EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R1518

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1518 van de Commissie van 14 september 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

PB L 239 van 15.9.2015, p. 69–98 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 02/08/2021: This act has been changed. Current consolidated version: 14/08/2018

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2015/1518/oj

15.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 239/69


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1518 VAN DE COMMISSIE

van 14 september 2015

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (de „basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,

In overleg met de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Geldende maatregelen

(1)

De Raad heeft bij Verordening (EG) nr. 599/2009 (2) een definitief antidumpingrecht variërend van 0 EUR tot 198,0 EUR per ton ingesteld op door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met meer dan 20 gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, op dat moment vallend onder de GN-codes ex 1516 20 98 (Taric-code 1516209820), ex 1518 00 91 (Taric-code 1518009120), ex 1518 00 99 (Taric-code 1518009920), ex 2710 19 41 (Taric-code 2710194120), 3824 90 91, ex 3824 90 97 (Taric-code 3824909787), van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (hierna de „VS” of „het betrokken land” genoemd). Het antidumpingrecht dat bij die verordening werd ingesteld, wordt hierna aangeduid als „de bestaande maatregelen”.

(2)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 444/2011 (3) heeft de Raad naar aanleiding van de uitkomst van een antiontwijkingsonderzoek het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 599/2009 was ingesteld, uitgebreid tot de invoer in de Unie van vanuit Canada verzonden biodiesel, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada, met uitzondering van de producten die worden geproduceerd door de ondernemingen BIOX Corporation, Oakville en Rothsay Biodiesel, Guelph, Ontario, Canada. Bij dezelfde verordening heeft de Raad het definitieve antidumpingrecht dat was ingesteld bij Verordening (EG) nr. 599/2009 eveneens uitgebreid tot de invoer van biodiesel in mengsels met 20 of minder gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

1.2.   Geldende maatregelen ten aanzien van andere derde landen

(3)

De thans voor biodiesel geldende antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer uit Argentinië en Indonesië (4) vallen niet onder deze procedure.

1.3.   Verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(4)

Na de bekendmaking van een bericht dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van biodiesel van oorsprong uit de VS op korte termijn zouden vervallen (5), heeft de Europese Commissie (de „Commissie”) op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening een verzoek om een nieuw onderzoek ontvangen.

(5)

Dit verzoek werd op 9 april 2014 ingediend door de European Biodiesel Board (Europese biodieselraad, de „indiener van het verzoek” of de „EBB”) namens producenten die meer dan 25 % van de totale productie van biodiesel in de Unie vertegenwoordigen. Het verzoek werd ingediend met als argument dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk opnieuw tot dumping en tot schade voor de bedrijfstak van de Unie zou leiden.

1.4.   Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(6)

Nadat de Commissie na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 10 juli 2014 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (6) (het „bericht van opening”) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd.

(7)

Op dezelfde dag heeft de Commissie een nieuw onderzoek geopend in verband met het vervallen van de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van biodiesel van oorsprong uit de VS. Dit is een parallelle, maar gescheiden procedure, die het onderwerp vormt van een afzonderlijke verordening.

1.5.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(8)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping en schade had betrekking op de periode van 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2014 (het „tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van de voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2011 tot het eind van het TNO (de „beoordelingsperiode”).

1.6.   Belanghebbenden

(9)

In het bericht van opening werden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie specifiek de indiener van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs in de VS alsmede de Amerikaanse autoriteiten en de haar bekende betrokken importeurs, leveranciers, gebruikers, handelaren en verenigingen op de hoogte gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken.

(10)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld hun opmerkingen over de opening van het onderzoek kenbaar te maken en een aanvraag in te dienen voor een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

1.7.   Steekproeven

(11)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

a)   Steekproef van producenten in de Unie

(12)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Bij het samenstellen van de steekproef ging de Commissie uit van een zo groot mogelijke mate van representativiteit qua productie- en verkoopvolume, in combinatie met voldoende geografische spreiding. De voorlopige steekproef bestond uit zeven producenten in de Unie, die in zeven verschillende lidstaten gevestigd zijn en samen goed waren voor bijna 30 % van de productie van biodiesel in de Unie. De Commissie heeft de belanghebbenden om opmerkingen over de voorlopige steekproef verzocht.

(13)

Eén onderneming uit Italië verzocht in de steekproef te worden opgenomen. Deze onderneming was echter pas eind 2013 met haar activiteiten gestart, nadat ze een biodieselfabriek had overgenomen van een andere Italiaanse producent van biodiesel, die wel in de voorlopige steekproef was opgenomen. Vanwege de afwezigheid van historische gegevens, die noodzakelijk zijn om tijdens de beoordelingsperiode relevante trends te kunnen ontdekken, en omdat de voorlopige steekproef al een andere Italiaanse onderneming bevatte, werd besloten deze onderneming niet in de steekproef op te nemen.

(14)

De Amerikaanse National Biodiesel Board (de „NBB”) (nationale biodieselraad) merkte op dat de voorlopige steekproef afweek van de steekproef in de vorige onderzoeken met betrekking tot biodiesel en wees op twee ondernemingen met een aanzienlijke productie en verkoop, die niet in de huidige steekproef waren opgenomen. De twee door de NBB aangewezen ondernemingen waren echter ofwel verbonden met een andere onderneming die een groter verkoopvolume had en al in de steekproef was opgenomen, of hadden een lager verkoopvolume dan een andere onderneming uit dezelfde lidstaat die voor de voorlopige steekproef was geselecteerd. De opname van elk van deze twee ondernemingen zou dus geen invloed hebben gehad op de representativiteit van de voorlopige steekproef. Daarom werd de voorlopige steekproef aangenomen als representatieve steekproef van de bedrijfstak van de Unie.

(15)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betoogde de Amerikaanse regering dat een steekproef waarin 30 % van de bedrijfstak van de Unie vertegenwoordigd was, niet kon worden beschouwd als representatief voor de gehele biodieselindustrie van de Unie en dat de micro-indicatoren op een bredere basis hadden moeten worden geanalyseerd. De Amerikaanse regering verwees naar de bevindingen van de WTO-beroepsinstantie in de zaak EC — bevestigingsmiddelen, waarin werd gesteld dat een steekproef van 27 % laag is in verhouding tot het geheel en alleen in gefragmenteerde bedrijfstakken als een groot deel kan gelden.

(16)

In tegenstelling tot bij het bevestigingsmiddelen-onderzoek is de bedrijfstak van de Unie in dit onderzoek door de Commissie gedefinieerd als de gehele bedrijfstak, niet alleen de in de steekproef opgenomen bedrijven (overweging 93). Bovendien zijn alle macro-indicatoren beoordeeld op basis van de gehele bedrijfstak, terwijl slechts enkele micro-indicatoren zijn geanalyseerd op het niveau van de in de steekproef opgenomen bedrijven. De algemene analyse van de situatie van de bedrijfstak van de Unie was echter gebaseerd op een beoordeling van zowel micro- als macro-indicatoren. In ieder geval wordt de bedrijfstak van de Unie, die bestaat uit meer dan 200 producenten verspreid over de Unie, waarvan de meeste kleine of middelgrote ondernemingen zijn, beschouwd als een gefragmenteerde industrie. De Commissie komt derhalve tot de conclusie dat de steekproef, waarin 30 % van de bedrijfstak van de Unie is vertegenwoordigd, representatief is; het argument wordt dan ook afgewezen.

b)   Steekproef van importeurs

(17)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, verzocht de Commissie niet-verbonden importeurs de in het bericht van opening vermelde informatie te verstrekken.

(18)

Slechts een klein aantal van de niet-verbonden importeurs leverde de gevraagde informatie en stemde ermee in om in de steekproef te worden opgenomen. De Commissie besloot dat, gezien het lage aantal, een steekproef niet noodzakelijk was.

c)   Steekproef van producenten-exporteurs in de VS

(19)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, verzocht de Commissie alle producenten-exporteurs in de VS de in het bericht van opening vermelde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de VS bij de Europese Unie verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek aan te wijzen en/of contact met hen op te nemen.

(20)

27 producenten in de VS hebben de Commissie geantwoord, maar slechts 9 daarvan hebben de gegevens over de uitvoer en/of de binnenlandse verkoop verstrekt die in bijlage I bij het bericht van opening met het oog op het samenstellen van de steekproef werden gevraagd. Geen van hen had tijdens het TNO biodiesel naar de Unie uitgevoerd. De Commissie stelde een steekproef samen van de drie producenten-exporteurs met de grootste binnenlandse verkoop en uitvoer. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werden alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van de VS geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. Er zijn geen opmerkingen ontvangen.

(21)

Geen van de in de steekproef opgenomen producenten heeft binnen de termijn op de vragenlijst gereageerd. Op 7 oktober 2014 heeft de Commissie de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs op het uitblijven van een antwoord geattendeerd.

(22)

Op 10 oktober 2014 heeft een van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs de Commissie meegedeeld af te zien van het invullen van de vragenlijst. De andere twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hebben om verschillende verlengingen van de termijn gevraagd; deze werden toegekend, maar er zijn geen volledige antwoorden ingediend.

(23)

Op 10 november 2014 heeft de Commissie aan de drie in de steekproef opgenomen ondernemingen een brief gestuurd over haar voornemen om artikel 18 van de basisverordening toe te passen en de bevindingen van het onderzoek op de beschikbare gegevens te baseren. Ook de Amerikaanse autoriteiten werden van dit voornemen op de hoogte gesteld. De termijn voor het indienen van opmerkingen naar aanleiding van de brief was 21 november 2014.

(24)

Op 21 november 2014 hadden twee van de in de steekproef opgenomen ondernemingen nog in het geheel niet gereageerd, terwijl de derde in de steekproef opgenomen onderneming had laten weten dat de termijn niet toereikend was voor het indienen van hun antwoord.

(25)

De Commissie concludeerde derhalve dat geen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VS zijn medewerking verleende aan het nieuwe onderzoek. Als gevolg hiervan besloot de Commissie de bepalingen van artikel 18 van de basisverordening toe te passen, zodat haar conclusies, zowel in positieve als in negatieve zin, worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens.

(26)

De onderneming Cargill Inc. merkte op dat Verordening (EG) nr. 599/2009 een minimale dumpingmarge had vastgesteld en dus een definitief antidumpingrecht van 0 % had opgelegd op de door hen geproduceerde en uitgevoerde biodiesel van oorsprong uit de VS. Zij wees er verder op dat een producent-exporteur waarvoor in het oorspronkelijke onderzoek geen dumping werd vastgesteld, volgens de bevindingen van de WTO-beroepsinstantie in het verslag „Mexico rijst” (7) niet kan worden onderworpen aan het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen.

(27)

Daarom verzocht de onderneming Cargill Inc. te worden vrijgesteld van antidumpingrechten, ongeacht het resultaat van het nieuwe onderzoek. Dit verzoek werd ingewilligd.

1.8.   Antwoorden op de vragenlijsten en controlebezoeken

(28)

De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en aan de niet-verbonden importeurs, handelaren en gebruikers die zich binnen de in het bericht van opening gestelde termijnen hadden gemeld.

(29)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de vaststelling van dumping, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden controlebezoeken afgelegd bij de volgende ondernemingen:

Producenten in de Unie

Bio-Oils Huelva S.L., Huelva, Spanje;

Biopetrol Rotterdam BV, Rotterdam, Nederland;

Diester industrie SAS, Rouen, Frankrijk;

Novaol S.R.L., Milaan, Italië;

Preol a.s., Lovosice, Tsjechië;

Rafineria Trzebinia S.A., Trzebinia, Polen;

Verbio Vereinigte BioEnergie AG, Leipzig, Duitsland.

