kolom B van bijlage I bij Verordening (EU) 2016/1139 genoemde bandbreedte voor visserijsterfte vast te stellen, op een niveau dat rekening houdt met de afname van de biomassa. Daartoe dient rekening te worden gehouden met de termijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB in het algemeen en van het plan in het bijzonder, het verwachte effect van corrigerende maatregelen en de noodzaak economische, sociale en werkgelegenheidsvoordelen te bewerkstelligen, zoals bepaald in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(8)

Nadere corrigerende maatregelen moeten worden genomen. Een verlenging van de thans geldende termijn van zes weken sluiting met twee weken zou de bescherming voor scholen paaiende kabeljauw verhogen. Volgens wetenschappelijk advies dragen recreatieve visserijen op kabeljauw in aanzienlijke mate bij tot de algemene visserijsterfte van dit bestand. Rekening houdend met de huidige toestand van dat bestand is het aangewezen bepaalde maatregelen te treffen betreffende recreatievisserij. Meer in het bijzonder moet een bag limit (vangstlimiet) per dag per visser gelden die restrictiever moet zijn tijdens de paaitijd. Dit laat het beginsel van relatieve stabiliteit, van toepassing op commerciële visserijactiviteiten, onverlet.

(9)

Wat het kabeljauwbestand in het oostelijke deel van de Oostzee betreft, heeft de ICES, als gevolg van biologische veranderingen in dat bestand, geen biologische referentiepunten kunnen vaststellen en heeft zij in plaats daarvan aanbevolen de TAC voor dit kabeljauwbestand vast te stellen op basis van de aanpak voor bestanden waarover weinig gegevens beschikbaar zijn. Daarom is het, vanuit het oogpunt van de verwezenlijking van de doelstellingen van het plan, zinvol de TAC voor kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee vast te stellen overeenkomstig het voorzorgsbeginsel.

(10)

Wat haring in de Golf van Riga betreft, blijkt uit de beschikbare wetenschappelijke adviezen dat er voor 2015 een zeer sterke jaarklasse is. Het vaststellen van een TAC in overeenstemming met de bandbreedte voor visserijsterfte in kolom A van bijlage I bij Verordening (EU) 2016/1139 zou leiden tot een aanzienlijke toename van de paaibiomassa, die op zijn beurt zou leiden tot sterke voedselconcurrentie, lagere groei, een lagere conditiefactor en een algemeen lagere viskwaliteit. Aangezien de paaibiomassa van het bestand boven het in kolom A van bijlage II bij die verordening vastgestelde biomassareferentiepunt ligt, is het aangewezen de TAC vast te stellen overeenkomstig de bandbreedtes voor de visserijsterfte in kolom B van bijlage I bij die verordening, vermits dit noodzakelijk is om ernstige schade aan dat bestand als gevolg van wisselwerkingen binnen de soort te voorkomen in de zin van artikel 4, lid 4, onder b), van die verordening.

(11)

De bij deze verordening vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (3), en met name de artikelen 33 en 34 betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de toezending van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden aan de Commissie. Daarom moeten in de onderhavige verordening de codes worden gespecificeerd die de lidstaten dienen te gebruiken wanneer zij gegevens aan de Commissie toezenden betreffende de aangelande hoeveelheden van bestanden die onder deze verordening vallen.

(12)

Bij Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (4) zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's ingevoerd, onder meer op grond van de artikelen 3 en 4, in de vorm van flexibiliteit voor bestanden waarvoor TAC's bij wijze van voorzorgsmaatregel en analytische TAC's zijn vastgesteld. Krachtens artikel 2 van die verordening bepaalt de Raad bij de vaststelling van de TAC's, in het bijzonder op basis van de biologische situatie van de bestanden, voor welke bestanden de artikelen 3 en 4 niet van toepassing zijn. Recent is deze jaarflexibiliteit bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingevoerd voor alle bestanden waarvoor de aanlandingsverplichting geldt. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoordelijke exploitatie van de levende biologische rijkdommen van de zee zou ondergraven, een belemmering zou vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB en tot een verslechtering in de biologische toestand van de bestanden zou leiden, moet worden vastgesteld dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen van toepassing zijn op analytische TAC's wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(13)

Op basis van nieuw wetenschappelijk advies moet een voorlopige TAC voor kever in ICES-gebied IIIa en de Uniewateren van ICES-gebieden IIa en IV worden vastgesteld voor de periode van 1 november 2016 tot en met 31 oktober 2017. Verordening (EU) 2016/72 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen, moeten de bepalingen met betrekking tot kever van toepassing zijn met ingang van 1 november 2016.