1.9.   Mededeling van feiten en overwegingen

(30)

Op 3 juni 2015 heeft de Commissie alle belanghebbenden de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens was de geldende antidumpingmaatregelen te handhaven, en heeft zij alle belanghebbenden verzocht eventuele opmerkingen kenbaar te maken. De Commissie heeft de opmerkingen van de belanghebbenden overwogen en, voor zover van toepassing, in aanmerking genomen.

(31)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen verzocht de NBB om een hoorzitting met de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures; dit verzoek werd ingewilligd.

2.   ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(32)

Het onderzochte product is hetzelfde als het product dat voorwerp was van het onderzoek dat leidde tot het opleggen van de bestaande maatregelen (het „oorspronkelijke onderzoek”), namelijk: door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met meer dan 20 gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, van oorsprong uit de VS en op dit moment vallend onder de GN-codes ex 1516 20 98, ex 1518 00 91, ex 1518 00 99, ex 2710 19 43, ex 2710 19 46, ex 2710 19 47, ex 2710 20 11, ex 2710 20 15, ex 2710 20 17, ex 3824 90 92, ex 3826 00 10 en ex 3826 00 90 (het „onderzochte product”).

(33)

Biodiesel is een hernieuwbare brandstof die in de vervoersector wordt gebruikt voor dieselmotoren. Conventionele motoren kunnen echter niet functioneren op zuivere biodiesel, maar wel op een mengsel van minerale diesel en een beperkt aandeel biodiesel.

(34)

Bij biodiesel geproduceerd in de VS gaat het voornamelijk om methylestervetzuur (FAME, „Fatty Acid Methyl Ester”), verkregen op basis van een grote verscheidenheid aan plantaardige oliën (sojaolie, palmolie, koolzaadolie) en gebruikte frituurolie, dierlijke vetten of biomassa, die als grondstof voor biodiesel dienen. De term „ester” verwijst naar de transesterificatie van plantaardige olie, namelijk het vermengen van de olie met alcohol. De term „methyl” verwijst naar methanol, de meest gebruikte alcohol in het proces, hoewel ook ethanol kan worden gebruikt; dan krijgt men ethylestervetzuren.

(35)

Ondanks mogelijke verschillen in de gebruikte grondstoffen of in het productieproces hebben alle soorten biodiesel en de biodiesel in de mengsels dezelfde of sterk gelijkende fysische, chemische en technische basiseigenschappen en worden ze voor dezelfde doeleinden gebruikt. De mogelijke variaties in het onderzochte product veranderen niets aan zijn basisdefinitie en eigenschappen, noch aan het beeld dat de verschillende partijen ervan hebben. Met name maakt het vanuit het oogpunt van de eindgebruiker van dieselbrandstof geen verschil op basis van welke grondstof het mengsel aan de pomp gemaakt is.

2.2.   Soortgelijk product

(36)

Net als in het oorspronkelijke onderzoek hebben de op de binnenlandse markt in de VS verkochte biodiesel en de Amerikaanse biodiesel die wordt uitgevoerd dezelfde fysische en technische basiseigenschappen en worden ze voor dezelfde doeleinden gebruikt. Ook de biodiesel die in de Unie door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en verkocht, heeft dezelfde fysische en technische basiseigenschappen en wordt voor dezelfde doeleinden gebruikt als de producten die vanuit de VS naar de Unie worden uitgevoerd. Wat dit onderzoek betreft, zijn het derhalve soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

2.3.   Argumenten betreffende de productomschrijving

(37)

De Amerikaanse overheid voerde aan dat de productcategorie „diesel gewonnen uit biomassa” (8) meer omvat dan alleen het onderzochte product. In de verordening tot instelling van voorlopige compenserende rechten in het oorspronkelijke onderzoek (9) wordt echter gesteld dat alle soorten biodiesel en biodieselmengsels, met inbegrip van diesel op basis van biomassa, als biodiesel worden beschouwd en onder een wetgevingspakket inzake energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en alternatieve brandstoffen vallen. De reden hiervoor is dat uit biomassa geproduceerde biodiesel dezelfde of sterk gelijkende fysische en technische basiseigenschappen heeft als biodiesel uit andere bronnen en ook voor dezelfde of soortgelijke doeleinden wordt gebruikt. Deze vaststelling in het oorspronkelijke onderzoek is door geen enkele belanghebbende aangevochten en blijft bij dit nieuwe onderzoek van kracht. Daarom verwerpt de Commissie dit argument van de Amerikaanse overheid.

3.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

(38)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping waarschijnlijk is indien de bestaande maatregelen komen te vervallen.

3.1.   Voorafgaande opmerkingen

(39)

Door het gebrek aan medewerking van de geselecteerde in de steekproef opgenomen producenten, zoals vermeld in overweging 25, bleek het niet mogelijk een analyse uit te voeren op basis van gecontroleerde gegevens die door producenten in de VS waren verstrekt. Daarom heeft de Commissie de volgende informatiebronnen gebruikt: gegevens die door sommige Amerikaanse biodieselproducenten in de inleidende fase van de procedure als antwoord op de vragenlijst ten behoeve van de steekproef waren verstrekt; Eurostat; het verzoek om een nieuw onderzoek en de daaropvolgende bijdragen van de indiener van het verzoek; de Amerikaanse nationale biodieselraad (National Biodiesel Board); de websites van het Amerikaanse Agentschap voor informatie over energie (Energy Information Administration) en het Amerikaanse ministerie van Energie; de Amerikaanse internationale handelscommissie (US International Trade Commission).

3.2.   Invoer met dumping tijdens het TNO

(40)

Na het instellen van de maatregelen in 2009 daalde de invoer van biodiesel uit de VS in de Unie tot bijna nul; in 2013 en tijdens het TNO werd slechts een zeer kleine hoeveelheid uitgevoerd. In het licht van deze omstandigheden werd een beoordeling van de mate van dumping in het TNO niet relevant geacht. Er kan dus worden geconcludeerd dat er geen sprake was van voortzetting van dumping in het TNO.

3.3.   Aanwijzingen waaruit blijkt dat herhaling van dumping waarschijnlijk is

(41)

De Commissie heeft onderzocht of er aanwijzingen waren dat opnieuw dumping zou plaatsvinden indien de maatregelen komen te vervallen. In het bijzonder werden de volgende elementen geanalyseerd: de verhouding tussen de prijzen van het product indien het wordt geproduceerd en verkocht in de Unie of in de VS, de verhouding tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en de prijzen in de VS, de verhouding tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en het prijspeil in de Unie, de onbenutte capaciteit en ontwijkings- en absorptiepraktijken.

3.3.1.   Verhouding tussen de prijzen van het product indien het wordt geproduceerd en verkocht in de Unie of in de VS

(42)

Aangezien de Amerikaanse biodieselproducenten geen medewerking verleenden, maakten de diensten van de Commissie gebruik van de volgende drie informatiebronnen om de binnenlandse verkoopprijs van biodiesel in de VS tijdens het TNO vast te stellen: i) de antwoorden op de vragenlijst die tijdens de inleidende fase van de procedure ten behoeve van de steekproef was verstuurd en die door een aantal Amerikaanse biodieselproducenten was ingevuld; ii) informatie die door de NBB was verstrekt op basis van informatie die door een marktonderzoeksbureau met de naam „Jacobsen” was verzameld; en iii) informatie die door de indiener van het verzoek was verstrekt op basis van informatie die door het bedrijf Oil Price Information Service (OPIS) was verzameld.

(43)

De gegevens uit deze drie bronnen omvatten prijzen uit verschillende handelsstadia en met verschillende incoterm-voorwaarden. De waarden liggen echter zeer dicht bij elkaar. Het gemiddelde van de waarden uit deze drie bronnen bedraagt 1 196,93 US dollar (USD) per ton. Op basis van de gemiddelde wisselkoers euro/dollar tijdens het TNO (1 EUR = 1,356 USD), komt dit bedrag overeen met een Amerikaanse binnenlandse verkoopprijs van 883 EUR per ton (10).

(44)

Tijdens het TNO bedroeg de gemiddelde prijs af fabriek van biodiesel die in de Unie door producenten in de Unie werd verkocht 905 EUR per ton (1 227,18 USD) (zie tabel 8).

(45)

Om de markt van de Unie opnieuw te kunnen betreden, moeten producenten in de VS hun product dus verkopen tegen een lagere prijs dan 905 EUR per ton. In hun uiteindelijke prijs moeten ook de kosten van vervoer over zee, verzekering en de bestaande douanerechten voor biodiesel (6,5 %) verrekend worden. Volgens de gegevens die tijdens het onderzoek zijn verkregen, zouden deze kosten neerkomen op ongeveer 100 EUR per ton. De Commissie baseerde dit bedrag op de kosten van douanerechten en vrachtvervoer, zoals berekend door de NBB (ongeveer 94 EUR) en rondde dit af tot 100 EUR om ook een aantal aanvullende kosten na invoer te dekken.

(46)

Mochten de producenten in de VS de uitvoer naar de EU hervatten, dan zouden zij dit dus moeten doen tegen een prijs af fabriek (minder dan 805 EUR per ton) die lager is dan de binnenlandse verkoopprijs in de VS, dus tegen een dumpingprijs. Op grond van de omstandigheden die in de overwegingen 63 en 71 worden beschreven, respectievelijk met betrekking tot de prijzen bij uitvoer naar derde landen en de reservecapaciteit, is het waarschijnlijk dat de producenten in de VS de uitvoer naar de Unie zouden hervatten als de geldende maatregelen zouden komen te vervallen, omdat zij zo de productiekosten per eenheid zouden kunnen verlagen, zoals in overweging 72 in meer detail wordt uiteengezet.

(47)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen trok de NBB de nauwkeurigheid van de door de Commissie vastgestelde gemiddelde binnenlandse verkoopprijs in twijfel en wees erop dat in een van zijn eerdere opmerkingen een lagere waarde was opgegeven (789,36 EUR per ton), gebaseerd op de prijzen die door het Amerikaanse ministerie van Energie waren verstrekt.

(48)

De Commissie verwerpt dit argument om de volgende redenen:

(49)

De door de NBB opgegeven gemiddelde prijs kan niet als een goede basis worden beschouwd, omdat het een prijs voor eindgebruikers betreft en geen prijs af fabriek. Meer in het bijzonder verstrekte de NBB een gemiddelde maandelijkse eindgebruikersprijs voor biodiesel (bij de pomp) in de VS in juli 2014, uitgedrukt in gallon-benzine-equivalenten en omgerekend op basis van de wisselkoers van één enkele dag, namelijk 19 september 2014.

(50)

Wat de door de Commissie berekende gemiddelde prijs betreft: dit is een redelijke waarde als men in overweging neemt dat deze vanwege het gebrek aan medewerking van de producenten in de VS op basis van de beste beschikbare gegevens is berekend. De waarde is het gemiddelde van de prijzen die door een aantal producenten in de VS in de inleidende fase van de procedure zijn opgegeven, de prijzen die door het onderzoeksbureau „Jacobsen” zijn verzameld en door de NBB zelf zijn verstrekt, en de prijzen die door OPIS zijn verzameld en door de EBB zijn verstrekt. Het betreft hier een enkelvoudig gemiddelde, omdat informatie over hoeveelheden ontbrak en er dus geen gewogen gemiddelde kon worden berekend. De drie waarden lagen echter zeer dicht bij elkaar. De incoterm-voorwaarden en het handelsstadium waren niet bekend en konden dus niet in aanmerking worden genomen. De prijzen van OPIS zijn echter wel gecorrigeerd om rekening te houden met redelijke vervoerskosten in de VS. In het licht van het aanzienlijke verschil tussen de binnenlandse prijs en de uitvoerprijs had een eventuele correctie voor incoterm-voorwaarden en handelsstadium geen verandering gebracht in de conclusie dat de producenten in de VS de verkoop aan de Unie alleen zouden kunnen hervatten door hun producten tegen dumpingprijzen te verkopen.

(51)

De NBB betwistte ook het bedrag van 100 EUR per ton dat werd gebruikt om, uitgaande van de gemiddelde prijs van biodiesel in de Unie, een betrouwbare gemiddelde uitvoerprijs te berekenen, en stelde voor om in plaats daarvan een bedrag van 110,49 EUR aan te houden. Zoals vermeld in overweging 45 heeft de Commissie de bedragen gebruikt die door de NBB voor douanerechten en vrachtvervoer waren voorgesteld. Alleen bij de aanvullende kosten na invoer heeft de Commissie een lager bedrag gebruikt dan het door de NBB voorgestelde bedrag (16,69 EUR), omdat de NBB niet heeft aangetoond dat deze kosten 2 % van de cif-waarde, grens Unie, zouden moeten bedragen. Het verschil tussen de raming van de Commissie en die van de NBB is hoe dan ook marginaal en verandert niets aan de conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van dumping, temeer daar in dit opzicht geen exacte dumpingberekeningen vereist waren.

(52)

De NBB voerde aan dat, net als in het oorspronkelijke onderzoek, een correctie voor fysische verschillen had moeten worden toegestaan om rekening te houden met het feit dat in de VS sojabonen de belangrijkste grondstof voor biodiesel vormen, terwijl dat in de Unie raapzaad is, dat van hogere kwaliteit is en dus een hogere prijs rechtvaardigt.

(53)

Dit argument moet worden afgewezen. In het oorspronkelijke onderzoek werd de correctie toegestaan op basis van een vergelijking van gecontroleerde gegevens van producenten in de VS en producenten in de Unie. Omdat de Amerikaanse producenten bij dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van maatregelen geen medewerking verleenden, kon de Commissie ten eerste niet bepalen dat een correctie moest worden toegestaan. Ten tweede kon de Commissie, indien een correctie zou worden toegestaan, de hoogte ervan niet vaststellen. De omstandigheden ten tijde van het oorspronkelijke onderzoek zijn veranderd, met name de grondstoffenmix voor de productie van biodiesel, die zowel in de EU als in de VS niet meer dezelfde is. Daarnaast stelde de NBB een correctie voor met 10 %, zonder deze waarde verder te onderbouwen.

(54)

Volgens de NBB en de Amerikaanse overheid zouden de producenten in de VS, doordat de Amerikaanse binnenlandse verkoopprijs hoger ligt dan de waarschijnlijke uitvoerprijs naar de Unie, hun binnenlandse verkoop juist verhogen in plaats van naar de Unie uit te voeren, met name in het licht van het toegenomen verbruik in de VS.

(55)

Dit argument is ongegrond en moet worden afgewezen. Dat het verbruik in de VS de afgelopen jaren is gestegen, komt voornamelijk door overheidsmaatregelen, waaronder de stimuleringsmaatregelen en bindende streefcijfers van het „Renewable Fuels”-programma en subsidieregelingen die de productie en het mengen van biodiesel bevorderen. Uit gegevens die door de NBB zelf zijn verstrekt, blijkt echter dat het verbruik van biodiesel in de VS in 2014 ten opzichte van 2013 juist is gedaald. Er is geen bewijs dat het verbruik in 2015 en 2016 zal toenemen. Integendeel: openbaar beschikbare informatie (11) suggereert dat de streefcijfers voor het verplichte gebruik van hernieuwbare brandstoffen in de VS de komende jaren stabiel zullen blijven. Als gevolg daarvan zal de huidige consumptie in de VS waarschijnlijk eerder stabiel blijven dan toenemen. Aangezien in de VS sprake is van overcapaciteit (zie overweging 69 en verder), zouden de producenten in de VS nog altijd een stimulans hebben voor uitvoer naar de Unie, ook al verkopen zij hun product daar tegen een lagere prijs dan op de binnenlandse markt, zolang zij hun variabele kosten dekken.

(56)

De NBB voerde aan dat de Commissie had moeten uitleggen hoe een groter productievolume zou leiden tot een vermindering van de productiekosten van de producenten in de VS. In dit verband moet er allereerst op worden gewezen dat de Commissie vanwege het gebrek aan medewerking niet precies kon berekenen wat de impact van een groter productievolume op de kosten van de producenten in de VS zou zijn. Vanuit economisch oogpunt is echter duidelijk dat de productiekosten per eenheid dalen wanneer de vaste kosten over een groter productievolume worden verdeeld. Dit is zelfs het geval als de kosten bij de productie van biodiesel grotendeels variabel zijn en afhangen van de gebruikte grondstoffen, zoals de NBB aanvoerde. De vaste kosten worden ook dan verdeeld over het totale productievolume. Uit gegevens van de bedrijfstak van de Unie blijkt inderdaad dat de kosten van grondstoffen een belangrijk deel van de productiekosten uitmaken, maar dat het precieze percentage afhankelijk is van de gebruikte grondstof, de mate waarin een onderneming verticaal geïntegreerd is en de VAA-kosten van een onderneming. In deze omstandigheden kon de Commissie redelijkerwijs aannemen dat een groter productievolume zou leiden tot een vermindering van de productiekosten van de producenten in de VS. Deze argumentatie zou alleen niet opgaan als de uitvoerprijs zo laag was dat deze zelfs de prijs van de grondstoffen niet zou dekken, maar de NBB heeft geen opmerkingen verstrekt die een dergelijk scenario ondersteunen.

3.3.2.   Verhouding tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en de prijzen in de VS

(57)

De conclusie dat herhaling van dumping waarschijnlijk is, wordt eveneens ondersteund door een analyse van de uitvoer van biodiesel uit de VS naar derde landen tijdens het TNO. Op basis van gegevens uit de databank van de United States International Trade Commission heeft de Commissie een overzicht gemaakt van de hoeveelheden en de waarde van de uitvoer van biodiesel onder HTS-code 382600 tijdens het TNO. De uitgevoerde hoeveelheden (in ton) naar alle landen (inclusief de EU) bedragen 567 018 ton. De gemiddelde waarde per ton tijdens het TNO was 753,34 EUR vrij langszij schip. De Commissie berekende de gemiddelde verkoopprijs per ton in US dollar en vergeleek die met de gemiddelde binnenlandse prijs in de VS (zoals vastgesteld in overweging 42). De belangrijkste bevindingen zijn hieronder samengevat:

Tabel 1

Volume en prijzen van de uitvoer uit de VS tijdens het TNO

Landen van bestemming

Uitgevoerde hoeveelheden (ton)

Percentage van de uitvoer naar alle landen

Gemiddelde waarde (USD) per ton

Gemiddelde waarde (EUR) per ton

Dumping als percentage van de uitvoerprijs

Gibraltar totaal (12)

76 266

13

753,19

555,45

59

Canada totaal

247 959

44

1 167,33

860,86

3

Australië totaal

4 267

1

1 019,77

752,04

17

Maleisië totaal

103 773

18

891,44

657,41

34

(58)

De tabel suggereert dat producenten in de VS momenteel tegen dumpingprijzen aan derde landen verkopen, met uitvoerprijzen die tussen 3 % en 59 % lager liggen dan de binnenlandse prijzen. De Commissie concludeerde dat de producenten in de VS, aangezien zij momenteel tegen dumpingprijzen aan derde landen verkopen, waarschijnlijk ook tegen dumpingprijzen naar de EU zullen uitvoeren door hun huidige uitvoer naar andere markten gedeeltelijk te verleggen.

(59)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen trok de NBB de nauwkeurigheid van de gegevens over de uitvoer in twijfel, aangezien de HTS-code die werd gebruikt om de omvang van de uitvoer vast te stellen (38 26 00) tevens andere producten omvat en de uitvoerprijs dus niet kan worden vergeleken met de binnenlandse prijs van biodiesel.

(60)

De Commissie gebruikte deze code omdat de Amerikaanse overheid zelf in haar antwoord van 19 december 2014 op de tweede aanvullende vragenlijst aangaf dat die code vanaf 2012 was gebruikt voor het verkrijgen van nauwkeurige statistische informatie over de uitvoer van biodiesel uit de VS. Hoewel de waarde van de uitvoer van het betrokken product met deze code te hoog wordt ingeschat, is dit veel minder het geval dan met de codes die in het verleden werden gebruikt. De Amerikaanse autoriteiten concludeerden dat de code een relatief nauwkeurige weergave van de uitvoerwaarde oplevert.

(61)

De NBB voerde aan dat de door de Commissie berekende binnenlandse prijzen niet kunnen worden vergeleken met de prijzen uit de ITC-databank en dat de door de Commissie berekende dumpingmarges om die reden niet kunnen worden gebruikt.

(62)

In een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen hoeven geen nieuwe dumpingmarges te worden berekend. In dit geval kwam na de instelling van de maatregelen een einde aan de uitvoer met dumping, zodat de analyse vooral was gericht op de waarschijnlijkheid dat de uitvoer met dumping zal worden hervat. Aangezien de Amerikaanse producenten geen medewerking verleenden, maakte de Commissie gebruik van beschikbare gegevens. In dit scenario zijn de prijzen van de uitvoer naar derde landen van belang en kunnen deze worden gebruikt als indicator om te beoordelen wat er zal gebeuren als de maatregelen vervallen. Meer in het bijzonder is de vergelijking tussen de binnenlandse prijzen en de prijzen bij uitvoer naar derde landen niet bedoeld om exacte dumpingmarges te berekenen, maar om een indicatie te geven van de waarschijnlijkheid dat opnieuw sprake zal zijn van dumping als de maatregelen worden ingetrokken.

3.3.3.   Relatie tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en het prijspeil in de Unie

(63)

De EU-markt is een aantrekkelijke markt voor de uitvoer van biodiesel uit de VS. Op basis van de reeds in overweging 57 genoemde databank van de United States International Trade Commission bedroeg de gemiddelde prijs van de uitvoer naar alle bestemmingen tijdens het TNO 1 021,52 USD (753,34 EUR) per ton. De hoogste gemiddelde uitvoerprijs (1 167,33 USD, oftewel 860,86 EUR per ton) betrof de uitvoer naar Canada, terwijl de laagste gemiddelde uitvoerprijs (753,19 USD, oftewel 555,45 EUR per ton) de uitvoer naar Gibraltar betrof.

(64)

Deze gemiddelde uitvoerprijs ligt onder de gemiddelde prijs van de biodiesel die tijdens het TNO in de Unie door producenten in de Unie werd verkocht (905 EUR per ton). Zelfs als de Amerikaanse producenten hun product tegen prijzen onder de 905 EUR per ton zouden moeten verkopen om voet aan wal te krijgen op de markt van de Unie, zou het voor hen nog steeds lonen een gedeelte van hun huidige uitvoer naar derde landen naar de markt van de Unie te verleggen, aangezien deze markt aantrekkelijker is dan die van bepaalde andere derde landen.

(65)

De NBB en de Amerikaanse overheid betoogden dat de huidige Amerikaanse uitvoer naar derde landen niet naar de Unie zou worden verlegd, aangezien Canada de grootste uitvoermarkt is en de prijzen daar hoger liggen dan de prijs af fabriek naar de Unie.

(66)

De Commissie had het echter over „een gedeelte van de huidige uitvoer”, niet over de volledige uitvoer. De Commissie beweerde niet dat Amerikaanse producenten de uitvoer naar Canada zouden stopzetten en deze verkoop in zijn geheel naar de Unie zouden verleggen. Canada kan inderdaad ook worden beschouwd als een aantrekkelijke markt voor producenten in de VS, al heeft deze slechts een bescheiden omvang in vergelijking met de markt van de Unie (13), die nog steeds de grootste markt voor biodiesel ter wereld is.

(67)

De NBB voerde ook aan dat de huidige uitvoer naar Maleisië niet naar de Unie zou worden verlegd, aangezien het verbruik aldaar toeneemt en er op de invoer van biodiesel geen douanerechten hoeven te worden betaald.