(14)

Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2017. Gezien de urgentie moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt vastgesteld welke vangstmogelijkheden in 2017 in de Oostzee van toepassing zijn op sommige visbestanden en groepen visbestanden.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.   Deze verordening is van toepassing op Unievissersvaartuigen die actief zijn in de Oostzee.

2.   Deze verordening is tevens van toepassing op recreatievisserij wanneer in de desbetreffende bepalingen uitdrukkelijk naar deze visserij wordt verwezen.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn de definities bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van toepassing. Daarnaast wordt verstaan onder:

1)   „deelsector”: een ICES-deelsector van de Oostzee als gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (5);

2)   „totale toegestane vangst” (TAC): de hoeveelheid van elk bestand die in een jaar mag worden gevangen;

3)   „quotum”: een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land;

4)   „recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de biologische rijkdommen van de zee worden geëxploiteerd, onder meer voor recreatieve, toeristische of sportdoeleinden.

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN

Artikel 4

TAC's en toewijzingen

De TAC's, de quota en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden worden vastgesteld in de bijlage.

Artikel 5

Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen van vangstmogelijkheden

De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig deze verordening aan de lidstaten toegewezen, onverminderd:

a)

het uitwisselen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

b)

kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

c)

extra aanlandingen die worden toegestaan op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 of artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

d)

hoeveelheden die worden ingehouden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 of overgedragen op grond van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

e)

verlagingen op grond van de artikelen 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 6

Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten

1.   Vis van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden en die is gevangen in visserijen als gespecificeerd in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, valt onder de aanlandingsverplichting van dat artikel 15.

2.   De in artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde bestanden van niet-doelsoorten die zich binnen biologisch veilige grenzen bevinden, worden in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgesteld met het oog op de afwijking van de verplichting om vangsten in mindering te brengen op de betrokken, in dat artikel bedoelde quota.

Artikel 7

Maatregelen betreffende de recreatievisserij op kabeljauw in de deelsectoren 22-24

1.   In het kader van de recreatievisserij kan elke visser per dag in de deelsectoren 22-24 maximaal vijf kabeljauwen in bezit hebben.

2.   In afwijking van lid 1 kan elke visser per dag in de deelsectoren 22-24 in de periode van 1 februari 2017 tot en met 31 maart 2017 maximaal drie kabeljauwen in bezit hebben.

3.   De leden 1 en 2 gelden onverminderd strengere nationale maatregelen.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de hoeveelheden gevangen of aangelande hoeveelheden vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in bijlage bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.

Artikel 9

Flexibiliteit

1.   Tenzij anders vermeld in de bijlage bij de onderhavige verordening, is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor een voorzorgs-TAC geldt, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor een analytische TAC geldt.

2.   Artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing indien een lidstaat gebruikmaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 10

Wijziging van Verordening (EU) 2016/72

In bijlage IA bij Verordening (EU) 2016/72 wordt de tabel voor kever in gebied IIIa en de Uniewateren van de gebieden IIa en IV vervangen door:

Soort:

Kever en bijvangsten

Trisopterus esmarkii

Gebied:

IIIa; Uniewateren van de gebieden IIa en IV

(NOP/2A3A4.)

Jaar

2016

2017

 

 

Denemarken

128 880  (6)  (8)

99 907  (6)  (11)

 

 

Duitsland

25 (6)  (7)  (8)

19 (6)  (7)  (11)

 

 

Nederland

95 (6)  (7)  (8)

74 (6)  (7)  (11)

 

 

Unie

129 000  (6)  (8)

100 000  (6)  (11)

 

 

Noorwegen

15 000  (9)

 

 

 

Faeröer

6 000  (10)

 

 

 

TAC

Niet relevant

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2017, met uitzondering van artikel 10, dat met ingang van 1 november 2016 van toepassing is.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

M. LAJČÁK


(1)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(2)  Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).

(5)  Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98 (PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1).

(6)  Onverminderd de aanlandingsverplichting mogen vangsten van wijting voor ten hoogste 5 % in mindering worden gebracht op het quotum (OT2/*2A3A4), op voorwaarde dat deze vangsten en bijvangsten van die soorten, zoals geregeld uit hoofde van artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, niet meer dan 9 % van dit quotum voor kever uitmaken.

(7)  Het quotum mag uitsluitend worden gevangen in de wateren van de Unie van ICES-zones IIa, IIIa en IV.

(8)  Het quotum van de Unie mag slechts worden gevangen van 1 januari tot en met 31 oktober 2016.

(9)  Er moet een sorteerrooster worden gebruikt.

(10)  Er moet een sorteerrooster worden gebruikt, met inbegrip van maximaal 15 % onvermijdelijke bijvangsten (NOP/*2A3A4) die op dit quotum in mindering moeten worden gebracht.