(68)

Uit de gemiddelde prijzen bij de uitvoer van de VS naar Maleisië, zoals die in de ITC-databank zijn vastgelegd, blijkt echter dat verkoop aan de Unie voor de Amerikaanse producenten rendabeler zou zijn dan verkoop aan Maleisië, zelfs als de gebruikelijke douanerechten worden meegeteld. Tabel 1 laat zien dat de uitvoerprijzen naar Maleisië tijdens het TNO aanzienlijk lager waren dan de prijzen in de Unie. Verder mag de consumptie in Maleisië dan wel stijgen, hetzelfde geldt voor de productie in Maleisië zelf, waarbij met name wordt gebruikgemaakt van palmolie. Bovendien kan redelijkerwijs worden verwacht dat het buurland Indonesië, dat ook een aanzienlijke biodieselproductie heeft, bij een stijgende consumptie de uitvoer naar Maleisië zal verhogen. Dit argument moet derhalve worden afgewezen.

3.3.4.   Onbenutte capaciteit

(69)

De aanzienlijke reservecapaciteit van de producenten in de VS vormt een stimulans om de productie op te voeren en biodiesel tegen dumpingprijzen op de markt van de Unie te verkopen. Aangezien de Amerikaanse producenten geen medewerking verleenden, werd de productiecapaciteit van de VS vastgesteld op basis van de beschikbare informatie op de websites van het Amerikaanse Agentschap voor milieubescherming (EPA, Environmental Protection Agency) en het Amerikaanse Agentschap voor informatie over energie (EIA, Energy Information Administration).

(70)

Biodieselproducenten in de VS moeten hun bestaande en geplande productiecapaciteit en tevens hun productie, input, voorraden en verkoop van biodiesel aan deze twee autoriteiten doorgeven (respectievelijk jaarlijks en maandelijks).

(71)

Op basis van de gegevens van het EIA bedroeg de capaciteit van de biodieselproducenten in de VS tijdens het TNO 7 128 000 ton. Dit cijfer ligt zeer dicht bij het cijfer van de NBB (6 963 000 ton), dat berekend is op basis van de gegevens die de leden van de NBB bij het EPA hebben ingediend.

(72)

De werkelijke productie van biodiesel in de VS tijdens het TNO bedroeg 4 450 000 ton (bron: EIA), hetgeen neerkomt op een bezettingsgraad van 62,4 % en een reservecapaciteit van 37,6 %, oftewel 2 678 000 ton. Als de maatregelen zouden worden ingetrokken, zal deze reservecapaciteit waarschijnlijk worden ingezet voor uitvoer naar de markt van de Unie. De Amerikaanse producenten kunnen hun productie inderdaad gemakkelijk verhogen en naar de EU uitvoeren, met als economische voordelen een stijging van de bezettingsgraad en een vermindering van de productiekosten per eenheid. Als de reservecapaciteit van de VS in de Unie op de markt zou worden gebracht, zouden de gevolgen aanzienlijk zijn, want deze hoeveelheid komt overeen met bijna 22 % van het verbruik in de Unie tijdens het TNO.

(73)

In dit verband heeft de NBB een aantal opmerkingen ingediend. Ten eerste was de reële productiecapaciteit in de VS volgens de NBB lager dan door de Commissie werd aangenomen. Volgens de NBB is een aantal fabrieken in de VS weliswaar geregistreerd, maar in feite niet actief, zodat de reële productiecapaciteit 5 409 000 ton bedraagt. De NBB meldde ook een grotere productie van biodiesel tijdens het TNO, namelijk 5 084 000 ton. Dit betekent volgens de NBB dat de bezettingsgraad ongeveer 94 % bedraagt en er dus weinig reservecapaciteit is die voor uitvoer naar de EU zou kunnen worden gebruikt, mochten de maatregelen worden ingetrokken.

(74)

Dit argument werd afgewezen. De door de NBB verstrekte gegevens waren niet verenigbaar met de officieel beschikbare gegevens. Biodieselproducenten in de VS zijn verplicht maandelijks een formulier bij het EIA in te dienen (EIA-22M „maandelijkse enquête van de biodieselproductie”), waarop zij onder meer de jaarlijkse productiecapaciteit en hun operationele status vermelden, bijvoorbeeld of ze actief, tijdelijk inactief of definitief gestopt zijn. Sinds januari 2013 schommelde de geregistreerde capaciteit van maand tot maand licht, maar deze was in het algemeen redelijk stabiel.

(75)

Daarnaast zijn de biodieselproducenten in de VS verplicht bij het EPA jaarlijks onder meer op te geven welk soort of welke soorten hernieuwbare brandstoffen zij naar verwachting zullen produceren of invoeren en wat hun bestaande en geplande productiecapaciteit is.

(76)

De door de Amerikaanse biodieselproducenten opgegeven geregistreerde capaciteit wordt dus regelmatig bijgewerkt en geldt daarom als een betrouwbare bron. Zelfs als de geregistreerde capaciteit momenteel niet in gebruik of in werking is, moet deze worden meegeteld bij de berekening van de reservecapaciteit die beschikbaar is om de productie en de uitvoer te verhogen.

(77)

Bovendien was het gedeelte van de capaciteit dat definitief buiten bedrijf was gesteld in de door de NBB verstrekte cijfers al buiten beschouwing gelaten, zoals bij de indiening ervan werd erkend. Fabrieken die niet definitief gesloten zijn, kunnen hun productie per definitie opnieuw opstarten als de marktomstandigheden in de toekomst veranderen (bijvoorbeeld door openstelling van de markt van de Unie). De beoordeling van de waarschijnlijkheid van herhaling in het kader van een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen vraagt om een benadering die vooruitkijkt naar wat in de toekomst zou kunnen gebeuren als de maatregelen komen te vervallen, niet louter een simpele inventarisatie van de situatie tijdens het TNO.

(78)

De Commissie is derhalve van mening dat de huidige geregistreerde capaciteit een goede basis vormt voor de berekening van de totale Amerikaanse productie en reservecapaciteit en verwerpt het argument van de NBB.

(79)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen bleef de NBB bij het standpunt dat bij het bepalen van de productiecapaciteit geen rekening moest worden gehouden met onbenutte capaciteit, zelfs als deze capaciteit niet bij de Amerikaanse autoriteiten was aangemeld als zijnde ontmanteld of permanent gesloten.

(80)

Maar volgens de instructies van het EIA, die door de NBB werden aangehaald, „[is] de jaarlijkse productiecapaciteit de hoeveelheid biodiesel die een installatie in een kalenderjaar kan produceren, uitgaande van normale stilleggingen voor onderhoud. Dit omvat de capaciteit van ongebruikte installaties totdat de installaties zijn ontmanteld of opgeheven”. Uit het bovenstaande blijkt duidelijk dat het EIA rekening houdt met alle installaties die potentieel weer in gebruik kunnen worden genomen. Installaties die niet worden ontmanteld of definitief gesloten, kunnen dus, in tegenstelling tot wat de NBB betoogt, per definitie opnieuw worden opgestart als de omstandigheden in de toekomst zouden veranderen.

(81)

De Commissie is derhalve van mening dat de huidige geregistreerde capaciteit een goede basis vormt voor de berekening van de totale Amerikaanse productie- en reservecapaciteit.

(82)

De NBB voerde ook aan dat de Amerikaanse biodieselindustrie niet als een uitvoerindustrie is opgezet, aangezien de meeste Amerikaanse biodieselinstallaties minder dan 15 000 000 gallon (55 000 ton) per jaar produceren. Het zou economisch niet haalbaar zijn de biodieselproductie van meerdere weken op te slaan voor één uitvoerzending.

(83)

Ook dit argument werd afgewezen. De biodieselindustrie van de VS is wel degelijk tot uitvoer in staat en vóór de instelling van de geldende maatregelen werden door de Amerikaanse producenten daadwerkelijk grote hoeveelheden biodiesel naar de markt van de Unie uitgevoerd, tot maximaal 1 137 000 ton in het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (1 april 2007 tot en met 31 maart 2008). Hieruit blijkt dat er wel degelijk producenten in de VS zijn met voldoende productiecapaciteit om een deel van hun productie uit te voeren. Producenten in de VS met onvoldoende individuele productiecapaciteit voor verzending naar de Unie zullen de binnenlandse markt blijven bedienen, terwijl handelaren de productie van verschillende fabrieken kunnen samenvoegen om deze uit te voeren.

(84)

De biodieselindustrie van de VS heeft dus een aanzienlijke reservecapaciteit, waardoor er sprake is van een sterke stimulans om de uitvoer naar de EU-markt te hervatten als de maatregelen zouden komen te vervallen.

3.3.5.   Ontwijkings- en absorptiepraktijken

(85)

Zoals vermeld in overweging 2, is gebleken dat de in 2009 ingestelde antidumpingmaatregelen werden ontweken door middel van verzending via Canada en wijziging van de samenstelling van het mengsel. Het bestaan van dergelijke praktijken laat zien hoeveel belang sommige producenten in de VS eraan hechten om marktaandeel in de Unie te verwerven, zelfs na de instelling van maatregelen, en wordt derhalve beschouwd als een indicatie van de waarschijnlijkheid van toekomstige dumping.

(86)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de NBB aan dat de desbetreffende feiten zich vier jaar vóór het TNO hebben voorgedaan en niet kunnen worden gebruikt om in deze zaak conclusies te trekken.

(87)

De Commissie bleef erbij dat het bestaan van eerdere praktijken van dezelfde marktdeelnemers als zodanig weliswaar niet doorslaggevend is, maar nog steeds kan worden beschouwd als een indicatie van het grote belang dat producenten in de VS bij de toegang tot de markt van de Unie hebben.

3.3.6.   Andere elementen

(88)

Tijdens het TNO lag de productie van biodiesel in de VS (4 450 000 ton) onder het verbruik (4 896 000 ton). Als gevolg daarvan voerde de VS meer biodiesel in dan uit. Dit zou verklaard kunnen worden uit de onzekerheid met betrekking tot de streefcijfers voor de verplichte biodieselproductie die voortvloeien uit het programma Renewable Fuel Standard (norm voor het gebruik van hernieuwbare brandstoffen) (1,28 miljard gallon (oftewel 4 238 000 ton) in 2014, ongewijzigd ten opzichte van 2013) en de mogelijkheid voor ingevoerde biodiesel om aan dit programma deel te nemen en aanspraak te maken op het Amerikaanse belastingkrediet voor biodiesel wanneer dit van kracht is. Tijdens het TNO bedroeg de totale invoer 1 072 000 ton en de uitvoer 567 000 ton. Als de beschikbare productiecapaciteit tijdens de beoordelingsperiode niet werd gebruikt om te kunnen voldoen aan de binnenlandse vraag, is het onwaarschijnlijk dat dezelfde beschikbare productiecapaciteit in de toekomst wel voor dit doel zou worden ingezet. Naar is gebleken, lag de productiecapaciteit van de VS tijdens het TNO met 7 128 000 ton aanzienlijk boven het binnenlandse verbruik. Dus als zich kansen op uitvoermarkten voordoen, betekent dit voor de producenten in de VS een stimulans en zullen zij waarschijnlijk een beroep doen op hun reservecapaciteit. Als zij gebruik hadden kunnen maken van de reservecapaciteit om aan de binnenlandse consumptie te voldoen, zouden zij dat al gedaan hebben.

(89)

In dit verband moet worden opgemerkt dat de Unie een zeer aantrekkelijke markt is, omdat het wereldwijd de grootste markt is en het gebruik van biodiesel er zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau aanzienlijk wordt gestimuleerd. Het is dus aantrekkelijk voor Amerikaanse producenten om hun volledige reservecapaciteit te activeren en daarnaast ook hun uitvoer naar andere, minder winstgevende derde landen gedeeltelijk te verleggen naar de markt van de Unie.

(90)

Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de NBB aan dat uit het feit dat het verbruik van biodiesel in de VS tijdens het TNO hoger lag dan de productie, blijkt dat de Amerikaanse producenten geen reservecapaciteit hebben die bij het eventueel vervallen van de maatregelen ingezet zou kunnen worden om toegang te krijgen tot de markt van de Unie.

(91)

De Commissie was van oordeel dat de vastgestelde reservecapaciteit in de VS, die zou kunnen worden ingezet om aan de totale vraag in de VS te voldoen maar daar op dit moment niet voor wordt gebruikt, naar alle waarschijnlijkheid zou worden ingezet om andere markten te bedienen waar vraag is, en met name de markt van de Unie, waar momenteel geen Amerikaanse producenten-exporteurs vertegenwoordigd zijn. De Commissie benadrukte dat in de VS de productiecapaciteit aanzienlijk hoger ligt dan het verbruik en dat derhalve ongebruikte capaciteit beschikbaar is voor uitvoer naar de Unie, als de geldende maatregelen zouden komen te vervallen.

3.3.7.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(92)

In het licht van de grote reservecapaciteit van de Amerikaanse industrie, in combinatie met de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie qua omvang en verkoopprijzen, met name in verhouding tot de prijzen bij uitvoer uit de VS naar derde landen, en de gegevens over eerdere ontwijkingspraktijken, concludeerde de Commissie dat er waarschijnlijk opnieuw sprake zou zijn van invoer met dumping uit de VS indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

4.   SCHADE

4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(93)

Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd het soortgelijke product door ongeveer 200 producenten in de Unie vervaardigd. Zij vormen de „bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(94)

De totale productie in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd bepaald op ongeveer 11 600 000 ton. De Commissie baseerde dit cijfer op alle informatie die over de bedrijfstak van de Unie beschikbaar was, zoals informatie die in het kader van de klacht werd verstrekt en gegevens die tijdens het onderzoek bij producenten in de Unie werden verzameld. Zoals vermeld in de overwegingen 12 en 13 bestaat de steekproef uit zeven producenten in de Unie, die samen bijna 30 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigen.

4.2.   Verbruik in de Unie

(95)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van de omvang van de totale productie in de Unie, verminderd met de uitvoer en vermeerderd met de invoer uit derde landen. Het in- en uitvoervolume werd afgeleid uit gegevens van Eurostat.

(96)

Het verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 2

Verbruik in de Unie

 

2011

2012

2013

TNO

Totaal verbruik in de Unie

(ton)

11 130 119

11 856 626

11 382 324

12 324 479

Index

100

107

102

111

Bron: Bedrijfstak van de Unie, Eurostat.

(97)

Op basis van bovenstaande gegevens is het verbruik van biodiesel tijdens de beoordelingsperiode met 11 % gestegen.

4.3.   Invoer van het onderzochte product uit het betrokken land

4.3.1.   Invoervolume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(98)

Zoals vermeld in overweging 40 daalde de invoer van biodiesel uit de VS in de Unie volgens de gegevens van Eurostat na de instelling van maatregelen in 2009 tot bijna nul.

(99)

De invoer in de Unie vanuit het betrokken land en het marktaandeel ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 3

Invoer en marktaandeel van de VS

 

2011

2012

2013

TNO

VS (ton)

2 442

803

7

13

Index

100

33

0

1

Marktaandeel

0

0

0

0

Bron: Eurostat.

4.3.2.   Prijzen en prijsonderbieding

(100)

Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek was de invoer van biodiesel uit de VS naar de Unie dermate klein dat deze niet als redelijke basis kon dienen bij de berekening van de mate van prijsonderbieding.

(101)

Daarom werd een analyse gemaakt van de gemiddelde prijs, in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, van de biodiesel die door de bedrijfstak van de Unie in de Unie werd geproduceerd en verkocht en de gemiddelde prijs van de biodiesel die vanuit de VS naar derde landen werd uitgevoerd (gebaseerd op statistische gegevens van de United States International Trade Commission). Zoals reeds vermeld in overweging 63 bedroeg de gemiddelde prijs bij uitvoer naar alle landen ongeveer 753 EUR per ton (vrij langszij schip). Om een waarschijnlijke en redelijke prijs bij uitvoer naar de Unie te berekenen, moet deze gemiddelde uitvoerprijs worden vermeerderd met de kosten voor vervoer en verzekering, een douanerecht van 6,5 % en kosten na invoer, in totaal naar verwachting een bedrag van ongeveer 100 EUR per ton (zie overweging 45). Hieruit volgt dat de prijzen van de Unie, die in het onderzoektijdvak 905 EUR bedroegen, volgens deze schatting van de prijs bij uitvoer naar de Unie zouden worden onderboden.

(102)

De NBB voerde aan dat de Commissie niet heeft uitgelegd waarom zij bij het vaststellen van de waarschijnlijke uitvoerprijs bij uitvoer naar de Unie is uitgegaan van de gemiddelde prijs bij uitvoer naar derde landen en niet van de prijs bij uitvoer naar Canada, die hoger is. De NBB stelde ook dat de Commissie niet heeft uitgelegd waarop de correctie van 100 EUR op de geschatte prijs bij uitvoer naar de Unie gebaseerd was en bovendien geen rekening heeft gehouden met kosten na invoer en vermeende prijsverschillen als gevolg van verschillen in grondstoffen. Als gevolg hiervan zou de analyse van de prijsonderbieding onjuist zijn.

(103)

Zoals beschreven in overweging 57 is uit het onderzoek gebleken dat de uitvoerprijzen van de VS afhankelijk van de bestemming aanzienlijk uiteenlopen. Om die reden, en omdat de Amerikaanse producenten geen medewerking verleenden, baseerde de Commissie zich bij de vaststelling van een redelijke en waarschijnlijke prijs bij uitvoer naar de Unie op het gemiddelde voor alle uitvoerbestemmingen. Uitgaan van de hoogste uitvoerprijs, zoals de NBB voorstelde, zou om dezelfde redenen geen geschikte methode zijn geweest als uitgaan van de laagste uitvoerprijs. Met betrekking tot de samenstelling en de bron van de correctie van 100 EUR, waarin kosten na invoer en prijsverschillen veroorzaakt door grondstoffen opgenomen zijn, voerde de NBB in wezen dezelfde argumenten aan als bij de berekeningen ten aanzien van dumping. Om de redenen vermeld in overweging 51 en 53 worden deze argumenten ook verworpen met betrekking tot de analyse van de prijsonderbieding.

4.3.3.   Invoer uit andere derde landen

(104)

Het invoervolume uit andere derde landen ontwikkelde zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 4

Invoer uit derde landen

 

2011

2012

2013

TNO

Maleisië (ton)

16 622

36 543

211 430

314 494

Indonesië (ton)

1 087 517

1 133 946

394 578

204 086

Argentinië (ton)

1 422 142

1 475 824

425 239

153 607

Overige (ton)

139 580

153 529

177 889

206 592

Totaal (ton)

2 665 861

2 799 842

1 209 136

878 779

Index

100

105

45

33

Marktaandeel

24,0 %

23,6 %

10,6 %

7,1 %

Index

100

99

44

30

Gemiddelde prijs

(EUR/ton)

927

932

779

786

Index

100

100

84

85

Bron: Eurostat.

(105)

Het invoervolume van biodiesel uit andere derde landen dan de VS nam tijdens de beoordelingsperiode sterk af, hetgeen wordt weerspiegeld in een evenredige daling van het marktaandeel. De daling van de invoer na 2013 viel samen met de instelling van antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van biodiesel uit Indonesië en Argentinië. Ook de gemiddelde prijs daalde in dezelfde periode met 15 %. De prijsontwikkeling is vergelijkbaar met die voor de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie (tabel 8) en is grotendeels toe te schrijven aan een daling van de prijzen van grondstoffen. Ook al liggen de prijzen ongeveer 13 % onder de gemiddelde prijs in de Unie, het marktaandeel van deze invoer is dermate gering dat de bedrijfstak van de Unie er geen noemenswaardige invloed van ondervindt.

4.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.4.1.   Algemene opmerkingen

(106)

In overeenstemming met artikel 3, lid 5, van de basisverordening werden alle relevante economische indicatoren onderzocht die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(107)

Voor de schadevaststelling maakte de Commissie onderscheid tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. Bij het beoordelen van de macro-economische indicatoren ging de Commissie uit van gegevens met betrekking tot alle producenten in de Unie, terwijl voor de micro-economische indicatoren werd uitgegaan van gecontroleerde gegevens van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Beide reeksen gegevens bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(108)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden.

(109)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

4.4.2.   Macro-economische indicatoren

4.4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(110)

De totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 5

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2011

2012

2013

TNO

Productie (ton)

8 547 884

9 138 558

10 528 886

11 596 824

Index

100

107

123

136

Productiecapaciteit (ton)

16 072 000

16 190 288

16 997 288

16 746 869

Index

100

101

106

104

Bezettingsgraad

53 %

56 %

62 %

69 %

Index

100

106

116

130

Bron: Gegevens verstrekt door de EBB (de indiener van het verzoek).

(111)

De productiecapaciteit bleef in de beoordelingsperiode relatief stabiel (+ 4 %), maar tegelijkertijd vertoonde het productievolume vanaf 2012 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek een aanzienlijke stijging. Deze toename van het productievolume is deels te verklaren door de stijging van het verbruik in de Unie in dezelfde periode, maar valt ook samen met de instelling van antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van biodiesel uit Indonesië en Argentinië, die duidelijk een positief effect hebben gehad op de productie van de bedrijfstak van de Unie.

(112)

Door de combinatie van een stabiele productiecapaciteit en een groter productievolume steeg de bezettingsgraad tijdens de beoordelingsperiode met 30 % tot een waarde van 69 % aan het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(113)

De NBB voerde aan dat de niet-vertrouwelijke antwoorden op de vragenlijst van sommige ondernemingen in de steekproef hoge bezettingsgraden tussen 78 % en ten minste 93 % laten zien. Hieruit zou volgen dat de lagere gemiddelde bezettingsgraad van de gehele bedrijfstak te wijten is aan structurele factoren en niet aan invoer. In deze omstandigheden zou de bezettingsgraad volgens de NBB niet in aanmerking moeten worden genomen als aanwijzing dat de biodieselindustrie van de Unie zich nog van de gevolgen van eerdere dumping aan het herstellen is.

(114)

Dit argument kan niet worden aanvaard. De bezettingsgraad is slechts een van de vele macro-indicatoren die de Commissie in aanmerking neemt bij het analyseren van de algemene situatie van de bedrijfstak van de Unie. Het is niet meer dan normaal dat bepaalde ondernemingen uit de steekproef een hogere bezettingsgraad vertonen; macro-indicatoren zijn immers gebaseerd op het gewogen gemiddelde van de gehele bedrijfstak van de Unie. Het feit dat sommige biodieselproducenten in de Unie zich sneller, of in sterkere mate, hebben hersteld dan andere, vooral in een zeer gefragmenteerde bedrijfstak, maakt deze indicator niet overbodig voor de algemene beoordeling van de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

4.4.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(115)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 6

Verkoopvolume en marktaandeel

 

2011

2012

2013

TNO

Verkoopvolume op de markt van de Unie (ton)

8 497 073

8 863 191

9 741 548

10 966 576

Index

100

104

115

129

Marktaandeel

76,3 %

74,8 %

85,6 %

89,0 %

Index

100

98

112

117

Bron: Gegevens verstrekt door de EBB (de indiener van het verzoek).

(116)

Tijdens de beoordelingsperiode steeg de verkoop door de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk en ging daarbij gelijk op met de stijging van de productie. Als gevolg daarvan vertoonde ook het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie een stijging, en wel van 76 % aan het begin van de beoordelingsperiode tot 89 % aan het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Uit de toename van de verkochte hoeveelheden en het marktaandeel blijkt dat de huidige antidumping- en antisubsidiemaatregelen een positief effect hebben gehad op de bedrijfstak van de Unie.