(11)  Het quotum van de Unie mag slechts worden gevangen van 1 november 2016 tot en met 31 oktober 2017.


BIJLAGE

NAAR SOORT EN GEBIED UITGESPLITSTE TAC'S VOOR UNIEVISSERSVAARTUIGEN IN GEBIEDEN WAAR TAC'S GELDEN

Onderstaande tabellen bevatten de TAC's en quota per bestand (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) en de voorwaarden die daar functioneel verband mee houden.

Tenzij anders bepaald, zijn de verwijzingen naar visserijgebieden verwijzingen naar ICES-gebieden.

De visbestanden zijn vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de soort.

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende vergelijkende tabel van wetenschappelijke en gewone namen:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Clupea harengus

HER

Haring

Gadus morhua

COD

Kabeljauw

Pleuronectes platessa

PLE

Schol

Salmo salar

SAL

Atlantische zalm

Sprattus sprattus

SPR

Sprot


Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Deelsectoren 30-31

(HER/30/31.)

Finland

115 599

 

 

Zweden

25 399

 

 

Unie

140 998

 

 

TAC

140 998

 

Analytische TAC


Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Deelsectoren 22-24

(HER/3BC+24)

Denemarken

3 981

 

 

Duitsland

15 670

 

 

Finland

2

 

 

Polen

3 695

 

 

Zweden

5 053

 

 

Unie

28 401

 

 

TAC

28 401

 

Analytische TAC

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 6, lid 2, van deze verordening is van toepassing


Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

(HER/3D-R30)

Denemarken

4 205

 

 

Duitsland

1 115

 

 

Estland

21 473

 

 

Finland

41 914

 

 

Letland

5 299

 

 

Litouwen

5 580

 

 

Polen

47 618

 

 

Zweden

63 925

 

 

Unie

191 129

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 6, lid 2, van deze verordening is van toepassing


Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Deelsector 28.1

(HER/03D.RG)

Estland

14 350

 

 

Letland

16 724

 

 

Unie

31 074

 

 

TAC

31 074

 

Analytische TAC

Artikel 6, lid 2, van deze verordening is van toepassing


Soort

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 25-32

(COD/3DX32.)

Denemarken

7 089

 

 

Duitsland

2 820

 

 

Estland

691

 

 

Finland

542

 

 

Letland

2 636

 

 

Litouwen

1 736

 

 

Polen

8 161

 

 

Zweden

7 182

 

 

Unie

30 857

 

 

TAC

Niet relevant

 

Voorzorgs-TAC

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied:

Deelsectoren 22-24

(COD/3BC+24)

Denemarken

2 444

 

 

Duitsland

1 194

 

 

Estland

54

 

 

Finland

48

 

 

Letland

202

 

 

Litouwen

131

 

 

Polen

654

 

 

Zweden

870

 

 

Unie

5 597

 

 

TAC

5 597  (1)

 

Analytische TAC

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 22-32

(PLE/3BCD-C)

Denemarken

5 632

 

 

Duitsland

626

 

 

Polen

1 179

 

 

Zweden

425

 

 

Unie

7 862

 

 

TAC

7 862

 

Analytische TAC


Soort:

Atlantische zalm

Salmo salar

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 22-31

(SAL/3BCD-F)

Denemarken

19 879  (2)

 

 

Duitsland

2 212  (2)

 

 

Estland

2 020  (2)

 

 

Finland

24 787  (2)

 

 

Letland

12 644  (2)

 

 

Litouwen

1 486  (2)

 

 

Polen

6 030  (2)

 

 

Zweden

26 870  (2)

 

 

Unie

95 928  (2)

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing


Soort:

Atlantische zalm

Salmo salar

Gebied:

Uniewateren van deelsector 32

(SAL/3D32.)

Estland

1 075  (3)

 

 

Finland

9 410  (3)

 

 

Unie

10 485  (3)

 

 

TAC

Niet relevant

 

Voorzorgs-TAC


Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 22-32

(SPR/3BCD-C)

Denemarken

25 745

 

 

Duitsland

16 310

 

 

Estland

29 896

 

 

Finland

13 477

 

 

Letland

36 107

 

 

Litouwen

13 061

 

 

Polen

76 627

 

 

Zweden

49 770

 

 

Unie

260 993

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Artikel 6, lid 2, van deze verordening is van toepassing


(1)  Dit quotum mag worden gevangen van 1 januari tot en met 31 januari 2017 en van 1 april tot en met 31 december 2017.

(2)  Aantal stuks.

(3)  Aantal stuks.


Top