4.4.2.3.   Groei

(117)

Het verbruik in de Unie steeg tijdens de beoordelingsperiode met 11 %, terwijl zowel de productie als de verkoop met ongeveer 30 % toenamen. Ook de bezettingsgraad nam met ongeveer 30 % toe, terwijl de capaciteit relatief stabiel bleef met slechts een geringe stijging. Tegelijkertijd steeg de werkgelegenheid (tabel 7), terwijl het investeringsniveau tijdens de beoordelingsperiode juist daalde (tabel 11). Over het geheel genomen kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie een periode van groei doormaakt.

4.4.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(118)

De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 7

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2011

2012

2013

TNO

Aantal werknemers

2 123

2 125

2 351

2 326

Index

100

100

111

110

Productiviteit (ton/werknemer)

4 021

4 301

4 479

4 986

Index

100

107

111

124

Bron: Gegevens verstrekt door de EBB (de indiener van het verzoek).

(119)

Het aantal werknemers in de biodieselindustrie van de Unie bleef aan het begin van de beoordelingsperiode stabiel, maar steeg vervolgens tussen 2012 en het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 10 %. Deze trend, die volledig parallel loopt met de trends voor andere schade-indicatoren, zoals de omvang van de productie en de verkoop, wijst erop dat de bedrijfstak van de Unie bezig is zich te herstellen van eerdere dumping en subsidiëring.

(120)

Doordat de stijging van de werkgelegenheid naar verhouding kleiner was dan die van de productie van biodiesel, nam de productiviteit per werknemer toe, en wel met bijna 25 % tijdens de beoordelingsperiode; hieruit blijkt dat de bedrijfstak van de Unie efficiënter is geworden.

4.4.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(121)

Zoals vermeld in overweging 40 is de invoer van biodiesel uit de VS nagenoeg stilgevallen na de instelling van maatregelen in 2009 en was er in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen sprake van dumping. Daarom kan de omvang van de dumping niet worden beoordeeld. Uit de analyse van de schade-indicatoren kan echter worden afgeleid dat de maatregelen tegen de VS en de latere maatregelen ten aanzien van de invoer uit Argentinië en Indonesië een positief effect hebben gehad op de bedrijfstak van de Unie, die zich ogenschijnlijk aan het herstellen is van dumping in het verleden.

4.4.3.   Micro-economische indicatoren

4.4.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(122)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid (af fabriek) van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 8

Verkoopprijzen in de Unie

 

2011

2012

2013

TNO

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie (EUR/ton)

1 105

1 079

964

905

Index

100

98

87

82

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

1 107

1 153

969

868

Index

100

104

88

78

Bron: Gecontroleerde gegevens van in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(123)

De gemiddelde verkoopprijs in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode gestaag gedaald, terwijl de productiekosten per eenheid een soortgelijke ontwikkeling volgden. Omdat biodiesel als basisproduct wordt verhandeld, is het de bedrijfstak van de Unie niet gelukt de verkoopprijzen op een hoger niveau te handhaven, maar wel om de prijzen parallel aan verminderde productiekosten te verlagen. Hierdoor heeft de bedrijfstak van de Unie niet ten volle kunnen profiteren van de beschikbaarheid van goedkopere grondstoffen. Verder daalden de productiekosten per eenheid iets meer dan de gemiddelde prijs per eenheid, hetgeen duidt op een verbeterde efficiëntie van de bedrijfstak van de Unie.

4.4.3.2.   Loonkosten

(124)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 9

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2011

2012

2013

TNO

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

60 866

59 081

60 802

61 807

Index

100

97

100

102

Bron: Gecontroleerde gegevens van in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(125)

De gemiddelde loonkosten per werknemer bleven tijdens de gehele beoordelingsperiode stabiel.

4.4.3.3.   Voorraden

(126)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 10

Voorraden

 

2011

2012

2013

TNO

Eindvoorraden (ton)

84 734

118 256

92 825

91 202

Index

100

140

110

108

Eindvoorraden als percentage van de productie

4

5

4

3

Index

100

125

100

75

Bron: Gecontroleerde gegevens van in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(127)

De voorraden bleven tijdens de beoordelingsperiode betrekkelijk stabiel en op een normaal niveau.

4.4.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(128)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 11

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2011

2012

2013

TNO

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers

(% van omzet)

2,0

– 1,4

1,1

3,8

Index

100

– 70

55

190

Kasstroom (EUR)

67 930 517

1 004 296

135 656 898

66 832 681

Index

100

1

200

98

Investeringen (EUR)

12 122 366

9 859 293

9 133 725

8 314 180

Index

100

81

75

69

Rendement van investeringen

(% van nettoverkoop)

14,0 %

– 14,2 %

12,5 %

44,2 %

Index

100

– 101

89

315

Bron: Gecontroleerde gegevens van in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(129)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. De winstgevendheid is gestegen van 2,0 % in 2011 tot 3,8 % aan het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Alleen in 2012 was echter sprake van een verlies (– 1,4 %), hetgeen waarschijnlijk is toe te schrijven aan de aanzienlijke hoeveelheden invoer met dumping uit Indonesië en Argentinië, die in de plaats kwamen van de eerdere invoer uit de VS.

(130)

De netto kasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. Voor de beoordelingsperiode kan geen duidelijke trend worden vastgesteld, maar de in de steekproef opgenomen ondernemingen behielden in die periode in ieder geval een positieve kasstroom.

(131)

Tijdens de beoordelingsperiode is het investeringsniveau gedaald. Gezien de positieve kasstroom en de aanzienlijke stijging in het rendement van investeringen, zoals weergegeven in bovenstaande tabel, zijn er echter geen aanwijzingen dat de bedrijfstak van de Unie moeite zou hebben gehad om kapitaal aan te trekken of verdere investeringen te doen als dergelijke investeringen in de beoordelingsperiode nodig waren geweest.

(132)

De NBB voert aan dat een winstgevendheid van 3,8 % niet strookt met hun eigen berekeningen, die zij baseerden op gegevens uit de niet-vertrouwelijke versies van de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de EU, waaruit een winstmarge van 8,5 % naar voren kwam.

(133)

De Commissie heeft deze bewering geanalyseerd en geconstateerd dat de NBB op een ander percentage uitkwam op basis van een methodologie/berekening die om verschillende redenen onjuist was. Ten eerste bleek hun berekening van de winstgevendheid in het TNO, in tegenstelling tot wat zij aanvoerden, niet gebaseerd op antwoorden op de vragenlijst, maar op steekproefgegevens, die echter geen informatie over het TNO bevatten maar op een andere periode betrekking hadden. Ten tweede waren de productiekosten die de NBB voor de berekening van de winstgevendheid gebruikte, gebaseerd op de productiekosten van een andere steekproef van ondernemingen uit een ander onderzoek; deze kunnen dus niet zonder meer voor dit onderzoek worden overgenomen. Ten slotte heeft de Commissie de gemiddelde winstmarge van de in de steekproef opgenomen ondernemingen op basis van betrouwbare en gecontroleerde gegevens van die ondernemingen vastgesteld. Het argument van de NBB wordt dan ook afgewezen.

4.4.4.   Conclusie over schade

(134)

Uit de analyse van de economische indicatoren blijkt dat de omvang van productie en verkoop tijdens de beoordelingsperiode is gestegen, terwijl het verbruik in de Unie slechts in mindere mate toenam. Dit betekent dat de bedrijfstak van de Unie zijn marktaandeel op de markt van de Unie heeft vergroot. Tegelijkertijd vertoonden zowel de verkoopprijzen als de productiekosten een vergelijkbare daling. Hierdoor kon de bedrijfstak van de Unie niet ten volle profiteren van het grotere verkoopvolume, ondanks een aanzienlijke vermindering van de invoer uit derde landen.

(135)

Aan de andere kant bleef de winstgevendheid tijdens de beoordelingsperiode laag en leed de bedrijfstak van de Unie in 2012 zelfs verlies. Zelfs de winsten die tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek werden behaald, net onder de 4 %, liggen aanzienlijk lager dan de winst die de bedrijfstak van de Unie redelijkerwijs onder normale marktvoorwaarden zou moeten behalen. Ook herinnert de Commissie eraan dat de (streef-)winst die de bedrijfstak van de Unie in afwezigheid van dumping redelijkerwijs moet kunnen behalen, door de Raad in het oorspronkelijke onderzoek dat aan de bestaande maatregelen ten grondslag ligt op 15 % (14) was vastgesteld. In een daaropvolgend onderzoek betreffende de invoer van biodiesel van oorsprong uit Argentinië en Indonesië werd de winst die de bedrijfstak van de Unie redelijkerwijs mag verwachten wanneer geen sprake is van dumping echter enigszins naar beneden bijgesteld en vastgesteld op 11 %, voornamelijk vanwege de toegenomen concurrentie op de markt van de Unie en het feit dat de biodieselindustrie in de Unie zich inmiddels verder had ontwikkeld (15).

(136)

Verscheidene van de economische indicatoren die relevant zijn voor de beoordeling van de huidige situatie van de bedrijfstak van de Unie vertonen een positieve trend en suggereren daarmee dat de antidumpingmaatregelen een positief effect hebben gehad op de bedrijfstak van de Unie. De winstmarge van de bedrijfstak van de Unie is echter nog steeds zeer klein en ligt aanmerkelijk lager dan de streefwinst zoals die in eerdere onderzoeken is vastgesteld. Bovendien ligt het investeringsniveau niet alleen laag, maar daalde het in de beoordelingsperiode ook nog eens met 30 %, terwijl de bezettingsgraad weliswaar toenam, maar nog altijd onder de 70 % bleef, wat laag is in vergelijking met de bezettingsgraad van rond de 90 % in de periode 2004–2006, toen er geen sprake was van invoer met dumping op de markt van de Unie en de bedrijfstak van de Unie geacht werd in een gezonde toestand te verkeren (16).

(137)

Op basis van een algemene analyse van alle economische indicatoren heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie zich nog niet volledig heeft hersteld van de gevolgen van de eerdere dumping. De bedrijfstak bevindt zich nog in een economisch en financieel kwetsbare situatie en de huidige positieve trend kan gemakkelijk omslaan als de invoer met dumping uit de Verenigde Staten in aanzienlijke hoeveelheden zou worden hervat.

5.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

(138)

Om te beoordelen hoe waarschijnlijk het is dat de bedrijfstak van de Unie opnieuw schade zal ondervinden indien de maatregelen zouden komen te vervallen, heeft de Commissie de verwachte gevolgen van invoer uit de VS voor de markt van de Unie en de bedrijfstak van de Unie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening geanalyseerd. De Commissie onderzocht met name de waarschijnlijkheid van herhaling van invoer met dumping, de invoervolumes en het waarschijnlijke prijsniveau ervan, de reservecapaciteit, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en het prijsbeleid van de producenten in de VS.

(139)

Zoals is geconcludeerd in overweging 92, is het waarschijnlijk dat de invoer met dumping uit de VS zal worden hervat indien de bestaande maatregelen vervallen. De Commissie heeft vastgesteld dat de producenten van biodiesel in de VS momenteel met dumping uitvoeren naar andere derde landen tegen prijzen die lager liggen dan de prijzen in de Unie. Aangezien de prijzen van de Unie ietwat hoger liggen dan die op de markten van andere derde landen, is het waarschijnlijk dat ten minste een deel van deze uitvoer naar de Unie zal worden verlegd indien de bestaande maatregelen vervallen.

(140)

De Commissie heeft vastgesteld dat de Amerikaanse producenten beschikken over een grote reservecapaciteit van ongeveer 2 678 000 ton, wat overeenkomt met circa 22 % van het totale verbruik in de Unie.

(141)

Het is onwaarschijnlijk dat de beschikbare reservecapaciteit in de VS door de eigen binnenlandse markt zal worden geabsorbeerd. Nu al voldoen de Amerikaanse producenten, ondanks voldoende capaciteit, niet volledig aan de vraag op de Amerikaanse markt. Het is ook onwaarschijnlijk dat de bestaande reservecapaciteit zou worden gebruikt om de uitvoer naar andere derde landen dan de Unie te verhogen. Zoals nader beschreven in de overwegingen 42 tot en met 63, liggen de uitvoerprijzen van de VS naar derde landen op dit moment gemiddeld 15 % onder de gemiddelde binnenlandse prijs op de Amerikaanse markt, en ook lager dan de gemiddelde prijs in de Unie, zelfs als de transportkosten van de VS naar de Unie in aanmerking worden genomen. Het is daarom waarschijnlijk dat de Amerikaanse producenten een andere afzetmarkt zouden zoeken voor hun reservecapaciteit.

(142)

Aangezien de markt van de Unie wereldwijd de grootste markt voor biodiesel vormt en de prijzen voor biodiesel er vergelijkbaar of iets hoger zijn dan de prijzen op de binnenlandse markt van de VS, zou de markt van de Unie voor biodieselproducenten uit de VS erg aantrekkelijk zijn.

(143)

Indien de bestaande maatregelen zouden komen te vervallen, is het dan ook zeer waarschijnlijk dat de Amerikaanse producenten een groot deel van hun reservecapaciteit zouden gebruiken om opnieuw toegang te krijgen tot de markt van de Unie. Zoals is vastgesteld in overweging 46, is het waarschijnlijk dat de biodieselproducenten in de VS hun product tegen dumpingprijzen naar de Unie zullen uitvoeren om op de markt van de Unie te kunnen concurreren met de producenten in de Unie. Gezien hun huidige prijsbeleid bij de uitvoer naar andere derde landen (overweging 57 en 58) en de grote beschikbare reservecapaciteit, is het zeer waarschijnlijk dat aanzienlijke hoeveelheden biodiesel uit de VS opnieuw tegen dumpingprijzen, gelijk aan of lager dan de prijzen in de Unie, op de markt van de Unie zouden worden aangeboden.

(144)

Een dergelijke vorm van invoer zou de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk onder druk zetten en de prijzen zelfs omlaag drukken, terwijl de winsten in de bedrijfstak bij het huidige prijsniveau al zeer laag liggen en niet in de buurt komen van de streefwinst. Dit zou waarschijnlijk leiden tot een daling van de productie en de verkoop en tot een verlies aan winstgevendheid en marktaandeel.

(145)

Gezien de zwakke economische situatie van de bedrijfstak van de Unie zou een dergelijk te verwachten scenario aanzienlijke negatieve gevolgen hebben voor het huidige herstel van de bedrijfstak van de Unie en naar alle waarschijnlijkheid opnieuw tot aanmerkelijke schade leiden.

5.1.   Conclusie

(146)

Op basis van het bovenstaande concludeert de Commissie dat zich waarschijnlijk opnieuw aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie zal voordoen als de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van biodiesel uit de VS zouden komen te vervallen.

6.   BELANG VAN DE UNIE

(147)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of het belang van de Unie geschaad zou worden indien de geldende maatregelen, ondanks de hierboven vermelde conclusies inzake de waarschijnlijke hervatting van schade veroorzakende dumping, werden gehandhaafd. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle belangen van de betrokkenen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers van biodiesel.

6.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(148)

De bestaande maatregelen hebben ertoe bijgedragen dat de invoer met dumping van biodiesel uit de VS bijna tot nul is teruggebracht en hebben verlichting gebracht voor de bedrijfstak van de Unie. Hoewel bepaalde positieve ontwikkelingen, zoals een toename van de productie en de verkoop, erop wijzen dat de bedrijfstak van de Unie zich aan het herstellen is van de gevolgen van eerdere dumping, zijn de prijzen van biodiesel op de markt van de Unie aanzienlijk gedaald en is de winstgevendheid in de bedrijfstak zeer laag gebleven, waardoor deze in een zwakke en kwetsbare economische situatie verkeert.

(149)

Als de bestaande maatregelen zouden komen te vervallen, zou de bedrijfstak van de Unie zonder twijfel worden geconfronteerd met meer oneerlijke concurrentie in de vorm van de invoer met dumping van aanzienlijke hoeveelheden biodiesel uit de VS. Dit zou het einde betekenen van het herstel dat de biodieselindustrie van de Unie momenteel vertoont en zeer waarschijnlijk opnieuw tot aanmerkelijke schade leiden. Beëindiging van de maatregelen is derhalve niet in het belang van de bedrijfstak van de Unie.

6.2.   Belang van de niet-verbonden importeurs en handelaren

(150)

Slechts drie importeurs/handelaren hebben zich gemeld en hebben hun standpunt kenbaar gemaakt. Hoewel een van de ondernemingen aanvoerde dat het niveau van de huidige rechten buitenproportioneel was en dat handhaving ervan de markt zou verstoren en beperken, met hogere prijzen tot gevolg, verklaarden de andere twee ondernemingen dat de bestaande maatregelen geen invloed hadden gehad op hun activiteiten en dat zij neutraal stonden tegenover een mogelijke handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen.

(151)

De bewering dat een voortzetting van de bestaande maatregelen de markt zou beperken en zou leiden tot hogere prijzen, wordt door de bevindingen van dit onderzoek niet gestaafd. Integendeel: tijdens de beoordelingsperiode zijn de prijzen van de Unie gedaald, ondanks de geldende maatregelen. Bovendien heeft de bedrijfstak van de Unie op dit moment niet alleen voldoende capaciteit om aan de vraag naar biodiesel in de Unie te voldoen, maar ook voldoende reservecapaciteit om te kunnen reageren op een toekomstige stijging van de vraag. Daarom vormen de voorgestelde argumenten geen bewijs voor de stelling dat handhaving van de bestaande maatregelen in strijd zou zijn met de belangen van importeurs en/of handelaren.

6.3.   Belang van de gebruikers

(152)

Slechts één gebruiker, een onderneming die biodiesel koopt om deze met minerale oliën te mengen, heeft zich gemeld en zijn standpunt aan de Commissie kenbaar gemaakt. Deze onderneming was een groot voorstander van handhaving van de bestaande maatregelen en voerde aan dat het stopzetten ervan desastreuze gevolgen kon hebben voor de markt voor biodiesel in de Unie en zou leiden tot de instroom van aanzienlijke hoeveelheden biodiesel tegen dumpingprijzen, met opnieuw ernstige schade aan de biodieselindustrie van de Unie tot gevolg.

(153)

Er zijn geen aanwijzingen dat de bestaande maatregelen negatieve gevolgen hebben gehad voor de gebruikers van biodiesel in de Unie, en met name is er geen bewijs dat de bestaande maatregelen een negatief effect hebben gehad op hun winstgevendheid of zakelijke activiteiten. Hoe het ook zij, doordat het verbruik van biodiesel in de Unie stabiel is of slechts licht stijgt, heeft de bedrijfstak van de Unie voldoende capaciteit om te voldoen aan de huidige en toekomstige vraag, mocht de vraag verder toenemen. Handhaving van de maatregelen zou niet leiden tot schaarste.

(154)

Daarom kan worden geconcludeerd dat handhaving van de maatregelen niet indruist tegen de belangen van gebruikers.

6.4.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(155)

Op basis van het bovenstaande kwam de Commissie tot de conclusie dat er geen dwingende redenen zijn om aan te nemen dat handhaving van de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van biodiesel van oorsprong uit de VS niet in het belang van de Unie zou zijn.

7.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(156)

Uit de conclusies die zijn getrokken met betrekking tot de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping en schade kan worden afgeleid dat, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van biodiesel van oorsprong uit de VS, ingesteld bij Verordening (EG) nr. 599/2009, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 444/2011, voor een aanvullende periode van vijf jaar moeten worden gehandhaafd.

(157)

Zoals vermeld in overweging 2 zijn de thans geldende antidumpingrechten ten aanzien van de invoer van biodiesel van oorsprong uit de VS uitgebreid tot de invoer van hetzelfde product verzonden vanuit Canada, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada, en tot de invoer in de Unie van biodiesel in mengsels met 20 of minder gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

(158)

De antidumpingrechten die zullen worden gehandhaafd, zullen eveneens worden uitgebreid tot de invoer van biodiesel verzonden vanuit Canada, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada, en tot biodiesel in mengsels met 20 of minder gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

(159)

De producenten-exporteurs uit Canada die waren vrijgesteld van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 444/2011 uitgebreide maatregelen, zullen ook van de bij deze verordening ingestelde maatregelen worden vrijgesteld.

(160)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met meer dan 20 gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, op dit moment vallend onder de GN-codes ex 1516 20 98 (Taric-code 1516209829), ex 1518 00 91 (Taric-code 1518009129), ex 1518 00 99 (Taric-code 1518009929), ex 2710 19 43 (Taric-code 2710194329), ex 2710 19 46 (Taric-code 2710194629), ex 2710 19 47 (Taric-code 2710194729), ex 2710 20 11 (Taric-code 2710201129), ex 2710 20 15 (Taric-code 2710201529), ex 2710 20 17 (Taric-code 2710201729), ex 3824 90 92 (Taric-code 3824909212), ex 3826 00 10 (Taric-codes 3826001029, 3826001039, 3826001049, 3826001099) en ex 3826 00 90 (Taric-code 3826009019).

2.   Het definitieve antidumpingrecht, van toepassing op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, voor de in lid 1 omschreven producten van onderstaande ondernemingen is als volgt:

Onderneming

Antidumpingrecht, EUR/ton, netto

Aanvullende Taric-code

Archer Daniels Midland Company, Decatur

68,6

A933

Cargill Inc., Wayzata

0

A934

Green Earth Fuels of Houston LLC, Houston

70,6

A935

Imperium Renewables Inc., Seattle

76,5

A936

Peter Cremer North America LP, Cincinnati

198,0

A937

World Energy Alternatives LLC, Boston

82,7

A939

In bijlage I vermelde ondernemingen

115,6

Zie bijlage I

Alle andere ondernemingen

172,2

A999

Het antidumpingrecht op mengsels is van toepassing naar evenredigheid van het aandeel in gewichtsprocenten van het totale gehalte aan door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong in het mengsel (biodieselgehalte).

3.   Wanneer goederen beschadigd zijn voordat zij in het vrije verkeer zijn gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs door de verkoper ten gunste van de koper is aangepast, wordt, als aan de voorwaarden van artikel 145, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (17) is voldaan, het bedrag van het antidumpingrecht als bedoeld in lid 2 verlaagd met een percentage dat evenredig is aan de aanpassing van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

4.   De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen worden uitsluitend toegepast indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die voldoet aan de voorschriften in bijlage II. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor „alle andere ondernemingen” geldt.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”, zoals vermeld in artikel 1, lid 2, wordt uitgebreid tot de invoer in de Unie van door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met meer dan 20 gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, vanuit Canada verzonden, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada en op dit moment vallend onder de GN-codes ex 1516 20 98 (Taric-code 1516209821), ex 1518 00 91 (Taric-code 1518009121), ex 1518 00 99 (Taric-code 1518009921), ex 2710 19 43 (Taric-code 2710194321), ex 2710 19 46 (Taric-code 2710194621), ex 2710 19 47 (Taric-code 2710194721), ex 2710 20 11 (Taric-code 2710201121), ex 2710 20 15 (Taric-code 2710201521), ex 2710 20 17 (Taric-code 2710201721), ex 3824 90 92 (Taric-code 3824909210), ex 3826 00 10 (Taric-codes 3826001020, 3826001030, 3826001040, 3826001089) en ex 3826 00 90 (Taric-code 3826009011), met uitzondering van die welke door onderstaande ondernemingen zijn geproduceerd:

Land

Onderneming

Aanvullende Taric-code

Canada

BIOX Corporation, Oakville, Ontario, Canada

B107

Canada

Rothsay Biodiesel, Guelph, Ontario, Canada

B108

Het uit te breiden recht is het recht dat in artikel 1, lid 2, is vastgesteld voor „alle andere ondernemingen”, te weten een definitief antidumpingrecht van 172,2 EUR per nettoton.

Het antidumpingrecht op mengsels is van toepassing naar evenredigheid van het aandeel in gewichtsprocenten van het totale gehalte aan door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong in het mengsel (biodieselgehalte).

2.   Wanneer goederen beschadigd zijn voordat zij in het vrije verkeer zijn gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs door de verkoper ten gunste van de koper is aangepast, wordt, als aan de voorwaarden van artikel 145, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is voldaan, het bedrag van het antidumpingrecht als bedoeld in artikel 1, lid 2, verlaagd met een percentage dat evenredig is aan de aanpassing van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

3.   De vrijstellingen voor de in lid 1 genoemde ondernemingen worden uitsluitend toegepast indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die voldoet aan de voorschriften in bijlage II. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat op grond van artikel 1, lid 1, voor „alle andere ondernemingen” geldt.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 3

1.   Het definitieve antidumpingrecht zoals vermeld in artikel 1, lid 2, wordt uitgebreid tot de invoer in de Unie van door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in mengsels met 20 of minder gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika en op dit moment vallend onder de GN-codes ex 1516 20 98 (Taric-code 1516209830), ex 1518 00 91 (Taric-code 1518009130), ex 1518 00 99 (Taric-code 1518009930), ex 2710 19 43 (Taric-code 2710194330), ex 2710 19 46 (Taric-code 2710194630), ex 2710 19 47 (Taric-code 2710194730), ex 2710 20 11 (Taric-code 2710201130), ex 2710 20 15 (Taric-code 2710201530), ex 2710 20 17 (Taric-code 2710201730), ex 3824 90 92 (Taric-code 3824909220) en ex 3826 00 90 (Taric-code 3826009030).

Het antidumpingrecht op mengsels is van toepassing naar evenredigheid van het aandeel in gewichtsprocenten van het totale gehalte aan door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en paraffinische gasoliën van niet-fossiele oorsprong in het mengsel (biodieselgehalte).

2.   Wanneer goederen beschadigd zijn voordat zij in het vrije verkeer zijn gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs door de verkoper ten gunste van de koper is aangepast, wordt, als aan de voorwaarden van artikel 145, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is voldaan, het bedrag van het antidumpingrecht als bedoeld in artikel 1, lid 2, verlaagd met een percentage dat evenredig is aan de aanpassing van de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

3.   De individuele rechten voor de in artikel 1, lid 2, genoemde ondernemingen worden uitsluitend toegepast indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die voldoet aan de voorschriften in bijlage III. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor „alle andere ondernemingen” geldt.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 4

1.   Verzoeken om vrijstelling van het bij artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 1, uitgebreide recht moeten schriftelijk in een van de officiële talen van de Europese Unie worden ingediend en ondertekend zijn door een persoon die gemachtigd is om de entiteit die om vrijstelling verzoekt, te vertegenwoordigen. Het verzoek moet aan het onderstaande adres worden gestuurd:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Wetstraat 170, Kamer CHAR 04/034

1049 Brussel

BELGIË

e-mail: TRADE-TDI-INFORMATION@ec.europa.eu

2.   Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kan de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, de invoer van producten van ondernemingen die de bij Verordening (EG) nr. 599/2009 ingestelde antidumpingmaatregelen niet ontwijken, bij besluit vrijstellen van het bij artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 1, uitgebreide recht.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 14 september 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Verordening (EG) nr. 599/2009 van de Raad van 7 juli 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB L 179 van 10.7.2009, blz. 26).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 444/2011 van de Raad van 5 mei 2011 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 599/2009 is ingesteld op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika tot vanuit Canada verzonden biodiesel, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada, en tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 599/2009 is ingesteld tot biodiesel in mengsels bevattende 20 of minder gewichtsprocenten biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, en tot beëindiging van het onderzoek naar de vanuit Singapore verzonden biodiesel (PB L 122 van 11.5.2011, blz. 12).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1194/2013 van de Raad van 19 november 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op biodiesel van oorsprong uit Argentinië en Indonesië (PB L 315 van 26.11.2013, blz. 2).

(5)  Bericht van het naderend vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen (PB C 289 van 4.10.2013, blz. 12).

(6)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB C 217 van 10.7.2014, blz. 14).

(7)  Mexico — Definitieve antidumpingmaatregelen ten aanzien van rundvlees en rijst, WT/DS 295/AB/R van 29 november 2005.

(8)  Krachtens de wetgeving van de VS (U.S. Code, titel 26, afdeling 45K(c)(3)) vallen onder de term „biomassa” alle organische stoffen buiten a) olie en aardgas (of daarvan afgeleide producten) en b) kolen (inclusief bruinkool) of daarvan afgeleid producten.

(9)  Verordening (EG) nr. 194/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB L 67 van 12.3.2009, blz. 50), overweging 20.

(10)  Als gevolg van een zetfout werd in het informatiedocument ten onrechte een bedrag van 884 EUR vermeld.

(11)  Zie bijvoorbeeld: http://biodiesel.org/news/news-display/2014/05/14/biodiesel-producers-hit-hard-by-policy-uncertainty, geraadpleegd op 6 juli 2015.

(12)  Gibraltar maakt geen deel uit van de douane-unie en de invoer van producten in Gibraltar wordt niet beschouwd als het in het vrije verkeer brengen van producten in de Unie.

(13)  Het verbruik van biodiesel in Canada zal in 2015 iets meer dan 300 000 ton bedragen. Zie bijvoorbeeld: http://gain.fas.usda.gov/Recent%20GAIN%20Publications/Biofuels%20Annual_Ottawa_Canada_11-24-2014.pdf, geraadpleegd op 6 juli 2015.

(14)  Verordening (EG) nr. 599/2009, overwegingen 181, 182 en 183.

(15)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1194/2013, overwegingen 202 tot en met 208.

(16)  Verordening (EG) nr. 193/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB L 67 van 12.3.2009, blz. 22).

(17)  Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).


BIJLAGE I

Naam onderneming

Plaats

Aanvullende Taric-code

American Made Fuels, Inc.

Canton

A940

AG Processing Inc.

Omaha

A942

Alabama Clean Fuels Coalition Inc.

Birmingham

A940

Arkansas SoyEnergy Group

DeWitt

A940

Arlington Energy, LLC

Mansfield

A940

Athens Biodiesel, LLC

Athens

A940

Beacon Energy

Cleburne

A940

Biodiesel of Texas, Inc.

Denton

A940

BioDiesel One Ltd

Southington

A940

Buffalo Biodiesel, Inc

Tonawanda

A940

BullDog BioDiesel

Ellenwood

A940

Carbon Neutral Solutions, LLC

Mauldin

A940

Central Iowa Energy, LLC

Newton

A940

Chesapeake Custom Chemical Corp.

Ridgeway

A940

Community Fuels

Stockton

A940

Delta BioFuels, Inc.

Natchez

A940

Diamond Biofuels

Mazon

A940

Direct Fuels

Euless

A940

Eagle Creek Fuel Services, LLC

Baltimore

A940

Earl Fisher Bio Fuels

Chester

A940

East Fork Biodiesel, LLC

Algona

A940

ECO Solutions, LLC

Chatsworth

A940

Ecogy Biofuels, LLC

Tulsa

A940

ED & F Man Biofuels Inc.

New Orleans

A940

Freedom Biofuels, Inc.

Madison

A940

Fuel & Lube, LLC

Richmond

A940

Fuel Bio

Elizabeth

A940

FUMPA Bio Fuels

Redwood Falls

A940

Galveston Bay Biodiesel, LP (BioSelect Fuels)

Houston

A940

Geo Green Fuels, LLC

Houston

A940

Georgia Biofuels Corp.

Loganville

A940

Green River Biodiesel, Inc.

Moundville

A940

Griffin Industries, Inc.

Cold Spring

A940

High Plains Bioenergy

Guymon

A940

Huish Detergents, Inc.

Salt Lake City

A940

Incobrasa Industries, Ltd

Gilman

A940

Independence Renewable Energy Corp.

Perdue Hill

A940

Indiana Flex Fuels

LaPorte

A940

Innovation Fuels, Inc.

Newark

A940

Iowa Renewable Energy, LLC

Washington

A940

Johann Haltermann Ltd

Houston

A940

Lake Erie Biofuels, LLC

Erie

A940

Leland Organic Corporation

Leland

A940

Louis Dreyfus Agricultural Industries, LLC

Wilton

A940

Louis Dreyfus Claypool Holdings LLC

Claypool

A940

Memphis Biofuels, LLC

Memphis

A942

Middle Georgia Biofuels

East Dublin

A940

Middletown Biofuels, LLC

Blairsville

A940

Musket Corporation

Oklahoma City

A940

New Fuel Company

Dallas

A940

North Mississippi Biodiesel

New Albany

A940

Northern Biodiesel, Inc.

Ontario

A940

Northwest Missouri Biofuels, LLC

St. Joseph

A940

Nova Biofuels Clinton County, LLC

Clinton

A940

Nova Biosource

Senaca

A940

Organic Fuels, Ltd

Houston

A940

Owensboro Grain Company LLC

Owensboro

A940

Paseo Cargill Energy, LLC

Kansas City

A940

Peach State Labs, Inc.

Rome

A940

Perihelion Global, Inc.

Opp

A940

Philadelphia Fry-O-Diesel Inc.

Philadelphia

A940

Pinnacle Biofuels, Inc.

Crossett

A940

PK Biodiesel

Woodstock

A940

Pleasant Valley Biofuels, LLC

American Falls

A940

RBF Port Neches LLC

Houston

A940

Red Birch Energy, Inc.

Bassett

A940

Red River Biodiesel Ltd

New Boston

A940

REG Ralston, LLC

Ralston

A940

Renewable Energy Products, LLC

Santa Fe Springs

A940

Riksch BioFuels LLC

Crawfordsville

A940

Safe Renewable Corp.

Conroe

A940

Sanimax Energy Inc.

DeForest

A940

Scott Petroleum

Itta Bena

A942

Seminole Biodiesel

Bainbridge

A940

Soy Solutions

Milford

A940

SoyMor Biodiesel, LLC

Albert Lea

A940

Sunshine BioFuels, LLC

Camilla

A940

TPA Inc.

Warren

A940

Trafigura AG

Stamford

A940

U.S. Biofuels, Inc.

Rome

A940

United Oil Company

Pittsbourgh

A940

Valco Bioenergy

Harlingen

A940

Vanguard Synfuels, LLC

Pollock

A940

Vinmar Overseas, Ltd

Houston

A938

Vitol Inc.

Houston

A940

Walsh Bio Diesel, LLC

Mauston

A940

Western Dubque Biodiesel, LLC

Farley

A940

Western Iowa Energy, LLC

Wall Lake

A940

Western Petroleum Company

Eden Prairie

A940


BIJLAGE II

De in artikel 1, lid 4, en artikel 2, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring bevatten met de volgende gegevens, ondertekend door een daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft:

de naam en de functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

de volgende verklaring:

„Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met meer dan 20 gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, die naar de Europese Unie worden uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, zijn geproduceerd door [naam en adres onderneming] [aanvullende Taric-code] in [betrokken land(en)]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”.


BIJLAGE III

De in artikel 3, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring bevatten met de volgende gegevens, ondertekend door een daartoe bevoegd medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft:

de naam en de functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

de volgende verklaring:

„Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met 20 of minder gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, die naar de Europese Unie worden uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, zijn geproduceerd door [naam en adres onderneming] [aanvullende Taric-code] in de Verenigde Staten van Amerika. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”.


Top